De plaats van de ecclesia in Gods plan - deel 5.
In genade zijn jullie gered.

door John H. Essex

Tot dusverre hebben we in onze studies geprobeerd de ecclesia te zien zoals God haar ziet. "Voor Zijn aangezicht" moet ze "heilig en onberispelijk" zijn, maar nu, in het tweede hoofdstuk van Efeze, komen we uitspraken tegen als deze

"1 Ook u, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en zonden,
2 waarin gij vroeger gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid, 3 (trouwens, ook wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten, en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns),"

(Efe. 1:1-3)
En nogmaals, in Kolossenzen 1:21
"21 Ook u, die eertijds vervreemd en vijandig gezind waart blijkens uw boze werken, heeft Hij thans weder verzoend,
22 in het lichaam Zijns vlezes, door de dood, om u heilig en onbesmet en onberispelijk voor Zich te stellen,"

(zie ook Efe. 5:27).

Het lijkt ons toe dat de leden van de ecclesia niet altijd heilig en onberispelijk waren; zijn zij nu wel heilig en onberispelijk?

We stelden in onze laatste studie dat "niets dat gebeurd is als gevolg van de nederwerping, kan op enige wijze inbreuk maken op de toestand van hen die gekozen werden in Christus voordat die gebeurtenis plaatsvond. Zij zijn heilig en onberispelijk voor Gods aangezicht en moeten(en zullen!) dat ook altijd blijven." Hoe kunnen we dit rijmen met het bewijsmateriaal van de gebreken in onszelf, iets waarvan we ons dagelijks bewust zijn? Ja, hoe kunnen we het rijmen met de geboden voor het gedrag van de heiligen, zelfs nog in de gevangenisbrieven van Paulus?

Mogen wij, op dit punt aangekomen, een uitspraak herhalen die als verklarende noot werd gegeven in een eerdere studie(U.R. vol. 64, p.256) onder de kop "De ecclesia, die Zijn lichaam is"?

"Deze ecclesia, waarnaar specifiek in Paulus' brieven wordt verwezen, wordt aan ons voorgesteld in twee onderscheiden, maar toch verbonden, aspecten. Zij zijn als de twee zijden van hetzelfde muntstuk.

"Individueel is de ecclesia samengesteld uit vele leden, die ieder voor zich van tevoren gekend zijn, op voorhand bestemd, geroepen, gerechtvaardigd en verheerlijkt(Rom. 8:28-30). Ieder is in Christus gebracht door de doop in Zijn dood(Rom. 6:3). Ieder is noodzakelijk voor de rest en heeft zijn of haar individuele rol te spelen in het opbouwen van het geheel(1Kor. 12:12-31; Efe. 4:11-14).

"Collectief is de ecclesia een verenigd lichaam, gekozen in Christus van voor de nederwerping van de wereld en door God gezien als heilig en onberispelijk, met een koninkrijk in de hemelen en een dienstbetoon te midden van de hemelingen. Als zodanig is ze het complement van Christus, waardoor alles in allen wordt gecompleteerd.

"Het is in het individuele aspect dat de leden van de ecclesia ooit zondaren waren, alle van nature kinderen van de verontwaardiging, net als de rest. Dit veranderde toen ze in Christus kwamen, want toen werden ze een nieuwe schepping(2Kor. 5;17). Maar collectief wordt de ecclesia altijd door God gezien als zijnde heilig en onberispelijk, want ze was in Zijn doelstelling ontvangen voor de nederwerping, die het bewijs is voor de opstand in het universum, en ze wordt alleen een aparte eenheid nadat de vraag over de zonde voor eens en altijd en voor allen afgedaan is aan het kruis."

Gods genade tentoon gesteld.

Het is goed om te zeggen dat, omdat de ecclesia van God heilig en onberispelijk moet zijn voor Zijn aangezicht, het niet zo was dat wij als leden van de ecclesia wandelden in overeenstemming met de aion van deze wereld. Dit is hoe we ooit wandelden, maar nu als dood gerekend worden voor die overtredingen en zonden en lusten die ons eerdere gedrag kenmerkten. Toch is het duidelijk dat ieder van hen die zijn gekozen en geroepen om lid te zijn van de ecclesia, de vernederende ervaring moet hebben doorstaan die verbonden zijn aan de deelneming aan het vlees der zonde. Waarom is dat zo?

