Het heerlijk evangelie van Gods genade
deel 2
Rechtvaardiging door geloof

door A.E.Knoch.

Abraham wordt ons voor ogen gesteld als het grote voorbeeld van rechtvaardiging door geloof. In de brief aan de Romeinen, na aangetoond te hebben dat niemand voldoet aan de standaard van Gods heerlijkheid, maakt Paulus de fundamentele waarheid van het evangelie van de Onbesnedenheid bekend, dat rechtvaardiging er is door genade om niet, door geloof (Rom. 3:22-26). Dan weidt hij hierover over uit en laat zien dat Abraham werd gerechtvaardigd door geloof voordat hij besneden werd. In onze zoektocht naar de onderliggende basis voor het evangelie voor vandaag, zullen we zorgvuldig overwegen wat onthuld wordt over Abraham ten tijde van zijn rechtvaardiging, en later, toen hij besneden was, en, op deze wijze, verder licht laten schijnen op de waarheid, zodat we het volle belang kunnen grijpen van rechtvaardiging, het importeren van Gods rechtvaardigheid, zoals tegengesteld aan vergeving, wat voor de Besnijdenis is, want dit is het basisonderscheid tussen de twee.

Maar laten we eerst kort overdenken wat Paulus onthult over deze grote genade. Om te beginnen vertelt hij ons dat zijn evangelie Gods kracht voor redding is voor een ieder die gelooft, omdat daarin Gods rechtvaardigheid uit geloof wordt onthuld (Rom. 1:16,17). Hier hebben we een geweldig contrast met vrijwel alle voorgaande onthulling. Daarin houden we ons bezig met de rechtvaardigheid van de mens, of beter: zijn onrechtvaardigheid, vanaf Adam, en in het bijzonder nadat Israel de wet van Mozes was gegeven. Tot nu toe veroordeelde God de mens. Nu is het onderdeel van het evangelie om hem te redden. Destijds was de onthulling van Zijn recht tegen allen, vanwege hun onrechtvaardige daden; nu is het op allen die geloven, omdat het een gratis geschenk van genade is, toegewezen aan mensen vanwege hun geloof (Rom. 3:21-24). Tot nu toe heeft de mens geprobeerd zijn rechtvaardigheid te tonen door zijn daden, en faalde. Nu toont God Zijn rechtvaardigheid door hen die geloven te rechtvaardigen, en het is een ongekend succes (Rom. 3:23-26).

Natuurlijk zou niemand Gods rechtvaardigheid kunnen verwerven door middel van zijn eigen daden. Op z'n best zou hij iets van de zijne kunnen vestigen. Noch kan een mens zijn eigen rechtvaardigheid verkrijgen door te geloven. Het is Gods rechtvaardigheid die ons wordt toegerekend door geloof. Dit laat een van de vitale onderscheiden zien tussen het evangelie voor de Besnijdenis en de Onbesnedenheid. Onbesneden ontving Abraham deze gunst, helemaal buiten wat hij had gedaan om (Rom. 4:1-6). Precies hoe het hem werd "toegerekend" hopen we te zien wanneer we de passage zelf overdenken.

Paulus gaat verder door te zeggen dat zij van de Onbesnedenheid die geloven, net als Abraham, deze goddelijke rechtvaardigheid overnemen, terwijl de Besnijdenis, die het door werken probeert te verkrijgen, het niet vindt (Rom. 9:30). Omdat ze onwetend zijn van Gods rechtvaardigheid, proberen ze die van hen zelf te vestigen (Rom. 10:3). De Enige Die geen zonde kende werd ten behoeve van ons tot zonde offer gemaakt, opdat wij Gods rechtvaardigheid in Hem zouden worden (2 Kor. 5:21). Paulus vond zijn bevoorrechte plaats, als een van de Besnijdenis, een hindernis en achtte het vuilnis, omdat het een eigen rechtvaardigheid vereiste, die hij niet kon leveren, en hem weg hield van het toeëigenen van Gods rechtvaardigheid in Hem (Filip. 3:8,9).

