Studies in Filippenzen
deel 1
De aansporing van de slaven
Filippenzen 1:1-2 - 4:21-23

door A.E.Knoch.

De brief aan de Filippenzen komt tot ons via twee slaven, niet via een apostel. Het is een aansporing, bedoeld voor onze voeten, en niet zozeer een onthulling voor de verlichting van ons denken. Paulus en Timotheüs vertegenwoordigen niet de waarheid voor wat onze positie in Christus betreft, maar het pad dat door de Filippenzen gevolgd moet worden, nadat zij hun plaats in Hem hebben leren kennen. Het bestaat in hoofdzaak uit vier "levende uitdrukkingen" van het evangelie, die uiteen gezet worden zodat wij ze kunnen volgen. Christus, Timotheüs, Epafroditus en Paulus, dit zijn de patronen die ons een sleutel geven voor het gedrag dat vandaag bij ons past - Christus en Paulus in het bijzonder.

Filippenzen volgt na Efeziërs. Wat we ook als volgorde van de boeken in de Bijbel aanhouden, Paulus' brieven komen tot ons in een ongetwijfeld goddelijke volgorde, want het is in alle manuscripten dezelfde. De Romeinengroep - Romeinen, Korinthiërs en Galaten - vormen een eenheid op zich, en wijken niet af van de grote waarheden van rechtvaardiging, verzoening, en verheerlijking. Romeinen heeft, net als Efeziërs, een compleetheid van zichzelf, maar toch wordt het wordt aangevuld door de twee brieven aan Korinthe, voor wat betreft verzoening en verheerlijking, en Galaten is een meesterlijk commentaar op haar behandeling van de rechtvaardiging.

Filippenzen heeft dezelfde relatie met Efeziërs als de Korinthebrieven dat doen met Romeinen. Deze gelijkheid is des te meer opvallend te zien in Galaten en Kolossenzen. Galaten is praktisch beperkt tot de eerste van de drie grote onderwerpen van Romeinen: rechtvaardiging. Het laat verzoening en verheerlijking over aan de brieven aan Korinthe.

Zo handelt ook Kolossenzen in principe met het eerste aspect van het geheim van Efeziërs: onze relatie met God. Het laat de twee andere over aan Filippenzen. In deze brief mogen we verwachten het gedrag uiteen gezet te vinden dat voortvloeit uit de relatie met Christus en met onze medeheiligen. De kracht van het aansporen zal grotendeels afhangen van ons begrip en waardering van de laatste twee onderwerpen van het geheim, dat we een gezamenlijk lichaam zijn en gezamenlijke deelnemers aan de belofte in Christus Jezus, door het evangelie waarvan Paulus de verkondiger werd.

Net als Galaten een uitstekende hulp is bij het begrijpen van rechtvaardiging, en de brieven aan Korinthe dat zijn bij het ontwikkelen van verzoening, zo kan Filippenzen ons assisteren bij het verder grondvesten en bevestigen van onze kennis van Efeziërs, hoewel het bedoeld is voor hen die reeds die grote onthulling van de huidige waarheid hebben verstaan. Het zal in het bijzonder behulpzaam zijn om al die foute ideeën te corrigeren die we kunnen hebben in verband met de laatste twee delen van het geheim. Dit is speciaal waar voor het evangelie, want de Filippenzen waren actieve deelnemers sinds het begin (1:5). En ditzelfde evangelie blijft bij hen. Hij ontvouwt voor hen geen nieuw. Nu echter, zijn zij gezamenlijke deelnemers in haar genade, terwijl zij in het begin er aan deelnamen als gasten van Israel (Efe. 2:12).

Zowel Efeziërs als Kolossenzen zijn gemakkelijk te splitsen in twee delen: leer en gedrag. Zo'n verdeling valt niet te zien in Filippenzen, want alles is gericht op gedrag. De brief deelt wel op in twee aanvullende delen, want een blik op de structuur zal tonen dat het een omkering is, die zich in principe bezig houdt met levende uitdrukkingen van het evangelie. In de eerste helft zijn Christus en Timotheüs de voorbeelden. Deze worden in het tweede deel in balans gehouden door Epafroditus en Paulus. In het eerste deel worden we opgeroepen Christus na te volgen (2:1), in het tweede deel worden we geboden Paulus na te doen(3:17). Deze feiten zijn van groot belang, want sommige passages er in, gescheiden van hun controlerend thema, kunnen zo gebruikt worden dat ze waarheid lijken te leren die geheel tegengesteld is aan Efeziërs. Maar indien ze gehouden wordt binnen de grenzen die door de brief zelf gesteld worden, en toegepast op onze ervaring, zijn ze in volkomen overeenstemming met de voorafgaande brief en met haat allesoverstijgende onthullingen.

