1 Korinthe 15
"Indien er geen opstanding is"

door J. Philip Scranton


   

Wij zijn op de hoogte van de drie werkwoorden die Paulus gebruikte om het evangelie te beschrijven dat hij aan de Korinthiërs bracht: gestorven, begraven en opgewekt (1 Kor. 15:1-4). Aan deze voegt de apostel een vierde term toe: gezien(15:5-11). Hij somt de plaatsen op waar Christus werd gezien nadat Hij uit de doden werd opgewekt. Dit getuigenis is nu een drievoudige verdediging voor het belang van de opstanding van Christus: (1) het is een onmisbaar deel van het evangelie, verbonden met de kracht van God om te redden; (2) het staat op het gezag van de Schrift; (3) het is een gedocumenteerd, historisch feit.

Na dit fundament te hebben gelegd, richt Paulus zich met een verrassende vraag op het probleem van de Korinthiërs: "... hoe zeggen sommigen onder jullie dat er geen opstanding van doden is?" Dan begint hij een logische, grondige en systematische presentatie van de onmisbaarheid van de opstanding. De Korinthiërs waren onder de wijsheid zoekende Grieken voor wie het kruis een dwaasheid scheen (1 Kor. 1:22,23). Maar Gods genade overvloeit, zelfs bij hen die zich vasthouden aan de standaarden van de huidige menselijke wijsheid. En Gods woord getuigt aan hen, in de vorm van logisch redeneren, de essentiële waarheid van de opstanding.

Vijf maal, met verscheidene veranderingen in de bewoording, presenteert Paulus een hypothese die we als volgt samenvatten: "Indien er geen opstanding van de doden is..." Telkens geeft hij de logische gevolgtrekkingen die de noodzaak van opstanding hooghouden. In elk geval begint de uitspraak met "indien." In vier van de vijf uitspraken wordt het woord "doden" gebruikt, en in alle gevallen is het in het meervoud. Dit geeft aan dat Paulus betoog een algemeen karakter heeft. Hij betoogt niet alleen voor het feit van Christus' opstanding. Twee maal is hij specifiek bezig met Christus' opstanding (verzen 14 en 17), en daar gebruikt hij de sub-hypothese: "Indien Christus nog niet werd opgewekt." De vijf hoofduitspraken volgen de Romeinse getallen in de uiteenzetting die nu volgt.

I."14 Indien Christus nog niet werd opgewekt, dan is als gevolg daarvan ook onze verkondiging leeg en ook is jullie geloof leeg.
"15 Dan worden wij ook valse getuigen van God gevonden, omdat wij getuigen van God dat Hij de Christus opwekt, Die Hij niet opwekt, als het zo is dat doden niet worden opgewekt."
II."16 Want indien doden niet worden opgewekt, dan werd Christus ook niet opgewekt.
17 En indien Christus niet werd opgewekt, dan is jullie geloof voor niets; jullie zijn dan nog in jullie zonden.
18 Dientengevolge zijn ook de ontslapenen in Christus verloren."
III.19 Indien wij alleen in dit leven in Christus onze verwachting hebben, zijn wij de meest beklagenswaardige van alle mensen."(SW)

(Hier springen we door naar vers 29. De verzen 20-28 vormen een tussengevoegde uitspraak, teweeg gebracht door het gewicht van de uitspraak die Paulus zojuist heeft gedaan. Vers 29 pakt de draad weer op, hoewel Paulus zijn manier van spreken een beetje verandert).

