Het geheimenis van de liefde - deel 3
1 Korinthe 4:1

door
E.A. Stahl (1926-2011)

Indien iemand denkt veel te weten en te begrijpen (van goddelijke dingen, maar zonder liefde), neemt hij nog niet waar en erkent en verstaat zo krachtig en helder, noch is hij zo intiem bekend met iets als hij zou moeten en als nodig is (vrij naar 1 Kor. 8:2).

Het schijnt dat hoe meer ik over dit onderwerp schrijf, des te meer ik verloren raak in de mazen van geheimenis. Paulus zei in 1 Kor. 8:1 "Maar aangaande de afgodenoffers: wij hebben waargenomen dat wij allen kennis hebben. De kennis blaast op, maar de liefde bouwt op" (1 Kor. 8:1).

Gods liefde dringt ons Zijn wereld en Zijn schepping te verstaan, de mens, vanuit Zijn perspectief, door Zijn ogen, en om geestelijk Zijn manier van omgaan met Zijn kinderen te ontwaren, zodat wij onze noodzaak zouden verstaan om Zijn kinderen lief te hebben zoals HIJ van Zijn kinderen houdt, allemaal. En Hij houdt niet van hen door alleen vooruit te kijken naar hoe zij na hun "verandering" zullen zijn, maar ook hier en nu. En zo moeten ook wij Zijn kinderen liefhebben, hier en nu, omdat dit is waartoe wij geroepen zijn; ons is bevolen Zijn kinderen te dienen waar Hij ons de gelegenheid geeft om onze naaste lief te hebben "op de weg naar Jericho." Het is een tijdperk-durend bevel, bedacht voor de tijd begon en zal duren tot de voleinding van de tijd der tijden.

Ondanks dat onthult Hij aan ons dat, in onze roeping lief te hebben en mededogen te bedienen, wij rustig en onverbiddelijk overgaan in een geestelijk paradigma (fase) van wachten en rust, onze "verandering" afwachtend (Job 14:4; 1 Kor. 15:51; Filip. 3:21). Ik heb eerder krachtig gesproken over het liefhebben van die "verloren" zijn en zij die "niet lief te hebben" zijn, maar tegelijkertijd ben ik me volkomen bewust dat het ons voorbestemd lot is om te "berusten" in het feit dat ook zij, zij allemaal, hun beurt krijgen - het is Gods belofte - het zal gebeuren (Eze. 16:53-55).  "Zal de Rechter van heel de aarde niet recht doen?" In de tussentijd houden wij van hem omdat God de wereld liefheeft (1 Kor. 15:22,23).

Opdat sommige lezers (van mijn laatste artikelen over liefde) niet de indruk krijgen dat ik voorstander ben van een speciale "eindtijd bediening" om ze uit hun huidige lijden te redden, moet ik opnieuw benadrukken dat ik me er van bewust ben dat Gods heerlijke plan van de aionen voorziening treft voor "iedere mens, in zijn eigen orde." Maar dat neemt ons niet van de haak! Leven is nog steeds de sleutel en wij (in het bijzonder ik) schieten nog steeds pijnlijk tekort in die waarde - ik ben, op dat gebied, nog steeds in Zijn werkplaats. Hij is een trouwe Schepper en wij Zijn het produkt van Zijn vakmanschap.

Sommigen menen dat de meeste "zondaren" niet te corrigeren zijn in hun zonden en daarom door zullen gaan, uiteindelijk onveranderd, op welk punt God dan Zijn werk zal doen van hen veranderen in de Poel des Vuurs, en daarom is het, zo zeggen ze, niet onze hedendaagse opdracht hen te dienen tijdens dit late moment in tijd in het plan van God, maar al wat nu echt van ons vereist wordt is gewoon te rusten en in Gods aanwezigheid te wachten en binnen te gaan in onze eigen roeping, wanneer onze verandering komt. Er is ook een mening dat wij, hier en nu, geen speciale training of "oefening" nodig hebben, als hedendaagse/potentiële koninkrijkspriesters, omdat wanneer onze verandering komt, wij automatisch doordrenkt en begiftigd zullen worden met al de geestelijke vaardigheden en wijsheid die nodig zijn om in het Koninkrijk perfect te presteren.

Desondanks geloof ik dat wij de training en de oefening nodig hebben en de ervaring hier en nu, en dat God er op zal toezien dat wij ons volle deel van problemen en beproevingen toebedeeld krijgen, zodat wij niet de gelegenheid zullen missen voor " heerlijkheid in verdrukking," en onze Leider volgen "Die in de dagen van Zijn vlees zowel smeekbeden als smekingen, met luidkeels sterk roepen en met tranen, aanbiedt aan Hem Die Hem kan redden vanuit de dood, ook verhoord wordend vanaf de toewijding. Hoewel Zoon zijnde, leerde Hij gehoorzaamheid door wat Hij leed" (Hebr. 5:7,8). "Indien wij met Hem lijden zullen wij ook met Hem heersen."