De structuur van Filippenzen

| INTRODUCTIE 1:1
| Groeten 1:2
: | De Filippenzen--Bijdrage--Doxology 1:3
: |    Paulus--zijn banden in Christus 1:12
: |     Paulus--zijn onverschilligheid met de dood 1:19
: | De Filippenzen--lijden met Paulus 1:27
: P: | Oproep om Christus na te volgen 2:1
: A: E|
: R: V| | CHRISTUS 2:5
: T: A| |  1 In Gods vorm )
: I: N| |    2 Vorm van een slaaf)--Ontledigt Zichzelf
: C: G| |     3 Menselijke vorm )
: I: L| |      4 Dood )--Vernedert Zichzelf
: P: | |       5 Het kruis)
: A: L| : | Oproep tot gehoorzaamheid 2:12
: T: I| : :
: I: V| : : | TIMOTHEÜS--Zijn karakter en dienstbetoon 2:19
: O: I| : : :
: N: N| : : | EPAFRODITUS--zijn karakter en zijn
: : G| : : | lijden 2:25
: I: | : :
: N: E| : | Oproep om voorzichtig te zijn 3:1
: : X| :
: T: P| | PAULUS 3:4
: H: R| |         7 Wet - rechtvaardig - smetteloos
: E: E| |        6 Vuur--de heiligen vervolgend
:  : S| |       5 Wet - Farizeeër
: E: S| |      4 Hebreeër uit de Hebreeën
: V: I| |     3 Stam van Benjamin
: A: O| |    2 Ras van Israel
: N: N| | 1 Besnijdenis
: G: S|
: E:
: L:  | Oproep om Paulus na te volgen 3:17
: | De Filippenzen--hun zorg voor Paulus 4:10
: |     Paulus - zijn voldaanheid in gebrek 4:11
: |    Paulus--zijn kracht in Christus 4:13
: | De Filippenzen - Bijdrage--Doxology 4:14
:
| AFSLUITING 4:21
| Groeten. 4:23

Een oppervlakkig lezen van Filippenzen geeft maar weinig inzicht in de symmetrie en schoonheid van haar structuur. Toch is er, voor een goed overdenken van de brief, geen sleutel die beter is dan een heldere uiteenzetting van de literaire structuur. Het denken zal mogelijk verloren raken in een doolhof van details en zal, zonder enige steun van de structuur, gemakkelijk ophouden met het grijpen van het echte onderwerp. Misschien is de gewone indruk van deze brief deze: dat ze, net als onze eigen brieven, een rommeltje is van dit en dat en nog wat, zonder enige ontworpen relatie tussen haar delen. Een zogeheten "analyse" is al snel eigenmachtig en wordt gewoonlijk afgeleid uit de interpretatie, in plaats van dat ze helpt. Maar een echte structuur zou net zo vanzelfsprekend moeten zijn als het skelet van een dier, met alle delen symmetrisch en aanvullend, zo hun relatie met elkaar aan allen heel duidelijk makend.

De vier voorbeelden.

De structuur van Filippenzen laat zien dat haar onderwerp is: deelname aan het evangelie. We moeten dit niet beperken tot het verkondigen van het evangelie aan ongelovigen. Het omvat heel de blijde boodschap zoals die onthuld werd, niet alleen zoals toebedeeld naar geloof, maar zoals uitgedrukt in leven. In de tweede helft van Efeziërs wordt ons verteld hoe we moeten wandelen, hier wordt het ons getoond. Daar is waarheid de basis voor gedrag, hier wordt het bijgelicht door een voorbeeld. Het grootste deel van deze brief is gewijd aan levende uitdrukkingen van het evangelie. Het dienstbetoon en het lijden van haar grootste exponenten worden ons ter overweging voorgesteld. Christus Zelf, in Zijn afdaling uit de vorm van God naar de schande van het kruis, wordt ter navolging voorgesteld. Overeenkomend hiermee hebben we Paulus' afdaling van een zelfrechtvaardige Farizeeër, naar de eenwording met de dood van Christus. Het midden van de brief beeldt twee ideale karakters uit: Timotheüs voor dienstbetoon en Epafroditus voor lijden.