IV."29 Wat anders zullen zij doen die ten behoeve van de doden gedoopt worden, indien feitelijk geen doden worden opgewekt? Waarom worden zij ook ten behoeve van hen gedoopt?
30 Waarom zijn ook wij ieder uur in gevaar?
31 Ik sterf elke dag door jullie roem, broeders, die ik heb in Christus Jezus, onze Heer.
V.32 Indien ik naar de mens vecht met wilde beesten in Efeze, wat is voor mij het voordeel als doden niet worden opgewekt? Laten wij eten en drinken, want morgen sterven wij!
VI.33 Maar wees niet misleid! Boze gesprekken bederven zachte karakters!
34 Word nuchter, zoals het hoort, en zondig niet langer! Want sommigen zijn onwetend van God. Ik zeg dit tot jullie beschaming." (SW)

I. Het eerste betoog kan samengevat worden als de gevolgen voor Paulus' bediening indien er geen opstanding van de doden zou zijn. Het eerste gevolg zou zijn dat Christus niet opgestaan zou zijn, en zijn eerste gevolg nemend als een sub-hypothese ("Indien Christus nog niet werd opgewekt"), laat Paulus zien dat de zaak zou zijn dat zowel zijn verkondiging als het geloof van de Korinthiërs waardeloos zou zijn.

Terugkerend naar zijn eerste toestand ("indien er geen opstanding van de doden is"), zou het tweede gevolg zijn dat Paulus en zijn medewerkers bewezen worden valse getuigen van God te zijn. Deze uitspraak kan op twee manieren verstaan worden: (1) Paulus en zij die met hem dienden zijn leugenaars, aangezien ze God fout vertegenwoordigden; of (2), omdat zij door God over de opstanding getuigde, is God een leugenaar. Dat is het resultaat als er geen opstanding van de doden is.

II. Het tweede betoog kan samengevat worden als het gevolg dat door de Korinthiërs geleden wordt indien er geen opstanding van de doden is. Aangezien het geloof van de Korinthiërs door Paulus' bediening werd gevestigd, zal men zien dat het tweede betoog parallel loopt aan het eerste en dat overlapt. Opnieuw worden twee gevolgen gegeven die moeten volgen op de toestand van geen opstanding. Als tevoren is het eerste dat Christus niet opgewekt kon zijn, en dit zou opnieuw leiden naar twee verdere gevolgen: (1) het geloof van de Korinthiërs zou nutteloos zijn, en (2) de Korinthiërs zouden nog steeds in hun zonden zijn. Eenvoudig gesteld: indien Christus niet werd opgewekt, hebben ze geen redding. Dit zou ons dan terug voeren naar de eerste hypothese: Indien er geen opstanding van de doden is, is er geen redding.

Het tweede gevolg betrof de Korinthische gelovigen die al gestorven waren. Indien de doden niet worden opgewekt, dan zijn gelovigen die gestorven zijn vergaan. Dit betoog spreekt krachtig en duidelijk over de toestand van de doden. "verloren" kan nauwelijks een passende uitdrukking zijn voor de beschrijving van bewust bestaan, in het bijzonder een bestaan in gelukzaligheid met Christus. Zoals de derde, vierde en vijfde betogen duidelijk zullen bevestigen, geloofde Paulus niet dat de doden een bewust bestaan hebben.

III. De laatste drie betogen presenteren tegenstellingen die het leven en geloof van de gelovige zouden confronteren als er geen opstanding zou zijn. Het derde betoog gaat logisch verder waar het tweede ophield. De nadruk ligt op de uitwissing van de verwachting die door deze valse leer werd geschapen. In Romeinen 8:24 had Paulus gezegd: "Want naar die verwachting werden wij gered." Wat is de kwaliteit van leven voor de gelovigen als zijn niet de opstanding hebben om naar uit te kijken? Paulus herwoordt de hypothese door de zegen van verwachting te benadrukken. In plaats van te zeggen: "Indien er geen opstanding is," of "Indien de doden niet worden opgewekt," zegt hij met zoveel woorden: "Als onze verwachting in Christus alleen goed is zolang we leven in dit huidige leven ..." Het gevolg zou zijn dat gelovigen hopelozer zijn, in een wanhopiger toestand, dan heel de mensheid. Deze uitspraak is gedaan in zulke absolute termen, dat het zeker nauwkeurige en zorgvuldige overweging waard is. Let er opnieuw op dat er geen aanduiding van vreugde of beloning is in de dood.

