De ecclesia en het koninkrijk
-
De oorsprong, ontwikkeling en doelstelling van de ecclesia en het koninkrijk in Gods plan


Deel 4
De schepping van allen in de Zoon

door
M.Jaegle


"in Hem is geschapen het al in de hemelen en op de aarde, het zichtbare en het onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij soevereiniteiten, hetzij autoriteiten, het al is door Hem en tot Hem geschapen" (Kol. 1:16;SW). Hoe dienen we dit goddelijke resultaat te verstaan?

Onze eerdere overdenkingen van de basiswaarheden in het eerste deel van deze passage zou ons volledig moeten voorbereiden om binnen te gaan in de verdere bijzonderheden die hierin geopenbaard worden, een van de grootste van alle goddelijke onthullingen betreffende Zijn geliefde Zoon. Wat het Woord van God hier stelt is gewoon overweldigend. Dat alles door de Zoon werd geschapen zouden we kunnen begrijpen, maar dat de hele schepping, vóór het bestaan er van op een andere wijze, in Hem geschapen was (wat alleen door God gedaan kon worden), is buiten het bereik van het menselijk verstand. Daar zien we, in geest, al Gods schepselen tot stand komen, dat wil zeggen, heel de mensheid vanaf Adam tot heden, alsook alle toekomstige generaties, inclusief de aionen van de aionen (Efe. 3:21), en ook de massa van de hemelse menigten, waarvan in het bijzonder de politieke afdelingen worden genoemd. We kunnen nauwelijks enig kenmerk in ons menselijk bestaan vinden dat hierop lijkt. Hier hebben we een niet te imiteren goddelijke methode van werken. Ondanks dat, zoals altijd, schenkt Gods Woord onze zoekende geest genoeg licht, zodat het bijdraagt aan onze vreugde en kracht, want we kunnen nauwelijks een vol mentaal begrip verwachten van alles wat dit inhoudt.

Om te beginnen moeten we hier niet verstaan alsof het universum, in de vorm waarin dit later waarneembaar werd, volkomen voltooid was in de Zoon en zo uit Hem voortkwam. Dit wordt ontkend door de methode waarin de eerste mens werd geschapen, zoals elders in Gods Woord wordt uiteengezet. Het wordt juist in dit vers bevestigd, wat niet alleen de schepping van allen in Hem bekend maakt, maar ook voortgaat met zeggen dat alles door Hem werd geschapen. Dit stemt in met 1 Kor. 8:6, waar we lezen van één Heer, Jezus Christus, door Wie alles is. Hetzelfde wordt onderwezen in het verslag van Johannes, wanneer hij figuurlijk van Hem spreekt als het Woord van God, dat alles er door tot stand kwam (Joh. 1:3).

Toch bestond de goddelijke voorbereiding voor de schepping van het universum in veel meer dan alleen het schetsen van een plan, zoals ieder mens dat kan maken. Wat God bedoelt in bestaan te roepen, is Hij ook in staat te voorzien in een geestelijke levende werkelijkheid. De Schrift presenteert ons vele voorbeelden van Zijn kundigheid. De profeet Ezechiël, bijvoorbeeld, werd in de geest meegenomen naar de tempel in de heilige offergave, zoals die in het komende koninkrijk zal zijn. Voor hem was het allemaal realiteit. De man, wiens verschijning was als koper, leidde hem door alle afdelingen van de tempel en nam de maten er van op. Ja, de profeet moest echt de stroom binnen gaan die vloeide van onder de rechterzijde van het huis (Eze. 40:47).

Veel meer van dit soort ervaringen overkwam de apostel Johannes. Hij zag in een profetisch visioen niet alleen de troon en de boodschappers en de oudsten, maar hij hoorde de toeschrijvingen van lof aan het Lammetje (Openb. 5). Door deze methode nam Johannes de toekomstige onthulling van Jezus Christus waar. Trouwens, Paulus werd weggegrist naar de derde hemel en hoorde daar onuitsprekelijke uitlatingen die hem niet werden toegestaan op dat moment uit te spreken (2 Kor. 12:1-4). En dat was de hemel die volgt op de huidige, die nog niet eens geschapen is (2 Petr. 3:7,12,13).