Het antwoord, in de kortst mogelijke woorden, ligt verborgen in één woord: Genade! Het is Gods genade die in en door de ecclesia tentoongespreid wordt; daarom wordt de uitdrukking steeds herhaald: "In genade zijn jullie gered." De genade die voor aionische tijden aan de ecclesia werd gegeven, moet in al haar effectiviteit en grandeur tentoongespreid worden, niet slechts als een daad die blijdschap voortbrengt, maar ook als een voordeel dat toegekend wordt aan iemand die het tegendeel verdient. En om dit gedaan te krijgen moeten de leden van de ecclesia voorbereid worden, eerst om de voordelen te ontvangen en dan om ze aan anderen te tonen.

Voordat we dit verder onderzoeken is het goed dat we een andere reden opmerken waarom de ecclesia door het vlees moet gaan. De dienstknecht kan niet groter zijn dan zijn Heer; het lichaam kan niet groter zijn dan het Hoofd; het complement kan niet groter zijn dan Degene waartoe het behoort. Christus kwam in de gelijkenis van het vlees; de leden van de ecclesia worden in het vlees geboren. Daar zit een basisverschil tussen Christus en de ecclesia.

Christus was Degene zonder zonde, maar Hij werd tot zonde gemaakt, opdat God in staat zou zijn Zijn rechtvaardigheid te tonen, zodat Hij als rechtvaardig én als Rechtvaardiger gezien zou worden van degene die van het geloof van Christus is(2Kor. 5:21; Rom. 3:26). Wij, die voorbestemd zijn om heilig en onberispelijk te zijn voor Zijn aangezicht, werden gemaakt om zondaren te zijn, opdat God in staat zou zijn Zijn genade te tonen in Zijn vriendelijkheid jegens ons in Christus Jezus(Efe. 2:7).

Christus werd tot zonde gemaakt, opdat de zonde zelf gekruisigd zou worden. Vanaf dat moment zijn alle door God opgeworpen barrières tussen Hemzelf en Zijn schepping verwijderd; zonde(=doelmissen) is niet langer een hindernis voor Zijn gunst. De opstanding van Christus, met de daaropvolgende aanvaarding door God van Zijn offer, betekent dat Gods doelstelling onvermijdelijk en onverbiddelijk voortgaat naar haar grote en heerlijke toppunt, zodat Hij Alles mag zijn in allen(1Kor. 15:20-28).

God is nu klaar om verzoend te worden met al Zijn schepselen. Het offer van Zijn geliefde Zoon heeft God zodanig verzoend, dat Hij nooit meer kan of wil vragen om een verder offer. Zijn rechtvaardigheid vereist dat Hij het offer, dat door de Zoon gebracht werd als een volkomen en volledige betaling, aanvaardt, en daaruit volgt, omdat Christus de Eerstgeborene is van heel de schepping, dat er in heel het universum geen enkel wezen is dat buiten het bereik van Gods verzoening valt. De enige barrière die er is om de verzoening compleet te maken, is de koppigheid van de schepping. En dit is waar de functie van de ecclesia in beeld komt in Gods doelstelling.

Wij zijn zonen van de koppigheid; we zouden moeten weten wat koppigheid betekent. Ooit waren we van God vervreemd doordat we tot deelgenoten gemaakt werden van het vlees der zonde. Toch, omdat God rijk is aan genade, worden we gered in, en door, Zij genade, opdat wij door Hem gebruikt kunnen worden om diezelfde genade aan anderen te tonen.

Laten we hier een vooruitgang in uitdrukkingen noteren. Wij zijn gered in genade; ons is de vergeving van overtredingen geschonken naar de rijkdom van Zijn genade; wij zullen door Hem gebruikt worden om de allesoverstijgende rijkdom van Zijn genade te tonen. De waarde van genade is voortdurend toenemend; er zijn geen grenzen aan haar uiteindelijke omvang, want het is een uitdrukking van de liefde van God. Waar de zonde toeneemt, daar is de genade overvloedig - dit principe werd in Romeinen verklaard.
Genade breidt zich voortdurend uit, tot ze allen omarmd heeft. Het allesoverstijgende gewicht van heerlijkheid dat voor de ecclesia gereserveerd is, ligt in het gebruikt worden om in de komende aionen deze superlatieven van de rijkdommen van Gods genade te tonen. En hoe tonen we deze? Door de rest van de schepping te laten zien hoe God zo magnifiek vriendelijk voor ons is geweest door on te transformeren van wat we waren in wat we zijn.

Zo gaan we zien dat, hoewel (als een collectief geheel) de ecclesia van het begin af aan bedoeld was om heilig te zijn en onberispelijk, en dit altijd zal blijven voor het aangezicht van God - het complement van een zondenloze en onberispelijke Christus - haar individuele leden toch getrokken worden uit een zondige mensheid, opdat de volle genade van Gods doelstelling getoond kan worden, en de ecclesia in staat gesteld zal worden in Gods doelstelling de rol te vervullen waarvoor ze ontworpen was, en waarvoor ze in het bijzonder uitgerust wordt.

Dit mag in eerste instantie paradoxaal lijken - een combinatie van tegengestelde toestanden - en toch komt het overeen met het tweeledig aspect van de betekenis van genade. Onze plaats in Christus is "tot lof van de heerlijkheid zijner genade"(Efe. 1:6). Neem er kennis van dat lang voordat enig mogelijk lid van de ecclesia ondergeschikt was gemaakt aan de negatieve krachten van het vlees, de genade die hem daaruit zou gaan redden al was gegeven aan de ecclesia als geheel, in Christus. Daarom is de redding van dit lichaam des vlezes niet iets dat in werking gesteld moest worden als gevolg van Adam's overtreding - het was geen improvisatie om tegemoet te komen aan een noodgeval - maar veeleer iets dat met opzet zo gepland was, zelfs voordat de aionen begonnen.

Deze vleselijke lichamen worden ook "vernederd lichaam"(Filip. 3:21) genoemd, en opnieuw noteren we het punt dat de ecclesia niet groter is dan haar Hoofd. Christus ontledigde eerst Zichzelf, om in de gelijkenis van de mensheid te kunnen komen, en toen vernederde Hij Zichzelf om gehoorzaam te worden tot de dood, zelfs tot de dood aan het kruis(Filip. 2:7,8). Wij werden leeg geboren; net als Job kwamen we naakt deze wereld binnen. Onze vernedering komt in het dragen van deze vleselijke lichamen, geneigd tot zonde en verval en door de vernieling door de dood. Zij[die vleselijke lichamen] onderwerpen ons voortdurend aan beledigingen, want zij voeren voortdurend oorlog tegen de geest die in ons is en ze houden niet op met ons te vernederen. Zij zijn de aardse tenten - tijdelijke verblijfplaatsen - waarin we kreunen terwijl we in afwachting zijn van de verhuizing naar onze permanente verblijfplaats - een huis, niet door handen gemaakt, aionisch, in de hemelen. Want we verwachten een Redder Die de lichamen van vernedering om zal zetten, om ze een te maken met het lichaam van Zijn heerlijkheid. Dan zal de ecclesia, van wie het rijk onlosmakelijk in de hemelen is, in ieder opzicht zijn als Degene Die haar Hoofd is.

De werking van genade.

De werkingen van genade worden nauwelijks door de massa waargenomen, zelfs niet onder gelovigen, en worden door ons allen onvolledig verstaan. De beperkingen voor ons verstaan, opgelegd door de zwakheden die onlosmakelijk bij onze vleselijke lichamen behoren, zullen niet geheel verbannen worden, totdat deze lichamen afgedaan hebben en veranderd worden. Daarom moeten we voortdurend bidden voor toenemend waarnemingsvermogen in geestelijke zaken, en in het bijzonder in die zaken die in Efeze 1 genoemd worden:

"18 zodat gij weet, welke hoop Zijn roeping wekt, hoe rijk de heerlijkheid is Zijner erfenis bij de heiligen,
19 en hoe overweldigend groot Zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte zijner macht"

(Efe. 1:18,19)
In het derde hoofdstuk bidt de apostel dat wij, "geworteld en gegrond in de liefde"(Efe. 3:17), in staat zouden zijn om tezamen met alle heiligen te begrijpen wat de breedte en lengte en diepte en hoogte van de genade is, en om daarnaast de kennis te hebben van de allesoverstijgend liefde van Christus, opdat wij gecompleteerd mogen worden ten behoeve van het hele complement van God.

Opnieuw, nu in het vierde hoofdstuk, spreekt Paulus over ons bereiken van "de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods ...., de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus"(4:13). Wat betekent dat?

Het antwoord is dit: wij moeten definiëren wat we bedoelen met "complement." Het Griekse woord plerooma wordt letterlijk vertaald met "vullend" en daarom is een complement "dat wat vult" of "dat wat vol maakt."

Het vroegste voorbeeld van een complement, naar voren gebracht in de Schrift, is dat van de vrouw als complement van de man, iets wat we eerder in deze discussie al bekeken, toen we zagen dat Adam, voordat de vrouw uit hem genomen werd, compleet was in zichzelf; daarna maakte de vrouw hem compleet(UR.Vol. 66; p.66).

In lijn met deze gedachte mogen we opmerken dat aan Adam een positieve opdracht werd gegeven, naast de negatieve opdracht om niet van een bepaalde boom te eten. De positieve opdracht werd gegeven in Genesis 1:28 "Weest vruchtbaar en wordt talrijk". Men zal snel aanvaarden dat Adam deze opdracht niet kon vervullen zonder degene die zijn complement was. Maar hebben we werkelijk de rol overwogen die de vrouw in deze speelt en dit doorgetrokken naar de taak van de ecclesia?

De oorspronkelijke vorm van de mensheid werd door God bepaald toen Hij ze in Adam schiep, maar de voortzetting van die vorm in al haar daarop volgende geslachten is de taak van de vrouw. Dit is haar aandeel in de bediening van het uitbouwen van het menselijk ras. En de bediening die God heeft toegewezen aan de ecclesia is die van het onderhouden en voortzetten van het genadewerk dat God begonnen is in Christus Jezus. Christus Zelf voorziet in de kracht voor deze bediening - Hij is de voortgaande drijvende kracht die er achter zit, maar onze rol is toe te zien dat er geen afwijking is van de vorm die deze bediening zal nemen. Het is een bediening van genade, constante genade, voortdurende genade, onverdunde genade, want genade is de basis van redding en het pad naar de verzoening.

""In genade zijn jullie gered" is voor ons nu al waar; het zal uiteindelijk net zo waar zijn voor heel de schepping. Allen zullen Gods werk zijn, geschapen in Christus Jezus. Het is Gods wil om een beheer van de completering van de tijden te hebben, waarin allen samengevat worden in de Christus, zowel die in de hemelen zijn als die op de Aarde, en ons lot werd bepaald in Hem, tevoren bestemd naar de doelstelling van de Ene Die alles bewerkt naar de raad van Zijn wil, opdat we zouden zijn tot lof van Zijn heerlijkheid, wij die een eerdere verwachting hebben in de Christus(verg. Efe. 1:10-12).

Wij hebben een eerder verwachting, maar we zijn niet de enigen die iets verwachten. In Romeinen 8:19 lezen we

"19 Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods.
20 Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om de wil van Hem, die haar daaraan onderworpen heeft,
21 in hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods."

In Kolossenzen 1:20 maakt Paulus het duidelijk dat de verzoening van allen met God zal inhouden: allen op de Aarde en allen in de hemelen. Het is het gezegende voorrecht van de ecclesia - zij die de eerdere verwachting hebben in de Christus - om het evangelie van de allesoverstijgende rijkdommen van Gods genade te herauten en te tonen, totdat de verwachting van allen is vervuld en allen uiteindelijk met God verzoend zijn.

Dit is wat de apostel in gedachten heeft als hij schrijft: "het complement waardoor alles in allen wordt compleet gemaakt". De zinsnede "alles in allen" komt hier voor en in 1Korinthe 15:28. Daar wordt het heel duidelijk gemaakt dat het "allen" geen uitzonderingen toelaat, behalve God Zelf, Die met nadruk wordt uitgesloten(vs. 27). De voleinding van Gods doelstelling is dat Hij Alles in allen zal zijn, en dit omsluit heel de schepping.

Op gelijke wijze is de ecclesia in Efeze 1:23 het middel waardoor de voleinding bereikt zal worden. "Het complement van Degene Die het al in allen compleet maakt."(CV). O, mochten we allen de eenheid van geloof bereiken en de verwerkelijking van de Zoon van God, tot het niveau van een volwassene, tot de mate van het formaat van het complement van de Christus, zodat we in ieder geval geen minderjarige meer zouden zijn. Ons doel zou vandaag gericht moeten zijn op het toerusten van de heiligen voor het werk van het uitdelen van dit heerlijke evangelie van genade, en we zouden voor dit doel het lichaam van Christus moeten opbouwen. We kunnen ons het beste voorbereiden voor onze bediening door de principes daarvan nu al uit te oefenen.

De huidige bediening van de ecclesia.

Indien onze toekomstige bediening bestaat uit het verkondigen en tonen van de genade van God in al haar grandeur en rijkdommen, dan zouden we toch zeker onze levens, hoewel nog in het vlees, zoveel als mogelijk in overeenstemming hiermee moeten leven. Onder elkaar zouden we genadevol moeten handelen, net zoals God, in Christus, dat genadevol doet met ons. Bitterheid en furie en boosheid en misbaar en laster zouden in onze onderlinge relaties afwezig moeten zijn; boosaardigheid zou nooit toegestaan mogen worden om binnen te dringen, maar we zouden vriendelijk tegen elkaar moeten worden, zachtaardig, meevoelend; op die manier zullen we genadevol met elkaar omgaan. Laten we samen in liefde wandelen, en niet de Heilige Geest van God, waarmee we verzegeld zijn tot de dag van de verlossing(Efe. 4:30-5:2), verdriet doen. Zo worden we imitatoren van God en leren we voor onszelf, door oefening, de werkelijke betekenis van genade.

In het bredere veld van onze activiteiten zouden we moeten werken ten goede van allen(Gal. 6:10). Dat het woord "allen" in deze context een wijdere toepassing heeft dan alleen zij die tot de geloofsfamilie behoren, wordt aangegeven door het noemen van de laatste in de daarop volgend passage, die beheerst wordt door de woorden "maar inzonderheid". Het is principe is heel simpel: als het mogelijk is werken we ten goede van allen, maar in het bijzonder voor de geloofsfamilie.

Onze bediening moet ten allen tijde, of dat nu binnen of buiten de ecclesia is, er een zijn van verzoening, in overeenstemming met de genade van God,die in Christus de wereld met Zichzelf aan het verzoenen was(2Kor. 5:20,21). Wij zijn ambassadeurs voor Christus, vragend namens God. Onze boodschap is: "Weest met God verzoend!"(2Kor. 5:20;CV). Waarom zou je wachten tot de toekomst, wanneer je nu al vrede met God kunt hebben? Maar voor hen voor wie deze vrede uitgesteld wordt, zal onze boodschap nog steeds voortklinken doorheen de komende aionen, omdat Zijn genade in ons getoond wordt, "Weest met God verzoend!" De vorm van deze boodschap zal door de ecclesia gehandhaafd worden doorheen alle generaties van de aion der aionen, en God zal heerlijkheid vinden in de ecclesia en in Christus Jezus, omdat Hij heel de schepping met Zichzelf verzoend ziet worden.




© Grace and Truth Magazine