In Efeze 1, vers 3, presenteert de King James Vertaling ons de zinsnede: "in hemelse plaatsen" (in heavenly places). Het volledige citaat is: "Gezegend de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, Die ons heeft gezegend met alle geestelijke zegeningen in hemelse plaatsen in Christus." Het woord "plaatsen" staat cursief, daarmee aangevend dat het niet voorkomt in het oorspronkelijke Grieks.
De Griekse uitdrukking komt vijf maal voor in Efeziërs en in de King James wordt het op drie verschillende manieren vertaald. Verwijzend naar de ecclesia, het lichaam van Christus, is het "in hemelse plaatsen." Wanneer gebruikt voor Christus is het "in de hemelse plaatsen." Wanneer gebruikt voor geestelijke krachten van boosaardigheid, in Efe, 6:12, is het "in hoge plaatsen". Nu is de zinsnede in alle gevallen dezelfde, maar de vertalers van de King James Vertaling hadden kennelijk een probleem, want na, in Efe. 1:20, CHristus aan Gods rechterhand te hebben gezet "in de hemelse plaatsen", vonden zij het niet geschikt om daar ook de krachten van boosaardigheid te lokaliseren.
De Concordant Version [de Engelstalige concordante vertaling van de Schrift] lost het probleem op en vertaalt accuraat de zinsnede met "te midden van de hemelingen." Door dat te doen bewaart men de eenvormigheid en presenteert men ons tegelijkertijd een waardevolle en ontzagwekkende gedachte. Want men kan naar een plaats gaan voor een vakantie of een rustperiode (en het populaire idee over de hemel schijnt een plaats te zijn waar men kan rusten van het werken), maar iemand gaat onder de mensen met een doel. Het is of om iets van het te verkrijgen, zoals een zakenman, of iets aan hen mede te delen, zoals een zendeling. In ons geval worden we geplaatst te midden van de hemelingen, zodat we iets aan hen kunnen mededelen.
In Efeze 2:6 en 7 (dit keer in een concordante vertaling) staat: "en Hij [God] wekt ons tezamen op en zet ons tezamen in Christus Jezus te midden van de hemelingen, opdat Hij, in de komende aionen, de overstijgende rijkdom van de genade zou tonen, in Zijn goedheid voor ons in Christus Jezus" (SW). En in Efeze 3:10 "dat nu bekend zou worden aan de overheden en de gezaghebbers te midden van de hemelingen, door de ecclesia, de veelkleurige wijsheid van God" (SW).
Ja, God is van plan de grote menigte aan inwoners van de hemelse gebieden op te voeden door de ecclesia, die het lichaam van Christus is. O, mochten we toch maar de grootheid en de heerlijkheid van het werk op prijs stellen dat God Zich voorgenomen heeft om doorheen de ecclesia te bereiken.
Het is een volkomen valse mening te denken dat alle inwoners van de hemelen op dit moment een blije relatie hebben met God. Het is waar, de Hebreeuwse Schrift spreekt van hemelse menigten die luisteren naar de stem van God en doen waarin Hij een genoegen heeft (Psalm 103:21). Maar het is niet alleen de mensheid die van God vervreemd is. Er zijn ook "geestelijke machten van de boosheid onder de hemelingen" (Efe. 6:12), en als het mogelijk zou zijn zouden deze ons scheiden van de liefde van God. Het is nodig dat deze machten, net als wij, verzoend worden, en Kolossenzen 1.20 maakt het heel duidelijk dat het verzoenende werk van Christus net zo goed hen in de hemelen als hen op de Aarde bedekt.
Het werk van het verzoenen van het universum met God zal nog een lange tijd duren, maar er is geen kracht, zelfs niet te midden van de hemelingen, die dat kan voorkomen, want Christus is verhoogd boven de allerhoogste krachten en machten die er bestaan. Hij is begenadigd met een Naam die boven alle Naam is (Filip. 2:9), opdat in Zijn Naam - Jezus - "iedere knie zou buigen, van hemelingen en van aardsen en van onderaardsen, en iedere tong zou belijden dat Jezus Christus Heer is, tot heerlijkheid van God, de Vader" (Filip. 2:10,11;SW). Het is in deze Ene dat ons lot is geworpen, en het is in deze Allerhoogste, Die aan ons is gegeven als Hoofd over alles (Efe. 1:11 en 22).
Denk aan dit geschenk en verheug je er ten volle in, en denk er dan over na dat God ons met deze heerlijke gift ons genadevol alle verzet en tegenstand, alle naijver en jaloezie van die zelfde soevereiniteiten en gezaghebbers onder de hemelingen heeft geschonken. Want wat een naijver en jaloezie en verzet roept het op als men iemand die veel lager in status is verhoogd ziet worden dan zichzelf, zeker als aan deze die zo verhoogd is het recht wordt gegeven om macht en gezag uit te oefenen. Door Christus aan ons te geven, als Hoofd over allen, is God ten gunste van ons voorbij gegaan aan deze soevereiniteiten en gezaghebbers, en ongetwijfeld hebben velen van hen daar een hekel aan. Het is niet alsof wij ooit gekozen werden uit de hooggeplaatsen op Aarde. Zij die God heeft uitgekozen voor Zijn ecclesia kwamen voornamelijk voort uit de, naar alle vleselijke standaarden, onedelen en verachtelijken, de dommen en de zwakken (1Kor. 1:26-31).
Paulus had in de gaten dat de ecclesia dit verzet zou gaan tegenkomen, want in Efeze 6 schrijft hij: "want aan ons is niet de worsteling tegen bloed en vlees, maar tegen de soevereiniteiten, tegen de autoriteiten, tegen de wereldmachten van deze duisternis, tegen de geestelijke machten van de boosheid onder de hemelingen" (6:12;SW). Maar terwijl Hij ons genadevol deze tegenstand schenkt, veroorzaakt door Zijn geschenk van Christus als Hoofd over allen, levert God ook heel de wapenrusting die nodig is om iedere aanval af te weren.
Laten we onze lendenen omgord houden met waarheid, zoals de apostel adviseerde. Laten we de kurassen van rechtvaardigheid aantrekken, onze voeten geschoeid met de bereidheid van het evangelie van vrede, het grootschild van geloof opnemend, de helm van redding en het kortzwaard van de geest ontvangend - al deze zijn van ons om in de boze dag te weerstaan en allen te laten staan.
De tegenstand van deze soevereiniteiten en gezaghebbers te midden van de hemelingen is grotendeels gericht tegen het Hoofdschap van Christus, en het is omdat Christus is gegeven als Hoofd over allen dat wij aan aanvallen blootstaan. Verder onthult de geschiedenis dat, wanneer een nieuwe ontwikkeling in Gods doelstelling onthuld wordt, de Tegenstander klaar staat om aan te vallen. Satan doet alles wat hij kan om Gods inspanningen te vernietigen, maar steeds weer faalt hij, ook al brengt zijn falen veel verwoesting. Toen de mens voor het eerst ten tonele kwam, liet Satan zich al snel zien, en zijn gemanipuleer in Eden was er de oorzaak van dat zonde en dood doordrongen tot heel de mensheid. Wat een ellende heeft dit veroorzaakt! Maar Satan is er niet in geslaagd de mensheid te vernietigen, omdat hij het werk van het kruis niet kon verhinderen, waarin, ironisch genoeg, hij dacht dat hij zijn grootste overwinning had geboekt. Maar het zal blijken dat het zijn grootste verlies zal zijn.
Toen de Heer als baby op Aarde kwam, probeerde Satan Hem te vernietigen door Herodes alle mannelijke kinderen te laten doden die rond die tijd waren geboren. Toen de Heer aan de Jordaan verscheen en door Johannes als "het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt" werd uitgeroepen,, was de Tegenstander er weer om Hem tijdens een periode van veertig dagen te beproeven. Toen het kruis was opgericht probeerde Satan het Grote Offer te verleiden om er af te komen (Matt. 27:40). Toen de discipelen waren gekozen, ging Satan in een van hen binnen om de Heer te verraden en zette hij een andere aan Hem drie maal te ontkennen. En wanneer de aard van de hemelse heerlijkheden worden onthuld en het geheim over de ecclesia bekend wordt gemaakt (zoals in Efeze 3), dan mogen we verwachten dat de Tegenstander zelf weer bijzonder actief zal zijn, en dit is in feite ook het geval. Het zijn zijn strijdlisten waartegen we op dit moment moeten opstaan (Efe. 6:119. Het is daarvoor dat we de wapenrusting van God nodig hebben. Dit is geen aanleiding voor rust en recreatie, maar voor constante waakzaamheid en voortdurend gebed.
© Grace and Truth Magazine
Vertaling: Het Beste Nieuws.