Toen ik in eerdere artikelen schreef over "hands-on" training, verwees ik niet naar het leren van lichamelijke, religieuze vaardigheden, zoals die er in seminaries bij Bijbelstudenten in gedrild worden, maar veeleer dat wat "geleerd" wordt door ziekte, lijden, verraad, verwerping, ontberingen, onzelfzuchtig geven van je tijd, buigend naar mensen van een laag gehalte, olie en wijn inschenkend wanneer de gelegenheid daar is, en mededogen tonend (Luc. 10:30; 2 Kor. 1:4) aan hen die in het natuurlijke niet gemakkelijk lief te hebben zijn, behalve in de kracht van de Geest van God. De ware overwinnaars, geroepen door God, zijn welbekend met deze handschoen van lijden en hebben geleerd bar weinig tijd te spenderen aan zelf-medelijden en aan tot God roepen voor verlossing van de oven, wetend dat de zegen van deze vuurproef, uiteindelijk, het gezuiverde goud van onschatbare waarde en eeuwig voordeel zal voortbrengen.

Ik weet dat dit echt waar is, dat wanneer wij Hem zien, wij als Hem zullen zijn en dit sterfelijke onsterfelijkheid aangedaan zal hebben, en we zullen dan inderdaad de geestelijke vaardigheden hebben die nodig zijn voor het dienen in het Koninkrijk, maar we zullen ook de waarheid van wachten begrijpen (terwijl ik nog steeds sterfelijk ben) en van rusten, stil zijn, rustend van het doen van het "doen" van Gods werk voor Hem, enz. God heeft mij onderscheidingsvermogen gegeven om dat geestelijk principe te begrijpen - het is waar, ik stem er mee in. Er was voor mij tijd nodig om te komen tot het begrijpen van Zijn "rust," zelfs terwijl ik werkte en streefde naar het teken voor de prijs van de hoge roeping door God in Christus Jezus. Door de genade van God kwam dit begrip tot mij middels een onthulling; ik leerde het niet van mensen. Waarheid wordt niet geleerd (van mensen), ze wordt onthuld (door God) - Efe. 3:3. God handelt één op één met ons. Waarheid is een intiem, persoonlijk, privé woord van God. Het is niet "wettig" elke privé kennisgeving die we van God ontvangen publiek te maken. "Echter, er is niet in elke mens die kennis." En dientengevolge hebben we niet de vrijheid het aan Jan en alleman te vertellen. De "natuurlijke mens" (1 Kor. 2:14) maakt gewoon geen onderscheid tussen geestelijke zaken, maar ziet de werken van God met natuurlijke ogen en past menselijke logica toe in een poging de mysteries van de geestelijke dimensies te ontcijferen.

Het geheimenis van liefde en godsvrucht is groot. Wereldse wijsheid en de meningen van de meest wijze filosofen, wijzen en gouden tong sprekers die ooit nadachten, opinie vormden en spraken, tot het ontzag van de wereld, kon dit geheimenis niet oplossen. Religieus zoeken en het bijeengaren van kennis zal nooit de sleutel leveren om dit oude raadsel, binnen een enigma, op te lossen. (Joh. 5:39; Rom. 16:25; 1 Kor. 2:7,8; Kol. 1:26). Alleen de zuivere onthulling van God, door Zijn voorrecht, zal aan de oren van Zijn uitverkorenen het begrip leveren van dat grote geheimenis. Het wordt alleen gegeven aan de "ingewijden." Het is niet voor openbaar gebruik - het is alleen voor ingewijde oren. Het Griekse woord voor geheimenis is "mysterion" - het duidt geheime rituele riten aan (zie Strong's Concordantie). Dit heilige geheim is niet open voor de interpretatie of uitleg van mens-gemaakte theologie. Het wordt zorgvuldig gegeven door verordening aan Zijn uitverkorenen, niet om uit te blazen aan de massas of om te roemen op uitverkiezing, maar in stilte en ontzag, en door onthulling van begrip, wachtend op God terwijl wij het geheim in onze harten verbergen en rusten in Zijn wil, kijkend en ons haastend naar de komst van de dag van God. "Maar wij verwachten, overeenkomstig Zijn toezeggingen, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in welke rechtvaardigheid woont" (2 Petr. 3:13). "Maar het al is vanuit God, Die ons tot Zichzelf verzoent door Christus en aan ons de bediening van de verzoening geeft" ( 2 Kor. 5:18).