De vier aansporingen.

Overeenkomend met haar karakter, zijn de aansporende passages in Filippenzen niet samengeroepeerd bij het einde, zoals in Efeziërs en Kolossenzen, maar zijn ze symmetrisch verspreid doorheen de brief. Ze verschijnen voor en na de twee grote voorbeelden. De apostel pleit voor een nederige en gehoorzame gezindheid, zoals onze Heer die had (2:1-5,12-18). Hij spoort ons aan hem na te volgen en op te passen voor hen die anders handelen (3:1-3, 17-21). De vraag kan rijzen: aangezien Efeziërs zich al met het gedrag heeft bezig gehouden dat overeenstemt met de nieuwe onthulling, wat is er dan nog aan ruimte voor een aansporing in Filippenzen? Het antwoord is dat we ook hier het bijzondere karakter van de brief zien. In Efeziërs zijn de aansporingen algemeen, hier passen ze in het bijzonder bij dienstbetoon. Efeziërs hield zich inderdaad bezig met de slaven van meesters op Aarde. Filippenzen houdt zich bezig met het gedrag van alle heiligen in hun karakter van slaven van een hemelse Meester.

De inleiding.

Om overeen te komen met hun karakter, zijn zowel Filippenzen als Kolossenzen, in tegenstelling tot Efeziërs, gezamenlijk door Paulus en Timotheüs geschreven. In Kolossenzen spreekt Paulus als apostel en Timotheüs als een broeder, maar in Filippenzen buigen beiden onder het juk van dienstbetoon aan Christus Jezus. Zij zijn slaven. Hier wordt er geen geheim onthuld, zoals in Efeziërs. Hier zijn we eerder bezig met daden dan met woorden, met wandel op Aarde en niet zozeer met onze positie in de hemelen.

Zoals de afsluiting toont (4:21-23), voegen de heiligen in Rome, in het bijzonder die van Caesars huishouding, zich bij hem in het groeten van de heiligen in Filippi. Beide zijn welsprekende getuigenissen van het dienstbetoon van deze slaven.

De heiligen in Filippi.

Filippi komt pas binnen in zijn bediening tot na Paulus' scheiding door de geest (Hand. 13;2) en zijn verdere afscheiding van Barnabas(Hand. 15:39). Het gebeurt kort nadat Timotheüs Paulus' metgezel wordt. Zeer beslist leiden door de heilige geest, die hem verbood te spreken in de provincie Asia en Bithynië, dwong hem naar de zeekust bij Troas, waar hij het Macedonische visioen had. Daarna stak Paulus over naar Macedonië om hen te helpen (Hand. 16:6-10). Filippi was de eerste halteplaats, want het was de belangrijkste stad in dat deel van Macedonië, en een Romeinse kolonie.
Het was daar dat Paulus Lydia ontmoette, de purperverkoopster uit Thyatira, en de pytongeest verdreef uit een meisje. En daar werd hij ook gegeseld en gevangen gezet en bad en zong hij God lof toe. Daar was het dat de gevangenbewaarder werd gered en juichend in God geloofde, met heel zijn huis.

Dat is de achtergrond in het boek Handelingen. Alles is nog op koninkrijksgrond. Er is dopen en het uitwerpen van demonen en een wonderlijke aardbeving, wat allemaal hoort bij het koninkrijk, wat het thema is van Handelingen(Hand. 1:6; 28:31).
Sindsdien hebben er grote veranderingen plaatsgevonden. Het verslag van Handelingen was praktisch gesloten. Israel was terzijde gesteld. Gods redding wordt nu rechtstreeks naar de natiën gebracht, zonder hun bemiddeling. De apostel heeft de grote waarheden van rechtvaardiging, verzoening en verheerlijking bekend gemaakt in zijn brieven aan de Romeinen, de Korinthiërs en de Thessalonicenzen. Deze maakte hij ongetwijfeld aan hen bekend in zijn latere bezoek (Hand. 20:6). Maar van deze waarheden weet Handelingen niets. Daarom zouden we daar niet moeten zoeken naar de laatste onthullingen, die Paulus zond vanuit zijn gevangenis in Rome. Daarom moeten we de Filippenzen van Handelingen achter laten in een verre achtergrond, met grote geestelijke veranderingen tussen toen en het schrijven van deze brief.

