Gods Aionische Doelstelling
Hoofdstuk 10

Het evangelie dat Paulus preekte
door Adlai Loudy

"De rechtvaardige zal leven uit geloof"
(Rom. 1:17;SW)

Toen Maarten Luther in 1510 Rome bezocht en met vuur zijn toewijding bracht, zoals de rest van de verdwaasd gemaakte menigte, terwijl hij op zijn knieën de trappen van de Sint Pieter beklom om de grote, beloofde aflaat te verkrijgen, zei hij: "Een stem als de donder leek tot mij te zeggen, 'de rechtvaardige zal uit geloof leven!' Dit voorval markeerde het begin van het herstel van het evangelie dat Paulus predikte, en dat bijna veertien eeuwen daarvoor voor de wereld verloren was gegaan.

Zoals we al in hoofdstuk IX hebben aangeduid, beweerde Paulus heftig dat het evangelie dat door hem werd gepreekt niet naar de mens was, noch aanvaardde hij het van een mens, noch was het door een van hen aan hem verteld, maar door een onthulling van Jezus Christus (Gal. 1:11,12). Bij bekrachtigt het feit verder door het "mijn evangelie" te noemen.

Voor dit evangelie, zo vertelt Paulus ons, was hij afgezonderd (Rom. 1:2), dat hij niet beschaamd was (Rom. 1:6), dat het hem een wee zou zijn als hij het niet zou preken (1 Kor. 9:16). Door het evangelie dat hij preekte zijn wij gered, als we vasthouden aan wat hij zei bij het preken van het evangelie; buiten en zonder ons geloof is het een voorwendsel (1 Kor. 15:1,2). Hij geeft het in detail door aan de Korinthiërs, de nadruk leggend op de essentiële elementen in deze woorden:

"En nu, broeders, maak ik het evangelie bekend dat ik jullie evangeliseer, dat jullie aanvaard hebben, waarin jullie ook staan, door welk jullie ook worden gered, indien jullie vasthouden aan het woord dat ik jullie evangeliseer, behalve als jullie zonder reden geloven. Want ik geef door aan jullie ten eerste wat ook ik aanvaardde: dat Christus stierf voor onze zonden, naar de Schriften, en dat Hij werd begraven en dat Hij werd opgewekt op de derde dag, naar de Schriften"
(1 Kor. 15:1-4;SW)

Uit dit Schriftgedeelte zien we onmiddellijk dat het evangelie dat Paulus predikte betrekking had op Christus - Zijn dood, begrafenis en opstanding. Het is Gods kracht voor redding en niets kan de plaats er van innemen. Er is geen andere kracht in het universum die mensen naar God kan laten toekeren. Alle moderne vervangsels en hulpmiddelen, sanitair of sociaal, gepassioneerde mondelinge of emotionele opwinding, kunnen een mens niet redden of rechtvaardig maken voor God. Alleen het evangelie, zonder enige toevoeging of verweer, is in staat iedereen die gelooft te redden.

Wat een heerlijke studie - de rechtvaardiging van de mens, zijn rechtvaardigheid en redding door de verlossing die in Christus Jezus is, Die God voortbracht voor een bedekking, door geloof in Zijn bloed - het evangelie! Dit is echt een goed bericht, goed nieuws.

I. Christus stierf voor onze zonden

Christus stierf voor onze zonden naar de Schrift. Dit is het eerste essentiële feit of waarheid van het evangelie. Een helder verstaan van alles wat dat inhoudt, samen met een bewustwording van de permanent blijvende, zonde-reinigende werkzaamheid van Zijn bloed, dat ons verlost, niet alleen van de natuurlijke gevolgen van zonde, maar ook van God verontwaardiging die er verband mee houdt, en ons kleedt in goddelijke rechtvaardigheid, buiten het bereik van veroordeling, kan niet ingeschat worden.

Maar op welke wijze stierf Christus voor onze zonden naar de Schrift? Deze vraag heeft veel zorg gebaard, en doet dat nog steeds, in eerlijke en ook oneerlijke harten. Daarom, ons tot op zekere hoogte de harde noodzaak voor een grondige studie van wat God heeft onthuld over deze grote vraag bewust wordend, zullen wij de uiterste zorg en eerbied betrachten bij het presenteren van het onderwerp van het woord van Zijn genade, hopend daarbij allen die het lezen te helpen.