Hoewel we leven op de drempel (en wandelen door de deur) van de heerlijke tijd van de "openbaring," en ons begeven in de volle waarheid van het loofhuttenfeest, zijn wij nog steeds Zijn werk in uitvoering, Zijn voortgaande schepping (Efe. 2:10). Wij zijn in een proces van ontwikkeling, een afsluitende fase; soms lijkt het wel op een laatste repetitie. Wij ondergaan een voortdurende vernieuwing van denken in voorbereiding voor het priesterlijk werk van de tijd van herstel. Nu ook maar een beetje verleid te worden om gewoon te gaan zitten en af te wachten zou een vergissing zijn (Matt. 25:5,6). Wij moeten de "rust" niet verkeerd zien als ons gemak nemen of stoppen. Het schijnt dat hoe groter de onthulling en het begrip van de op handen zijnde roep van het Koninkrijk en de manifestatie van de zonen van God is, des te steiler de weg wordt en des te meer vijandig de omgeving wordt waar de dagelijks doorheen gaan. Maar "Ook al zal ik door het ravijn van de schaduw van de dood gaan, ik zal geen kwaad vrezen, want U bent met mij. Uw stok en Uw staf vertroosten mij. U maakt voor mijn aangezicht een tafel klaar, voor de ogen van mijn tegenstanders. U maakt mijn hoofd glad met olie. Mijn beker is vol" (Psa. 23:4,5).

Wij leren door het begrijpen van "rust" dat, hoewel wij met Hem onder één juk staan en wij "het kruis dragen," de last licht is en in de Geest is er geen zweten, geen verzwakking en geestdodend zwoegen -  "Zijn juk is gemakkelijk, Zijn last is licht."

"Kijk uit, broeders, opdat niet in iemand van jullie een boosaardig hart van ongeloof zal zijn ... Maar roep julliezelf overeenkomstig iedere dag op ... Want wij zijn partners van Christus geworden, mits wij het begin van de aanname tot aan het einde zouden vasthouden ... Want sommigen, het horend, verbitteren ... Tot wie nu zweert Hij niet binnen te zullen komen in Zijn stoppen, dan tot die ongezeglijk zijn? (Hebr. 3:12-18).

Er is geen rust in ongeloof!

"Wij zullen dan bevreesd zijn, opdat niet, de belofte nagelaten wordend om binnen te komen in Zijn stoppen, iemand vanuit jullie zal menen tekortgeschoten te hebben. Want ook wij zijn, ge-evangeliseerd hebbend, net als ook diegenen. Maar het woord baat niet het horen van dezen, niet samengemengd zijnde met het geloof in die horen. Wij dan, die geloven, komen binnen in het stoppen, zoals Hij heeft uitgesproken: "Zoals Ik zweer in Mijn verontwaardiging - 'Indien zij zullen binnen komen in Mijn stoppen,'" hoewel de werken zijn gebeurd vanaf de neerwerping van de wereld. Want Hij heeft ergens aangaande de zevende dag zo uitgesproken: "En God stopte in de zevende dag vanaf al Zijn werken." En in dit weer: "Indien zij zullen binnen komen tot in Mijn stoppen." Daarom, dan, is het overgebleven dat sommigen tot in haar binnenkomen en dat degenen die eerder het evangelie gebracht werden niet binnenkwamen vanwege ongezeglijkheid" (Hebr. 4:1-6).

Er is een heerlijk gevoel waarin we nu in Hem rusten, maar er is ook het feit dat "Dus is de sabbatsrust overgebleven voor het volk van God. Want die binnenkomt in Zijn stoppen, ook hij stopt met zijn werken, net zoals God vanaf de eigen werken. Wij zouden ons dan beijveren om binnen te komen tot in dat stoppen, opdat niet iemand in het zelfde voorbeeld van ongezeglijkheid zou vallen" (Hebr. 4:9-11).

Aan de ene kant rusten we in Hem in Zijn voltooide werk (Hebr. 4:3) en we zullen op een moment volkomen rusten wanneer onze verandering komt, maar aan de andere kant zijn we nog steeds in dit sterfelijke lichaam; en Paulus herinnert ons er aan, voordat het 4e hoofdstuk voltooid is, dat we nog steeds zwakheden en verleidingen hebben om mee om te gaan, en grote behoefte hebben aan de genadegaven van de Heer. "Want God is niet onrechtvaardig, dat Hij het werk van jullie vergeet en de liefde die jullie betonen in Zijn naam, de heiligen bedienend en nog bedienend. Wij echter begeren dat ieder van jullie dezelfde ijver betoont naar de volle zekerheid van de hoop, tot het einde, opdat jullie niet sloom zullen worden, maar nabootsers worden van hen, door geloof en geduld de beloften als lotbezit ontvangend" (Hebr. 6:10-12).

De kille werkelijkheid, hier en nu, is dat we nog steeds, dagelijks, de hogedrukkookpan van deze huidige wereld onder ogen zien, met haar gewoel, sociale toegeeflijkheid, hebzucht, boosheid, gebreken, ziekten, tekorten en armoede, en de altijd aanwezige smeltkroes die door familie-omstandigheden wordt geschapen (Matt. 10:34-36).

