Zullen miljarden mensen voor eeuwig verloren gaan?
---
Hoofdstuk 44
HET ULTIEME FEEST: HET JUBELJAAR

door J. van A.

   
"Urenlang werd er op de trompetten geblazen, en het geluid weerkaatste tegen de bergen en echode door de valleien ven het land Kanaän. Terwijl de trompetten zonder ophouden doorgingen hun boodschap te verkondigen, namen slaven afscheid van hun meesters en werden verbeurd verklaarde boerderijen en bezittingen teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaars. Gevangenen verlieten zingend en juichend de gevangenis.
Wat was er aan de hand?
Het was de Grote Verzoendag in het Jubeljaar!!
De oude mensen hadden vijftig jaar op dit feest gewacht en jonge mensen hadden nog nooit zo’n dag meegemaakt."
(J. Preston Eby in "Jubilee")

De wetten van het Jubeljaar vinden we in het boek Leviticus 25:8-10

"Na verloop van in totaal 49 jaar, wanneer jullie het sabbatsjaar zeven maal achter elkaar hebben gevierd, moeten jullie op de tiende dag van de zevende maand op de Grote verzoendag de ramshoorn laten schallen. Dat vijftigste jaar moet een heilig jaar voor jullie zijn, gewijd aan de Heer. Dan zullen jullie voor alle bewoners van het land vrijheid afkondigen. Het is het jubeljaar, het jaar, waarin ieder van jullie zijn vroegere bezit terug krijgt en terugkeert binnen de kring van zijn familie."
(het Boek)

Elke vijftig jaar vond er in Israel een grote verandering plaats. God had vier speciale verordeningen voor dat Jubeljaar vastgesteld.

Het land en het volk zouden een heel jaar vakantie genieten. Een tijd van enorme vreugde. Er zou niet worden gezaaid of geoogst. Er zou niemand op het land moeten ploeteren om een goede oogst binnen te halen. Men kon in dat jaar eten van wat was overgebleven van het jaar daarvoor en van wat er spontaan op de akkers groeide.

Alle schuld moest worden kwijtgescholden. Elke Israeliet was vrij van welke financiële verplichting dan ook.

Was er een volksgenoot in de voorbije jaren zo diep in de schulden geraakt, dat hij min of meer als slaaf in dienst kwam bij zijn schuldeiser, dan was hij in het Jubeljaar weer een vrij man zonder enige schuld.

Was een Israeliet gedwongen geweest zijn bezittingen te verkopen, omdat hij vanwege armoede niet in staat was zijn schulden te betalen, dan kwam hij in dat vijftigste jaar weer in het bezit van die eigendommen.

Israel kende elke zevende dag een dag van rust, de sabbat. Daarnaast vierde men elk zevende jaar het sabbatsjaar. In dat jaar mocht het land niet worden bewerkt. Het land en het volk kwamen tot rust. Zo deed men energie op om in de zes jaar daarna weer het werk aan te kunnen.

Maar het ultieme feest vierde men in het Jubeljaar, het jaar, waarin iedereen weer een nieuwe en frisse start kon maken. Het was de sabbat der sabbatten!

Een voorafschaduwing van de laatste en totale bevrijding

Het is niet te verwonderen dat je denkt: "Prachtig allemaal, maar wat heeft dat Jubeljaar te maken met het onderwerp, waarmee we ons in dit boek bezighouden?"

Maar al eerder behandelden we het verschijnsel schaduw en werkelijkheid in de bijbel. Jozef in het boek Genesis is daarvan een duidelijk voorbeeld. Hij was in het Oude Testament een schaduwbeeld van de Here Jezus. En ook Adam was dat, omdat in hem alle mensen tot zondaren werden en in Christus alle mensen gerechtvaardigd zullen worden. (Romeinen 5 vanaf vers 14)

De werkelijkheid is Christus, die zijn schaduw vooruitwerpt in het Oude Testament. Zo staat ook Israel als Gods eerstgeborene model voor de volken die daarna geboren zullen worden.

