De ecclesia en het koninkrijk
-
De oorsprong, ontwikkeling en doelstelling van de ecclesia en het koninkrijk in Gods plan


Deel 2
Het begin van de schepping
en de intieme relatie van God met allen

door
M.Jaegle


De zinsneden "in Hem" en "uit Hem" veronderstellen een veel nauwere eenheid dan het "door Hem" (Rom. 11:36). Wat een mens maakt met zijn handen komt tot stand buiten hem om en heeft geen vitale relatie met hem. Maar met zijn nakomelingen, die in hem en waren en uit hem zijn, heeft hij een nauwe en vitale eenheid. Voor hem zijn zij de meest nabije, liefste en beste, zijn grootste en meest waardevolle bezittingen. Zo'n relatie met het universum is gevestigd door God door het feit dat, in het begin, Hij alles in Zichzelf droeg. Zijn eigenaarschap van de schepping is niet, ten eerste, gebaseerd op de schepping er van, maar dit is omdat het eerst in Hem was ingesloten. Dat is wat Hem het oorspronkelijke recht geeft op het hele universum. Hij is de enige echte Eigenaar. Gebaseerd op deze waarheid was het dat Paulus gerechtvaardigd was de uitspraak van een ongelovige Griekse dichter te citeren: "Want ook wij zijn van dat ras" (Hand. 17:28;SW). Maar dit houdt zeer zeker niet het zogenaamde "universele vaderschap" van God in buiten de redding die is in Christus Jezus.

In deze voortijdse onthulling wordt de noodzaak en wortel van universele verzoening gevonden, want daarop, de vroegste goddelijke uitspraken over het universum, is Gods heerlijke doelstelling van liefde gebaseerd en verankerd. Een helder verstaan van deze meest intieme relaties tussen de Schepper en de schepping, zoals duidelijk is in de stelling dat alles uit God is, laat geen ruimte voor een andere conclusie, want de vestiging van zulk een esoterische eenheid kan alleen in liefde gevonden worden.

Gezien in de stralen van de vroegste ontvouwingen wordt de leer van eindeloze verdoeming van de meeste van Gods schepselen onmogelijk te geloven, want ze ziet voorbij aan en negeert geheel de essentiële liefde van Gods hart, die zichzelf al heeft bekend gemaakt. Maar dit moet de grootste overweging gegeven worden, des te meer omdat God dezelfde onvergankelijke liefde heeft gegeven aan Zijn schepselen, om op hun weg met hen en in hen te zijn.

Het goddelijk instituut van de familie voor de uitbreiding van het menselijk ras is het middel waarmee God Zijn scheppende liefde onthult aan Zijn schepselen. Omdat kinderen de vruchten zijn van de lichamen van hun ouders, zijn hun gevolgen een heerlijke en unieke liefde van de voortbrengers aan de voortgebrachten, van ouders voor hun nageslacht, wat bewijst een sterke en machtige band te zijn. Het verbreken van zo'n band door het verlies van een kind is de oorzaak van het diepste verdriet. Zelfs indien kinderen door Satan op het verkeerde pad worden geleid of misleid worden door de wereld, en gescheiden worden van hun ouders, of wanhopig zijn, breekt het hun harten. Indien de rampspoeden van hun nakomelingen hen geen enkele pijn doen en zij zonder het tonen van enig verdriet voortgaan in pleziertjes, dan zouden wij hen terecht veroordelen als niet liefhebbend en harteloos.

We nemen als vanzelfsprekend aan dat zondige mensen zulke verliezen diep voelen, en we begrijpen hen wanneer ze niet langer veel plezier in het leven hebben. Het wordt onder de mensen als juist bevonden sympathie uit te drukken naar hen die lijden onder het verlies van verwanten. We kunnen dit bewijs van verdriet zelfs onder de dieren zien. Het is roerend het verdriet waar te nemen van dieren van wie het jong is geroofd.

Maar voor God, Wiens liefde voor Zijn schepselen onuitsprekelijk groter is dan de liefde van ouders (wat ook uit Hem voortkomt), zouden zulke gevoelens vreemd zijn! Zullen we Hem beschuldigen met hartelozer zijn dan Zijn schepselen, dat Hij met gelijkmoedigheid kan kijken naar de grote meerderheid van hen in een eindeloze doodstrijd? Toen Zion zei:

"JAHWEH liet mij in de steek
en mijn Heer vergat mij."

... antwoordde Hij Zijn zich vergissende volk met de woorden:

"Zal een vrouw haar ongespeende vergeten,
afzien van het hebben van mededogen voor de zoon van haar buik?
Zelfs als zij deze vergeet, dan zal Ik jou niet vergeten.
Zie!, Ik schetste jou op Mijn handpalmen. Jouw muren zijn voortdurend voor Mij."

(Jes. 49:14-16;SW)

Hier al, in de profeten, hoewel het geheel van Zijn reddingsplan zeker nog niet was bekend gemaakt, verzekert God ons dat Hij hen die in Hem waren nooit zal vergeten.

In het heldere licht van Gods liefde, wordt de leer van de eeuwige kwelling van de meeste van Zijn schepselen tentoongesteld als een valse afleiding en ketterij die Hem op grove wijze onteert.

Aan het enorme verlies dat Hij zou lijden moeten we de ondenkbare pijn van Zijn liefhebbende hart toevoegen. Waarom wordt deze pijn niet benadrukt bij het bespreken van dit thema, net als Gods diepe en echte mededogen? Mensen behandelen hun medemensen met meer nadenkendheid dan zelfs sommigen van Gods over Hem spreken! Het is verbazingwekkend hoe hard en koud hun volharden in deze leer is, en zij verdedigen die alsof ze God grote eer en heerlijkheid brengt. Maar weinigen zijn zich bewust van de gevolgen die het zou hebben voor Gods liefdevolle hart.