Er is de bovennatuurlijke, verbazingwekkende genade van God en Zijn onveranderlijke kracht voor nodig om ons in het geloof te houden. Eenmaal verlost zijn we, in onszelf, totaal onvermogend geloof te handhaven. "... het geheim van het geloof hebbend in een rein geweten" (1 Tim. 3:9), noch hebben we in onszelf de wijsheid om Zijn ware rust te begrijpen. We wandelen in het vuur en worden niet verbrand omdat Hij met ons in de oven is. Het geloof dat we hebben is het Zijne. De moed die we hebben komt van Hem. De vastberadenheid die we hebben om tot het uiterste te gaan, en te overwinnen, is een geschenk van Hem (1 Kor 4:7). Dit is absoluut waar voor elke echt gekozen, geroepen en uitverkoren overwinnaar. Zij die Hij echt geroepen en aangesteld heeft ZULLEN overwinnen, omdat Hij overwonnen heeft (Openb. 3:21; Joh. 17:6-26; 18:9). Geen enkele zal "verloren" gaan.

Zij van wie het geloof faalt en vermoeid raken van de Weg, keren terug naar de comfortabele banken, zijn gewoon vóór hun tijd en niet van Zijn roeping (Hebr. 4:2). Zij zullen pas geroepen worden op hun tijd en op hun volgorde; en op het juiste moment zullen alle mensen God loven. Ik schrijf dit aan de "geroepenen van God," aan hen die Hij benoemd heeft voor het regeringskabinet van Zijn Koninkrijk. Er is een gemengde menigte in deze exodus (zoals in elke exodus) waarin we onszelf vandaag terugvinden en er zal aanmerkelijke uitputting zijn. Niet allen zijn ingewijd in het heilige geheim. Er zijn sommigen die er nog steeds van overtuigd zijn dat "werken, organiseren, doen en zaaien" het religieuze ding is om te doen als de enige hoop om de wereld voor Jezus te redden. Het is duidelijk dat zij nog steeds werkzaam zijn waarin ze werden geroepen. Iedereen van Gods schepping heeft zijn roeping - sommigen nu, sommigen later, sommigen veel later, maar allen zullen uiteindelijk bij het huis van de Vader zijn, op tijd voor die grote vieringsmaaltijd, wanneer heel de familie herenigd is en thuis gebracht.

Het vermogen te rusten te midden van deze tijdelijke en gespannen arena, onze persoonlijke wereld, is rechtstreeks verbonden met, en omwille van, het bovennatuurlijk werk van God (Rom. 5:3,5; 6:2,7,8,18; 8:1,2). Rusten in geestelijk verstaan is een voorsmaak, een glimp van heerlijkheid. In de fysieke mens zondigen, falen, streven en zwoegen wij, maar in de geestelijke mens (de nieuwe mens) is er geen zonde, geen falen, kunnen we niet zondigen (1 Joh. 3:9), is er geen schurend zwoegen, maar alleen rechtvaardigheid, vrede en vreugde in de Heilige Geest.

Wij zien met ontzag en verwondering de openbaring van waarheid en onthulling, en terwijl we groeien in Hem vinden we het toenemend draagbaar toe te geven aan het sterven van ons vlees en aan de hitte van de smeltkroes, vredig aanvaardend, met geheiligd ontslag en begrip, niet met vrees en dreiging, het feit dat onze God een verterend vuur is. Hoe dichter we bij Hem komen, des te heter het vuur wordt. Het is opmerkelijk dat alles waarvan God houdt Hij ter dood brengt, eerst Zijn Zoon en dan wij, en wij één met Hem worden in Zijn dood (Rom. 8:36; Kol. 3:3; Filip. 3:10). Goddelijke liefde en mededogen is wat overblijft wanneer het vuur uit is. In ons natuurlijke zelf zijn we gepassioneerd over vele dingen - rechten, vrijheden, politiek, genoegen, maar ware liefde en mededogen is de geestelijke kant, dat wat over is wanneer de as koud ligt onder het altaar van totale overgave.

Het geheimenis van de liefde is voor vele Christenen een onoplosbaar raadsel. Zij hebben geen ogen om te zien, noch oren om te horen. God is liefde en daarin ligt de totale som van de hele zaak. We hoeven geen veldonderzoek te plegen voor het antwoord op dit mysterie. Alle dingen zijn uit God en in God hebben we geen noodzaak ergens anders heen te gaan. Hele levens zijn door Gods schepselen gespendeerd in hun zoektocht naar "waarheid" en "liefde," en hun filosofieën zijn zonder tal, te vinden in eindeloze bibliotheken, kloosters, culten, teruggetrokken ballingschappen, rituelen, litanieën, pelgrimages, zoekend, vragend, verlangend naar waarheid en kijkend in het natuurlijke, innerlijk zelf, in de sterren, in het bijgeloof van het occulte, zelfs in de orthodoxe en "fundamentalistische" moderne religies van de zogeheten georganiseerde kerk, voor een definitie van liefde en een antwoord op het geheimenis van goddelijke liefde.