Paulus opent het onderwerp door een vergelijking te maken met de daden van mensen. Zo vergroot en intensiveert hij de liefde van God, in Zijn transactie aan het kruis. Hij zegt:

"Want nauwelijks zal iemand ten behoeve van een rechtvaardige sterven, misschien dat iemand de moed heeft ten behoeve van een goede te sterven"
(Rom. 5:7;SW)

Velen die dit lezen zijn zich, door persoonlijke waarneming, bewust van de waarheid die het bevat. Vele jaren geleden speelde zich in de staat Virginia een tragedie af in een rechtbank, als gevolg van een uitspraak, toen de rechter en diverse rechtbank werknemers dood geschoten werden. De criminelen ontsnapten en verborgen zich lange tijd in de bergen, maar werden uiteindelijk door een jachtgroep gegrepen, en berecht en veroordeeld. In de groep was een jonge man, op iedere wijze ideaal, geliefd door heel de gemeenschap, maar met de anderen veroordeeld tot de elektrische stoel. Terwijl de tijd voor de executie naderde, deed een man van over de bergen een beroep op de gouverneur om toestemming te krijgen te sterven ten behoeve van de goede man! We zouden hier nog andere voorbeelden kunnen geven, ten behoeve van het goede, misschien zelfs van hen die durfden te sterven!

"maar God beveelt Zijn liefde aan ons aan, ziende dat, toen wij nog zondaren waren, Christus ten behoeve van ons stierf"
(Rom. 5:8;SW)

"Doch wij zien Jezus, een beetje minder gemaakt zijnd dan de boodschappers, vanwege het lijden van de dood gekroond zijn geworden met heerlijkheid en met eer, zodat door de genade van God, Hij zou proeven van de dood ten behoeve van iedereen"(Hebr. 2:9;SW)

"Want Degene die geen zonde kende, maakte Hij ten behoeve van ons zonde, opdat wij gerechtigheid van God mogen worden in Hem"
(2 Kor. 5:21;SW)

Deze Schriftgedeelten onthullen de diepgaande genade van God die ons wordt aanbevolen door de dood van Christus ten behoeve van ons, maar ik vraag me af of we echt het diepe belang van dit alles grijpen. In de eerste plaats moeten we een heldere bewustwording krijgen van de zondigheid van zonde in Gods ogen, en Zijn rechtvaardige verontwaardiging en veroordeling er van. Paulus zegt:

"Want het onmogelijke van de wet, waarin ze zwak was door het vlees, deed God, Zijn Zoon zendend in gelijkenis van het vlees van de zonde, en om de zonde - Die de zonde veroordeelt in het vlees, opdat de rechtseis van de wet vervuld zou worden in ons die niet naar het vlees wandelen, maar naar de geest"
(Rom. 8:3,4;SW)

Dit Schriftgedeelte onthult Gods veroordeling van zonde in het vlees, en de uitgebreide liefde en genade die Hij zo geweldig en niet mis te verstaan aan de wereld heeft aangeboden, toen Hij Zijn eigen Zoon zond in de gelijkenis van het vlees van de zonde en Hem bracht in het stof van de dood aan het kruis. O, mochten wij toch de werkelijkheid grijpen van die grote transactie op Golgotha! Het verslag van Christus' gebeden en lijden in Gethsemanee zijn ons allen bekend, maar zij bereiden onze harten alleen voor op de diepere ontvouwingen van het kruis, waar de Zondeloze ten behoeve van ons tot zonde werd gemaakt. Door het donkere toneel van Gethsemanee binnen te gaan, vinden we de transactie van het kruis omgevormd van slechts een manifestatie van menselijke en satanische haat, naar een bewuste en tevoren besloten daad van God. De verschrikkelijke behandeling van de Heilige door de God Die Hij zo trouw diende, is een veel meer verwarrend probleem dan de introductie van het kwaad in de schepping. Niemand zal willen betwisten dat Christus niet verdiende de bittere beker te drinken die de Vader Hem voorzette. In de donkere schaduwen van Gethsemanee werd het probleem van het kwaad voor ons opgelost.