Het misleidde geloof in de eeuwige kwelling, van de kant van hen die het wijds uitbazuinen, alsook van hen die er de voorkeur aan geven het zachte pedaal in te drukken, heeft als gevolg een onbedoelde en gedeeltelijk onbewuste smaad van de houding van de Godheid en de verdraaiing van Zijn grenzenloze liefde. De voleinding van Gods schepping, zoals gepresenteerd door deze leer, zou de hemel zelf omvormen in een huis van rouw. Zou de meerderheid beroofd worden van de blijdschap die God voor hen verlangt, dan zou Hij, de meest liefhebbende van allen, de meest sympathieke en leidende Lijder zijn. Als ouders al diep bewogen worden bij het zien van de rampspoed van hun kinderen, hoe meer wordt God bewogen! Zijn hartenpijn en het verdriet van Zijn Zoon over de ontelbare hopeloos lijdende wezens die Hij eens in Zijn hart droeg, alsook het verdriet van de weinigen die gered zijn over hun verwanten, zou zo groot zijn dat mogelijk niemand echt zelf van de blijdschap van de hemel zou kunnen genieten.

Een ieder die geproefd heeft van Gods genade, maar ondanks dat denkt dat hij onder zulke omstandigheden kan genieten van de volheid van gelukzaligheid, heeft de aard van zo'n voleinding niet ernstig overdacht, want het zou een afsluiting zijn met eindeloze worsteling, niet alleen voor de verdoemden, maar ook voor God en Christus en voor hen die van Hem zijn, want "de liefde verloopt nooit" (1 Kor. 13:8;SW).

Als nu ouders, zoals boven gesteld, in hun niet aflatende liefde achter hun kinderen aan gaan, ze tuchtigend voor hun overtredingen, en de kinderen hun weg terugvinden naar hun ouders met een voortdurende, niet te verstommen toewijding, met diepere aanhankelijkheid dan tevoren, dan zou zeker niemand er iets tegenin willen brengen. In tegendeel, allen zouden blij zijn met de ouders en hen in zo'n geval als voorbeeldig beschouwen.

Dit eenvoudige voorbeeld is een zwakke illustratie van wat God op het oog heeft met Zijn schepping. Zijn verlangen naar de terugkeer van Zijn zich vergissende schepselen zal ook bevredigd worden. Het zal niet gaan zonder zware en ernstige oordelen. Maar deze worden alleen gebruikt als middel om Zijn doel te bereiken. De vreugde die Gods hart zal vullen is duidelijk in al de beloften die de overwinning van Zijn liefde hebben voorzegd. En het is zelfs nu het deel van allen die Zijn Woord over de sublieme afsluiting hebben geloofd, met de verzoening van allen.

Hieruit wordt duidelijk dat Gods Woord, met z'n diepe verklaring dat alles uit God is, er naar verlangt veel meer te onthullen dan de oorsprong van de schepping en de daaruit volgende band met een Schepper. Het houdt Zijn liefdesrelatie er mee in. Zijn liefde voor Zijn schepselen begon niet nadat zij van Hem weggevallen waren, maar bestond al terwijl zij nog in Hem ingesloten waren. Deze primitieve en esoterische eenheid van de Schepper met Zijn schepselen moet noodzakelijk een effect op hen hebben gehad. Het moet hen begiftigd hebben met een of ander teken van hun hoge afstamming. En dit zegel, dat inwonend in hen is, is: "Alles is voor God."

In een paar woorden omarmt dit vers in het elfde hoofdstuk van Romeinen - "uit Hem en door Hem en tot Hem is het al" (Rom. 11:36;SW) - het begin, de loop en de voleinding van de schepping. Het is Gods grote motto, die de oorsprong samenbindt met het doel, en het begin verlicht met het licht van de afsluiting.

"Alles is voor God" laat ons, door het doel te onthullen waar God op mikt, de innerlijke houding zien die God in Zijn schepselen inplantte en de beginselen die hen op de weg begeleiden. Het brengt ze terug bij de Schepper. Het kan zijn dat ze verdwaald raken op een weg die weg leidt van God, maar deze verborgen trend kan nooit helemaal verloren zijn. Wat is alle inspanning in de wereld voor iets beters dan het onbewust tasten en zoeken naar het verloren paradijs? Het is niet het hartsverlangen dat verkeerd is, want dit werd door de Schepper Zelf ingeplant, maar de slavernij aan de zonde die Zijn schepselen in haar greep heeft en die hen er toe leidt te proberen hun verlangens buiten hun Schepper om te bevredigen. Zelfs vóór de schepping verborg Gods hart in zichzelf de grote Leider Wiens vaste hand allen die verloren gingen terug zal brengen naar Zijn heerlijke doelstelling. Dit zal niet bereikt worden door de zonde uit de weg te gaan, maar met een herstel, een thuiskomen in het huis van de Vader. Het is een diepe werkelijkheid, zoals gezien zal worden in de letterlijke weergave van het origineel, dat leest "alles is naar binnen in Hem."

Gerechtvaardigd door middel van zware oordelen voor heilzame tuchtiging en overwonnen door Gods liefde, keren Zijn schepselen niet echt in Hem terug zoals hun gezegende begin was, maar met een hart dat onderschikt is aan Hem als hun Vader, in Christus, en in antwoord op Zijn grote liefde houden ze Hem in hun harten, zodat Hij hun Alles wordt. Deze hernieuwde eenheid van hart tot hart is samengevat in een paar woorden in 1 Korinthe 15:28 - "God Alles in allen."

In de meest volkomen harmonie, vrij van enige wanklank, worden het begin en het einde van Gods plan voor scheppingen en verzoening als volgt samen verbonden:

In het begin: Allen in God.
In de afsluiting: God Alles in allen.

