Wat is het punt?
door Rick Longva

"tegelijkertijd de Vader dankend, Die jullie bekwaam maakt voor het deel van het lot van de heiligen, in het licht."
(Kol. 1:12)

Die ene vraag die de moeder van alle vragen is Christenen vragen wanneer hen wordt verteld dat God, doorheen Christus, heel de mensheid tot Hem wil trekken en dat God Alles in allen wil zijn.

"Als iedereen gered gaat worden, wat is dan het punt om nu een Christen te zijn?"

Om de een of andere reden is, wanneer ik die vraag hoor,  "Wat is het punt van nu een Christen te zijn?", mijn eerste gedachte: "Indien u deze vraag moet stellen, bent u dan wel een gelovige?"

Dan denk ik:

"Dat is een eerlijke vraag, eeuwen van systematiserende misleiding in acht nemend." (Efe. 4:14).

Het korte antwoord is: U had geen keuze, anders dan een gelovige te zijn. God had u gekozen vanaf de nederwerping van de wereld (Efe. 1:4); de keuze was al voor u gemaakt, net zoals voor de ongelovige die geen andere keuze heeft dan op moment niet te geloven.

We komen niet tot God op onze tijd, we komen tot Hem op Zijn tijd. Hij trekt ons.

"En de Heer voegde dagelijks toe aan die gered worden ... zovelen als verordend zijn tot aionisch leven ... ziende dat God aan jullie vanaf het begin de voorkeur geeft tot redding."
(Hand. 2:47; 13:48; 2 Thess. 2:13).

Op dit moment heeft God het ongeloof in de gelovige vernietigd. Hij heeft ons doen geloven, niet omdat we speciaal zijn of iets gedaan hebben dat Zijn genade waard is, u moet alleen maar eerlijk zijn in uzelf om u bewust te worden dat nu niets van God verdient en dat God u tot Hem trok. Jezus zei:

"Niemand kan naar Mij toe komen in het geval niet de Vader, Die Mij zendt, hem zou trekken."
(Joh. 6:44)

Aan de andere kant, de ongelovigen hebben niets gedaan dat God zal stoppen hen op den duur te redden; als ze dat wel zouden hebben is hun ongeloof krachtiger dan Jezus' woorden.

"En Ik, in het geval dat Ik verhoogd zal worden vanuit de aarde, zal allen naar Mijzelf toe trekken."
(Joh. 12:32)

Er zijn twee trekkingen. Één nu, zij die geplaatst zijn voor aionisch leven, en die later. Dit alles is bereikt door Christus' voltooide werk op het kruis en Zijn opstanding. Niemand zal nu en niemand zal later zichzelf naar God moeten trekken. Het is allemaal God's werk.

Om de een of andere reden worden de meeste Christen weerspannig wanneer ze horen dat God alle mensen tot Zichzelf zal trekken en Alles in allen zal zijn. Dit is wat hen doet vragen: "Wat is het punt om nu te geloven?"

In plaats van lichtgeraakt te zijn zouden gelovigen dankbaar moeten dat we gekozen werden om in deze tijd gelovigen te zijn. Wij zijn degenen die het meest dankbaar zouden moeten zijn voor alles; wij zijn degenen die innerlijke vrede zouden moeten hebben wanneer alles tot chaos lijkt te vervallen. Wij zijn degenen die het doel zouden moeten begrijpen waarom de wereld, en ook wijzelf, door de pijnen gaan waardoor wij allen gaan. En met deze kennis in ons zouden we er dagelijks aan herinnerd moeten worden dat het God is Die de controle heeft, niet alleen met ons lot, maar met het lot van heel de mensheid, en dat het op Zijn tijd is dat Hij allen tot Zichzelf zal trekken. Daarom zouden we, met deze kennis, dankbaar moeten zijn.

Paulus zegt in 2 Thessalonicenzen 2:13...