Goddelijke liefde wordt gegeven door het voorrecht van God; het schiep het universum en houdt het in stand. Wij zijn er door omgeven, heel ons bestaan hangt er van af - HET IS ZIJN KENMERK - HIJ IS LIEFDE, en daarom de enige bron. De religieuze mens brengt zijn hele leven door met zoeken naar liefde in al de verkeerde plaatsen en hij komt uit bij zijn eigen broze, bloedarme imitatie van religieuze liefde, gebaseerd op de ijdelheid van zijn denken, onderschikt aan menselijk falen, vals en niet te vertrouwen, en uiteindelijk is het een damp die voorbij gaat in de rook van brandend hout, hooi en stoppels. Alleen door bovennatuurlijke onthulling ontvangen en verstaan we het geheimenis van de Goddelijke liefde. Het is niet te vinden in menselijke geschriften, noch in de spraakkunst en het is zelfs niet te vinden in het oppervlakkig lezen van de Bijbel. Zonder dat de vinger van God de paginas verlicht, zullen de verschillende versies en interpretaties van de Schrift voor altijd een geheimenis blijven. De Bijbel is voor veel Christenen een "moeilijk boek," omdat het komt van de eindeloze, onbeperkte, almachtige God naar de beperkte mens. Ze kan niet begrepen worden door logisch denken van de natuurlijke mens - de Bijbel (haar boodschap) is uit God en daarom geestelijk. Voordat wij de boodschap van de Bijbel kunnen verstaan moeten we uit de Geest van God geboren worden (Joh. 3:6), gevuld met de Geest van God (hand. 2:4; Efe. 5:18), gedoopt met de Heilige Geest en met vuur (Matt. 3:11,12) en geroepen (2 Tim. 1:9).

Zonder de Geest van God en Diens roeping zal de Bijbel altijd een gesloten boek blijven. Het is een boek van geheimenissen. Mannen hebben talloze boeken over dit Boek der boeken geschreven, maar hun boeken gaan voorbij omdat hun boeken de woorden en werken van mensen zijn, die op z'n best de waarheid van gisteren bewaren, op den duur stof verzamelend op de een of andere plank of in een vergetene lade. Gods Boek (Zijn Woord - Zijn Boodschap) is voor altijd en uit haar diepten komen de diepe waarheden en geheimenissen voort, onder de inspiratie van de Geest van God. Het is voor altijd Gods medium, door welk Hij tot ons spreekt en met ons communiceert zolang wij in deze aardgebonden dimensie zijn. Oh, maar wat pal voor ons ligt, Glorie Hallelujah "het oog heeft niet gezien noch het oor gehoord, noch is het binnen gekomen in het hart van de mensen." Niet langer zullen wij ons inspannen Hem te horen spreken door het gesluierde medium van een gedrukte pagina, of door omstandigheden, goddelijk gemanipuleerd om onze aandacht te krijgen; wij zullen dan kennen zoals wij gekend zijn - nu door een duister glas, maar dan van aangezicht tot aangezicht. Heerlijk! Wat een vooruitzicht! "Van aangezicht tot aangezicht, Oh heerlijk ogenblik, te zien en weten van aangezicht tot aangezicht.

Zij van deze generatie uit wie God goddelijk heeft geroepen, apart gezet, en aangesteld van voor de grondlegging van de wereld, hebben, over het algemeen gesproken, een soortgelijk verhaal te vertellen. Het is zeer interessant ervaringen en overeenkomsten te vergelijken in de werkingen van God in onze levens. Het geeft me kippenvel. Misschien is dat niet een bijzonder geestelijke uitdrukking, maar er zijn tijden waarin menselijke logica en uitdrukking worstelen om iets zinnigs te maken van het bovennatuurlijke dat op het punt staat over te nemen. Op dit moment, op de drempel van een nieuwe epoche en het einde van de oude, staat elke geestelijke draad in mij in een toestand van hyper verwachting. Net zoals vóór de bliksem toeslaat, wanneer je haar op je hoofd tintelt, zo dichtbij zijn wij bij de manifestatie van de zonen van God.

Het geheimenis van goddelijke liefde is in werking geweest sinds Hij "overeenkomstig het voornemen van de aionen dat Hij maakt in Christus Jezus, onze Heer" (Efe. 3:11;15) bedacht. Oneindige liefde ontwierp de tijd en plaats en genenpoel waarin de uitgeroepenen hun verschijning maakten in deze aardse dimensie; velen van hen hebben hun aardse loopbaan al gelopen en slapen nu en "wachten aan de zijkant" op de roep voor actie in Zijn dienst als koningen en priesters en rechters van rechtvaardigheid in de regering van God (1 Thess. 4:14-17; Openb. 6:11). Wij zijn het nageslacht van God (Hand. 17:28,29) en onze intrede in dit toneel is, en is geweest, van groot gevolg voor onze Vader. Geboren worden in dit aardse toneel is geen toeval. Het is niet willekeurig gebeurd of per ongeluk - elk is met bedoeling en voorbestemd. De omgevingen waarin wij kwamen werden berekend om het beste in ons voort te brengen, ons te vormen, elk op onze eigen unieke manier (geen koekjessnijder assemblagelijn), "Want wij zijn van Hem, een maaksel dat geschapen wordt in Christus Jezus voor goede werken die God van tevoren gereed maakt, opdat wij in hen zouden wandelen" (Efe. 2:10).

