|
( Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 Toen nam* °Pilatus °Jezus en geselt* Hem.
2 En de soldaten, een krans vlechtend* van doornen, plaatsen* die op Zijn °hoofd en zij kleedden* Hem met een purperen mantel.
[Luc. 23:11]
3 En zij kwamen tot Hem en zeiden: "Verheug je, °koning van de Joden!" En zij geven Hem klappen.
[Joh. 18:22]
4 En °Pilatus kwam* opnieuw naar buiten en zegt tot hen: "Zie*, ik leid hem naar buiten, voor jullie, opdat jullie zullen weten* dat ik geen enkele fout in hem vind."
[Joh. 18:38]
5 °Jezus dan kwam* naar buiten, de doornige krans dragend en de purperen mantel. En hij zegt tot hen: "Zie* de mens."
6 Toen dan de overpriesters en de afgevaardigden Hem waarnamen*, roepen* zij, zeggend: "Kruisig* jou, kruisig jou*!", zegt °Pilatus tot hen: "Nemen* jullie hem en kruisigen* jullie hem, want ik vind in hem geen fout."
[Joh. 18:31]
7 De Joden antwoorden* hem: "Wij hebben een wet en volgens de wet behoort hij te sterven*, omdat hij zichzelf Zoon van God maakt*."
[Lev. 24:16] -
[Joh. 5:18]
8 Als dan °Pilatus dit woord hoort*, werd* hij nog banger.
9 En hij ging* weer het pretorium binnen en zegt tot °Jezus: "Van waar bent u?" Doch °Jezus geeft* hem geen antwoord.
[Matt. 26:62,63]
10 °Pilatus dan zegt tot Hem: "U spreekt niet tot mij? Weet u niet dat ik gezag heb u vrij te laten* en ik gezag heb u te kruisigen*?"
11 Jezus antwoordt* hem: "U heeft geen enkel gezag tegen Mij, indien het niet van boven aan u was gegeven. Daarom heeft die Mij aan u heeft overgedragen* de grotere zonde."
[Rom. 13:1]
12 Hierom probeerde °Pilatus Hem vrij te laten*. Doch de Joden roepen, zeggend: "Indien u deze man vrij zal laten*, bent u niet een vriend van °Caesar. Iedereen die zichzelf koning maakt, spreekt °Caesar tegen!"
[Luc. 23:2]
13 °Pilatus dan, deze °woorden horend*, leidde* °Jezus naar buiten. En hij zit* op de bêma, in een plaats genaamd Bestrating, doch in het Hebreeuws Gabbatha.
14 En het was voorbereiding van het Pascha, het was rond het zesde1) uur en hij zegt tot de Joden"Zie* jullie °koning!"
15 Dezen dan roepen*: "Weg* met jou! Weg* met jou! Kruisig* hem!" °Pilatus zegt tot hen: "Zal ik jullie °koning kruisigen?" De overpriesters antwoorden*: "Wij hebben geen koning dan Caesar!"
16 Toen dan draagt* hij Hem aan hen over, opdat Hij gekruisigd* zal worden. Zij dan namen* °Jezus mee.
17 En Zelf het kruis dragend, kwam* Hij in wat Schedelplaats wordt genoemd, wat in het Hebreeuws heet Golgotha,
18 waar zij Hem kruisigen* en met Hem twee anderen, hier en daar, doch °Jezus in het midden.
19 °Pilatus nu schrijft* ook een opschrift en plaatst* dit op het kruis. Er was nu geschreven: "Jezus de Nazarener, de koning van de Joden."
20 Dit °opschrift dan lezen* velen van de Joden, omdat waar °Jezus gekruisigd* was, dicht bij de plaats van de stad*2) was en het was geschreven in Hebreeuws, Latijns en Grieks.
21 De overpriesters van de Joden dan zeiden tot °Pilatus: "Schrijf niet 'de koning van de Joden', maar dat deze zei*: 'Ik ben koning van de Joden.'"
22 °Pilatus antwoordt*: "Wat ik heb geschreven, heb ik geschreven."
23 De soldaten dan, als zij °Jezus kruisigen*, namen* Zijn °kleding en zij maken* vier delen, voor iedere soldaat een deel, en de tuniek. De tuniek nu was zonder zoom, als één geheel van boven geweven.
24 Zij dan zeiden* tot elkaar: "Wij zullen dit niet opsplitsen*, maar wij zullen er om loten* van wie het zal zijn," opdat de Schrift vervuld* zal worden, die zegt: "Zij verdelen* Mijn °kleding en over Mijn °gewaad werpen* zij het lot." En inderdaad doen* de soldaten dan deze dingen.