"Vader! Indien U wil, neem deze beker van Mij weg. Echter, laat niet Mijn wil gebeuren, maar de Uwe"
(Luk. 22:42;SW)

Dit is een goddelijk plaatje van het grote conflict tussen goed en kwaad in z'n meest intense vorm. Onze Heer kende heel goed het kwaad dat voor Hem lag, want Hij had er keer op keer over gesproken. Hijzelf wilde de beker niet drinken! Laten we dit helder stellen: het lijden van Christus was niet Zijn wil, maar de wil van de Vader. Tot dan toe was er een perfecte eenheid geweest tussen de wil van de Vader en die van de Zoon, maar in deze extreme worsteling van de ziel maakte berusting de weg vrij voor onderschikking.

Sinds het ochtendgloren van de schepping had Hij een genoegen gehad in de wil van God. Hij had met blijdschap Zichzelf ontledigd van de heerlijkheden van de goddelijke vorm en nam de vorm aan van een slaaf, binnentredend in de vernedering van de mensheid. Maar toen het aankwam op de schandelijke dood van het kruis, kwam Zijn ziel in opstand en weigerde Zijn wil te volgen! Onze willen zijn zo voortdurend in conflict met Gods wil, dat het voor ons vrijwel onmogelijk is ons bewust te worden van de vreselijke kloof die onthuld werd in de worstelende woorden "laat niet Mijn wil gebeuren, maar de Uwe."

Vanaf het donkere toneel van Gethsemanee, volgen wij Hem naar het kruis op Golgotha. En zonder ook maar op z'n minst de schuld van de mens of de zonde van Satan te mininaliseren, mogen we onder hun hatelijke daden door kijken en zien hoe God ze gebruikt als Zijn poppen in de voorbereiding van het grote Offer dat tevoren bekend was, ja, al voor de nederwerping van de wereld (1 Petrus 1:20).

De dreigende duisternis was maar een fysieke aanwijzing van terugtrekking van de goddelijke Aanwezigheid van de stille Lijder. Dit was onvergelijkbaar meer verschrikkelijk dan de tegenstand van Zijn vijanden of de verlating door Zijn vrienden. Totdat de duisternis Hem omhulde, had Hij altijd in het licht van Gods glimlach geleefd. Nu hangt Hij aan een boom en is Hij door God vervloekt (Gal. 3.13). Zondeloos werd Hij tot zonde gemaakt (2 Kor. 5:21). Toen was het dat vuur van boven in Zijn botten kwam (Klaagl. 1:13). Daar was het dat de Heer Hem kneusde en Zijn ziel maakte tot een offer voor zonde (Jes. 53:10). Het is het zwoegen van Zijn ziel in die donkere uren dat de zondevraag voor eens en altijd regelde. Probeer, om een beetje te weten van wat Hij leed, de betekenis van de woorden van de Psalmist David te verstaan (Psa. 22:14,15;SW):

"Ik ben uitgegoten als water
en al mijn beenderen zijn ontwricht.
Mijn hart is als was;
het is gesmolten in het midden van mijn darmen.
Mijn kracht is opgedroogd als aardewerk
en mijn tong kleeft aan mijn kaken,
en op de grond van de dood
zet U mij op mijn haardstenen."

Dood door de handen van God; kunnen we het vatten? En het is alleen als we God zien tegen Hem, daar bij de veroordeling van zonde, dat we op prijs kunnen stellen hoeveel Hij nu voor ons is. Gekruisigd door de mens, op bevel van Satan, en door God verlaten, is Hij het meest verloren schepsel in het universum!

O Christ, what burdens bowed Thy Head!
    Our load was laid on Thee;
Thou stoodest in the sinner's stead--
    Bear'st all my ill for me:
A victim led, Thy blood was shed:
    Now there's no load for me.

Death and the curse were in our cup--
    O Christ, 'twas full for Thee!
But Thou hast drain'd the last dark drop:
    'Tis empty now for me.
That bitter cup--love drank it up,
    Now blessings flow for me.

The Holy One did hide His face.
    O Christ, 'twas hid from Thee!
Dumb darkness wrapt Thy soul a space:
    The darkness due to me.
But now that face of radiant grace
    Shines forth in light on me.

For me, Lord Jesus, Thou hast died,
    And I have died in Thee.
Thou'rt ris'n; my bands are all untied,
    And now Thou liv'st in Me.
When we with Thee above abide,
    Thy glory then for me.