En zo is het Jubeljaar, waarin iedere Israeliet - hoe ook door schuld beladen en hoe ook gebukt onder slavernij – vrij kwam, een schaduwbeeld van de grote verlossing, dat heerlijke Jubeljaar, als God alle mensen tot rechtvaardigen maakt, alle mensen levend maakt en alle mensen gaat behouden!!

Het kon soms wel heel lang duren

In de tijd, die verliep van het ene Jubeljaar tot het andere waren er uiteraard Israelieten , die zo verarmden en zo diep in de financiële problemen terechtkwamen, dat ze hun bezittingen moesten verkopen. Ja, zelfs gebeurde het dat men zichzelf moest verkopen als slaaf.

In 2 Koningen 4 lezen we van een weduwe, die zo’n grote schuld had, dat ze niet meer in staat was die ooit af te betalen. De schuldeisers dreigden haar twee zonen te verkopen als slaven. De profeet Elia wist door een wonder dat drama te voorkomen. Maar niet altijd gebeurde dat wonder en werd men gedwongen te werken als slaaf voor een vreemde.

Pas in het Jubeljaar kwam men vrij en dat kon vaak nog vele jaren duren.

De Verlosser en de losser

Maar ook daarin kon worden voorzien. In de wet van het Jubeljaar was nog een wet opgenomen, die in hetzelfde hoofdstuk, dat we behandelen, is beschreven:

"Wanneer uw broeder verarmd is en iets van zijn bezitting heeft moeten verkopen, dan zal zijn naaste bloedverwant als losser optreden en hij zal loskopen wat zijn broeder heeft moeten verkopen."
(Leviticus 25:25)

Dat gold ook als men gedwongen was zich als slaaf te verkopen:

"dan zal hij, nadat hij zich verkocht heeft, recht van lossing hebben: een van zijn broeders mag hem loskopen."

Zo gaf God een voorziening om slaven, maar ook bezittingen terug te kunnen krijgen voordat het Jubeljaar was aangebroken.

Die naaste bloedverwant, de losser is een prachtig beeld van de Verlosser, die kwam om ons los te kopen uit de macht van de zonde en de dood.

In het boekje Ruth is het Boaz, die, omdat hij bloedverwant van de familie is, als losser optreedt en Ruth trouwt. (Ruth 3) Wat zijn er al preken en bijbelstudies gehouden, waarin erop werd gewezen dat Boaz een prachtig typebeeld was van de grote Verlosser, Jezus Christus.

Maar er waren in het oude Israel natuurlijk ook verarmde mensen, die geen naaste bloedverwant, die in staat was hulp te bieden, hadden. Wat moest er met dezen?

Ook weer in Leviticus 25 staat het antwoord:

"Maar indien hij op deze wijze niet gelost wordt, dan komt hij in het Jubeljaar vrij, hij met zijn kinderen."
(vers 54)

We vatten samen:

Israelieten, die het hoofd niet boven water konden houden, werden door hun naaste bloedverwant, de losser, uit de brand geholpen.

Zo worden mensen, die in zonden waren gevangen, door de grote Verlosser uit de duisternis overgebracht in zijn wonderbaar licht.

Israelieten, die niet een naaste bloedverwant als losser hadden, kwamen vrij in het Jubeljaar. Werkelijk iedere volksgenoot, niemand uitgezonderd.

Hoeveel mensen hebben tijdens hun leven op aarde de Verlosser niet leren kennen. Wat moet er met dezen? Inderdaad, zij zullen in het grote Jubeljaar, door de grote Verlosser deel krijgen aan het verloste leven. Niemand uitgezonderd. Allen, die niet gelost zijn uit de slavernij van de zonde zullen in het Grote Jubeljaar aan het einde van de eeuwen vrij uitgaan om de verdienste van Christus.


Naar hoofdstuk 45

Naar de indexpagina

   


© www.hetbestenieuws.nl