De opzieners en dienaren.

Niet alleen werd deze brief door slaven geschreven, ze werd speciaal geschreven aan opzieners en dienaren. Het is heel duidelijk dat, met het oog op dienstbetoon, er verschillen waren tussen de heiligen. Dit is altijd zo waar een aantal individuen zich verenigen in een pogen een gezamenlijk doel te bereiken. De ervarenen zouden de supervisie moeten hebben. Wie er toe in staat is zou moeten dienen. Dit is passend en juist.

Orde in de ecclesia.

Het is voor een ieder duidelijk dat de orde in de verschillende kerken van vandaag niet die is welke in de Schrift te vinden is. Geen kerk heeft meerdere "bisschoppen", of opzieners, zoals in Filippi, uitgezonderd de weinige die streven naar eenvormigheid aan het goddelijke model. In die dagen waren er, naast de gaven, apostelen, profeten, evangelisten, pastors en leraren (Efe.4:11); er waren opzieners en dienaren voor dienstbetoon, alsook oudsten voor het regelen van zaken. De functie van "bisschop" is gewoonlijk verward geworden met die van een oudste, zodat we vandaag "episcopaalse"(geleid door bisschoppen) en "presbyteriaanse" kerken hebben(geleid door oudsten). Efeziërs houdt zich niet bezig met de locale ecclesia en daarom wordt er ook geen melding gemaakt van plaatselijke oudsten of opzieners of dienaren. Zo is ook Filippenzen betrokken bij dienstbetoon, niet bij heersen, omdat oudsten niet genoemd worden, alhoewel hun werk van opziener ons voor ogen wordt gebracht.

Opzieners of "bisschoppen."

Wanneer we zien hoe ver de moderne ecclesiastale organisaties afgedwaald zijn van het ideaal dat ons in de Schrift wordt voorgesteld, is er een neiging geen enkele orde als goddelijk in de ecclesia te erkennen. Maar dit zal ons van de ene naar de andere vergissing leiden. Deze brief onthult de wortel van de huidige afval in deze in haar openings aansporing. Opzieners en dienaren worden in het bijzonder opgeroepen de nederigheid van Christus na te doen en om Paulus te volgen in zijn verwerping van aardse eer. Tegengesteld daar aan zijn zij omgevormd geworden tot bisschoppen en ouderlingen. In plaats van het bezoeken van de heiligen in hun eigen ecclesia, heeft een huidige bisschop een hoge plaats boven de geestelijkheid van vele kerken. In plaats van Christus na te doen, heeft men met Satan gewedijverd. Om het goddelijk idee van het ambt van een bisschop te kunnen hervinden, zullen wij alles nauwkeurig moeten bekijken wat over dit onderwerp in de Schrift gezegd wordt. Om de precieze betekenis van het woord te krijgen, stellen we een concordantie samen van waar het voorkomt.

OPZIEN episkopeoo

Hebr. 12:15 toeziende, dat niemand gebrek heeft
1Petr. 5:2 toezicht houdend, niet gedwongen, maar vrijwillig

SUPERVISIE bezoeken episkopee

Luc. 19:44 omdat jij niet de tijd van jouw bezoeking wist
Hand. 1:20 en een ander neme zijn toezicht over
1Tim. 3:1 Indien iemand zin heeft in het opzienersambt
1Petr. 2:12 in de dag van de bezoeking

OPZIENER episkopos

Hand. 20:28 onder wie de heilige geest opzieners over jullie plaatste om de ecclesia van God te hoeden
Filip. 1:1 samen met de toezichthouders en dienaren
1Tim. 3:2 Een opziener dan moet onbesproken zijn
Titus 1:7 de opziener moet onberispelijk zijn
1Petr. 2:25 nu keerden jullie terug naar de Herder en Opziener van jullie zielen