Voor Zichzelf had God Hem nooit hoeven verlaten, maar ten behoeve van mij en van u, beste lezer, verdroeg Hij niet alleen de lichamelijke pijn, de mentale marteling, de morele vernedering die mensen toebrachten, maar de diepere, grotere wanhoop van de vreselijke vijandschap van God.

Daar hangend tussen aarde en hemel, drukte God "de beker" aan Zijn lippen en keerde Hem Zijn rug toe, Hem in het donker achterlatend om alleen de beker tot op de bodem leeg te drinken! Pas nadat dit was gebeurd en het licht terugkeerde, was Hij in staat uit te roepen tot God, en dan die meest onbegrijpelijk vraag uit te drukken:

"Mijn God, Mijn God, Waartoe heeft U Mij verlaten?"
(Matt. 15:34;SW)

Denk u een in! Terwijl wij nog zondaren waren, maakte God Zijn Zoon tot een zonde-offer ten behoeve van ons, om op die manier Zijn liefde voor ons aan te bevelen en, als reactie, onze antwoordende liefde te winnen. De genade van dit alles zit in onze onwaardigheid voor zo'n groot offer. Veroordeling en dood was ons enige deel. Maar God is liefde, en liefde verlangt naar een liefdesantwoord, en daarom werd Christus de grote zondedrager gemaakt, Wiens bloed voldoet voor zonden, uit het verleden, in het heden en in de toekomst, Gods recht rechtvaardigend en het voor Hem mogelijk makend de Rechtvaardiger van allen te zijn die het geloof van Jezus hebben (Rom. 3:24-26).

II. Hij werd begraven

De dood van Christus is essentieel in het evangelie, maar toch is dat niet voldoende. Dat, op zich, zou geen evangelie zijn. Hij moest begraven worden, een teken dat zonde geregeld is, gereinigd, weggedaan! Maar toch is dat niet voldoende, want een dode en begraven Christus kan niet redden. IJdel is onze hoop, wij zijn nog steeds in zonden, als dat alles is! Paulus verklaart:

"Indien wij alleen in dit leven in Christus onze verwachting hebben, zijn wij de meest beklagenswaardige van alle mensen."
(1 Kor. 15:19;SW)

Met andere woorden, wat zou ons geloof waard zijn, als Christus nog steeds in het graf zou zijn? Maar we geloven niet alleen in een Christus Die stierf voor onze zonden, naar de Schrift, en begraven was, maar we geloven ook in de Christus Die ook opgewekt is geworden in de derde dag, naar de Schrift.

III. Hij is in de derde dag opgewekt geworden

Paulus vertelt ons in 1 Korinthe 15:20...

"Maar nu: Christus werd opgewekt uit doden, als Eersteling van de ontslapenen"
(1 Kor. 15:20;SW)

Dit is inderdaad een blij bericht! Maar hoe weinigen zijn zich bewust van de juichende waarheid van het evangelie die te vinden is in de opstanding! Wat schiet de hedendaagse prediking tekort in het uitleggen van het Schriftuurlijke patroon over dit deel van het evangelie! De opstanding was hét bijzondere beroep van al het apostolische preken. Het is het toppunt van alles wat vooraf was gegaan in het evangelie, een waar begrip van wat een troostende verzekering brengt en een jubelende vreugde die er anders niet had kunnen zijn. Romeinen vier, vers vijf en twintig, presenteert de heerlijke waarheid zo duidelijk dat allen die het lezen kunnen begrijpen:

"Nu werd dit niet om hem [Abraham] alleen geschreven, dat het hem werd toegerekend, maar ook terwille van ons, aan wie het op punt staat toegerekend te worden, die in Hem geloven Die Jezus, onze Heer, opwekt uit de doden, Die werd overgeleverd om onze overtredingen en werd opgewekt om onze rechtvaardiging
(Rom. 4:23-25;SW)
Dit heeft geen uitleg nodig, alleen geloof om het te geloven! Hij werd opgewekt voor onze rechtvaardiging. Begrijpen wij de heerlijke waarheid die deze woorden uitdrukken? Laten we de zin nog eens lezen...
"Die werd overgeleverd om onze overtredingen en werd opgewekt om onze rechtvaardiging"

Hier staat geschreven dat Christus in feite stierf voor onze zonden en werd opgewekt uit de doden, omdat de zonden die Hij droeg weg waren en wij gerechtvaardigd zijn. De vraag is nu beperkt tot een verstaan van wat de Schrift bedoelt met het gebruik van het woord "rechtvaardiging." Omdat we dit onderwerp uitputtend zullen behandelen in ons volgende hoofdstuk, zullen we hier alleen dat opmerken wat ons in staat zal stellen in te gaan in de heerlijke waarheid die God door het gebruik van dit woord uitdrukt.