Geloofsrechtvaardigheid

De rechtvaardigheid van geloof wordt gewoonlijk iets zo diepe en mysterieus geacht dat het onmogelijk is het te begrijpen. Theologische verklaringen hebben de zaak alleen maar verward, in het bijzonder wanneer onschriftuurlijke termen worden ingebracht. Het wordt over het algemeen verondersteld een toegedicht verdichtsel te zijn, of de vervanging van Christus' persoonlijke rechtvaardigheid voor de tekortkomingen van de zondaar, of een plaatsvervangende overdracht aan de heilige van iets dat hij niet echt bezit. Deze verklaringen bevredigen ons gevoel voor recht niet, en dus kunnen ze zeker dat van God niet bevredigen. Er moet de een of andere substantiële basis zijn voor geloofsrechtvaardigheid die het uit het gebied van verdichtsels haalt naar die van feiten. De enige plaats waar dit wordt onthuld is in Gods woord, en in verband met dit thema.

Waarom zou geloof gerekend moeten worden voor rechtvaardigheid? Alles wat niet uit geloof is, is zonde. Wat God zegt is allerhoogst juist, en het is een vergissing daarmee niet in te stemmen. Vertrouwen in God is het doel van alle menselijke ervaringen, samen met wantrouwen in de mensen. Bij de voleinding zal God Alles in allen worden, en de mens niets in niemand. Alles wat in die richting leidt komt overeen met Gods doelstelling en wil. Wanneer God spreekt, wat Hij ook zegt, ligt het enig juiste in vertrouwen in en overeenkomen met Zijn onthulling. Alleen dit zal ons leiden naar het universele doel. Daarom kan niets meer rechtvaardig zijn dan geloof. Het is niet alleen juist, maar het leidt de gelovige op het juiste pad, langs het pad dat leidt naar het brood en de wijn van God, het leven en de vreugde die heel de schepping wacht bij de voleinding. Zij die geen geloof hebben kunnen niet anders dan van de weg afdwalen. Zij volgen valse sporen die wegleiden van het doel. Zelfs zij die achtenswaardig zijn, en niets weten van vuile zonde, moeten, zonder geloof, wel het spoor missen. Het is onmogelijk rechtvaardig te zijn, tenzij we geloven wat God heeft onthuld.

Menselijke rechtvaardigheid

Laten we, met het oog hierop, het menselijk idee van recht eens overdenken. Wat is goed en wat is fout? Waar ligt de grens tussen dat wat goed is en dat wat slecht is? Veel ondeugden zijn misplaatste of overdreven deugden, en deugden kunnen heel gemakkelijk ondeugden worden. Zelfs genade zonder waarheid kan meer schade doen dan helpen. Waar zullen we de scheidslijn plaatsen tussen standvastigheid en hardnekkigheid? Wanneer we onszelf terecht verontwaardigd beschouwen, kunnen anderen denken dat we ongepast boos zijn. Wanneer zij mild zijn, kunnen wij dat onterecht zien als gebrek aan vurigheid. Wie is geschikt om een ander te oordelen van wie de motieven verborgen zijn en wiens hart wij niet kunnen lezen? Hoeveel zullen we toestaan aan onvolwassenheid, een zwak gestel of nervositeit, wat ons onnatuurlijk doet handelen? Naar mate we groeien in genade worden we milder, sympathieker. Dat is waarom nieuwelingen geen controle mag worden gegeven in een ecclesia, want de ervaring van kwaad is nodig om de hand van het recht te temperen en het hart te leiden naar z'n beslissingen.

Bij de bema van Christus zullen de beslissingen gebaseerd zijn op de motieven achter onze daden die niemand anders kan zien. Dat is waarom ons wordt verteld niets vóór het juiste moment te oordelen tot de Heer zal komen, Die de verborgen dingen van duisternis zal verlichten en de raadsbesluiten van de harten bekend zal maken. De apostel voegt de vertroostende conclusie toe dat voor een ieder een applaus van God zal komen(1 Kor. 4:5). Op een andere plaats vraagt hij "Maar waarom oordeel jij jouw broeder, of waarom ook minacht jij jouw broeder? Want wij allen zullen gepresenteerd worden voor de daïs van God" (Rom. 14>10-13). We doen allemaal dingen die sommige heiligen vanwege hun achtergrond en opvoeding zouden veroordelen, maar die anderen zouden aanbevelen vanwege een andere omgeving en ervaring.