Misschien is het meest verheven voorbeeld van deze methode wel de offerdood van Christus. Nadat die op Golgotha had plaatsgevonden en z'n plaats had ingenomen als een feitelijke gebeurtenis in de menselijke geschiedenis, werd Johannes geïnspireerd om te schrijven dat het Lammetje geslacht was vóór de nederwerping van de wereld (Openb. 13:8), want vanaf die tijd rekende God op een zeer echte wijze met Christus als het ware offerlam. Dit vindt z'n uitdrukking in de goddelijke evaluatie van het vergoten bloed door de vele offerlammetjes die, buiten hun relatie met het grote Antitype om, waardeloos zouden zijn geweest, maar toch in staat waren om te beschermen tegen de zonde, tot de tijd waarin God er grondig en volkomen mee zou handelen (Rom. 3:25,26).

Deze voorbeelden geven aan hoe wij de schepping van allen in de Zoon van Gods liefde dienen te begrijpen. Het was een soort voorverwekking en vestiging van de vervulling die God op het oog had. Hoe verhoogt dit onze Heer, aangezien God dit in Hem heeft bereikt! En wat een bevestigend commentaar is het over de waarheid dat Christus Jezus toen onlosmakelijk in de vorm van God was (Filip. 2:6)!

De vergelijking tussen het begin en het einde

Om volledig de basispositie van de schepping van allen in de Zoon te verstaan en ons het volle belang van het begin in het goddelijke plan van zegen bewust to worden, moeten we ze overwegen in het licht van het einde er van. Het zal een waardevol inzicht leveren in de wijsheid en orde die overheerst in Gods plan, als we deze vergelijken en zien dat zij elkaar precies in balans houden. De zaden van de machtige doelstellingen van Gods liefdevolle plan met betrekking tot de schepping, zijn in de allervroegste fases al duidelijk, en zo wordt de afsluiting van Gods operaties onveranderlijk en niet te verstommen bij het begin vastgelegd. Dat, reeds, verplicht iedere student van de Schrift om niets anders te onderwijzen dan dat wat instemt met het begin en slot zoals getoond in Gods Woord. De symmetrie die de ontwikkeling van de schepping kenmerkt, zet het geheel er van op een onverwoestbaar en weldadig fundament. Het volgende schema, dat alleen gezien moet worden als een gedeeltelijke hulp, zal ons iets tonen van de harmonie en balans van het goddelijk plan.

Het begin
LEES NAAR BENEDEN
De afsluiting
LEES NAAR BOVEN
Allen (alleen)
Allen in Hem
Door schepping
GOD
DE ZOON
HOOFDSCHAP

REDDING
Alles in allen
Verzoent allen
Nieuwe schepping
Christus' offerChristus' komst

Deze omkering toont alleen die kenmerken die we nu bespreken. Met brede streken schetst het de geschiedenis van de schepping van het begin tot aan de voleindig er van. Ze kwam uit God en werd toen in de Zoon geplaatst, om zo doorheen Hem tot stand te komen. Satan, de tegenstander van God, vervreemde ze.

Het kruis is de grote crisis. Door een aionisch lange weg wordt de schepping opnieuw samengevat in Christus (Efe. 1:10) en, als een nieuwe schepping, terug hersteld aan het hart van de Vader. Het is duidelijk dat God er niet aan begon als een kansspel of als een experiment, maar als een niet te verhinderen doel.

Toen alles in God was, was heel het universum aan Hem onderschikt. Dat is de ene zijde van Gods Hoofdschap. Het zal weer compleet gemaakt worden bij de voleinding van de aionen, wanneer God Alles in allen zal zijn. Dit is in de Schrift de kortste en beknoptste uitspraak over Zijn Hoofdschap. Ze is gebaseerd op de vitale relatie van God met allen, geworteld in Zijn onpeilbare liefde. Geschapen door Hemzelf zal ieder schepsel gewillig en blij er in binnen gaan. Dan zal ieder hart overweldigd worden door Zijn liefde, zodat Hij Alles in allen zal zijn! Dat zal de zoete vrucht zijn die uit Zijn eigen liefde zal uitspruiten, tot een rijpe oogst gebracht.

