(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)

1 Na deze dingen toont^{* °}Jezus Zich aan de discipelen bij de zee van Tiberias. Hij toont^* Zich zo:
2 Daar waren Simon Petrus en Thomas, die Didymus wordt genoemd, en Nathaniël, uit Kana in Galilea, en die van Zebedeüs en twee anderen van Zijn ^°discipelen. [Joh. 11:16]
3 Simon Petrus zegt tot hen: "Ik ga weg om te vissen." Zij zeggen tot hem: "Ook wij komen met jou mee." Zij vertrokken^* en stapten^* in het schip. En in die ^°nacht vangen^* zij niets.
4 En toen het al ochtend werd^*, stond^* Jezus op het strand. De discipelen echter hadden niet waargenomen dat het Jezus is. [Luc. 24:16]
5 ^°Jezus dan zegt tot hen: "Kinderen, hebben jullie niet iets voor bij het eten?" Zij antwoorden^* Hem: "Nee." [Luc. 24:41]
6 ^°Hij nu zei^* tot hen: "Werpt^* het net uit aan de rechterkant van het schip en jullie zullen vinden." Zij dan werpen^* en zij waren niet sterk genoeg om het te trekken^*, vanwege de menigte aan vissen. [Luc. 5:4-7]
7 Die discipel dan, die ^°Jezus liefhad, zegt tot ^°Petrus: "Het is de Heer!" Simon Petrus dan, horend^* dat het de Heer is, doet^* zijn ^°mantel aan, want hij was naakt, en werpt^* zich in de zee. [Joh. 13:23] - [Matt. 14:28,29]
8 Doch de andere discipelen kwamen^* in het schip, want zij waren ver van het land - ongeveer tweehonderd el, het net met de vissen trekkend.
9 Als zij dan uitstapten^* op het land, zien zij een houtskoolvuur aangelegd en een vis er op liggend en brood. [Joh. 18:18]
10 ^°Jezus zegt tot hen: "Brengt^* van de vissen die jullie nu vangen^*."
11 Simon Petrus dan stond^* op en trekt^* het net op het land, opgezwollen met honderd drie en vijftig grote vissen. En hoewel het er zoveel zijn, is het net niet gescheurd^*. [Luc. 5:6]
12 ^°Jezus zegt tot hen: "Komt hier! Eet^*!" En niemand van de discipelen durfde Hem te vragen^*: "Wie bent U?", waargenomen hebbend dat het de Heer is.
13 Jezus komt en neemt het brood en geeft het aan hen, en op gelijke wijze de vis. [Joh. 6:11]
14 Dit is reeds de derde maal dat Jezus aan de discipelen werd getoond^*, na opgewekt^* te zijn uit de doden. [Joh. 20:19,26]
15 Als zij dan eten^*, zegt ^°Jezus tot Simon Petrus: "Simon, van Johannes, hou je meer van Mij dan dezen?" Hij zegt tot Hem: "Ja, Heer! U heeft waargenomen dat ik van U hou!" Hij zegt tot hem: "Weid Mijn ^°lammeren."
16 Hij zegt opnieuw, een tweede maal, tot hem: "Simon, van Johannes, hou je van Mij?" Hij zegt tot Hem: "Ja, Heer! U heeft waargenomen dat ik van U hou!" Hij zegt tot hem: "Hoed Mijn ^°schapen."
17 Hij zegt tot hem, de derde maal: "Simon, van Johannes, hou je van Mij?" ^°Petrus werd^* verdrietig omdat Hij voor de derde maal zei: "Hou je van Mij?" En hij zegt tot Hem: "Heer, U heeft alle dingen waargenomen. U weet dat ik van U hou!" ^°Jezus zegt tot hem: "Weid Mijn ^°schapen!" [1Petr. 5:2] - [Joh. 16:30]
18 Amen! Amen! Ik zeg tot jullie, toen je jong was, omgordde je jezelf en wandelde je waar je wilde. Doch wanneer je oud zal zijn geworden^*, zal je je ^°handen uitstrekken en een ander zal je omgorden en zal je brengen waar je niet wil. [2Petr. 1:14]
19 Hij nu zei^* dit, aangevend met welke dood hij ^°God zal verheerlijken. En dit zeggend^*, zegt Hij tot hem: "Volg Mij!" [Joh, 12:33]
20 ^°Petrus nu, omgedraaid^* zijnde, ziet de discipel die ^°Jezus liefhad, volgen, die ook bij het diner tegen Zijn ^°borst leunde^* en zei^*: "Heer, wie is het die U overdraagt?" [Joh. 13:23] - [Joh. 13:25]
21 ^*Petrus dan, deze waarnemend^*, zegt tot ^°Jezus: "Heer, en wat met deze?"
22 ^°Jezus zegt tot hem: "Indien Ik zal willen dat hij blijft tot Ik kom, wat gaat jou dat aan? Jij, volg Mij!" [Matt. 16:28]
23 Dit ^°woord kwam^* bij de broeders over dat deze ^°discipel niet sterft. Doch ^°Jezus zei^* niet tot hem dat hij niet sterft, maar "Indien ik zal willen dat hij blijft tot Ik kom, wat gaat jou dat aan?"
24 Deze is de discipel die getuigt over deze dingen en die deze dingen schrijft^*. En wij hebben waargenomen dat zijn ^°getuigenis waar is. [Joh. 19:35]
25 Nu zijn er ook vele andere dingen die ^°Jezus doet^*, die, indien zij een voor een geschreven zullen worden, zo vermoed ik, de wereld zelf niet eens de geschreven rolletjes zou kunnen bevatten^*. [Joh. 20:30]



Terug naar de index.