Wij zijn vanaf dag één naar Gods "school" gegaan, een feit dat uiteindelijk door onthulling gaat dagen. Hij laat ons niet in het duister (Amos 3:7; Rom. 9:23; Kol. 1:26), noch ongeïnformeerd - onze scholing is niet een "hit and miss" zaak. Het is een serieuze zaak, leidend tot een serieuze afspraak in Zijn Koninkrijk. ("hem die overwint zal Ik toestaan met Mij op Mijn troon te zitten." Hij koos ons niet omdat we meer in aantal zijn dan enig ander volk, want wij zijn het kleinste van alle volken, maar in Zijn wijsheid plande Hij dit en heeft ons voorbereid van vóór de grondlegging van de wereld. Onze genen zijn geen evolutie van de soort, maar omdat God zei: "Laat ons mensen maken naar onze gelijkenis," en Hij had een plan, een ontwerp met een doel, een voor het ochtendgloren oneindig schema, dat zonder fouten de gen-pool volgde doorheen de generaties, totdat het onze beurt was in dit aardse toneel te stappen. "Alle dingen zijn uit God" en zoals het lied gaat: "Hij heeft de hele wereld in Zijn hand." En wij houden van Hem omdat Hij eerst ons liefhad (1 Joh. 4:10,19), ver terug van vóór de grondlegging van de wereld. Wij zijn het product van de oneindige, zich niet vergissende, absolute soevereiniteit van God die ons plande, ons maakte, ons onderhoudt, en ons uiteindelijk met al Zijn nageslacht in Vaders hemelse plaats zal brengen, elke laatste die ooit gemaakt zal worden in het beeld van God. Niemand zal verloren gaan of over het hoofd gezien worden door de Alom aanwezige God van alle liefde en mededogen. Elk "verloren schaap" dat dwaalt in de wildernis van zonde en onwetendheid, hoe hopeloos of hulpeloos of wanhopend ook, zal vroeg of laat rust en verzoening vinden in de armen van de Grote Herder van de Schapen. "Wonderlijk is de kennis voor mij, ondoordringbaar. Ik kan er niet bij" (Psa. 139:6-13 - lees heel de Psalm).

Dat zou ons dan rust en vrede moeten geven en alle mens-gemaakte theologie zou begraven moeten worden in het stof van menselijk redeneren en leerstellingen van zogeheten "vrije morele agentuur" (Rom. 9:13-23). De term "vrije morele agentuur" is mens-gemaakt en volkomen onschriftuurlijk, en wordt gebruikt als een excuus om het geheimenis en de waarheid van de absolute soevereiniteit van God voorbij te steken. Wanneer de mens de geheimenissen van de Schrift niet begrijpt, dan doet hij een wijs gezicht op en maakt de Schrift passend bij zijn eigen interpretatie (theologie) en ziedaar, een nieuwe doctrine is geboren. Sommige van deze valse leerstellingen zijn al zo lang aanwezig dat opeenvolgende generaties ze als orthodoxe "evangelie waarheid" hebben geërfd, en het wordt als vanzelfsprekend aangenomen dat zij het fundament zijn van het geloof van onze vaders, niet wetend dat dit fundament staat op de veranderlijke zandgronden van valse leerstellingen.

Het zit in de natuurlijke mens de vrijheid te willen om keuzen te maken, het laatste woord te hebben, meester te zijn van zijn eigen bestemming en in staat zijn te zeggen "Ik koos Jezus, ik opende mijn hart en liet Hem binnen, ik nam de beslissing om Christus te volgen. Ik ga naar de hemel en niet naar de hel omdat ik de juiste beslissing nam."

