De plaats van de mensheid in Gods doelstelling - deel 4.
Gods grote uitstalling

door John H. Essex

Laten we, voor het doel van illustratie, ons eens voorstellen dat we in een grote tentoonstellingshal zijn en dat er aan elk van de vier zijden een grote stand staat. Laten we dan nog een stand voorstellen in de entreehal. Men moet aan deze stand voorbij gaan om in de tentoonstelling zelf te geraken.

De vier grote stands in de grote hal zijn Gods eigen uitstallingen, maar laten we eerst nader kijken naar die stand in de entreehal. Er op staat slechts één figuur, één tentoonstelling. Het is de apostel Paulus en deze stand is opgezet door de Here Jezus. Paulus beschrijft het zelf in 1 Timoteüs 1:12-16, waar we lezen:

"Ik heb dankbaarheid aan Die mij bij machte maakt, Christus Jezus, onze Heer, dat Hij mij betrouwbaar acht, mij plaatsend tot in bediening,
13 ik, die vroeger een lasteraar en vervolger en belediger was. Maar ik verkreeg ontferming, omdat, onwetend zijnde, ik het deed in ongeloof.
14 Maar de genade van onze Heer is overweldigend met geloof en liefde, in Christus Jezus.
15 Betrouwbaar is het woord en alle verwelkoming waardig, dat Christus Jezus tot in de wereld kwam om zondaars te redden, van wie ik de eerste ben.
16 Maar vanwege dit verkreeg ik ontferming, opdat eerst in mij Jezus Christus alle geduld zou betonen, tot patroon voor die op het punt staan in Hem te geloven tot aionisch leven."

Stelde Jezus Zijn geduld met Petrus en de andere discipelen tentoon die met Hem op aarde wandelden? We twijfelen er niet aan dat Jezus vele malen Zijn geduld oefende met elk en allen van hen, maar wanneer het aankomt op de vraag of zulk een vertoon van Zijn geduld een patroon zou zijn voor Zijn handelen met alle anderen die naderhand in Hem zouden geloven voor aionisch leven, dan is er maar één figuur die de stand kan vullen. Saulus van Tarsus was een moordenaar geweest - hij had de ecclesia van God vervolgd en ze geteisterd; hij had de leden er van tot de dood toe vervolgd, ze gebonden en zowel mannen als vrouwen overgedragen aan de gevangenis, zoals hij aan koning Agrippa vertelde: "en bovendien sluit ik velen van de heiligen op in cellen, autoriteit in ontvangst nemend van de hogepriesters. Bovendien breng ik mijn stemsteentje in om hen uit de weg te ruimen. - dat wil zeggen dat hij stemde om hen ter dood te brengen - "En in alle synagogen hen vele malen straffend, dwong ik hen te lasteren. Bovendien op bovenmatige wijze razend op hen zijnde, vervolgde ik hen tot in de steden buiten het land" (Hand. 26:10,11).

Het is de manier waarop Christus Jezus omgaat met deze ene die zulk een grootse uitstalling vormt van Zijn geduld en Paulus maakt tot het patroon voor alle daarop volgende gelovigen. Hoe kan zulk een wanhopig karakter, zulk een overtuigd tegenstander, bekeerd worden? En toch werd hij bekeerd, en niet alleen bekeerd, maar compleet omgevormd. Als het geduld van Jezus zodanig was dat het Saulus, de geweldenaar en de razende fanaticus, kon veranderen in Paulus, de apostel van genade en vrede, dan kan het de meest onverzoenlijke van Gods vijanden omvormen in de grootste vriend. In zulke gevallen overweldigt de genade van onze Heer, en er kan van niemand gezegd worden dat hij of zij buiten de grenzen of buiten het bereik van de invloed er van is.

Deze stand bij de ingang is Jezus' eigen uitstalling, maar laten we nu de grote hal binnen gaan en kijken naar de uitstallingen van God. Zullen we verbaasd zijn dat het de apostel Paulus is die ons over hen vertelt? Er zijn er vier. Laat de apostel ons rondleiden en de uitstallingen aan ons beschrijven. We denken ons in dat er één staat aan iedere kan van de ruimte.