[Psalm 22:19]
25 Nu stond naast het kruis van °Jezus Zijn °moeder en de zus van Zijn °moeder, Maria van Clopas, en Maria Magdalena.
[Matt. 27:55,56]
26 Jezus dan, Zijn °moeder waarnemend* en de discipel die Hij liefhad er bij staande, zegt tot Zijn °moeder: "Vrouw, zie* uw °zoon!"
[Joh, 13:23]
27 Daarna zegt Hij tot de discipel: "Zie* uw °moeder!" En vanaf dat uur nam* de discipel haar bij zich.
28 Hierna zegt °Jezus, waargenomen hebbend dat alles volbracht was geworden, opdat het woord geperfectioneerd* zal zijn: "Ik heb dorst."
[Psalm 22:16]
29 Nu lag daar een vat vol met azijn. Een spons op een hysopstengel stekend*, vol met azijn, brengen* zij het naar Zijn °mond.
[Psalm 69:22]
30 Toen dan °Jezus de azijn nam*, zei* Hij: "Het is volbracht!" En het hoofd buigend* geeft* Hij de geest op.
31 De Joden dan, omdat het voorbereiding was, opdat de lichamen niet aan het kruis zouden blijven tijdens de sabbat, want de dag van die °sabbat was groot, vragen* zij °Pilatus dat zij hen de benen zouden breken* en zij weggenomen* zullen worden.
[Deut. 21:22,23]
32 De soldaten dan kwamen* en breken* inderdaad de benen van de eerste en van de andere, die met Hem gekruisigd zijn*.
33 Doch bij °Jezus komend*, namen* zij waar dat Hij al gestorven was, en breken* zij Zijn °benen niet.
34 Maar een van de soldaten doorboort* met de lans Zijn °zijde en direct kwam* er bloed en water uit.
[1Joh. 5:6-8]
35 En die gezien heeft, heeft getuigd en Zijn °getuigenis is waar. En deze heeft waargenomen dat hij de waarheid spreekt, opdat ook jullie zullen geloven*.
[Joh. 21:24]
36 Want deze dingen gebeurden* opdat de Schrift vervuld* zal worden: "Zijn bot zal niet verbrijzeld worden."
[Ex. 12:46]
37 En opnieuw, een ander Schriftwoord zegt: "Zij zullen Hem zien Die zij steken*."
[Zach. 12:10]
38 Na deze dingen nu vraagt* Josef van Arimathea, discipel zijnde, doch verborgen zijnde vanwege de vrees voor de Joden, aan °Pilatus dat hij het lichaam van °Jezus zal wegnemen*. En °Pilatus staat* het toe. Hij dan kwam en nam* Zijn °lichaam weg.
[Joh. 7:13]
39 Ook Nicodemus nu (die eerst tot Hem kwam* in de nacht) kwam*, een mengsel van mirre en aloë brengend, ongeveer honderd ponden.
[Joh. 7:50]
40 Zij dan namen* het lichaam van °Jezus en zij binden* het met de specerijen in linnen doeken, zoals gebruikelijk is bij de Joden om te begraven.
41 Nu was er in de plaats waar Hij gekruisigd* was een tuin en in de tuin een nieuwe tombe, waarin tot dan toe nog niemand geplaatst was geworden.
42 Daar dan, vanwege de voorbereiding van de Joden, omdat de tombe dichtbij was, plaatsen* zij °Jezus.
NOTEN:
1) Zesde uur. Kennelijk volgt Johannes hier de Romeinse (en onze) uurtelling en was het heel vroeg in de ochtend. Elders (bv. Marc. 15:33) wordt de Joodse telling gebruikt en is het zesde uur rond het middaguur.
2) Plaats van de stad. Voor "plaats" heeft het Grieks hier "topos". Als we in Handelingen 6:13 en 14 het woord "plaats" vervangen door "topos", dan zien we wat er wordt bedoeld met "plaats/topos".
"13 Daarbij staan valse getuigen, zeggende: "Deze mens houdt niet op uitspraken te spreken tegen deze heilige topos en de wet.
14 Want wij hebben hem horen zeggen dat Jezus de Nazarener deze topos zal vernietigen en de gewoonten zal veranderen die Mozes aan ons overgeeft".
De topos is duidelijk de tempel in de stad Jeruzalem. Maar er is meer:
In Handelingen 21:28 wordt Paulus beschuldigd door een paar Joden:
"Mannen! Israelieten! Helpt! Dit is de mens, de tegen het volk en de wet en deze topos, allen overal lerende. Trouwens: het is nog erger! Hij leidde* ook Grieken het heiligdom binnen en heeft deze heilige topos besmet."
In Johannes 4:20 noemt de Samaritaanse vrouw de tempel een "topos".
"Onze °vaders aanbidden* op deze °berg en jullie zeggen dat in Jeruzalem de topos is waar men moet aanbidden."
De "plaats van de stad" was de tempel.
Terug naar de index.
Naar Johannes 20
|
|