Het is in de natuurlijke mens de vrijheid te willen hebben om keuzen te maken, het laatste woord te hebben, meester te zijn over zijn eigen bestemming en om te zeggen: "Ik koos Jezus, ik opende mijn hart en liet Hem binnen - ik maakte de beslissing om Christus te volgen. Ik ga naar de hemel en niet naar de hel omdat ik de juiste beslissing heb genomen." Hoe vaak heb ik predikanten gehoord die in hun oproep pleitten: "De ultieme, lotbepalende keuze over of u de zegen van de hemel zal genieten of voor altijd in de hel zal branden ligt in uw handen - u moet die keuze maken - Jezus kan niets doen om te helpen in deze cruciale en top-belangrijke zaak; Hij laat de beslissing over aan u. De Geest heeft z'n best gedaan u te overtuigen maar nu is het aan u om te beslissen." Dan zei het gezang:  "Bijna overtuigd, de oogst is voorbij. Bijna overtuigd, doem komt er aan. Bijna kan niet voorkomen, bijna doet slechts falen. Triest, triest, de bittere klaagzang, bijna, maar verloren." Dat is het trieste refrein van menselijk redeneren. De echte waarheid is: niemand maakt een "beslissing" om gered te worden. Zelfs het geloof om te geloven wordt aan ons gegeven. "Want in de genade zijn jullie geredden, door geloof, en dit (geloof) niet vanuit jullie zelf; het (geloof) is het naderingsgeschenk van God" (Efe. 2:8 - tussen haakjes toegevoegd). De mens zou, vanuit zijn eigen vrije wil, nooit een beslissing kunnen maken voor Christus! Hij doet dat alleen omdat "God heeft de wereld zo lief" (Joh. 5:40; 3:16,17). Dit gaat dwars in tegen het menselijk redeneren van de natuurlijke mens. Het wordt alleen verstaan door onthulling.

De theologische instelling doet lippendienst aan de soevereiniteit van God, maar in de praktijk gelooft ze dat het allemaal overgelaten wordt aan de mens om de uiteindelijke, lotbepalende beslissingen te nemen; maar in werkelijkheid is het een beslissing die alleen God kan maken en reeds heeft gemaakt. Alleen God "redt" en wij hebben geen enkele inbreng in het heerlijke feit dat "Hij Zijn Zoon in de wereld zond om zondaren te redden." Het is volbracht. Het is een voltooide wereld. Hij kwam niet om hen de optie te geven om gered te worden, maar OM HEN TE REDDEN! Hij zond Zijn Zoon niet in de wereld om de wereld te veroordelen, maar opdat de wereld, door Hem, gered zou worden (1 Tim. 1:15; Joh. 3:17). De belangrijke keuzen zijn al gemaakt geworden, Golgotha is een voltooid werk. Niets kan door de mens toegevoegd worden, niets is door God ongedaan gelaten. Waarom zou God zo'n belangrijke zaak als het eeuwige welzijn van Zijn kinderen overlaten aan de zogenaamde vrije wil van de mens? Het resultaat van zo'n regeling zou alleen maar complete rampzaligheid zijn. "Want Hij kent onze vorm, in gedachten houdend dat wij grond zijn" (Psa. 103:13; Gen. 3:19). Hij kent ons omdat Hij ons gemaakt heeft, en sterfelijk zijnde, waarom zou Hij ons toelaten Zijn grootse plan van de schepping te voltooien terwijl wijzelf nog steeds in de barensweeën van de schepping zijn? Wij zijn Zijn werk - een voortgaande schepping.

Het werk van Golgotha is voltooid (Joh. 19:30), maar Hij is nog steeds onze Schepper. Het werk om ons gereed te krijgen voor het Koninkrijk is gaande en als wij nog steeds Zijn werk zijn, en Hij ons nog steeds schept, dan is Hij verantwoordelijk voor ons en onze voltooiing.  "Hij is een trouwe Schepper" (1 Petr. 4:19) en zijn voortgaande werk omvat elke laatste van Zijn schepselen, gemaakt in Zijn beeld, en het is Zijn verantwoordelijkheid om "ons te redden." Hij heeft die verantwoordelijkheid op Zich genomen. "U zal respect hebben voor het werk van Uw handen." Alleen al de gedachte dat de mens zelfs maar kan denken dat hij in staat is, of het recht heeft, "te beslissen" of en wanneer hij "gered zal worden," laat zien tot hoe weinig geestelijke wijsheid hij in staat is, in zijn sterfelijke onvoltooide staat, en hoe weinig hij verstaat van het Plan der Aionen en de uiteindelijke verzoening van alle dingen. Hij weet niet dat hij poogt het werk van de Trouwe Schepper te doen, een werk dat alleen God kan doen.

Indien de theologie van de mens waar zou zijn, dan zou vijf en negentig procent van de wereldbevolking, uit het verleden, in het heden en in de toekomst bestemd zijn voor het eeuwig branden van de hel, en slechts vijf procent van heel Gods schepping zou het op de een of andere manier brengen tot de gouden straten van de hemel. Is dit een van de triomfen van de mens - het soort religie dat alleen hij zou kunnen verzinnen. "zij werden zinloos gemaakt in hun redeneringen en het onintelligente van hun hart wordt duister gemaakt" (Rom. 1:21). God zei:  "Laat ons mensen maken in ons beeld, naar Onze gelijkenis." Natuurlijke denkende theologen zeggen: "Laten wij God maken naar ons beeld."