"Maar wij zijn verschuldigd God altijd te danken aangaande jullie, broeders, geliefd zijnd door de Heer, ziende dat God aan jullie vanaf het begin de voorkeur geeft tot redding, in heiliging van de geest en in geloof van de waarheid..."

Paulus was dankbaar voor deze redding, niet alleen voor hemzelf, maar ook voor allen die gekozen waren om in deze tijd gelovigen te zijn. Hij wist wat het was om zonder Christus te zijn en hij wist wat het was om gekozen te zijn.

Paulus kon dankbaar zijn voor allen, omdat hij wist wat er in het vat zit voor heel de mensheid, alsook voor allen van God's schepping.

"Terwille van dit buig ik mijn knieën naar de Vader van onze Heer, Jezus Christus, vanuit Wie elke familie in de hemelen en op aarde wordt genoemd."

Paulus vertelt ons dat hij weggerukt werd naar de derde hemel en aarde in 2 Korinthe 12. Daar zag hij de Al komend tot in de allen. Wat hij zag was hem op dat moment niet toegestaan te vertellen. Hij zou later in de brieven aan de Efeziërs, Filippenzen en Kolossenzen over deze dingen die hij zag schrijven, niet door ze beeldend te beschrijven, maar ze in waarheid te onthullen. In die drie brieven zou hij schrijven over het hemelse verblijf van de gelovige, de absolute genade van God, de verzoening van heel de mensheid met God. Dit alles zal gedaan worden tot heerlijkheid van God, niet de mens of religie.

In Paulus'geschriften, van Romeinen tot Filemon, hebben we de zekerheid dat God Alles in allen wordt.

Paulus, een patroon

"Maar vanwege dit verkreeg ik ontferming, opdat eerst in mij Jezus Christus alle geduld zou betonen, tot patroon van die op het punt staan in Hem te geloven tot in aionisch leven."
(1 Tim. 1:16)

Paulus noemt zichzelf een patroon voor allen die op het punt staan te gaan geloven. Paulus is een type van hen die nu geloven in genade door geloof, alsook een type van hen die zullen geloven in genade door zien.

Paulus was aanwezig bij de steniging van Stefanus. Paulus stond er bij toen Stefanus het getuigenis van Christus gaf. Hij hoorde ieder woord en na Stefanus' woorden bewilligde hij in zijn steniging; daarna stond hij er bij en keek toe hoe de anderen hem stenigden.

Stefanus' boodschap maakte Paulus' hart niet zachter of deed hem stoppen en de grote dingen van God overdenken of zijn behoefte aan een Redder. Stefanus' boodschap maakte hem woedend.

Paulus verwierp de boodschap en de Christus Die Stefanus verkondigde.

Paulus denkt in Filippenzen 3:4-6 en 1 Timotheüs 1:13-16 na over die tijd in zijn leven toen hij aan de top van zijn religie stond, alsook zijn zelfrechtvaardiging, en dat hij degene was die de vervolging leidde van de volgelingen van Christus, alsook om, zelfs door middel van de dood, hen te stoppen die in Zijn naam predikten. Hij herinnert zich dan het mededogen en de genade die aan hem geschonken werd, hij die de voornaamste van zondaren was.

"hoewel ik ook vertrouwen had in vlees. Als iemand anders vertrouwen meende te hebben in vlees, ik nog meer: in besnijdenis acht dagen oud, vanuit het ras van Israël, van de stam van Benjamin, Hebreeër vanuit de Hebreeën, overeenkomstig de wet Farizeeër, overeenkomstig geestdrift de ekklesia vervolgend, overeenkomstig de rechtvaardigheid in wet onberispelijk wordend ... ik die vroeger een lasteraar en vervolger en belediger was. Maar ik verkreeg ontferming, omdat, onwetend zijnde, ik het deed in ongeloof. Maar de genade van onze Heer is overweldigend, met geloof en liefde in Christus Jezus. Betrouwbaar is het woord en alle verwelkoming waardig, dat Christus Jezus tot in de wereld kwam om zondaars te redden, van wie ik de eerste ben. Maar vanwege dit verkreeg ik ontferming, opdat eerst in mij Jezus Christus alle geduld zou betonen, tot patroon van die op het punt staan in Hem te geloven tot in aionisch leven."