Aan de eerste zijde is er een stand die vol staat met vele voorwerpen, net als de voorwerpen van een pottenbakker, maar het zijn allemaal ontsierde voorwerpen, bestemd voor vernietiging. Onze gids vertelt ons over hen in Romeinen 9:22 "En indien God, willend de verontwaardiging te betonen en het vermogende van Hem bekend te maken, in veel geduld de voorwerpen van verontwaardiging, toebereid zijnde tot ondergang, verdraagt."

God, Die Zijn verontwaardiging wenst tentoon te stellen? En wij dachten dat God liefde was! Waarom zou Hij zijn verontwaardiging tentoon willen stellen? Omdat het een verontwaardiging is die gericht is tegen alle onrechtvaardigheid en het is nodig dat deze verontwaardiging tentoongesteld wordt opdat heel de schepping de vreselijke gevolgen zal zien van zulke onrechtvaardigheid - in feite mag zien waartoe zonde en rebellie tegen God kan leiden. God heeft geen genoegen in het tentoonstellen van Zijn verontwaardiging - Hij heeft geen genoegen in de vernietiging van kwaaddoeners of in de dood van de boosaardige - maar Hij is Zich er van bewust dat, zonder zo'n vertoon als contrast, het onmogelijk is dat Hij (zoals de apostel verder gaat): "de rijkdom van Zijn heerlijkheid bekend zou maken op voorwerpen van ontferming, die Hij van tevoren gereed maakt tot in heerlijkheid en die Hij ook roept" (Rom. 9:23,24).

Naast deze stand, aan de tweede zijde van de hal, kunnen we ons een andere stand indenken, die deze keer slechts één enkel voorwerp bevat, maar één dat speciaal verhoogd is opdat God er Zijn macht inkan uitstallen. We lezen van dit voorwerp in Romeinen 9:17. "Want het Geschrift zegt tot de Farao: "Tot in dit wek Ik u uit, opdat Ik in u Mijn macht zou betonen en zodat Mijn naam afgekondigd zou worden in de hele aarde.""

Werd Gods kracht en macht getoond in Farao? Wees er maar zeker van dat dit zo was en het was een kracht die uitgeoefend werd tegen een nooit toegevende tegenstander, een kracht die een koppige vijand tot verwoesting bracht, een kracht die iedere vreemde god versloeg en vernietigde die door Farao werd aanbeden. Want Farao was in die tijd de aardse vertegenwoordiger van alle valse aanbidding, de supporter van elk type van vreemde god, het gewillige instrument van Satan in zijn geest van verzet tegen de enig ware God. Het was niet alleen de verlossing van Israel dat Gods kracht te zien was, maar meer in het bijzonder in de volkomen verwoesting die kwam over Farao en over alles waar Farao voor stond. Het was in Farao dat Gods kracht werd getoond. Het was in de opeenvolging van plagen die God over hem bracht dat Gods almacht werd gemanifesteerd, gericht als ze waren tegen de onmachtige goden die hij aanbad. En soortgelijke plagen zullen opnieuw komen wanneer God Zijn verontwaardiging loslaat aan het einde van de huidige aion.

Tot zoverre is de tentoonstelling nogal afschrikwekkend. Er is een hint van genade, dat is waar, maar we hebben genade nog niet tentoongesteld gezien.

Laten we nu kijken naar de derde stand. Hier hebben we weer één enkele uitstalling, maar dit maal is het er een van de allerhoogste heerlijkheid, want dit is een stand die Gods rechtvaardigheid tentoon stalt. Onze gids vertelt ons er over in Romeinen 3:21-26.

"21 Maar nu is, los van wet, rechtvaardigheid van God openbaar gemaakt, getuigenis gegeven wordend door de wet en de profeten,
22 rechtvaardigheid echter van God door het geloof van Jezus Christus, tot in allen, en op allen die geloven, want er is geen onderscheid.
23 Want allen zondigden en hebben tekort aan de heerlijkheid van God,
24 om niet gerechtvaardigd wordend in Zijn genade, door de verlossing die is in Christus Jezus,
25 Die God Zich voornam als beschutplaats, door het geloof in Zijn bloed, tot in aantoning van Zijn rechtvaardigheid, vanwege het terzijde laten van de tevoren gebeurd zijnde zondige daden,
26 in de verdraagzaamheid van God, naar toe de aantoning van Zijn rechtvaardigheid in de huidige periode, tot in het Hem rechtvaardig zijn, en degene rechtvaardigend die is vanuit het geloof van Jezus."