Zoals gebruikelijk is de King James vertaling de getuige van de ware betekenis van dit woord, want het geeft het weer met "overseer" (opziener - Hand. 20:28) en "taking the oversight" (het opnemen van het opzienerschap - 1Petr. 5;2). Het is kenmerkend dat de King James vertaling een van de ecclesiastale titels zou introduceren die in de kerk in gebruik waren in de tijd dat het werd vertaald, want het werd in het bijzonder op toegezien dat de dan bestaande kerkorde niet verstoord zou worden. Ook Luther maakte duidelijk dat hij er niet een was die van alles af zag wat niet in de Schrift te vinden is. Hij wenste alles in het katholieke ritueel te laten zoals het was, tenzij het beslist tegen het Woord in ging. Daarom bevat de kerkorde in de Lutherse kerk veel dat is overgedragen uit het Romanisme. Maar zelfs als het met "bisschop" wordt vertaald, zal de geestelijk verstandige een grote kloof ontwaren tussen de ecclesiastale waardigheidsbekleder van vandaag en de nederige opziener van de vroege kerk. Wie zou een bisschop willen klasseren als een dienaar, of zelfs maar met "oudste"(Filip. 1:1)? En wie zou een bisschop willen oproepen niet te heersen over de kudde? Is dat niet exact de essentie van zijn ambt? Vandaag hebben wij een bisschop over vele kerken, toen waren er vele in iedere ecclesia. Nu heersen bisschoppen over priesters en oudsten, toen waren zij met hen verbonden in het dienen van de heiligen.

De Griekse woorden die we overdenken zijn gevormd uit epi, OP, en skop, ZIEN, OP-ZIEN, en zijn de gebruikelijke termen voor bezoeken, bezoeker, bezoek. Hieruit lijkt het dat de belangrijkste taak van een opziener was het bezoeken van of omzien naar de heiligen. Het is de dienst die door een pastor gedaan wordt. Het woord pastor betekent letterlijk herder. Toen Paulus voor de laatste maal door Efeze ging (Hand. 20:28), riep hij de oudsten op: "Geef acht op jullie zelf en op heel het kuddetje, onder wie de heilige geest in jullie midden opzieners plaatste om de ecclesia van God te hoeden" Dit was duidelijk een Presbyteriaanse kerk, want de oudsten waren ook bisschoppen! En zij waren het die ook het pastorale werk deden. In deze dagen is ecclesiasticisme moeilijk te vermijden, maar zij die zich aan het werk van de Heer geven en recht hebben om van het evangelie te leven, zouden hun uiterste best moeten doen niet over de heiligen te heersen. Nu er geen apostelen meer zijn, is het regeren van een kerk een plaatselijke zaak, in de handen van de oudsten in iedere ecclesia. Het Woord staat niet een heerser toe van buiten de ecclesia, uitgezonderd de Heer Zelf.

De termen oudste, bisschop, pastor, en leraar zouden niet verschillende ecclesiastale ambten moeten beschrijven. Hoewel het de hoofdfunctie van een oudste is om voor te zitten (1Tim. 5:17), noemde Paulus, toen Titus opgedragen werd om in iedere stad oudsten aan te stellen, hen opzieners: "Indien iemand onberispelijk is, man van één vrouw, gelovige kinderen hebbend, niet in opspraak zijnde door liederlijkheid of opstandigheid, want de opziener moet onberispelijk zijn"(Titus 1:6,7;SW). En de opzieners moeten ook hoeden of pastor zijn (Hand. 20:28). Daarnaast hadden sommige van de oudsten de gave van onderwijzen. En iemand die zwoegt moet speciale eer hebben en ondersteund worden in zijn werk (1Tim. 5:17,18). Paulus combineerde mogelijk al deze gaven en diensten in zichzelf. Iedere leek in een ecclesia kan een dienaar worden en, wanneer hij ouder wordt, opziener en oudste, en naast het uitoefenen van een van de gaven, evangelist, pastor of leraar.

Afgezien van een apostolisch opzienerschap werd aan de Paulinische ecclesias geen menselijk hoofd gegeven om de ecclesia als geheel te verenigen en over hen te heersen, of over groepen van hen. Alle functionarissen, dienaren, opzieners en oudsten, waren plaatselijke figuren, en hadden geen dienstbetoon of zeggenschap buiten hun eigen ecclesia. De gaven hadden mogelijk een wijder bereik, maar het lijkt er op dat evangelisten en leraren, als zij naar andere velden gingen, daar samenwerkten met de plaatselijke ecclesia, als die er was, en zich voegden naar de oudsten in zaken van kerkorde. Men zou bijna zeggen dat de vroege kerk geen hoofd had. De noodzaak voor een menselijk hoofd werd niet gevoeld tot de kerk het contact verloor met haar hemelse Hoofd, en zich afwendde van Zijn Woord. Indien allen aan Hem onderschikt zouden zijn, zou er de volst mogelijke samenwerking en eenheid zijn. Israel erkende Yahweh niet als hun Koning, en daarom vroegen ze om een mens. Naar hetzelfde voorbeeld van ongeloof heeft de kerk bisschoppen en pausen gekozen en heeft ze concilies bijeen geroepen en conferenties en assemblees. Ze zijn er niet in geslaagd de heiligen in één lichaam te verenigen, maar wel in hen in vijandige kampen te verdelen.