Paulus zou later schrijven dat God hem had gekozen voor de dienst als evangelist vanaf zijn moeder's baarmoeder (Galaten 1:15), maar de tijd van zijn omwenteling kwam pas vele jaren later. Paulus moest de weg afleggen die hem gegeven was te gaan; hij moest de fout van zelfrechtvaardiging ervaren, alsook ongeloof en onwetendheid over de Ware God, voordat hij zou gaan geloven.

Paulus noemt zichzelf in 1 Timotheüs een patroon voor hen die op het punt staan te gaan geloven. Men zou zich moeten herinneren dat, hoewel Paulus veel leed voor zijn geloof in Christus, hij nooit uit eigen vrije wil tot Christus kwam.

Men zou zich ook moeten herinneren dat Paulus bij zijn bekering geen preek hoorde en hij geen beslissing nam.

Dus hoe kon Paulus zichzelf een patroon noemen voor hen die op het punt staan te geloven?

Ja, Paulus was gered door genade, maar voor Paulus, de ongelovige, net als zijn tijdgenoot Thomas, zou geloof in Christus alleen maar op één manier komen: door zien.

Zo werd Paulus een gelovige: door te zien.

Zijn zielse geest zou hem niet toestaan de grotere Weg van God te zien; het zou hem alleen maar dieper wegtrekken in de onwetendheid en ongeloof die hij diende. Paulus moest, voordat hij geloofde, van aangezicht tot aangezicht komen met Degene Die Hij ontkende en vervolgde.

Dit onderwijs over Paulus is voor de meesten verloren gegaan.

Het algemene onderwijs nu is dat als je de boodschap verwerpt, jij verworpen zal worden.

Wanneer zag iemand die nu gelooft de opgestane Christus en aanvaardde Hem, na Hem gezien te hebben, als hun Redder?

Is dat het patroon dat iemand van ons die nu gelooft volgde?

Het is waar dat God hen roept die nu gesteld worden voor redding door geloof, niet door zien.

Jezus noemt hen:

"Gelukkig zijn zij die niet waarnemen en geloven."
(Joh. 20:29)

Paulus zegt van ons, die nu geloven:

"omdat wij gehoopt hebben op de levende God, Die redder is van alle mensen, vooral van gelovigen."
(1 Tim. 4:10)

De meerderheid van de mensheid gelooft nu niet door geloof en zij vertrouwen niet op de levende God. Zij zullen later Paulus' patroon volgen; wanneer zij Christus zien zullen zij geloven. In die tijd zullen God's geduld, mededogen, liefde en genade hun ongeloof overweldigen.

Gode zij dank voor het voorbeeld van Paulus!

Door Paulus hebben we een beeld van hoe God bij de voleinding met de mensheid zal handelen.

Zij zullen Christus zien en de vraag stellen die Paulus stelde:

"Wie bent U Heer?"

God zal Zich hun achtergrond herinneren, waar zij vandaan komen; Hij zal Zich herinneren wie zij zijn (hun karakter), wat zij zijn (mensen) en waarom zij in ongeloof werden gelaten.

Waarom zal Hij Zich herinneren?

God, in Zijn soevereiniteit, schiep allen en deed allen ontstaan.

"want U schept ale dingen en vanwege Uw wil waren zij en worden zij geschapen"
(Openbaring 4:11)

Paulus herinnert ons hieraan en aan God's soevereiniteit, in Romeinen.