Eerst benadrukken wij het feit dat het niet een "pardon" of "vergeving" betekent; het hint daar zelfs niet naar. Er zo over te spreken verlaagt en verkleint het de werkzaamheid van dat onschatbare offer dat God in Christus aan het kruis bracht. O, de schande van zulk een onderwijs! Wat heeft dit een niet op te sommen verlies gebracht aan de heiligen van God!

We zien dat "rechtvaardiging" de vertaling is van het Griekse woord dikaiooo, en betekent rechtvaardigen, vrijspreken, of zuivering. rechtvaardigen betekent schuldloos of onberispelijk verklaren; vrijspreken betekent onschuldig verklaren, in rechten herstellen; terwijl zuivering betekent: verdedigen en succesvol als rechtvaardig handhaven en vrij van schuld tegen alles wat kan aanvallen. Hij werd opgewekt vanwege onze rechtvaardiging; Zijn opstandig is het bewijs! Het bloed van Christus is het gedenkteken van de blijvende werkzaamheid van Zijn dood, en beschermt ons tegen alle toekomstige verontwaardiging. Als Christus stierf terwijl wij nog zondaren waren, dan hoeven we zeker niets te vrezen, nu wij gerechtvaardigd zijn.

Maar hoe wordt deze rechtvaardiging of rechtvaardigheid van God, die in het evangelie is, aan ons toegekend of toegerekend? Paulus zegt dat het is "uit geloof tot geloof." Laten we heel de tekst eens bekijken.

"Want ik wordt niet beschaamd door het evangelie, want het is Gods kracht voor de redding van iedereen die gelooft, eerst voor de Jood en ook voor de Griek. Want daarin wordt Gods rechtvaardigheid onthuld, uit geloof tot geloof, zoals het staat geschreven: De rechtvaardige zal leven uit geloof."
(Rom. 1:16,17;SW)

Maar wat wordt er bedoeld met de zinsnede "uit geloof tot geloof"? Kennelijk is men zich weinig bewust van, en wordt er nog minder gepreekt over, het geloof van Jezus Christus! Zelfs de vertalers van de King James vertaling begrepen het niet en legden het verkeerd uit in vrijwel iedere gelegenheid waar de Grote Auteur het gebruikte. Een studie in de vertalingen van Wycliffe, Tyndale, Cranmer, Geneve, en Rheims-Douay, net als in de meeste moderne vertalingen, onthult het feit dat maar weinigen, zo niet allen, de ver reikende betekenis gegrepen hebben van de waarheid dat onze Here Jezus Christus de "Inwijder en Volmaker van geloof" was (Hebr. 12:2), en aan dit voorbij zien is het te wijten dat juist die Schriftgedeelten die gezegende stralen van licht laten schijnen voor de troost van de heiligen, verdorven zijn geraakt door de meningen van mensen, en de heiligen hebben er verlies door geleden.

Christus is de Inwijder en Volmaker van geloof, en het is "uit Zijn geloof" voor "ons geloof" dat de rechtvaardigheid van God met aionisch leven aan ons wordt toegerekend. De heilige Geest spreekt veelzeggend door Paulus een aantal malen over deze waarheid.