Tijdens Zijn insluiting in God was de Zoon oorspronkelijk besloten in de universele onderschikking van heel de schepping. Ook dit zal in de toekomst z'n complement vinden. Het is een vooruitblik op de crisis wanneer Gods plan in z'n overwinnende afsluiting komt, wanneer de Zoon, na Zijn succesvolle heerschappij als de Christus, allen in een vrijwillige onderschikking vaan God heeft gebracht en Zelf aan Hem wordt onderschikt (1 Kor. 15:28).

Nadat dit fundament is gelegd, en daarmee de gezegende en voorbestemde afsluiting is verzekerd, leidt God nu het universum in een andere situatie door het over te brengen in Zijn Zoon. In deze overdracht zie we het werk, dat door de Vader is begonnen, in de handen van de Zoon gelegd worden, met de opdracht het uit te werken in een succesvolle voleinding. Deze officiële benoeming is gebaseerd op de overdracht van allen in de Zoon, in Wie het geschapen werd. Zo'n goddelijke daad draagt in zichzelf ook een machtige profetie met zich mee, die in de verre toekomst een vervulling zal vinden. Het zal hierin bestaan dat het universum, nadat het vervreemd was geraakt, opnieuw in Christus samengevat zal worden, wanneer alle schepselen Hem erkennen als Heer en Hem vrijwillig en met blijdschap lof zullen brengen. Voor een vooruitblik van het goddelijk doel is de schepping van allen in de Zoon meer van belang dan de latere schepping door Hem, want het wijst vooruit naar Zijn toekomstige hoofdschap.

Tijdens Zijn aanwezigheid op aarde bevestigde Jezus herhaaldelijk dat de Vader alles in Zijn hand had gegeven, en voegde toen toe, met triomfantelijke zekerheid, dat Hij niets zou verliezen (Joh. 3:35; 6:39; 13:1). We kunnen zien hoe veel van Zijn uitspraken in de dagen van Zijn vernedering, wanneer in contact gebracht met de voortijdse periode van schepping, vol zijn met een diepe betekenis.

God begint Zijn werk in de Zoon

De vroegste goddelijke activiteit bij het tot stand brengen van het universum ligt in de Zoon. Ja, we mogen zeggen dat de eerste ontwikkeling in Hem begon. De Zoon is daarom in een dubbele zin het begin van de schepping van God (Openb. 3:14). Niet alleen is Hij Zelf Gods eerste Schepsel, maar de schepping werd tevoren in Hem geformeerd en uiteindelijk doorheen Hem geschapen.

Samen met dit worden we voor de eerste maal geïnformeerd over een van de meest belangrijke onthullingen met betrekking tot Gods handelingen. Terwijl het universum als een geheel rustte in God, werd het tijdens de overdracht in de Zoon verdeeld in twee grote onderdelen, dat in de hemelen en dat op de aarde. Hierin krijgen we een blik in de twee grote methodes die door God worden gebruikt om redding te brengen aan Zijn schepselen. Een is door Israel op aarde, de andere, de ecclesia die Zijn lichaam is, brengt zegen aan de hemelen.

Het doel en de schepping van de aionen

Nu heeft God niet alleen Zijn grootse operaties in Christus ingewijd, maar Hij droeg Hem op ze uit te werken, en daarom riep Hij de noodzaak uit voor tijdperiodes. In Efeze lezen we van de doelstelling van de aionen die Hij in Christus Jezus, onze Heer, maakte (Efe. 3:11). Hiervan kunnen we zien dat God in het begin al wist hoeveel tijd er nodig zou zijn voor de schepping, verlossing en verzoening, want Hij had het plan van de aionen al berekend en vastgelegd. Bovendien wordt ons in de brief aan de Hebreeën (1:2) verteld dat Hij de aionen maakte door(-heen) Zijn Zoon. Dit doel presenteert een verrassende parallel met die over de materiële schepping. Omdat alles in Christus was geschapen en dan door Hem tot een uiterlijk, zichtbaar bestaan werd geroepen, maakte God, als eerste, de aionen in Hem en riep toen om deze geplande tijdperiodes door Hem. In deze Schriftgedeelten vinden we duidelijk bewijs dat de aionen een begin hadden. Maar niet slechts een begin, want elk daarvan heeft ook een einde, omdat de Schrift spreekt van zowel de afsluiting als de voleinding van de aionen (Hebr. 9:26; 1 Kor. 10:11).