In ons dienstbetoon kunnen we niet iedereen een genoegen doen. Dit wordt prikkelend duidelijk in onze oprechte pogingen de heiligen te voorzien van een veilige en bevredigende vertaling van Gods woord. Sommigen gaan buitengewoon ver in hun lof, anderen sparen hun veroordeling niet. Sommigen koesteren zich in de volharding en accuratesse van onze weergaven. Anderen veroordelen iedere vertrek van het Grieks, ook al geeft het een foute indruk in idiomatisch Engels en zij zelf het in hun taal niet kunnen uitdrukken. Weer anderen wijzen ieder vertrek van traditie af en zouden me op de brandstapel willen verbranden om hun god een genoegen te doen. Nauwelijks één enkele tegenstander handelt overeenkomstig de huidige bedeling of zelfs met het mededogen dat in het evangelie van de Onbesnedenheid te vinden is. Hun harten zijn niet verzacht door de overdenking van het complete falen van de mensheid, noch zijn ze dankbaar voor een inspanning die de mens nederig maakt en God verhoogt op Zijn plaats van suprematie.

Wat een contrast is er tussen de koers van Israel en de apostel Paulus! Zij probeerden hun eigen rechtvaardigheid te vestigen, maar waren niet onderschikt aan die van God (Rom. 10:3). Paulus werd veroordeeld door de heiligen, zeer waarschijnlijk onterecht, maar toch vond hij het onverstandig zichzelf te verdedigen. Als hij dat zo doet, is hij zorgvuldig zijn daad als onvoorzichtig te kenmerken (2 Kor. 12>11,19). Maar was het niet nodig dat de apostel zijn naam onbezoedeld zou houden? Zou de zaak van Christus er niet onder lijden als mensen lasterend over hem zouden spreken? De tweede brief aan de Korinthiërs laat zien dat zelfs de grote apostel zwaar door de heiligen werd bekritiseerd, maar dat hij toch alleen onder protest met zijn kwaadsprekers handelt. Het is duidelijk dat hij, gewoonlijk, niet eens probeerde zijn koers te rechtvaardigen in de ogen van zijn mede-gelovigen.

Laten we hieruit niet opmaken dat hij onzorgvuldig was in zijn gedrag of onverschillig over zijn reputatie. Hij waarschuwde tegen gedrag dat het dienstbetoon zou schaden. Maar wie is er vrij van smaad? Zelfs de Heer Zelf, Wiens gedrag boven alle twijfel was verheven, werd de prikkeling van lasterlijke tongen niet bespaard. Het is voor mij een bevrediging wanneer ik tegelijk twee brieven ontvang, de een de vertaling veroordelend omdat die slaafs letterlijk is, en de ander om ze te idiomatisch is. Het is interessant om de achtergrond van elke criticaster te overdenken en te zien waarom hij bezwaar maakt tegen de CONCORDANT VERSION. Sommigen willen dat ik met elk bezig moet houden en hem laat zien waar hij de fout in gaat. Dit zou leiden tot een eindeloos geschil, tenzij ik in ieder geval de achtergrond corrigeer. Wanneer ik dat doe, word ik ronduit door beide afgewezen. De een maakt me uit voor een onwetende, luie amateur, de ander veroordeelt mijn vertrek van het "woord van God." Mijn schuld zal nooit geregeld worden, totdat Christus Zelf in die dag het oordeel velt.

Zelfrechtvaardigheid vs. genade

Ik wil niet slechts rechtvaardig te zijn in mijzelf. Ik wil genadevol zijn. Ik eis niet mijn rechten op. Ik zucht om genade alleen. Ik ben al rechtvaardig in Christus en ik heb geen rechtvaardigheid van mijzelf nodig. Hoezeer ik er ook naar streef om rechtvaardig te zijn, ik ben er in het geheel niet tevreden mee dat ik aan niets toekom dat God vereist. Zelfs als ik mijn taak tegenover mijn medemens vervul, doe ik dat zeker niet tegenover God. Zelfs als mijn geweten zuiver is, rechtvaardigt dat mij niet. De meest voorbeeldigen van alle heiligen worden, wanneer zij binnen gaan in de aanwezigheid van Gods heerlijkheid, zich er van bewust hoe onvolkomen zelfs hun hoogste talenten bij Hem moeten overkomen.