Deze zijn de twee allesomvattende polen waarop het universum veilig rust en waardoor de hele ontwikkeling al vastgelegd is door het heerlijke doel. En echt, we kunnen ons geen meer sublieme en hogere voleinding indenken of bedenken die zoveel eer voor God zal oogsten als deze, zodat alle schepselen die in het begin in Hem waren, en uit Hem kwamen, hun bestemming zouden bereiken met bereidwilligheid en instemming, God Zijn juiste plaats gevend in hun harten, zodat Hij "Alles in allen" kan zijn.

Zelfs als de weg die leidt naar dit verlichtende einde o zo vreesinboezemend zou zijn, zo moeilijk en donker en bezaaid met zonde en oordeel, uiteindelijk moet dit alles dienen in het bereiken van dit heerlijke doel en in het onthullen van Gods aanbiddelijke werkingen.

Als we zouden proberen de grenzen te overschrijden die aan beide zijden gesteld worden door "allen in God" en "God Alles in allen," dan zouden we een subliem contrast vinden op in die fase waarin God, komend uit het verleden, alleen was. Zijn met liefde gevulde hart zou nooit bevredigd kunnen zijn met deze toestand. Als we vragen wat het was waar Hij naar verlangde, zullen we het antwoord vinden in het heerlijke doel dat in wonderlijke werkelijkheid aan onze geest wordt gepresenteerd, dat is: God met Zijn vernieuwde en verzoende schepping, die Hem vrijwillig dient, alles verenigd in één.

Al met de schepping van Zijn Zoon begon God aan het beëindigen van Zijn alleen zijn. Het kwam tot een volle afsluiting toen Hij, doorheen Zijn Zoon, de schepping uitriep. De daarop volgende vervreemding tussen God en Zijn schepping door middel van de intrede van zonde, wordt geleidelijk overwonnen door het offer van Christus. Na Zijn opstanding begon Hij Zijn grote taak van het allen terugleiden naar God. Door Zijn wijze en effectieve werkingen, draagt iedere bedeling vrucht. Voortdurend zijn er schepselen, overwonnen door Zijn liefde, die verlangen binnen te gaan in gemeenschap met Hem. Om mee te beginnen is er een verspreid succes, maar geleidelijk aan wordt een groter deel bereikt. Dan, bij de voleinding van de aionen, zien we het werk van Christus bekroond met compleet succes, want geen enkele ziel is buiten harmonie met God te vinden.

Laten we vasthouden aan de overtuiging dat 1 Kor. 15:28 niet slechts de hoogste en beste ideeën van de mens bevat, maar Gods eigen woorden, die niets anders van ons verwachten dan geloof. God is verantwoordelijk en in staat uit te voeren wat Hij heeft beloofd. Hij, net als zij die Hem zonder reserve geloven, zal uiteindelijk gerechtvaardigd worden door de feitelijke vervulling van "God Alles in allen"! Dat hoort niet bij Zijn huidige weg met z'n zware oordelen, maar het is het laatste en blijvende resultaat van Zijn voortijdse doelstelling.

Terug kijkend naar heel het werk van God, met al z'n variaties in oordeel en genade, zien we deze universele oogst als de afsluiting en het doel. Maar het is veel meer dan alleen de beëindiging van Zijn plan van redding. De voleinding is niet alleen aan het verleden verbonden, maar ook aan de toekomst. Het wijdt een overweldigend grote, frisse start in en een nieuw begin.

Hoewel we permissie hebben om te spreken van zo'n begin, moeten we het feit benadrukken dat God niets onthuld heeft over de verdere ontwikkeling van Zijn liefdeswerk. We worden in Zijn Woord ingelicht over wat betreft Zijn werkzaamheden tot aan de afsluiting van de aionen, maar niet verder. Maar als God tijdens de aionen, waarin zoveel oppositie tegen Hem is, de rijkdommen van Zijn liefde in Christus tentoonspreidde, krijgen we een kleine aanwijzing over wat de toekomst in petto heeft. Wat zal het zijn wanneer allen God als hun Vader hebben erkend en gedrongen zijn door liefde om aan Hem onderschikt te zijn, begunstigd met ondenkbare kwalificaties en vermogens om Zijn wil te doen, anders dan voor Zijn blijdschap en genoegen?

Dit begin zal fundamenteel verschillen van dat van Adam in het paradijs. In de toekomst zal de les van goed en kwaad grondig verstaan worden en de ervaring van kwaad zal werken als een hulp voor de volste blijdschap, gekend en erkend door allen. We zouden mogelijk zelfs niets kunnen begrijpen van wat God voor die dag in gedachten heeft, ware er niet de gedachte aan deze allesoverstijgende uitzichten die ons hart doen opspringen in de verwachting van al die heerlijkheden die nog voor ons liggen.

Om deze belangrijke overgang te beschrijven zouden we kunnen zeggen dat dan de aionen overvloeien in eeuwigheid, in de ware zin van eindeloosheid. Hoe juist en noodzakelijk is het dat alles gebeurt voordat deze voleinding achter gelaten wordt in de aionen en niet in verband wordt gebracht met eeuwigheid! De waarheid die we overdacht hebben brengt een dubbele beschuldiging tegen het normale gebruik van "eeuwig" en "eeuwigheid." Ten eerste worden toestanden en dingen die beperkt zijn tot de aionen, en daarom een begin en een einde hebben, ten onrechte nooit eindigend gemaakt, en daaruit komt de tweede fout naar voren, het onwetend overtreden van de grens tussen de aionen en de eindeloosheid, en het binnendringen in een gebied waarover God niets heeft onthuld. Op deze wijze worden aionische omstandigheden misplaatst in de eeuwigheid.