Het thema voor deze stand is Gods rechtvaardigheid, en hier, bij de dood van Zijn Zoon, wordt ze tentoon gesteld op een manier waarop ze tevoren nog nooit tentoon gesteld werd. Als we terug wijzen naar het eerste hoofdstuk van Romeinen, waar Paulus voor het eerst zijn evangelie voorstelt, lezen we: "Want daarin wordt Gods rechtvaardigheid onthuld, vanuit geloof tot in geloof, zoals het is geschreven: 'De rechtvaardige nu zal vanuit geloof leven'" (Rom. 1:17). Nu is het woord dat met "onthuld" vertaald wordt in het Grieks apokaluptoo, waarvan wij ons woord "apocalyps" of "openbaring" krijgen. Het heeft de gedachte aan "een bedekking wegnemen van", net zoals men een doek wegneemt van een standbeeld bij de onthulling. In het Concordant Literal New Testament wordt, wanneer het woord voor een persoon wordt gebruikt, het steeds met "unveil" of "unveiling" weergegeven, zoals de "Unveiling of Jesus Christ." Maar wanneer het wordt gebruikt voor een ding wordt het vertaald met "reveal" of "revelation." Maar wat is "revelation" anders van het wegnemen van een bedekking? Alle waarheid is verborgen in God, Die het einde weet vanaf het begin, tot de tijd komt waarop Hij verkiest het te onthullen. En hier, in het evangelie dat aan Paulus werd toevertrouwd, wordt de rechtvaardigheid van God onthuld, geopenbaard, ont-dekt, zodat die nu in al zijn majesteit en heerlijkheid te zien is. Laten we zien wat het onmiddellijk gevolg is.

Als we kijken naar de Schrift buiten de geschriften van Paulus, vinden we een behoorlijk aantal mensen beschreven als zijnde rechtvaardig. We denken aan Abel, Lot, Johannes de Doper, Zacharias en Elizabeth, Jozef, Simeon, Jozef van Arimatea, om er maar een paar te noemen. Maar wanneer eenmaal het evangelie dat aan Paulus werd toevertrouwd is verkondigd, wat zien we dan? "Niet één is rechtvaardige, zelfs niet één" (Rom. 3:10). Allen worden samengevoegd onder dezelfde noemer. "Want allen zondigden en hebben tekort aan de heerlijkheid van God" (Rom. 3:23).

Waarom is dit? Omdat in andere delen van de Schrift, zij van wie verklaard wordt dat ze rechtvaardig zijn, vergeleken worden met de rest van de mensheid. Abel is rechtvaardig als hij wordt vergeleken met Kaïn; Lot wanneer hij tegengesteld wordt aan het volk van Sodom; Zacharias wanneer tegengesteld aan het priesterschap van zijn dagen, zoals bijvoorbeeld uitgebeeld door Kajafas. Maar zodra de rechtvaardigheid van God (buiten wet om) onthuld wordt en tentoon gesteld, wordt er onmiddellijk een andere standaard van vergelijking opgesteld, en tegen die standaard valt al het andere in het niet. Allen, inclusief Abel en de rest, worden teruggebracht naar hetzelfde niveau. Niemand is rechtvaardig, zelfs niet één!