Alle "kerkregering" in de Schrift, afgezien van het ambt van apostel (wat niet meer bestaat), is plaatselijk. Geen bisschop, geen oudste, heeft enig gezag buiten de vergadering waar hij woont. Er waren geen verbanden van verscheidene groepen, of van alle in een gegeven stad, of district of land. Er waren geen ecclesiastale gezaghebbers buiten de plaatselijke bijeenkomst. Iedere ecclesiasticus die heerst over meer dan een groep van heiligen of over de lokale functionarissen, eigent ten onrechte zich de plaats van Christus toe, want God heeft het hoofdschap van de kerk aan Hem gegeven.

Aangezien er geen gemeentelijke eenheid was onder de heiligen op Aarde, was hun relatie met het gezag een individuele. En deze bestond simpelweg uit onderschikking aan de hogere autoriteiten (Rom. 13:1) en voor hen te bidden (1Tim. 2:2). Indien iedere individuele gelovige dit zou doen, zou het waarschijnlijk zijn dat de heiligen een stil en rustig leven zouden leiden. Hun vermogen taken uit te voeren waarvoor zij op Aarde werden achter gelaten, zou veel groter zijn dan onder het huidige systeem, waarin men door georganiseerde aantallen probeert de regeringen ten gunste van zich te beïnvloeden. Maar het leidt tot hun verlies.

"Dienaren of dominees."

Er kan mogelijk geen beter bewijs worden aangeboden voor de afwijking door de kerk van de geest van nederigheid die was ingeprent in de Filippenzen, dan het verandering van opziener naar bisschop en van een gewoon dienaar naar "bedienaar van het woord". Het is duidelijk dat de laatste term ooit niet meer dan dienaar betekende, anders hadden de vertalers van de King James vertaling het in Mattheüs 20:26 niet hebben weergegeven met: "wie onder jullie groot wil zijn, laat hem jullie dienaar zijn". In Matt. 23:11 vertalen zij het woord weer met dienaar. Sommige van de taken van deze dienaren zijn: huishouden, zoals Martha (Luc. 10:40), water tappen (Joh. 2:9), en het wordt speciaal gebruikt voor hen die aan tafel dienden bij maaltijden (luc. 22:27; Hand. 6:2). Daarom heeft het de betekenis van bedienen of uitdelen. Het verwijst naar eenvoudige taken, niet naar waardig vertoon. Ik herinner me nog heel goed mijn eerste ervaring als dienaar. Het ambt viel mij ten deel zonder benoeming of verkiezing. Mijn taak bestond uit het iedere week schoonmaken van de ruimte waar de bijeenkomst werd gehouden. Op mijn werk en thuis had ik anderen die zulke dingen voor mij deden, maar ik beschouwde het een eer om zoiets als dienstbetoon voor de Heer te mogen verrichten. Het gaf me veel vreugde en bevrediging, en tot op de dag van vandaag heb ik meer vertrouwen in een beloning voor het hanteren van een bezem in die blije dagen, dan voor het hogere werk van het hanteren van een pen bij het verdedigen van de waarheid in de lange jaren die er op volgden.

Hieronder vindt u een aantal plaatsen in Paulus' brieven waar dit woord voorkomt:

Dienaar, uitdeler (diakonos) in Paulus' brieven.