Nu, echter, heeft onze weg ons geleid naar de eerste onthulling van de Vader van Christus Jezus over Zijn Zoon, en worden we bevoorrecht om getuige te zijn van Zijn vroegste verschijning in Gods plan. Hij komt ten tonele met zo'n schittering en heerlijkheid van zoonschap, dat de hoop van de schepping op een gunstige toekomstige ontwikkeling gekneed en gevormd wordt in een zekere verwachting van Gods eigen heerlijkheid.

De schepping van Gods Zoon

Zoals we al hebben laten zien, was Gods hart gevuld met een compleet plan, zelfs toen de schepping nog in Hemzelf was opgesloten. Het doel en de weg er naar toe waren duidelijk aangegeven. Alles was volledig tevoren voorbereid en voorzien.

We zijn nu klaar om te zien hoe onze grote God Zijn schepping begint. Zouden onze harten niet een brandend verlangen hebben om te weten over Zijn vroegste resultaten, en gevuld zijn met de vraag: "Hoe en met wat zal Hij beginnen?" Dat zou zeker zo moeten zijn bij hen die door Christus zoonschap hebben verkregen.

Ondanks Zijn grondige voorbereiding zou het te vroeg zijn om te verwachten dat God onmiddellijk het universum schept. Buitengewoon belangrijke gebeurtenissen gaan hieraan vooraf, die ook in hun aard voorbereidend zijn. Elk van hen is een nieuwe verzekering dat Hij Zijn tevoren besloten doel zal bereiken. De aanvankelijke daad van schepping legt het fundament waarop Hij bouwt, dat nooit verwijderd zal worden en Hem nooit teleur zal stellen. Dit is het voortbrengen van Zijn zichtbare Beeld, de Eerstgeborene van heel de schepping (Kol. 1:15), ook wel het begin van de schepping van God genoemd of Gods creatieve origineel (Openb. 3:14), die later de Gezalfde Redder werd, Christus Jezus.

Hier hebben we een van die kostbare waarheden die grotendeels verduisterd zijn geworden door de dogmatische theologie, die in dit geval staat op de eeuwigheid van Christus. We kunnen heel goed begrijpen dat dit een lofwaardige poging is om Hem de grootst mogelijke eer toe te kennen. Maar wanneer het uitloopt op een correctie van Gods Woord, dan bereikt het het tegengestelde, zoals hier duidelijk wordt. Zoals we later zullen zien is het een onbewuste verduistering van Zijn waardigheden, een versluierde ontkenning van het zoonschap van Christus, wat de wortels vernietigt van Zijn ware relatie met de Godheid. Het getuigenis van God over Zijn Zoon verschilt essentieel met de traditionele theologie. In Kolosse, de brief die Zijn hoogste heerlijkheden ontvouwt, wordt Hij de Eerstgeborene van heel de schepping genoemd.

De Eerstgeborene van heel de schepping

Veel en verscheiden zijn de onthullingen die God ons heeft geschonken in verband met Zijn Zoon. Ja, we mogen over Gods Woord als geheel spreken als een onthulling van Jezus Christus, omdat Christus het hoofdonderwerp is, van het begin tot het eind. Wat hier over Hem gezegd wordt behoort tot de onthullingen die het verst terug gaan. God spreekt van Zijn Zoon als een eerstgeborene en als een schepping. Misschien zou geen heilige zulk een uitspraak niet durven uitvinden. Maar het is God Zelf Die aan ons Christus' plaats onthult en ons vertelt over Zijn begin. En in Zijn Woord heeft Hij deze waarheid binnen het bereik van al Zijn heiligen geplaatst en zo port Hij hen, door Zijn geest, aan om daar verder over te mediteren. Met heilig ontzag kunnen we onze innerlijke ogen richten op deze goddelijke daad, zorgvuldig oppassend ze niet te onteren.

In deze zullen we geholpen worden door een zeer belangrijke en waardevolle hint in de Concordant Version. Daarin is een kleine "e" te vinden vóór Eerstgeborene, wat ons laat zien dat dit beeldspraak is. Deze kleine letter heeft de belangrijke taak van een waarschuwing, dat we het niet letterlijk moeten nemen. Bekleding met zoonschap is in de loop van de menselijke geschiedenis door de geest van God gebruikt omdat het in onze ervaring een soort van schepping en een begin is, die ons helpt te verstaan dat de Zoon het eerste Wezen was dat door God in bestaan werd geroepen. We zouden moeten oppassen met het injecteren van iets dat tegengesteld is aan deze onthulling, en onder geen enkele omstandigheid moeten vertrouwen op de ervaringen van een menselijk geslacht voor een verdere uitleg van de schepping van Gods Eerstgeborene.

Een verdere bevestiging van het feit dat "Eerstgeborene" niet letterlijk genomen moet worden, is een paar verzen later in Kolossenzen te vinden (1:18). Daar wordt Christus ook de Eerstgeborene genoemd, maar in een ander verband: de "Eerstgeborene uit de doden". Nu was Zijn opstanding niet een letterlijke geboorte, maar het begin van een nieuw leven dat op een paar punten gelijkenis vertoont met geboorte. Als een praktische uitleg zouden we kunnen zeggen dat God Christus voortbracht van tussen de doden, en dat dit het begin was van Zijn opstandingsleven. Deze twee beginnen in het leven van de Zoon geven Hem een dubbel recht op de benaming Eerstgeborene, zoals de oudste zoon de titels en eer van zijn vader wordt gegeven, in tegenstelling tot de rest. In de Oriënt, als hij geen zoon had, kon hij een zoon adopteren, die dan ook de titel van eerstgeborene had. De titel houdt dan ook in geheel niet geboorte in.