Een van de beste tekenen van volwassenheid in genade is je te verheugen wanneer je het bij het verkeerde eind hebt en de ander bij het juiste. Dit is geheel vreemd aan de bedelingen van de Besnijdenis, waar persoonlijke rechtvaardigheid het grote doel van allen is. Fout zijn betekent veroordeeld worden. Wij zouden medelijden moeten hebben met hen die fout doen. Dat brengt een heel andere geest in de gemeenschap en samenwerking. Gisteren gingen twee van ons naar een bepaald adres, en we waren het oneens over welke straat we in moesten. Maar een van ons stapte genadevol opzij en, merkend dat hij het fout had gehad, zei: "Ik ben zo blij dat jij het goed had! Ik zie niet graag dat je het fout hebt." Geen woord over zijn eigen fout! Bezig zijn met jezelf, zelfs met ons falen, is niet goed voor iemand die in Christus is. In het Besnijdenis patroon van dingen is het nodig, want daar is het doel het falen van het zelf aan te tonen, en niet zozeer de rechtvaardigheid van de ander. Laten wij, in al onze tekortkomingen, ons verheugen in het tegengestelde in anderen, in het bijzonder in onze Heer, Jezus Christus.

Een verhelderend schriftgedeelte is te vinden in Deuteronomium 25:1. "dan rechtvaardigen zij de rechtvaardige en zij veroordelen de kwade"(SW). Wij hebben precies het tegendeel hiervan in het evangelie van de Onbesnedenheid, want de rechtvaardigen worden niet gerechtvaardigd (ziende dat er geen zijn), maar de onrechtvaardigen worden gerechtvaardigd, en er is geen veroordeling voor de boosaardigen (Rom. 8:1). Dit komt voort uit het feit dat het experiment in Israel had aangetoond dat Adams overtreding veroordeling bracht over heel de mensheid; en nu brengt Christus' ene rechtvaardige beloning voor heel de mensheid rechtvaardiging ten leven (Rom. 5:18).

Zijn we eenmaal grondig bevredigd met het feit dat zelf rechtvaardiging niet binnen ons bereik ligt, dat wij niet kunnen voldoen aan de standaard die God ons voorlegt, of zelfs niet de veel lagere graad van rechtvaardigheid kunnen bereiken die iedere daad zou rechtvaardigen in de ogen van onze metgezellen, dan zullen we ons geheel werpen op de genade van God en op de gunst van onze makkers. We zullen onze koers geheel tegengesteld sturen aan die van hen die voelen dat zij zichzelf tegen iedere prijs moeten rechtvaardigen of anders hun trots en zelfrespect verliezen, hun meest kostbare bezit. We zullen onze tekortkomingen erkennen, zelfs wanneer we ze niet bewust zijn, en onszelf werpen op de verdraagzaamheid en liefde van anderen.

De grootse leerstelling van rechtvaardiging of goddelijke rechtvaardigheid wordt in het abstracte niet snel begrepen en daarom zullen we concrete en opvallende voorbeelden geven die ons zullen helpen te zien hoe en waarom God dat wat tegengesteld is aan Zijn wil kan en zal rechtvaardigen en verdedigen. Misschien kunnen de beste illustraties en de meest verblindende zonden gevonden worden rondom het kruis van Christus. En daar kunnen we gemakkelijk onderscheid maken tussen de Besnijdenis en de Onbesnedenheid, want beiden waren er bij betrokken, maar toch verschilden ze ruim van elkaar in hun woorden en daden. En hier kunnen we zien hoe nodig het is dat het oordeel zou zijn naar de woorden en ook de werken, want de Joden deden echt niet veel anders dan hun valse en furieuze beschuldigingen, terwijl de vreemdelingen in feite Christus kruisigden. Het waren de woorden, en niet zozeer de werken, die het hart onthulden, waarop alle ware berechting gebaseerd moet zijn.

De soldaat die Hem doorstak

Laten we de zaak nemen van de soldaat die met een lans onze Heer doorstak(Matt. 27:49, weggelaten in de King James, Joh. 19:34). In zijn geval wordt er in de Schrift al op een zeer opmerkelijke wijze vooruit gelopen op het grote witte troon oordeel. Er is geen twijfel dat deze soldaat deze misdaad beging, want we hebben een dubbel getuigenis er over in de Schrift, en in één geval voegde Johannes, die er bij was, er zijn plechtige getuigenis aan toe: "En die gezien heeft, heeft getuigd en Zijn getuigenis is waar."(Joh. 19:35;SW). Toch schijnen andere schriftgedeelten dit tegen te spreken, want zij staan er op dat de Joden Hem doorstaken. De profeet die deze omstandigheid voorzegde legt de blaam op zijn eigen volk. In het verslag van Johannes, pal na getuigd te hebben dat een van de soldaten Zijn zijde doorstak, wordt dit gegeven als de vervulling van Zacharia 12:10. "En zij kijken naar Mij Die zij doorstaken"(SW). Volgens dit was het niet die ene soldaat, maar het huis van David en die verbleven in Jeruzalem die beschuldigd moesten worden van deze climax vormende en wraakzuchtige daad die Zijn ter dood brengen boven alle twijfel stelt.

Johannes schijnt, in de inleiding van zijn Openbaring van Jezus Christus, het bereik er van nog wijder te leggen, want hij voegt toe dat alle stammen van het land over Hem zullen treuren (Openb. 1:7). Ja, de indruk wordt gewekt dat Israel deze misdaad zal erkennen als de hunne, hoewel het, zoals we gezien hebben, in werkelijkheid een Romeinse soldaat was die de daad voltrok. Dit alles zou ons moeten helpen te zien hoe God de natiën kan rechtvaardigen, maar van Israel bekering vraagt, hoewel Hij, in de laatste analyse, allen zal rechtvaardigen (Rom. 5:18). In ieder geval moeten we onder het oppervlak gaan en het hart ontdekken. We zullen vinden dat dit van groter belang is dan het feit alleen. Israel doorstak Hem in feite niet, maar in hun hart waren zij de schuldige partij. De soldaat was feitelijk de schuldige, maar niet in zijn hart.

Laten we eens proberen een oordeel uit te spreken over deze Romeinse soldaat. Het is zeer goed mogelijk dat hij handelde als een vertegenwoordiger van de natiën, en de relatie van de natiën met de dood van de Redder illustreerde. Laten wij gaan zitten als rechter en zien of wij zijn daad kunnen rechtvaardigen. Hij handelde onder orders. De dienstdoende centurion stond er bij. Hij deed gewoon zijn werk. Er is geen verslag dat hij meer deed dan zijn taak en enige persoonlijke wreedheid of wraakzucht uitoefende. In tegendeel, de centurion was buitengewoon onder de indruk van de wijze van de dood van onze Redder, zo onnatuurlijk omdat Hij met een luide, krachtige stem riep, pal voordat Hij Zijn laatste adem uitblies. Toen was het dat hij uitriep: "Waarlijk, deze was de Zoon van God!"((Matt. 27>54;SW). Vanuit een menselijk standpunt zou het moeilijk zijn deze mannen voor enige misdaad te veroordelen. Ja, als zij hadden geweigerd, dan zouden ze voor een militaire rechtbank moeten verschijnen en in ongenade gevallen zijn. Maar wat juist is in de ogen van mensen, kan zeer fout zijn wanneer het verbonden is met God.

Kan deze daad in de ogen van God gerechtvaardigd worden? Het is zeer opmerkelijk dat deze daad in de Schrift voorzegd was. Gods Woord moet vervuld worden! Ik betwijfel het zeer dat de soldaat van deze voorzegging wist of dat hij met opzet er op uit ging om het uit te voeren. Hij kon op dit gebied zichzelf niet rechtvaardigen. Maar kan God een daad als deze veroordelen, wanneer er geen ongehoorzaamheid of vijandschap is? Het is mogelijk dat het steken twee maal gedaan werd, één maal vóór en één maal na Zijn dood. In het laatste geval werd het gedaan om er zeker van te zijn dat er niet langer leven aanwezig was. Dit was op zich belangrijk, omdat later geruchten werden verspreid dat Hij niet echt gestorven was. In dit licht zou het een noodzaak genoemd kunnen worden, of zelfs een goede daad. Maar veel meer dan dat, het vervulde niet alleen een deel van Gods Woord, maar het maakte het onnodig dat Zijn beenderen gebroken werden, wat Hem ongeschikt zou maken om het grote Antitype van de Mozaísche offers te zijn (Num. 9:12). Als de steek met de lans niet had aangetoond dat Hij al dood was, dan zouden zij Zijn benen gebroken hebben, zoals zij dat deden met de twee rovers en de twee misdadigers.