Nee, Goddelijke Liefde wacht niet op de sterfelijke mens om zijn beslissende stem uit te brengen en het missende stuk van de puzzel in te vullen, zodat God door kan gaan met het opnemen van de kerk naar de hemel en de deur van de brandende Abyss dicht te slaan achter de rest van Zijn onfortuinlijke schepselen. God is LIEFDE en die LIEFDE omarmt al Zijn schepselen, verleden, heden en toekomst, inclusief de verwarde, farazeïsche religionisten die wekelijks vanuit hun preekstoelen de humbug van de vrije wil van de mens prediken. "Dus dan is het niet afhankelijk van de willende, noch van de rennende, maar van de Zich ontfermende God" (Rom. 9:16). De Alwetende, Almachtige God heeft, zoals altijd, volledig de leiding en heeft van geen mens hulp nodig. Staan op vrije wil betekent de Almacht van God verminderen. Hij is óf Heer van allen, óf Hij is geen Heer van allen. God schiep de mens niet met een vrije wil. Nergens in heel Zijn schepping, van de laagste, smerigste zondaar, tot de meest toegewijde Christen, is er een voorbeeld van een mens die in staat is "zijn eigen ding te doen." Alle omstandigheden, van de goot tot aan het paleis, zijn zoals ze zijn vanwege de soevereiniteit van God. ALLE DINGEN ZIJN UIT GOD.

De absolute soevereiniteit van God is de kern van het Plan van de aionen. Het plan dan de schepping en de bediening van de verzoening van alle dingen is op geen enkele manier afhankelijk van het recht van een mens om te kiezen, noch zit God te wachten op zachte haken om er meer te redden, zodat Hij tenminste een redelijk aanwezigheid heeft bij het huwelijksfeest. Zoals het nu gaat (volgens de orthodoxie) zou Hij zeker een beetje bevreesd kunnen zijn. Een 5% voor en 95% tegen ratio zou nauwelijks, en onder geen voorwaarde, gezien kunnen worden als een "overwinning." Het geheimenis van Goddelijkheid is groot - het menselijk denken kan de geestelijke waarheid van de soevereiniteit van God gewoon niet bevatten en daarom poogt hij zwakjes de Schrift uit te leggen door menselijk redeneren en de logica van natuurlijk denken, en in het proces schept hij tevergeefs zijn eigen doctrines en "maakt hij God naar zijn eigen beeld."

De al-omvattende liefde van God neemt elk van Zijn schepselen in, gemaakt in het beeld van God. Hij is totaal verantwoordelijk voor hun bestemming en Hij is Zich heel wel bewust van de zwakke pogingen door de religieuze mens om "de wereld te redden" en de menigten te bekeren tot de theologie van de mens en allen, doorheen de verbroken en versplinterde wereld, er van te overtuigen dat zij het bij het goede eind hebben en dat God met hen is. En ik ben mezelf niet onnodig aan het herhalen, of buitensporig overvloedig, wanneer ik opnieuw zeg:  "Alle dingen zijn uit God." Zelfs de menselijke theologie maakt deel uit van het grote plan van God. Hij heeft toegestaan, ja, bevolen: schismas, kulten, occulten, heidendommen, humanisme, animismen, atheïsme, materialisme, secularisme, socialisme, en al die andere ismen en religies die heel de mensheid innemen en omvatten, om de wereld in duisternis te houden en onder de hak van het babylonische systeem, zelfs tot op heden - alles in Zijn wijsheid en Alwetendheid.

"dat ook de schepping zelf bevrijd zal worden van de slavernij van de vergankelijkheid, tot in de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God" (Rom. 8:21).
"En er is niemand die roept in Uw Naam, die zichzelf opwekt om aan U vast te houden, want U verbergt Uw aangezicht voor ons en U doet ons oplossen door middel van onze verdorvenheden. En nu, JAHWEH, U bent onze Vader, wij zijn de klei en U bent onze Vormer en wij allemaal zijn het werk van Uw hand" (Jes, 64:7,8).

"aan ons het geheim bekend makend van Zijn wil, overeenkomstig Zijn welbehagen, dat Hij Zich in Hem voornam, tot het beheer van de volheid van de perioden, om het al in de Christus samen te vatten, zowel de dingen in de hemelen als de dingen op de aarde, in Hem, in Wie ook wij door het lot te werpen werden toebedeeld, tevoren bestemd wordend overeenkomstig het voornemen van Die het al inwerkt overeenkomstig de raad van Zijn wil, opdat wij zijn tot lof van Zijn heerlijkheid, wij die tevoren gehoopt hebben in de Christus" (Efe. 1(-12).

GOD IS LIEFDE, onveranderlijke liefde. HIJ VERANDERT NOOIT. "bij Wie geen verandering aanwezig is of een wending van geworpen schaduw" (Mal. 3:6; Jac. 1:17; Hebr. 10:23).

E. Al Stahl




© www.hetbestenieuws.nl