 Nu Gods Woord zelf ons heeft voorgesteld aan deze basiswaarheid, mogen we er zeker van zijn dat onze verdere onderzoekingen langs de lijn van dit goddelijke idee Hem nooit zullen onteren. In tegendeel! Op dit pad zullen we de Zoon van God zien in de helderste straling van Zijn waardigheden en meest schitterende verlichting van Zijn allerhoogste eren. Maar Hij moet altijd onderschikt zijn aan Zijn Vader. In feite is Zijn onderschikking aan de Vader de bekronende daad van de voleinding (1 Kor. 15:28). Hetzelfde woord wordt gebruikt voor de onderschikking aan Zijn aardse ouders (Lukas 2:51).

Zijn geboorte uit een maagd in Bethlehem, waarin Hij de gelijkenis van de mensheid aannam om allen met God te verzoenen, werd een boodschap van de grootste vreugde. Maar we zouden nooit Zijn voorbestaan over het hoofd moeten zien, want dit is de echte oorsprong van onze redding en blijdschap. Want voor Christus is dit het fundament van Zijn goddelijk zoonschap, want het was zo dat Hij echt de plaats van een Zoon innam. Alleen zo was Zijn latere geboorte mogelijk. Het was een hernieuwde verzekering dat Hij reeds de Zoon van God was. Want God zond niet het een of andere verhoogde hemelwezen dat door zijn geboorte onder mensen Gods Zoon werd, nee, God zond Zijn Zoon (Matt. 21:37; Gal. 4:4). Agur, een van de schrijvers van Spreuken, deelde het feit mee dat God een Zoon had als hij vraagt (Spreuken 30:4):

"Wie steeg op naar de hemelen en daalde neer?
Wie bracht de winden samen in Zijn beide handen?
Wie bond de wateren samen in een kleed?
Wie stelde alle grenzen van het land?
Wat is Zijn Naam en wat is de Naam van Zijn Zoon?"

We mogen er zeker van zijn dat Paulus, wanneer hij God de Vader van onze Here Jezus Christus noemt (Efe. 1:3; 3:14), dit altijd associeerde met Zijn voorbestaan. En Zoon van God, zonder een begin, zoals God, is niet in overeenstemming met de Schrift, omdat dit volkomen de relatie van Vader en Zoon zou vernietigen. Indien de Zoon eeuwig zou hebben bestaan, net als Zijn vader, dan zou Hij in het geheel geen Zoon kunnen zijn, maar God Zelf, en zou zo'n onderscheid als dit onmogelijk zijn. We zouden dan in feite twee goden hebben, en dat zou een radicale revolutie inhouden in de echte theologie. God zou beroofd worden van Zijn waardigheid als de enige God, en Christus zou Zijn plaats als Zoon verliezen. Dit zou onuitspreekbare, verwoestende effecten hebben op de schepping. Maar indien we het getuigenis van de Schrift erkennen, dan zullen we voortdurend verlicht en gezegend worden door de onderscheiden heerlijkheden van de Vader en de Zoon.

God schiep Zijn Zoon niet allen voor Zichzelf, maar om Zijn Beeld, Zijn Onthuller te zijn. Dat betekent dat alle kennis van God alleen doorheen Zijn Zoon doorgegeven wordt. Deze hoge roeping van de Zoon wordt uitgedrukt in de titel die de Vader Hem gaf: de Eerstgeborene van heel de schepping. Als een stralende zon doet deze benaming die vroege periode oplichten met een zo'n helderheid, dat de betekenis en het belang van de verdere schepping al duidelijk wordt voordat ze gebeurde. We kunnen de vroegste liefdesstralen van de Schepper al zien schijnen op Zijn schepping.

De eerste en meest kostbare onthulling die Christus als de Eerstgeborene aan ons overbrengt, is het vaderschap van God. Iemand die een zoon heeft moet een vader zijn. Hier is het nog beperkt tot de Zoon. Toch kunnen we gemakkelijk de uitstorting van Gods hart zien, want Hij is "de Zoon van Zijn liefde" (Kol. 1:13).

Waar we ook kijken, overal is de Zoon van God de Eerste. Bij het begin van de schepping en in de levendmaking uit de doden. Net zoals Hij, als de Eerstgeborene van heel de schepping, het Origineel en Kanaal was voor al wat bestaat, zo, als de Eerstgeborene uit de doden, zal Hij leven brengen aan heel de mensheid.

Zelfs in Israel laat God zien dat de positie van de Eerstgeborene er een is van speciale, hoge eer.

Gen. 49:3 - "Ruben, mijn eerstgeborene, jij bent mijn kracht en het begin van mijn mannelijkheid"
Exo. 13:2 - "Heilig voor Mij iedere eerstgeborene"
Exo. 22:29 - "De eerstgeborene van jouw zonen zul jij aan Mij geven."
Num. 8:17 - "Want voor Mij is iedere eerstgeborene onder de zonen van Israel"
2 Kron. 21:3 -
"het koninkrijk gaf hij aan Jehoram, want hij was de eerstgeborene."

Al deze voordelen behoren, in de volste mate, toe aan Christus. Zij verhogen Hem tot hoogten van heerlijkheid die geen ander schepsel kan verkrijgen.

Verder bevat de titel Eerstgeborene gewichtige waarheden over de oorsprong van het universum. Het houdt anderen in die zullen volgen. Steeds weer vinden we soortgelijke gevallen in de Schrift, en iedere keer dat we lezen van een eerstgeborene, zijn er die later kwamen. Anders zou deze beschrijving er niet in slagen enige kracht te hebben. Bij Zijn latere geboorte op aarde werd Jezus ook de Eerstgeborene genoemd, waarna anderen volgden, maar het verschil dat zij vleselijk waren (Luk. 2:7; Matt. 13:55). In deze zin was Hij de enigverwekte door God. De latere zonen van Maria werden door Jozef verwekt. In het verslag over Jezus' geboorte staat om goede redenen geen kleine [f] voor "eerstgeboren". Deze was Zijn letterlijke geboorte.