De aionen beginnen hun loopbaan met de schepping van de hemelen en de aarde. De voortijdse schepping reikt tot aan hun begin. Daarom zouden we die de ondertitel "Vóór de aionen" kunnen geven.

We zijn geschapen in Christus

In onze overdenkingen over het universum in Christus, vinden we onszelf in Hem. Nu worden we opnieuw herinnerd aan onze pré-aionische uitverkiezing. We zien onszelf nu, in geest, oorspronkelijk in Christus. Dit goddelijke feit wordt door Paulus in Efeze (2:10) opnieuw benadrukt voor de leden van Zijn lichaam: "... wij zijn Zijn prestatie, geschapen geworden in Christus Jezus." Hier beginnen we de omtrekken van de ecclesia te zien. Het geheel van het volgende over onze keuze in Christus is positief bewijs dat alle heiligen toen in Christus waren. Hij was reeds ons Hoofd en onze Heer, aan Wie de Vader alles gaf. De heerlijkheid van onze huidige positie in genade is het feit dat, in geest, we in Christus zijn. En nu ontdekken we dat we ooit onszelf in deze gezegende locatie bevonden (1 Kor. 1:30). Hoewel absoluut onbewust van dit feit, waren we in Hem, warm geliefd. In aanhankelijkheid en mededogen rustte Zijn Vaders oog op ons, en, zoals we zullen zien, had Hij reeds in liefde alles uitgewerkt. Wat worden onze harten verwarmd en bewogen door liefde en gevuld met kracht voor ons dagelijks gesloof, wanneer ze door deze gedachte worden aangegrepen, dat onze keuze in Christus zo ver terug gaat, naar zelfs de vóór-aionische tijden!

We mogen nooit toestaan dat deze heerlijke onthullingen ons misleiden te denken dat we in die tijd een bewust voorbestaan hadden. Alleen Christus had zo'n ervaring en buiten Hem had niemand die. We waren alleen in Hem in de zin waarin alle mensen in Adam waren. In Christus zag God ons zoals wij eens in de heerlijkheid zullen zijn.

Een van de grootste Godgelijkenissen (Filip. 2:6) die naar Christus kwam toen allen in Hem gevonden werden, bestaat hierin dat de eenheid die tussen God en de schepping bestond, nu overgebracht werd naar Christus. Dit maakte Hem tot Hoofd van allen. In het onderzoeken van het begin van de ontvouwing en de voleinding van Gods liefdevolle plan, is dit een van de grootste en ook van de meest belangrijke onthullingen. Het behoort tot de groep van goddelijke waarheden die alleen door de apostel Paulus bekend werden gemaakt. In zijn brieven is het Hoofdschap van Christus prominent aanwezig. De apostel leert dat Christus het Hoofd van ieder man is (1 Kor. 11:3), van de ecclesia (Efe. 4:15; 5:23; Kol. 1:18), iedere soevereiniteit en autoriteit (Kol. 2:10), van allen (Efe. 1:22). Omdat deze benaming een spraakfiguur is, is het nodig en behulpzaam de kenmerken die er uit voortkomen te benadrukken.

Zelfs de Hebreeuwse Schrift leert veel over een figuurlijke hoofdschap, zoals in Exo. 28:13, hoofden van het volk; Deut. 28:13, Israel hoofd van de natiën; Richt. 22:14, hoofd van het huis van de vader; 1 Sam. 15:17, hoofd van de stammen van Israel, enz. In ieder geval houdt het hoofdschap gezag en leiderschap in over een paar of veel mensen, die, in dit verband, een organisatie vormen. Nooit, echter, dienen we te denken aan een hoofdloos lichaam waarop een hoofd geplaatst moet worden. De figuurlijke uitdrukking "het hoofd," wordt in onze sociale structuur vaak gebruikt. We spreken van het hoofd van de staat, de kerk, de familie, enz. Het hoofdschap bestaat simpelweg hieruit dat één persoon gezag heeft over individuen die als één lichaam verenigd zijn. Dat, echter, is slechts één van de relaties die het hoofd en lichaam vertegenwoordigen, en daarbij een losse en oppervlakkige.