Rom. 13:4 Want zij is dienstknecht van God, voor u ten goede
Rom. 13:4 want zij is in dienst van God, als toornende wreker
Rom. 15:8 Ik zeg namelijk dat Christus dienaar van besnedenen is geworden
Rom. 16:8 onze zuster en dienares van de ecclesia
1Kor. 3:5 Dienaren, door wie jullie geloven
2Kor. 3:6 om dienaren van een nieuw verbond te zijn
2Kor. 6:4 onszelf aanbevelend als dienaren van God
2Kor. 11:15 als ook zijn dienaren veranderd worden als dienaren van gerechtigheid
2Kor. 11:23 Zijn zij dienaren van Christus?
Gal. 2:17 Is Christus dan een dienaar van zonde?
Efe. 3:7 waarvan ik dienaar was geworden
Efe. 6:21 mijn geliefde broeder en trouwe dienaar in de Heer
Filip. 1:1 samen met de toezichthouders en dienaren
Kol. 1:7 die een trouwe dienaar van Christus is
Kol. 1:23 waarvan ik, Paulus, dienaar werd
Kol. 1:25 waarvan ik dienaar werd
Kol. 4:7 de geliefde broeder en trouwe dienaar en mede-slaaf in de Heer
1Tim. 3:8 Dienaren moeten net zo ernstig zijn
1Tim. 3:12 Dienaren, laten zij mannen zijn van één vrouw
1Tim. 4:6 zul jij een goed dienaar van Christus Jezus zijn

Uit deze korte lijst zien we dat diakonos niet de speciale titel is van een kerk official. Ook magistraten worden dienaren genoemd. Het is een algemene term, toepasbaar op iedereen die anderen dient. Ze laat ook zien dat de termen "bedienaar van het woord" en "diaken" in de Schrift aan elkaar gelijk zijn, hoewel ze in het moderne kerkelijk gebruik ver uit elkaar staan. Iedere diaken is een dienaar en iedere dienaar is een diaken. Om deze verwarring te voorkomen vermijdt de Concordant Version waar mogelijk kerkelijke termen. Ze maakt dienaren van "bedienaren van het woord" en diakenen.

De taak van een dienaar.

"Dienaar" wordt in de King James vertaling ten allen tijde gebruikt voor een ander Grieks woord, leiturgos, waarvoor het ook meer passend is, en de Concordant Version volgt hier het voorbeeld. Omdat het ook een vorm van dienen is die de Filippenzen, als geheel, leverden aan Paulus(2:17,30), door Epafroditus (2:25), zal het goed zijn het op dit moment in onze studie te betrekken, hoewel zulke bedienaren van het woord geen permanente plaats in de kerkorde hebben. De term werd alleen bij speciale gelegenheden gebruikt, wanneer er een publieke dienst werd verleend, zoals we zullen zien in de Schriftplaatsen.

leitourgeoo

Hand. 13:2 En tot hen nu die de Heer dienden
Rom. 15:27 horen zij ook met hen hun vleselijke dingen te dienen
Hebr. 10:11 stond iedere priester dag na dag te dienen
Luc. 1:23 toen de dagen van zijn bediening vervuld waren
2Kor. 9:12 dat het dienstbetoon van deze bediening
Filip. 2:17 en de bediening van jullie geloof
Filip. 2:30 het jullie ontbrekende in het dienstbetoon aan mij.
Hebr. 8:6 Doch nu heeft Hij een meer uitnemender bediening gekregen
Hebr. 9:21 en al de vaten van de bediening besprenkelt hij

leitourgos

Rom. 13:6 want zij zijn dienaren van God
Rom. 15:16 om de dienaar van Christus Jezus
Filip. 2:25 jullie apostel en helper in mijn nood
Hebr. 1:7 en Zijn dienaren vlam van vuur
Hebr. 1:14 Zijn zij niet allen dienende geesten
Hebr. 8:2 een Dienaar van het heiligdom

De publieke aard van het dienen, weergegeven door "dienaar", wordt duidelijk uit de Schriftplaatsen, alsook uit de afleidingen van het woord. Het is letterlijk MENSEN-DOEN, iemand die iets doet voor een ander, iemand die een functie uitvoert. Zo wordt het vier maal gebruikt voor het priesterambt (Luc. 1:23; Hebr. 8:2; 9:21; 10:11). Een priester dient, of oefent een ambt uit. Toen Paulus handelde als een priester van het evangelie van God, was hij een dienaar (Rom. 15:16). Paulus was niet de dienaar van Filippi. In tegendeel, de Filippenzen waren dienaren van Paulus (Filip. 2:17,30). Dit bestond uit het aanvoeren van zijn tijdelijke benodigdheden. Ze waren hier niet in geslaagd, totdat Epafroditus werd gezonden om Paulus namens hen te dienen.