Door Zijn unieke, vroege schepping werd Christus het Origineel, in Wie heel de rest werd geschapen (Kol. 1:16) en doorheen Wie ze tot stand kwam (1 Kor. 8:6). Deze allerbelangrijkste voorloper van redding wordt in Gods onthulling uitgedrukt in de beknopte vermelding "het Begin van de schepping van God"(Openb. 3:14;SW). Zo werd Hij de OORSPRONG-LEIDER, de Inwijder (Hand. 5:31), van leven (Hand. 3:15), van redding (Hebr. 2:10) en van geloof (Hebr. 12:2), en ook het Begin van de ecclesia (Kol. 1:18). In de titel Eerstgeborene is de liefdevolle vastberadenheid van de Vader om Hem te verhogen ingesloten. Volgens het herhaalde getuigenis in Kolossenzen steekt Hij in rang boven allen uit als:

"15 Eerstgeborene van heel de schepping
17 Hij is vóór allen
18 Hij is het origineel
18 Eerstgeborene uit de doden
18 opdat Hij in alles eerste mocht worden

(Kol. 1:15-18;SW)

De kennis van Gods liefdevolle bedoeling is onschatbaar en gezegend. We verheugen ons terecht in de hoge positie die ons in genade is toegekend en in de kostbare beloften van onze toekomstige zegen. Maar we verheugen ons in het bijzonder in de hoge eren die God toekent aan Zijn Zoon door Hem eerste van allen te maken. Moge ons de genade geschonken worden dit, in onze korte loopbanen, tot een werkelijkheid te maken en het doel van de Vader vervullen door Hem de hoogste plaats in onze eigen achting te geven.

Ondanks het feit dat de titel Eerstgeborene Hem verzekert van de eerste plaats, brengt ze Hem toch, tegelijkertijd, in de meest nauwe eenheid met anderen. Deze titel bindt Hem met onoplosbare banden met de schepping. Maar dit is meer een vernedering dan een verhoging, want dit verbergt de meeste van Zijn hoge eren. Maar voor ons betekent eenheid met Hem onze verhoging, en dit is het naamplaatje van onze adel.

Eerst onthult God Hem in Zijn relatie met de schepping. Pas hierna wordt ons in Zijn Woord getoond hoe Hij Hem hoger en hoger verhoogt, naar nabijheid met en gelijkheid aan Hemzelf, in een positie die veel hoger is dan aan enig ander zal worden toegewezen. In deze duale positie - eenheid met de schepping en godgelijkheid - zien we Zijn toekomstige missie als Bemiddelaar opdoemen. Het gezegend zicht op deze toenemende verhogingen wordt getoond in het eerste hoofdstuk van Kolossenzen door middel van zoonschaptitels, die rondom de eerste zijn gegroepeerd. Deze brengen ons ook terug naar het begin en geven ons een blik op de voortijdse schepping. Zo'n onthulling verschijnt in de titel (Kol. 1:13).

De Zoon van Zijn liefde

De echo van deze vorm van aanspreken wordt gehoord in de aanhankelijke stem van de Vader, wanneer Hij vanuit de hemel roept naar Zijn Zoon: "Jij bent Mijn Zoon, de Geliefde. In Jou heb Ik een genoegen" (Mar. 1.11;SW). Toch houdt deze aanhankelijke vorm van aanspreken van de Zoon in zich een nog veel diepere waarheid, waarheen wij door middel van soortgelijke Schriftdelen worden geleid.

Wat een voorrecht is het voor ons te weten van Gods vroegste daad en hoe kostbaar is het, in de eerste onthulling over onze Redder, de onthulling van Gods liefde te zien!

Wanneer we een weinig nadenken over deze heerlijke waarheid, beginnen onze harten te jubelen over het gezegende feit dat de almachtige en alwetende God liefde is, en dat deze de oorzaak en het kanaal van de schepping is, en dat heel het universum in deze liefde z'n bron vindt. Omdat het reeds in God was, verenigd met de Zoon van Zijn liefde, was het in het gebied van Zijn aanhankelijkheden, en ieder schepsel dat daarna werd geschapen, in en door de Zoon van Zijn liefde, is ook ingesloten. Wat een rust, wat een blijdschap, wat een vrede komt door deze kennis over ons meest innerlijke wezen!

Zeker, we zien eerst Gods liefde alleen in relatie tot Zijn Zoon, en ze werkt alleen ten behoeve van Hem. Maar vanwege de eenheid die dan al bestaat tussen de Zoon en het universum, is de schepping van de Eerstgeborene typerend voor heel de rest. Net als de eerste zijn ook de volgenden de vrucht van Zijn liefde.

Nadenkende schepselen, zij die in God geloven als de Schepper, zouden de vraag kunnen stellen: Wat is het dat God koestert? Hoe zijn Zijn gevoelens over hen die Hij in bestaan heeft geroepen? Een God Die zonder beperkingen is in Zijn bestaan en grenzeloos in Zijn grootheid, wat zijn de emoties die Zijn almachtige kracht in beweging brengen? Wat was Zijn doel bij het scheppen van intelligente schepselen?
Ja, zulke nadenkende menselijke wezens, die absoluut afhankelijk zijn van Hem in leven en dood, en onderschikt aan Zijn genade, zijn zich bewust dat niet alleen veel, maar alles van Hem afhankelijk is. Indien de houding van zo'n God niet goed is, moet heel het universum noodzakelijkerwijze uitzien naar niets dan eeuwigdurende, voortdurende rampspoeden.

Wij zien de gevolgen van zulke onwetendheid onder de mensen die hun afgoden aanbidden. Zij leven in voortdurende vrees, omdat zij, in hun onwetendheid, aannemen dat de kracht die hun lot bestuurt eerder slecht dan goed is. Door middel van kleine en grote offers proberen zij hen gunstig te beïnvloeden, om zo een opkomend kwaad af te wenden. Wat een leven moet het zijn, bang te worden bij de gedachte aan de Onderschikker! Helaas, de leer van de orthodoxie verschilt niet zo veel hiermee!