Nu twijfelen we er niet aan dat Gods rechtvaardigheid werkzaam was in al Zijn handelen met Zijn schepselen. Er kan bij God nooit onrechtvaardigheid zijn, en doorheen heel de Schrift hebben mensen getuigd van de rechtvaardigheid van God. Maar wanneer het aankomt op een absolute en open uitstalling van Gods rechtvaardigheid, die voor altijd zal staan en een getuigenis zijn voor elk schepsel op aarde en in de hemel, dan is er maar één inzending die de stand kan vullen. In de complete geloof-gehoorzaamheid van Jezus Christus, de Ene Die echt zonder zonde was, de Ene in Wie in het geheel geen fout gevonden kon worden - in de complete geloof-gehoorzaamheid van deze Ene - die Hem, als de Zoon van Gods liefde, de smaad van het kruis bracht en daarmee een weg van verlossing leverde die God in staat kon stellen, terwijl Hij Zelf altijd rechtvaardig bleef, hen van het geloof van Jezus te rechtvaardigen. Hierin is een absoluut vertoon van Gods rechtvaardigheid te vinden dat elders geen gelijke kent. En het heeft een onmiddellijk gevolg in de huidige era; want de uitstalling van Gods rechtvaardigheid door de dood van Jezus Christus is zodanig dat God, Die in vroegere tijden verklaard had dat Hij de boosaardigen niet zou rechtvaardigen Van een valse zaak zal jij je verre houden, en jij moet een onschuldige en een rechtvaardige niet doden, want Ik zal een boosaardige niet rechtvaardigen. [Exo. 23:7], nu nog steeds als rechtvaardig gezien kan worden terwijl Hij de oneerbiedige rechtvaardigt, als zij tenminste het geloof van Jezus hebben. Met andere woorden, God kan voorwerpen nemen van hen die gereed waren voor verwoesting, en door hen een geloof te geven als dat van Jezus, hen rechtvaardig verklaren in Zijn ogen. En dat is precies wat Hij doet.

Op de vierde stand zijn een behoorlijk groot aantal voorwerpen, hoewel nauwelijks zoveel als er op de eerste waren. Ze zijn gelijk in uiterlijk en samenstelling aan die van de eerste stand, de voorwerpen van verontwaardiging. Op zich is er niets om hen van de eerste stand weg te houden. Ze zijn van dezelfde klei, ze hebben gezondigd als de rest en hebben tekort aan de heerlijkheid van God. Maar laten we zien wat Paulus over hen zegt in Efeziërs 2. Dit is hoe hij hen beschrijft.

"1 En jullie, die doden zijn in jullie misstappen en zonden,
2 in welke jullie eens wandelden overeenkomstig de aion van deze wereld, overeenkomstig de overste van de autoriteit van de lucht, van de geest die nu inwerkt in de zonen van de ongezeglijkheid,
3 in wie ook wij eens allen verkeerden in de begeerten van ons vlees, doende de wilsbeschikkingen van het vlees en van de denkwijzen. En wij waren van nature kinderen van verontwaardiging, zoals ook de overigen,
4 maar God, rijk zijnde in ontferming, vanwege Zijn vele liefde, waarmee Hij ons liefheeft,
5 maakt ook ons, die doden zijn door de misstappen en door de begeerten, samen levend in Christus (in genade zijn jullie geredden),
6 en Hij wekt samen en Hij doet samen zitten te midden van de ophemelsen in Christus Jezus,
7 opdat Hij, in de opkomende aionen, de overtreffende rijkdom van Zijn genade zou betonen, in vriendelijkheid naar ons in Christus Jezus.
8 Want in de genade zijn jullie geredden, door geloof, en dit niet vanuit jullie zelf; het is het naderingsgeschenk van God,
9 niet vanuit werken, opdat niemand zich zou beroemen.
10 Want wij zijn van Hem, een maaksel dat geschapen wordt in Christus Jezus voor goede werken die God van tevoren gereed maakt, opdat wij in hen zouden wandelen."

(Efe. 2:1-10)

Hier, dan, hebben we het. Hier zijn we te midden van de hemelingen, waar alle problemen van het universum hun oorsprong hebben. Hier worden we door God gebruikt om voor hen de rijkdommen van Zijn genade uit te stallen. In eerdere delen van deze studie stelden wij voor dat de oorspronkelijke rebellie tegen God plaatsvond te midden van de hemelingen, lang voordat de mens geschapen werd; en dat de mensheid een geheel afzonderlijke schepping was, gemaakt in het Beeld en de gelijkenis van Hemzelf, om de vorm te zijn waarin Gods eigen Zoon zou kunnen komen om Zijn leven over te geven voor het universum en te herstellen wat in die hogere sfeer fout was gegaan. Zo wordt de mensheid gemaakt tot een vehikel waardoor de verzoening van het universum bewerkt moet worden, ook al zijn alle inspanningen van de mensheid ijdel en komen ze tot niets, en wordt het aan God overgelaten, in de persoon van Zijn Zoon, het enige werkzame middel te leveren waardoor deze verzoening bereikt wordt. Want Gods Zoon kwam in de gelijkenis van de mensheid, en het was als een mens dat Hij stierf aan het kruis, en het is het bloed van Christus' kruis dat de vrede brengt die de basis is van de verzoening met God van alles wat in de hemel en op de aarde is en door Hem het al wederzijds te verzoenen tot in Hem, vrede makend door het bloed van Zijn kruis, door Hem, hetzij de dingen op de aarde, hetzij de dingen in de hemelen. [Kol. 1:20].

Christus leed en stierf als een mens en de ecclesia, die Zijn lichaam is, wordt ook door de vorm van de mensheid heen gevoerd en neemt deel aan hun zwakheden en falen, hun beproevingen en droefheden, hun lijden en sterven, opdat zij de genade van God in de meest volle mate kan ontvangen. Uit zichzelf kan de ecclesia niets doen; haar leden delen de ijdelheid van de mensheid; ze zijn allen zondaren en, net als Saulus van Tarsus, ooit vijanden van God. Het is God Die hen roept en hen rechtvaardigt. Het is Christus Die hen heiligt, opdat "Hij Zelf de ekklesia glorieus voor Zichzelf zou presenteren, geen vlek of rimpel of iets van zulke dingen hebbend, maar opdat zij heilig en smetteloos zal zijn" (Efe. 5:27). En het is deze ecclesia, heilig en smetteloos in Gods zicht, die door Hem gebruikt zal worden om de allesoverstijgende rijkdommen van Zijn genade uit te stallen voor het geheel van het hemelse universum.

En hoe doet God dit? Eenvoudig, zoals dit: Hij laat eerst zien dat we echt thuis horen op die eerste stand - kinderen van verontwaardiging, net als de rest. Als we hadden wat we verdienden dan is dat waar we zouden zijn, ontvangers van Gods verontwaardiging, net zoals die uitgestald werd voor Farao. Maar vanwege de verlossing die in Christus Jezus is, de Ene in Wie Zijn rechtvaardigheid zo wonderbaar is uitgestald, is Hij in staat ons van die eerste stand weg te nemen - om ons te redden uit de komende verontwaardiging - en ons hier te plaatsen, op Zijn vierde stand, waar Hij Zijn genade uit kan stellen. Hij is naar ons buitengewoon vriendelijk geweest door niet met ons te handelen naar onze daden; Hij zal net zo vriendelijk zijn naar anderen wanneer zij ook maar gewillig zijn Zijn vriendelijkheid te aanvaarden. Zelfs nu verkondigen wij onder onze mede-mensen een boodschap van verzoening; wij zullen voortgaan dit te verkondigen doorheen de toekomende aionen, totdat allen in de hemel en de aarde volkomen verzoend zijn met God. Wij, leden van de mensheid die het geloof van Jezus hebben, zijn door God gekozen om aan de vervreemde hemelse menigte de omvang en het wonder van Gods genade genade uit te stallen. En wij doen dit, niet door enig werk van onszelf (want God wil niet dat wij roemen in onze eigen prestaties), maar simpelweg door aan hen te verkondigen hoe God, door het verwijderen van de barrière van zonde door de dood van Zijn Zoon en daarbij alle vijandschap tussen Hemzelf en ons te vernietigen, in staat is geweest ons nieuw te scheppen in Christus Jezus.

Zoals God genadevol is geweest naar ons, zo zal Hij genadevol zijn naar hen. Dit is de ware verwachting van de ecclesia: door Hem gebruikt te worden voor het uitstallen van Zijn genade aan anderen, opdat zij, op hun beurt, echt verzoend mogen zijn met God.

This is, in truth, our glorious expectation,
That He will take us, and through us proclaim
The blessed joys of reconciliation
Till every creature lauds His glorious Name.

En dit is, inderdaad, de ware verwachting van de schepping, zoals Paulus ons vertelt in Romeinen 8:19 - "want het voorgevoel van de schepping wacht de onthulling van de zonen van God af. Want de schepping werd aan zinloosheid ondergeschikt, niet vrijwillig, maar vanwege Die onderschikt, in de verwachting dat ook de schepping zelf bevrijd zal worden van de slavernij van de vergankelijkheid, tot in de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God."

Die vrijheid die wij, als zonen van God, nu genieten in geest zal uiteindelijk genoten worden door de hele schepping, wanneer die verzoend zal zijn met God. En dit sluit heel de mensheid in, want God wil dat heel de mensheid gered zal worden en komt tot een bewustwording van de waarheid want dit is goed en welkom in het zicht van God, onze Redder, Die wil dat alle mensen gered worden en komen tot besef van de waarheid [1 Tim. 2:3,4]. Wanneer Zijn doel bereikt zal zijn zullen er op die eerste stand geen voorwerpen van verontwaardiging over zijn, noch voorwerpen zoals Farao op de tweede. God zal verblijven bij de mensheid en zij zullen Zijn volken zijn en Hij zal hun God zijn, en Hij zal alle tranen wegvegen van hun ogen En ik hoorde een grote stem vanuit de troon, zeggend: "Neem waar, de tent van God is met de mensen en Hij zal met hen in een tent wonen, en zij zullen Zijn volken zijn en God Zelf zal met hen zijn. En Hij zal elke traan afwissen vanuit hun ogen en de dood zal er niet meer zijn, noch rouw, noch luidkeels roepen, noch ellende zal er meer zijn, want de eerste dingen kwamen weg. [Openb. 21:3,4].

Maar voor ons, die uitgekozen zijn voor het uitstallen van Zijn genade, ligt in de nabije toekomst een bovenmaatse heerlijkheid te wachten in het gelijk gemaakt worden aan Hem Die ons Hoofd is. Geen wonder dat Paulus bidt in Efeze 1:18 dat we in staat mogen zijn "waargenomen hebbend wat de hoop is van Zijn roeping en wat de rijkdom van de heerlijkheid van Zijn lotbezit in de heiligen is." God heeft een schitterend lotdeel te midden van de heiligen; Hij heeft te midden van ons dat kolossaal overstijgende vertoon geplaatst van Zijn genade die tot gevolg zal hebben dat het hele universum terug gebracht zal worden in Zijn vaderlijke zorg en liefde, en in het doen ontwaken van een liefdesantwoord in elk van Zijn schepselen, dat Zijn hart voor altijd een genoegen zal doen. Dit is het lotdeel dat Hij in de heiligen heeft, de ware ecclesia van God, de kerk die het lichaam van Christus is; en wij zouden begerig onze plaats in dat lotdeel moeten verwachten en najagen, dat we ten volle zullen opnemen wanneer onze Heer ons roept om Hem in de lucht te ontmoeten, zoals Paulus ons vertelt in 1 Tessalonicenzen 4:13-18.

Laten wij niet zijn onder hen die dommelen wanneer Hij komt, maar voortdurend leven in een begerige verwachting van die dag!

We are looking, we are list'ning
For the coming of the Lord,
With His loudly sounding trumpet
And His own commanding word,
When He calls His saints together,
Bidding sleeping ones arise,
Ready for that glorious meeting
With their Saviour in the skies.

We may not be always certain
Whom the Lord has made His own,
But to Him, Who comes to call them,
Each is intimately known,
And in this we may be happy,
When He greets them in the air
Every member of His body
Will assuredly be there.

We are living, we are longing
For that moment of delight,
When our earnest expectation
Will be realized in sight;
When these bodies, frail and failing,
Will assume celestial powers--
What a prospect, what a calling,
What a privilege is ours!

Designated in God's purpose
For a grand and glorious place,
To display in future ages
All the riches of His grace
In His loving kindness to us,
Which to all will be made known--
How in grace alone He saves us
Through no merit of our own.

We are watching, we are waiting
For that long expected sound
That will call us to His presence,
And to joys that will abound,
In an instant, in a moment,
In the twinkle of an eye,
Changed from weakness into glory
For that gathering on high.

This the summit of our blessings,
To be ever with the Lord,
And to wear the glorious likeness
Of the One we have adored;
Then throughout His Father's kingdom
For God's glory we shall shine,
With a splendor all transcendent
And a radiance Divine.

Naar deel 5




© Grace and Truth Magazine