Hier hebben we dan een daad, onwetend en in ongeloof gedaan door iemand van de Onbesnedenheid, die oppervlakkig gezien beschouwd kan worden als een gruwelijke misdaad tegen Gods Geliefde, maar, geoordeeld van Gods kant en die van de mens, zouden we het niet anders willen hebben en kunnen niet terecht degene veroordelen wiens hand de lans hanteerde. Nee, we vinden het in onze harten dat we zijn daden rechtvaardigen, zelfs wanneer wijzelf onmetelijk dankbaar zijn dat er op ons geen beroep werd gedaan om er persoonlijk deel aan te hebben. Wij kunnen niet zeggen dat wij deze soldaat vergeven, want er zijn geen gevoelens bij betrokken. Het zou zelfs niet goed zijn hem te vergeven, want dat zou inhouden dat hij iets verkeerds had gedaan. Wij worden gewoon gedrongen zijn boze daad te rechtvaardigen. Hij deed het goede. Opent dit niet een uitzicht op mogelijkheden met betrekking tot al het kwaad dat door zondaren van de Onbesnedenheid begaan? Niets dat zij doen is op zich maar half zo kwaad als het geven van de doodssteek aan Gods Geliefde Zoon, en daarom kan het gevonden worden binnen het bereik van Zijn genadevolle rechtvaardiging.

De Joden roepen een oordeel over zich af

Maar kunnen wij, op welke wijze dan ook, de Joden rechtvaardigen? Dat zij vergeven kunnen worden wordt duidelijk het het gebed van onze Heer: "Vader, vergeef hen, want zij zijn zich niet bewust van wat zij doen" (Luk. 23:34;SW). O, mochten Zijn heiligen deze geest tonen tegen hun vervolgers! De Joden zullen op den duur door God gerechtvaardigd worden, wanneer dit het deel is van heel de mensheid (Rom. 5:18). Maar geoordeeld door hun wet, en in het licht van hun evangelie, moeten we hen veroordelen. Waren zij zo trouw geweest aan Mozes' wet als de soldaten aan de wet van Rome, dan zouden wij hen ook kunnen rechtvaardigen. Maar zij gingen in tegen de wet en de uitspraken die God aan hen had toevertrouwd. Juist de onthulling die hen had moeten voorbereiden op de Messias, veroordeelt hen voor het verwerpen van Hem.

Het grote Antitype van alle offers stond op punt geofferd te worden. Hij was het ware Paaslam. Geen been hiervan mocht gebroken worden (Num. 9:12). Toch vragen zij Pilatus om Zijn benen te laten breken, zodat Hij van het kruis afgenomen kan worden, opdat Hij hun feest niet zal bevuilen! Ze zijn zo heilig dat zij de grootste van alle zonden begaan! Ze breken de wet door Zijn benen te willen breken!

Maar alles was voorzegd en moest vervuld worden. Zij waren de aangewezen priesters en moesten het Offer offeren, want alle zegen hing er van af. Daarom zullen ook zij gerechtvaardigd worden, maar pas bij de afsluiting van de aionen. Zolang ze onder de wet zijn, zolang ze op het vlees staan, ontvangen ze vergeving of oordeel. Hierin verschilt hun evangelie van het onze. Wij worden afgebeeld door de soldaat, die onwetend zijn speer in de zijde van Zijn Redder stootte en gerechtvaardigd werd. Zij brachten de zware verdrukkingen en benauwdheden over zich die nog steeds de koppige natie achtervolgen, die pas vergeven zullen worden wanneer Hij verschijnt.

Door naar deel 3


Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.