Maar God geeft ons een meer dan bevredigend antwoord op deze gewichtige vragen. In Zijn getuigenis over Zijn Zoon hebben we de vaderlijke verzekering: Wees vertrouwend en zonder vrees! Ja, verheug je, want Ik ben liefde! Heel Mijn planning en doen wordt bepaald door Mijn liefde. Zo zeker als dat Ik begonnen ben, zo zeker zal de voleinding eindigen in liefde. En deze liefde begint te stralen in de allereerste onthulling over Zijn Zoon, aan ons aangevend dat het tonen er van alleen in en door Hem te vinden is.

Wanneer we denken aan Gods grenzenloze wezen en grootheid en kracht, en ons bewust worden dat deze de afmeting van Zijn liefde bepalen, geeft dit ons een aanduiding van de eindeloze hoogte en diepte er van. Om die volledig te onthullen is de schepping zeker niet afdoende. Ze moest eerst in de huidige, verloren, toestand vervallen, waar ze de noodzaak er van voelt, voordat er een achtergrond is voor het vertoon van Gods aanhankelijkheid door de redding die door Christus en Zijn kruis is gebracht. Met het oog op de noodzaak van het kruis, moeten we Satans activiteiten heel anders beoordelen dan gebruikelijk wordt gedaan. Omdat Gods liefde alleen ten volle getoond kan worden waar vijandschap en haat hun allerbeste tegen Hem hebben gedaan, en omdat dit de speciale taak van de Tegenstander is, heeft hij echt gedaan, en zal hij doen, wat Gods grote plan moet promoten.

We moeten nu waarnemen dat de uitdrukking "de Zoon van Zijn liefde" een van de meest krachtige uitlatingen van Gods hart is. Heel duidelijk kunnen we het werk van Christus er door zien, waartoe Zijn Vader Hem heeft geroepen. Een volle ontvouwing hiervan volgt in de brief aan de Kolossenzen. En daar zullen we nu de aandacht op gaan richten.

Het Beeld van de Onzichtbare God

Als de Eerstgeborene zien we de Zoon in zo'n nauwe band met de hele schepping, dat men zou denken dat Hij niet een hogere rang of waardigheid zou kunnen bekleden. Maar deze nieuwe onthulling, die Hem presenteert als het Beeld van God, verhoogt Hem nog hoger, en bereidt voor Hem Zijn plaats aan het Hoofd van de nieuwe mensheid, die ook in dit Beeld wordt gemaakt. Hij is de zichtbare vertegenwoordiging van de onzichtbare God en het Kanaal van Gods liefde voor Zijn schepselen.

Om ten volle het ambt van Christus te kunnen waarderen en ons bewust te zijn van de noodzaak van het hebben van een beeld van God, kijken we, met alle eerbied, terug naar wat over God in de Schrift is onthuld. De passage die we overdenken leert dat God onzichtbaar is. Dit is een bevestiging van de waarheid dat God geest is (Joh. 4:24). Wanneer wij aan Hem denken moeten we niet denken aan de een of andere vorm. Ook heeft God niet de vorm van een man. In Genesis 1:26 lezen we dat God zei: "Wij zullen een mensheid maken in ons beeld, naar onze gelijkenis..." Maar de context laat zien dat de gelijkenis niet in een lichamelijke vorm is, maar te maken heeft met de plaats van de mens (Adam) boven de lagere schepselen. Zoals God de Onderschikker van allen is, zo is de mensheid de onderschikker over de dieren van de aarde.

Om het verschil tussen God en ons te bepalen, zouden we een atoom kunnen vergelijken met het hele universum. Deze zijn de kleinste en grootste structuren die we kennen. Het verschil in afmeting tussen de twee is de grootst denkbare. Toch is dat niet helemaal waar. In vergelijking met God zijn wij kleiner dan een atoom en is Hij groter dan het universum. Zelfs de wijze Salomo werd overweldigd door de grootheid van God toen hij zei: "Zie!, de hemelen en de hemelen van de hemelen bevatten U niet..."(1Kon. 8:27;SW).

Het is goed je voortdurend bewust te zijn van de overweldigende aard van God. Wij zijn Zijn kinderen en zonen, en hebben omgang met Hem als met een liefdevolle Vader, we genieten van Zijn goedheid en genade, maar zien vaak voorbij aan Zijn onuitspreekbare grootheid. Voor een altijd aanwezige waardering van God moeten we ons bewust zijn van het feit dat Zijn grenzenloze wezen buiten ons denkvermogen valt. Zijn niet te definiëren afmeting maakt ons een cijfer en Zijn overweldigende kracht zou ons volkomen plat kunnen drukken. Deze bovenmenselijke kenmerken maken het, ondanks Zijn verlangen naar gemeenschap, voor Hem onmogelijk Zichzelf rechtstreeks aan Zijn schepselen te onthullen. Iedere stap op de weg worden we ons bewust dat God een Middellaar zou moeten hebben, om zo in staat te zijn omgang te hebben met schepselen zoals wij.

Indien Gods hart niet zou overlopen van een liefde die alle kennis overstijgt, zou Hij ongetwijfeld tevreden zijn om alleen te zijn in Zijn onzichtbare bestaan. Maar Zijn liefde verlangt naar gemeenschap met Zijn intelligente wezens, die eens in Hem waren en die door Hem geschapen werden. Het verlangen van Zijn hart is om Zijn leven op hen over te dragen en hen te begenadigen met Zijn geschenken en hen te zegenen met Zijn blijdschap, om te kunnen genieten van de gelukzaligheid van wederzijdse liefde.