Het belangrijke gebed dat David aanbood bij de kroning van zijn zoon, brengt deze waarheid naar voren, "Van U, JAHWEH, is de grootheid en de schoonheid en de duurzaamheid en de luister, alles in de hemelen en in het land. Voor U, JAHWEH, is het koninkrijk, U Die Zichzelf verheft als Hoofd boven allen. Want de rijkdommen en de heerlijkheid zijn voor Uw aangezicht, en U bent het Die heerst over allen. En Uw hand is kracht en heerschappij, en in Uw hand is het om een ieder te vergroten en te versterken" (1 Kron. 29:11,12;SW). Hier hebben we een hoofdschap dat bestaat uit het onbeperkte Heerschap van de Schepper over de schepping. Verder en dieper kon David in zijn dagen niet gaan, want de complete onthulling werd pas aan Paulus gegeven. Hij leidt ons terug naar het vroegste begin en onthult de feitelijke oorsprong van Christus' Hoofdschap. Toen God allen uit Hem in de Zoon overbracht, hield dit de kroning in van Christus over allen. Dit Hoofdschap is gebaseerd op een diepe, esoterische eenheid met ieder schepsel en omarmt zo veel meer dan alleen maar het uiterlijke gezag over hen. God bracht de schepping in een levende relatie met Christus. De zonde is tussenbeide gekomen en verstoorde het, maar kan nooit de levende band waarop het is gebaseerd vernietigen.

Hier zien we de oorspronkelijke relatie van de schepping met Christus, vrij en onaangetast door zonde. Geen oppositie, niets om te verstoren of verdrietig te maken werd hier gevonden. Alles was onderschikt aan de Zoon en rustte onderdanig in Zijn hart. Door de levende band met Zijn eigen leven was Hij in staat de vestiging en ontwikkeling van alle delen van de schepping te bepalen. Wat we nu zien in de hemelen en op de aarde was eens in Hem, en is het model van en vooruitblik op dat wat de toekomst in petto heeft. De ecclesia bezit reeds geestelijke zegeningen die die aankondigen welke uiteindelijk allen zullen omarmen.

Deze eerste installatie van Christus om Hoofd te zijn van allen, houdt een toekomstige samenbrenging in, want zelfs toen was het ver onder Hem. Maar doordat het overgebracht werd in Hem en door Hem geschapen werd, werd het naar Hem opgetrokken, en deze verhoging bracht het in een positie van eer en adel.

De verantwoordelijkheid van de Zoon en het vertrouwen van de Vader in Hem

Het overdragen van allen door de Vader in de Zoon maakte Christus verantwoordelijk voor heel de schepping. Zelfs onder de mensheid wordt begrepen dat iemand die de regering overneemt van iemand anders, de verantwoording op zich neemt die er aan verbonden is. Hier, echter, gaat het over veel meer. God schiep niet eerst allen, en droeg die toen over in Zijn Zoon, maar schiep ze door Hem. Hij bekleedde Hem met alle noodzakelijke rechten en gezag om onafhankelijk te handelen. Zou er enig falen zijn of iets verloren gaan of geroofd worden, dan is het Zijn recht en taak om het terug te halen. Christus was heel goed op de hoogte met Zijn grote onderneming. Zelfs vóór de nederwerping van de wereld, zelfs voordat de zonde binnen trad, werd Hij (h-)erkend als het smetteloze en onbevlekte Lam, dat bestemd is om het Slachtoffer te zijn (1 Petr. 1:20). Door David maakte Christus bekend dat het Zijn genoegen was om het grote Antitype van de Joodse offers te zijn (Psalm 4:7,8). We mogen zeggen dat we hier het leggen van de hoeksteen voor het kruis hebben, en dat het lang nadat het al in Gods doelstelling was vastgelegd tot werkelijkheid werd.

Wat wordt door Zijn goddelijke daad een onmetelijk vertrouwen in Zijn Zoon uitgedrukt! God moet in de kennis en wil van Christus een perfecte overeenstemming gevonden hebben met Zijn doelstelling, en ook een compleet vermogen om Zijn grootse plan van schepping en redding uit te voeren, zodat Hij allen zo absoluut aan Hem kon toevertrouwen. Hij was zeker van Zijn gehoorzaamheid tot de dood, zelfs de dood van het kruis. De Vader had niet de minste vrees dat Hij teleurgesteld kon worden, want Hij wist dat Hij als meer dan Overwinnaar uit het conflict zou oprijzen.

M. JAEGLE

Door naar deel 5.




www.hetbestenieuws.nl