Het is het gewicht van deze gedachten dat Paulus er toe aanzet uit te weiden in de tussenliggende passage die volgt (de verzen 20-28). Daar noemt Paulus Christus als de Eersteling van de doden. Als de Eersteling is Hij zowel de verzekering als de inwijding van de oogst-opstandingen die zullen volgen. Allen zullen levendgemaakt1) worden! Allen zullen onderschikt worden aan God en God zal Alles in allen worden! Dat is het glorieuze resultaat dat in de opstanding van Christus wordt beloofd.

In de laatste twee betogen zet Paulus de Korinthiërs in de schijnwerper. Zoals hij later zegt, brengt hij hen tot schande en in verlegenheid om ze zo zulk een onhoudbare leer te doen verlaten.

IV. Veel strijd is ontstaan over deze passage die Paulus' vierde betoog vormt. De apostel begint met te vragen hoe zij die dopen dit verzoenen met hun leer van geen opstanding. De doop was voor de Korinthiërs een belangrijke zaak en was zelfs een zaak van twist en strijd geworden (1:10-17). Paulus zei dat de Israelische vaders in Mozes gedoopt waren in de wolk en in de zee (1 Kor. 10:2). Hun doop was meer dan een doorgang door water en een verlossing van Farao bij de Rode Zee. Het hield ook hun dagelijks wandelen in van het volgen van de rook- en vuurkolom. Het hield ook een eenheid in van eten en drinken van dezelfde geestelijk rots, Christus. Paulus zei later: "Want ook in één geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt [een levende eenheid] ... en allen zijn begoten met één geest" (1 Kor. 12:13;SW). In Romeinen 6:3-11 spreekt hij van het gedoopt zijn in Christus. En in niet mis te verstane woorden legt hij herhaaldelijk uit dat eenheid met Christus in de dood de basis is voor eenheid met Hem in leven.

In al deze passages maakt Paulus het duidelijk dat leven, nieuw opstandingsleven, een onscheidbaar deel is van de leer van de doop. Als er dan geen opstanding is, is de leer van dopen zonder betekenis. Waarom zou men betrokken zijn bij iets dat opstanding verkondigt als er geen opstanding is?

V. Paulus' laatste betoog heeft weinig uitleg nodig. In eenvoudige woorden zegt hij: "als er geen opstanding van de doden is, dan is er geen reden of voordeel om vervolging te lijden voor Christus. Indien er geen opstanding van de doden is, eet en drink en neem al het plezier dat je uit het leven kunt halen, want morgen zal je sterven, en dat is dan het einde." Dit kon niet gezegd worden als er enige zegen of voordeel zou zijn in de toestand van dood zijn.

VI. Bij het afsluiten van de zaak maakt Paulus drie punten. (1) Wees niet misleid! De gevolgen van het vasthouden aan zulke leer en leraren is verderf van zowel geloof als leven. (2) Word wakker en zie wat aan de hand is en mis het doel van de waarheid niet bij het corrigeren van deze zaak. Het ontstaat door onwetendheid God en Zijn Woord. (3) Ik heb dit betoog tot het uiterste doorgezet. Misschien ben ik wel wat doorgeschoten, maar mijn doel hierbij was om jullie te beschamen en jullie aan te porren om te doen wat juist is.

We hebben gezien dat opstanding een onlosmakelijk aspect is van ons geloof. En in het tussenliggende deel van de verzen 20-28 gaan we op prijs stellen hoe allesbeheersend de opstanding van Christus is voor heel de mensheid en Gods doelstelling om Alles in allen te worden.

Dank God voor de machtige werking van Zijn kracht bij het opwekken van Christus uit de doden.



Noot 1. - Levendgemaakt. Dit is niet iets als wat Lazarus overkwam toen de Heer hem uit de dood opwekte. Het gaat hier om het aandoen van het onsterfelijk en onvergankelijk lichaam dat alleen de Heer nu heeft.

   


© www.hetbestenieuws.nl