Om een modern voorbeeld te geven: op een morgen belde een broeder, bakker van beroep, aan bij het publikatiekantoor en overhandigde een speciale collecte, opgehaald door de ecclesia voor het werk. Hij was bij deze gelegenheid hun "dienaar". Wanneer er een bijzondere inspanning wordt gedaan waaraan de hele ecclesia deelneemt, kunnen zij iemand uit hun midden kiezen die voor hen hun schat wegbrengt. Door deze daad wordt hij hun "dienaar", in de ware, bijbelse zin van het woord. Helaas zijn te vaak de woorden van onze Heer letterlijk, in plaats van figuurlijk, waar. In deze dagen verwacht de "dienaar" behandeld te worden als de grootste in de ecclesia, en niet als de minste. Ware grootheid bestaat niet uit een superieure opleiding, manieren of sociale positie, maar in nederig dienstbetoon.

de plaats van een oudste

oudste presbuteros in Paulus' brieven

1Tim. 5:1 Een oude man?
1Tim. 5:2 oudere vrouwen als moeders
1Tim. 5:17 De oudsten, goed leiding gevend, zijn dubbele eer waardig, vooral de zwoegenden in woord en onderwijs
1Tim. 5:19 Tegen een oudste stem je niet in met een aanklacht
Titus 1:5 en in de stad oudsten zou aanstellen

Zoals we gezien hebben zijn oudsten in Filippenzen niet als zodanig in beeld. Ouderdom zou wijsheid brengen en ervaring zou het vermogen om te leiden moeten ontwikkelen. Daarom werd er gewoonlijk naar oudere mannen gekeken om voor te zitten in de zaken van een ecclesia. Als oudsten stonden zij boven hen die zij dienden. Maar gewoonlijk hadden zij ook hun aandeel in het dienen. Het schijnt voor normaal aangenomen te zijn dat zij de supervisie zouden hebben (Titus 1:5-7). Zo deed het zich ook in Filippenzen voor, geklasseerd als opzieners. Paulus' brief aan Timotheüs en Titus houdt zich bezig met heersen in de ecclesia. Daarom worden ook oudsten naar voren gebracht. In Filippenzen zijn we geïnteresseerd in het dienstbetoon door allen, inclusief de oudsten.

De vraag hoe de oudsten gekozen moeten worden, nu er geen apostelen meer zijn om hen aan te stellen, zou zelden moeten opkomen. Het zou allen duidelijk moeten zijn dat het een ambt is voor hen die de nodige kwaliteiten bezitten, en zij zouden zonder verdere ceremonie erkend moeten worden. Dit heeft in de praktijk vele jaren gewerkt, zelfs in onze dagen. Andere methoden leiden tot veel dat kwaad is. Dit is in het bijzonder het geval wanneer er specifieke eisen zijn aan het ambt, met regelmatige verkiezingen. De kerk van God is geen democratie, overheerst door de meerderheid. Zij zouden voor het Woord moeten buigen en voor hen die de kwaliteiten bezitten die daarin omschreven worden. Oudsten kunnen de mening vragen van iedereen of van de hele ecclesia, maar zij zouden hun acties niet alleen hierop moeten baseren, maar op de ervaring en wijsheid die hun jaren mee zouden moeten brengen, in overeenstemming met de Schrift.

De groeten.

Een opvallende zinsnede sluit de brief af in de groeten aan het eind. "De genade van de Heer, Jezus Christus, zij met jullie geest" De opvallende afwezigheid van lichamelijke zegen in de brief wordt in de afsluiting benadrukt door Gods genade te beperken tot de geest, in tegenstelling tot het lichaam en de ziel, die prominent aanwezig waren in het evangelie van het koninkrijk. Tegengesteld aan deze groet van Paulus is de groet van de apostel Johannes aan Gaius. Hij benadrukt de ziel (3Joh. 2). Maar het dienstbetoon van Filippenzen brengt iets nieuws. Er is lijden in het huidige dienen.

Christus daalde af naar de dood. Paulus is gebonden en zijn leed wordt zelfs door zijn medeslaven versterkt. Epafroditus is ziek en riskeert zijn ziel. Alle genade is nu geestelijk. Daarom roept Paulus, bij het afsluiten, deze genade af over de Filippenzen en over ons, opdat wij ons hoogste geluk zullen vinden in het dienen van Hem, te midden van lichamelijke zwakheid, niet in het vlees, maar in de geest.





Terug naar de indexpagina van Studies in Filippenzen

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern