De onnaspeurlijke rijkdom van Christus

een studie over Efeze 3:8-13
door John H. Essex

   
8 Mij, verreweg de geringste van alle heiligen, is deze genade te beurt gevallen, aan de heidenen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen...

De uitdrukking de geringste van alle heiligen zou niet als een beleefde nederigheid van de kant van Paulus gezien moeten worden, maar als een samenvatting van zijn ware gevoelens. Ze kan vergeleken worden met zijn andere verklaring in 1Korinthe 15:9,10:

"9 Want ik ben de geringste der apostelen, niet waard een apostel te heten, omdat ik de gemeente Gods vervolgd heb.
10 Maar door de genade Gods ben ik, wat ik ben, en zijn genade aan mij is niet vergeefs geweest, want ik heb meer gearbeid dan zij allen, doch niet ik, maar de genade "

en het kan ook vergeleken worden met zijn andere bewering: "..zondaren..., onder welke ik een eerste plaats inneem," in 1Tim. 1:15,16. Dit wordt later afgezet tegen de achtergrond van Paulus vroegere leven, toen hij, als Saul van Tarsus, "de gemeente Gods bovenmate vervolgd en getracht haar uit te roeien"(Gal. 1:13). Laten we lezen vanaf vers 12 van 1 Timotheus, hoofdstuk 1. Daar verklaart Paulus:

"12 Ik breng dank aan Hem, die mij kracht gegeven heeft, Christus Jezus, onze Here, dat Hij mij getrouw geacht heeft, daar Hij mij in de bediening gesteld heeft,
13 hoewel ik vroeger een godslasteraar en een vervolger en een geweldenaar was. Maar mij is ontferming bewezen, omdat ik het in mijn onwetendheid, uit ongeloof, gedaan heb,
14 en zeer overvloedig is de genade van onze Here geweest, met het geloof en de liefde in Christus Jezus.
15 Dit is een getrouw woord en alle aanneming waard, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren te behouden, onder welke ik een eerste plaats inneem.
16 Maar hiertoe is mij ontferming bewezen, dat Jezus Christus in de eerste plaats in mij zijn ganse lankmoedigheid zou bewijzen tot een voorbeeld voor hen, die later op Hem zouden vertrouwen ten eeuwigen leven. "

Als Saul van Tarsus was Paulus de grootste vijand van Christus geweest, Diens volgelingen boven mate vervolgend. Het was op een van deze vervolgingsmissies dat hij plotseling gegrepen werd op de weg naar Damascus. Hoewel Gods verontwaardiging waardig, ontving hij in plaats daarvan niets anders dan genade. Als de daarop volgende uitdeler van het evangelie van Gods genade werd Hij als tot stof voor zijn Maker. Alles moest vanaf toen uit God zijn, niets van hem zelf. De "grootste van alle zondaren" wordt "de geringste van alle heiligen." Zo schatte Paulus zichzelf in, nogmaals aangetoond in de brief aan de Filippenzen, waar hij zijn vastberadenheid uitdrukt om alles voor vuilnis te houden, opdat hij Christus mocht winnen en in Hem gevonden zou worden(Filip. 3:8,9).

Paulus werd aangesteld om het evangelie van de onnaspeurbare rijkdom van Christus te brengen naar de natiën. Deze rijkdom betreft Christus' hemelse heerlijkheid. Ze wordt nergens anders in Gods Woord gevonden. Ze zijn buiten de brieven van Paulus inderdaad "onnaspeurbaar". Anderen onthullen Christus' aardse heerlijkheden, zoals Israël's Messias en Koning; alleen Paulus onthult Zijn hemelse verhevenheid. Let bijvoorbeeld op de drie speciale beschrijvingen van Christus, dit wijdere begrip omarmend in Efeze 1, Filippenzen 2 en Kolossenzen 1. In ieder worden zowel de hemel als de Aarde specifiek genoemd(Efe. 1:10; Filip. 2;10 en Kol. 1:16,20). In Efeze wordt Hij als "hoofd" over allen gegeven aan de ecclesia, die Zijn lichaam is. In Filippenzen wordt Hem in "de naam boven alle naam" de eer van het universum geschonken, terwijl we in Kolossenzen vinden " Hij onder alles de eerste geworden is....het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken"(Kol. 1:18,19).

"en in het licht te stellen wat de bediening van het geheimenis inhoudt, dat in de aionen verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen, "
(Efe. 3:9;CV)

Het geheimenis van Christus heeft met een beheer te maken. Dit wordt beschreven in Efeze 1, wat we in eerdere artikelen al overdacht hebben. Kort gezegd: het gaat over het samenvatten van allen in de Christus, zowel die in de hemelen zijn als op de Aarde. De ecclesia is bevoorrecht om hierin een grote rol te mogen spelen, want wij zijn er tot lof van Gods heerlijkheid. Wij zijn het complement van Christus, door wie het Alles in allen gecompleteerd zal worden.

Dit was aionenlang in God verborgen. Wat een uitspraak is dit! Verborgen in God! Niet verborgen in Zijn Woord, waar we het door ernstig en nijver zoeken hadden kunnen vinden, maar verborgen in God Zelf, waar het onmogelijk is dat iemand er naar kan speuren. Maar we lezen in 1Korinthe 2:9,10

"9 Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben.
10 Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods. "

Gods geest is in staat te graven in de diepste diepten van Zijn Wezen en bloot te leggen wat voor Hem kostbaar is en wat Hij zo lang geheim heeft weten te houden.

Verborgen in de aionen. Dit houdt in dat het niet slechts voor de mensheid verborgen was, maar ook voor de hemelingen, want de mens bestond nog niet in de eerste aion. Alleen God kende het geheimenis van Christus, en Hij hield het helemaal voor Zichzelf. Omdat God de Schepper van het al is, kon Hij alles onder controle houden en kon Hij daarom Zijn eigen moment uitkiezen om het te (laten) onthullen. Nadenkend over deze zaken, zullen we, net als Paulus deed in Romeinen 11:33-36, uitroepen

"33 O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!
34 Want: wie heeft de zin des Heren gekend? Of wie is Hem tot raadsman geweest?
35 Of wie heeft Hem eerst iets gegeven, waarvoor hij vergoeding ontvangen moet?
36 Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen. "
"10 opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden,
11 naar het aionisch voornemen, dat Hij in Christus Jezus, onze Here, heeft uitgevoerd,
12 in wie wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen hebben door het geloof in Hem. "

(Efe. 3:10-12;CV)

Dit is een van de meest verbazingwekkende uitspraken in de Schrift. De veelkleurige (veel en gevarieerd) wijsheid van God - het Goddelijk onderscheidingsvermogen in al zijn vele aspecten en ingewikkeldheid - wordt ook nu door de ecclesia bekend gemaakt aan de hoogsten in rang onder de hemelingen. Laten we hier zorgvuldig zijn! Het wordt niet gedaan door de ecclesia, maar door middel van de ecclesia. Wij kunnen hier niet de eer voor opstrijken. Het is voor ons voldoende beloning alleen al te weten dat God van ons gebruik maakt om aan deze hoge schepselen de grootheid van Zijn wijsheid bekend te maken. Het is kennis die zij op geen enkele andere manier kunnen verwerven. Zij zien een schepping(de mensheid) die minder is dan zij zelf, en zien uit deze schepping velen gekozen worden die zij noch de wereld waardig zouden vinden. Daarenboven zien zij deze voorbereid worden voor een verhoging tot de allerhoogste rangen onder de hemelingen, en uitgerust voor een bediening die het middel zal zijn van hun verzoening met God. Het zal voor hen niet gemakkelijk zijn dit feit te aanvaarden, maar ze zullen het accepteren, want ze zullen gaan erkennen dat er geen andere manier is. Het is de manier die God bedacht heeft toen Hij Zijn doelstelling formuleerde, en niet een oplossing die Hem opgedrongen werd door enige handeling van een ander. Wij zullen een bediening hebben die overeenkomt met de genade die ons vóór aionische tijden in Christus Jezus is geschonken(2Tim. 1:9). Dit alles is in overeenstemming met het doel van de aionen, dat God maakte in Christus Jezus, onze Heer.

"Het aionisch voornemen" is een heerlijke zin, en een sleutel tot de Schrift. Gods doelstelling is verbonden met de aionen. Ze wordt door hen bijeen gehouden. Het wordt in hen omvat en overloopt hen niet aan beide kanten. Wat er ook beschreven wordt als zijnde "voor de aionen" - de belofte van leven(Titus 1:2; 2Tim. 1:1), het geschenk van genade aan de ecclesia in Christus Jezus(2Tim. 1:9), en de wijsheid van God(1Kor. 2:6-10) - dit alles is in overeenstemming met de beslissingen die door God gemaakt werden voordat Hij het eerste deel van Zijn doelstelling in gang bracht. Zij de grote pilaren van waarheid waar omheen Gods doelstelling is gebouwd. De belofte van leven zal op den duur in allen vervuld worden; het geschenk van genade aan de ecclesia verzekert dat Zijn reddende genade de dominante factor in Gods handelen zal zijn, terwijl Zijn wijsheid in het geheim, dat zo lang verborgen bleef, na de onthulling ervan laat zien dat Zijn plan tot in het kleinste detail voorbereid was, voordat de eerste fase in uitvoering werd genomen.

Dit is de enige passage in de Schrift die relateert aan Gods doel met de aionen. Eigenlijk zijn er maar verrassend weinig verwijzingen naar Gods doelstelling in Zijn Woord en ze zijn alle te vinden bij één schrijver, Paulus, en zelfs hij is er spaarzaam mee. In zijn dertien brieven komen maar vijf plaatsen voor waar het zelfstandig naamwoord "doelstelling" in verband staat met het Goddelijk programma. Het wordt twee maal in Romeinen genoemd(8:28 en 9:11), twee maal in Efeze(1:11 en 3:11) en één maal in 2Timotheus 1:9. In aanvulling hierop zijn er nog twee plaatsen van de werkwoordsvorm, in Romeinen 3:25 en Efeze 1:9. Omdat Gods doelstelling verbonden is met de aionen, volgt daaruit dat ze voleindigd zal worden bij de afsluiting van de aionen. Dit verwijdert het van de gedachte die in de King James Vertaling[en de Nederlandse vertalingen;WJ] naar voren wordt gebracht dat God een eeuwige doelstelling heeft. Het is waar dat de gevolgen doorlopen in de eeuwigheid, maar Gods doelstelling zelf is niet eeuwig, maar aionisch, haar climax bereikend aan het einde van de aionen, wanneer God zal zijn "Alles in allen"(1Kor. 15:28).

Gods doelstelling is gebouwd op en om de Zoon van Zijn liefde, Christus Jezus, onze Heer. Toen Paulus zijn evangelie introduceerde, was dat "aangaande zijn Zoon"(Rom. 1:3). Liefde voor Zijn Zoon(en, door Hem, voor heel de schepping!) is het motief achter al Gods handelen. Dankzij Christus' geloof en Zijn gehoorzaamheid aan Gods wil, zelfs tot de dood aan het kruis, hebben wij nu met vrijheid en vertrouwen toegang tot de Vader. Er is geen barrière over die dit voorkomt.

"Daarom verzoek ik u met aandrang, de moed niet op te geven bij mijn verdrukkingen om uwentwil, want die zijn een eer voor u." (Efe. 3:13)

Paulus besluit dit deel met een tussenzin met een persoonlijke noot. Hij wil niet dat zijn lezers moedeloos worden vanwege wat hij ten behoeve van hen geleden zou hebben. Zij Heer had geleden, en het was Paulus al vanaf het begin duidelijk gemaakt dat ook hij moest lijden om wille van Gods Naam. Het pad van de genade is er niet een van vleselijk gemak en comfort. Paulus' tegenspoed was ten voordele van de ecclesia. Hij ontwikkelt het thema in Kolossenzen. waar hij zegt:

"24 Thans verblijd ik mij over hetgeen ik om uwentwil lijd, en vul ik in mijn vlees aan wat ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus, ten behoeve van zijn lichaam, dat is de gemeente.
25 Haar dienaar ben ik geworden krachtens de bediening, die mij door God is toevertrouwd, om onder u het woord van God tot zijn volle recht te doen komen, "

(Kol. 1:24,25

Er is zoiets als "de gemeenschap aan Zijn lijden,"(Filip. 3:10) en op ieder van ons zal mogelijk een beroep worden gedaan "immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking"(Rom. 8:17).

   


© Grace and Truth Magazine