In de uitgebreidheid van Zijn aanhankelijkheid heeft God een heerlijke manier bedacht waardoor Hij Zijn doel zal bereiken. Hij schept een Zoon in Zijn beeld (Kol. 1:15), de straling van Zijn heerlijkheid en het embleem van Zijn aanneming (Hebr. 1:3), Die al Zijn essentiële karaktertrekken heeft en Zijn gelijkenis draagt. Wij mensen kunnen elkaar fotos zenden; deze, echter, laten alleen een deel van onze buitenkant zien en zijn koud en levenloos. Maar in Christus heeft God ons een plaatje van Hemzelf gegeven dat een levende gelijkenis is en tegelijkertijd is Hij de Weg die ons leidt naar God, de Vader. Door Christus wordt God waarneembaar gemaakt aan Zijn schepselen.

Hoewel Christus niet deze opdracht kon uitvoeren in Zijn leven in heerlijkheid, was dit toch een noodzakelijkheid, want voordat Hij binnen kon gaan in eenheid met Gods schepselen, moest er een nauwe band zijn tussen Hem en God.

Toen Hij die wonderlijke weg ging waarin Hij kwam in de gelijkenis van de mensheid en Zichzelf vernederde, getuigde Johannes de Doper over Hem: "Niemand heeft ooit God gezien. De eniggeboren God, Die is in de schoot van de Vader, Die ontvouwde Hem"(Joh. 1:18;SW). Nadat Hij zo lang bij Zijn discipelen was geweest en Filippus zei: "Heer! Toon* ons de Vader en het is voor ons voldoende"(Joh. 14:8;SW), antwoordde Hij met een berisping en zei: "Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien!" (Joh. 14:9;SW). Aan het kruis, echter, schoof Hij het allerlaatste gordijn opzij, zodat wij kunnen staren naar de onbeperkte oceaan van de goddelijke aanhankelijkheden.

Opdat de liefde van God, zoals getoond aan het kruis, echt gewaardeerd kan worden, moet die gezien worden tegen de achtergrond van de heerlijkheden van onze Heer die Hij bij God had voordat Hij neerdaalde naar dit toneel. In Zijn priesterlijk gebed (17:5) herinnert onze Heer de Vader aan de heerlijkheid die Hij bij Hem had voordat de wereld werd geschapen. Deze onthulling werd gecompleteerd door de apostel Paulus toen deze schreef dat Hij onlosmakelijk in de vorm van God was (Filip. 2:6). God, Zijn Vader, had Hem zo'n volheid van waarheid toegekend, dat Hij verhoogd was tot de gelijkenis met God. Hij beeldt de Godheid zo perfect uit, dat de Schrift Hem vaak God noemt, net zoals wij over een foto spreken als ware het de persoon die is afgebeeld (Joh. 1:18; Hebr. 1:8; etc.).

Het is zeer zeker geen ontering om over de Zoon te spreken als geschapen. Zijn gelijkenis met God, als Zijn Zoon, geeft Hem een veel meer begeerlijke en praktische plaats dan als Hij uit de eeuwigheid was gekomen en een tweederangs Godheid zou zijn. Als zodanig zou Hij nooit de Middelaar kunnen zijn, want Zijn bemiddelende missie tussen God en Zijn schepselen is gebaseerd op de waarheid dat Hij voortkwam uit God.

In de vorm van God deelde Hij het bestaan met God, voordat ook maar iets anders was geschapen. Na de schepping van de Zoon was het alleen zijn van God voorbij en vormden Vader en Zoon de eerste levende gemeenschap. Ze was gecomponeerd uit de grootste en puurste wederzijdse liefde, en stond model voor alle toekomstige gemeenschap.

In deze nauwe eenheid met de Zoon vond God de vroegste bevrediging van Zijn verlangen naar omgang met Zijn schepselen. Het geheel van Zijn vaderlijke liefde werd gewijd aan Zijn Zoon, en genoot de eerste vrucht er van in Zijn hartelijke beantwoording. Dit liefelijke plaatje was een getrouwe vooruitblik op wat God in gedachten heeft voor al Zijn schepselen, en op dat wat Hij feitelijk zal bereiken. De stroom van Zijn liefde, die uitvloeit naar Zijn schepselen, zal naar Hem terugkeren, gezwollen met de liefde van Zijn schepselen voor Hem. God zag dit doel als reeds verkregen, in Zijn Zoon, en Zijn hart genoot er tevoren al van.

Zo zijn we in staat de ware schittering van de vroegste scheppingsperiode te zien, bestaande uit een voortgang van de heerlijkheden van de Zoon, en die zijn nog niet voltooid. In Kolossenzen worden verdere en latere kanten van Zijn gelijkenis aan God onthuld. Hoe overweldigend groot zal de Zoon worden, wanneer we lezen: "in Hem is geschapen het al in de hemelen en op de aarde, het zichtbare en het onzichtbare..." (Kol. 1:16,SW).

De zinsnede "in Hem" is een welbekende en gezegend uitdrukking. Het zet ook het genadevolle en verhoogde deel van de gelovige uiteen, nu en in de toekomst. Ja, als we verder dan dit kijken, zullen we zien dat heel de mensheid levend gemaakt zal worden in Christus (1 Kor. 15:22). Maar Kolossenzen toont ons het belang er van in die voortijdse periode, voordat iets ander geschapen was geworden.

Dat alles in Hem werd geschapen is een moeilijke waarheid om te verstaan. Dat is ook de reden waarom sommige vertalingen het veranderd hebben in "door Hem," zoals het verderop in hetzelfde vers staat. In het Origineel, echter, is het niet hetzelfde, maar drukt het vrijelijk een van de diepste van alle waarheden uit. We zullen nu deze basisleer overdenken, het universum in Christus.

Door naar deel 3.




www.hetbestenieuws.nl