"Ik zal Mij ontfermen over wie Ik Mij ook maar zal ontfermen, en Ik zal medelijden hebben met wie Ik ook maar medelijden zal hebben."
(Rom. 9:15)
"Dus dan: Hij ontfermt Zich over wie Hij wil en Hij verhardt wie Hij wil.
"(Rom. 9:18)
"Want God sluit allen samen op tot in onzeglijkheid, opdat Hij Zich over allen zou ontfermen."
(Rom. 11:32)

Het traditionele onderwijs zegt dat de oneerbiedige mens zijn vuisten zal schudden en Christus vervloeken wanneer zij van aangezicht tot aangezicht voor Hem zullen staan.

Je hoeft alleen maar naar "het patroon" te kijken om een dieper begrip te krijgen van wat de voleinding werkelijk zal zijn.

Vóór Paulus bekering noemde hij zichzelf onwetend en ongelovig.

Paulus was een tegenstander die tegen de Christus vocht; hij was een ongelovige die geen verlangen had deze Messias te volgen. Voor Paulus was deze Messias een valse Messias, maar toch trok God Paulus in Zijn genade en mededogen in Zijn aanwezigheid. Paulus zou schrijven:

"Maar ik verkreeg ontferming, omdat, onwetend zijnde, ik het deed in ongeloof. Maar de genade van onze Heer is overweldigend, met geloof en liefde in Christus Jezus."(1 Tim. 1:14)

God's genade overweldigde alle onwetendheid, haat en ongeloof die Paulus tegen Christus had.

Paulus kende uit de eerste hand de allesoverstijgende genade van God.

Paulus kon eerlijk schrijven:

"De genade van onze Heer overweldigt."

Velen zullen geen haat tegen Christus hebben, maar wij allen zijn, op een bepaald moment, nog steeds onwetend en hebben ongeloof over Christus en God.

Indien God ons zou toestaan de onzichtbare dimensies rondom ons te zien zou niemand ongelovige zijn. Maar Zijn wegen zijn niet de onze; Hij bewerkt alle dingen op Zijn manier en op Zijn moment.

Wij beledigen de onthulling die aan Paulus werd gegeven wanneer we "het patroon" van de genade en mededogen verminderen dat God aan Paulus had getoond, en aan ons, en wanneer we de waarheid ontkennen dat God dezelfde genade en mededogen zal tonen aan de rest van de mensheid die nu net zo onwetend en in ongeloof is als wij, de gelovigen, eens waren.

Wij, die nu deze gade en dit mededogen van God ervaren, zouden nooit de vraag moeten stellen:

"Als iedereen gered zal gaan worden, wat is dan het punt van nu een Christen zijn?"

Wij zouden naar Paulus' voorbeeld moeten kijken. Hij is het patroon voor allen die nu door genade en geloof geloven, en het patroon voor hen die op het punt staan te geloven door genade en zien. Wij zouden altijd God moeten danken voor Zijn genade en mededogen die we nu hebben, en Hem dankbaar zijn voor Zijn genade en mededogen dat aan heel Zijn schepping in de komende aionen uitgedeeld zal worden.

Hier is een ander patroon dat we van Paulus zouden overnemen, altijd biddend en dank brengend voor heel de mensheid.

"Ik roep dan eerst op van alles te doen: smeekbeden, gebeden, bepleitingen, dankzeggingen, ten behoeve van alle mensen, ten behoeve van koningen en voor allen die in superioriteit zijn, opdat wij een gematigd en rustig levensonderhoud zullen doorbrengen, in alle eerbiedigheid en eerbaarheid, want dit is ideaal en welkom in het zicht van God, onze Redder, Die wil dat alle mensen gered worden en komen tot besef van de waarheid. Want er is één God en ook één Middelaar van God en van mensen: de Mens Christus Jezus, Die Zichzelf geeft als een overeengekomen loskoopsom ten behoeve van allen (het getuigenis in de eigen perioden)."
(1 Timotheüs 2:1-6)

Rick
www.godisgod.ca



www.hetbestenieuws.nl