"Maar nu is, buiten wet om, rechtvaardigheid van God openbaar geworden(waarvan getuigd wordt door de wet en de profeten), ja, een rechtvaardigheid van God door het geloof van Jezus Christus, voor allen, en op allen die geloven, want er is geen onderscheid"
Rom. 3:21,22;SW)
"Wij, van nature Joden, en niet zondaren uit de natiën, die waargenomen hebben dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door geloof van Jezus Christus, ook wij geloven in Christus Jezus, opdat wij gerechtvaardigd mogen worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet, ziende dat uit werken van de wet geen enkel vlees gerechtvaardigd zal worden."
(Gal. 2:15,16;SW)
"Maar zeker ook acht ik alles schade te zijn vanwege het superieure van de kennis van Christus Jezus, mijn Heer, door Wie ik het al zuiver, en ik acht het vuilnis, opdat ik Christus zou winnen en in Hem gevonden moge worden, niet mijn rechtvaardigheid hebbend, die uit de wet, maar die door het geloof van Christus, de rechtvaardigheid van God, door het geloof"
(Filip. 3:8,9;SW)

Hier, door vast te houden aan consequentie bij het vertalen, vinden we dat het geloof van Jezus Christus het kanaal is waardoor wij Gods rechtvaardigheid ontvangen. Hij alleen, van heel de mensheid, deed niet alleen goed en hield de wet, maar geloofde God toen Deze hem sloeg voor ons zonden. Daarom is het uit Zijn geloof voor ons geloof dat wij gerechtvaardigd zijn - bekleed met Gods rechtvaardigheid. Wij worden verder er door de Schrift van verzekerd dat het vanwege geloof is dat het kan overeenstemmen met genade (Rom. 4:6). Indien het door iets anders dan geloof zou zijn, zou het botsen met genade. Daarom is er geen reden om te roemen.

Dus preekte Paulus het evangelie dat zich bezig hield met de dood, begrafenis en opstanding van Christus. Hij werd overgegeven vanwege onze overtredingen. Hij stierf ten behoeve van ons terwijl we nog zondaren waren. Hij werd begraven. Hij werd in de derde dag opgewekt, naar de Schrift, vanwege onze rechtvaardiging. Dit brengt ons naar de plaats waar we onze openingszin kunnen begrijpen, die Maarten Luther aangreep:  "De rechtvaardige zal leven uit geloof" De rechtvaardigheid van God die in het evangelie is, komt niet door werken van rechtvaardigheid die we zelf doen. Paulus klaagde over het feit dat Israel vuur voor God had, maar, onwetend zijnde van de rechtvaardigheid die van God is, en proberend hun eigen rechtvaardigheid te vestigen, niet onderschikt was aan Gods rechtvaardigheid (Rom. 10:1-4). En precies zo is het: allen die onwetend zijn van Gods rechtvaardigheid proberen hun eigen rechtvaardigheid tot stand te brengen door zichzelf een te maken met werken van wet, ritueel, vormen en inzettingen, en weigeren onderschikt te worden aan Gods rechtvaardigheid die alleen door geloof komt.

Christus stierf voor onze zonden; werd overgegeven vanwege onze overtredingen, en werd opgewekt omdat de zonden die Hij droeg verdwenen zijn en wij gerechtvaardigd zijn! Nu zullen de rechtvaardigen leven door geloof. Christus' dood, begrafenis en opstanding is het evangelie. Het is Gods kracht voor redding voor een ieder die gelooft. Het is een voltooid werk met een blijvende werkzaamheid waardoor rechtvaardiging, kwijtschelding en zuivering komt in de ogen van God. Door geloof, dan, worden we gekleed in Gods rechtvaardigheid en zullen we leven tijdens de aionen.

Waarom dan kunnen wij niet vreugdevol uitroepen met de apostel Paulus...

"Want ik wordt niet beschaamd door het evangelie, want het is Gods kracht voor de redding van iedereen die gelooft, eerst voor de Jood en ook voor de Griek. Want daarin wordt Gods rechtvaardigheid onthuld, uit geloof tot geloof, zoals het staat geschreven: De rechtvaardige zal leven uit geloof."

En voor de climax van deze troostende, hartversterkende leer van Gods alles overstijgende genade, sluiten we af met de Schrift over hoe Christus ...

"... werd overgeleverd om onze overtredingen en werd opgewekt om onze rechtvaardiging. Wij dan, gerechtvaardigd uit geloof, hebben vrede met God door onze Heer Jezus Christus, door Wie wij ook, door het geloof, toegang hebben in deze genade, waarin wij staan en wij roemen, in de verwachting van de heerlijkheid van God"
(Rom. 4:25 - 5:1,2;SW)



terug naar de Indexpagina



© www.hetbestenieuws.nl