De structuur van Efeziërs
Hoofdstuk 6
Gedrag van gelovigen in het lotdeel van de Vader van de heerlijkheid


door J. Philip Scranton



   

Dit deel van de brief begint en eindigt met uitspraken die zinspelen op het deel van hoofdstuk 1 dat God's lotdeel definieerde onder de heiligen. Zinsdelen die met de Geest verbonden zijn geven ons de eerste aanwijzing van een relatie. Wijsheid, voorzichtigheid en de wil van God zijn herhaalde gedachten in deze overeenkomende verzen. Deze thematische relatie worden verder benadrukt omdat alleen deze delen van de brief en het gebed in hoofdstuk 1 het woord 'lotdeel' bevatten.

4:30 - "En maakt de heilige geest van God toch niet bedroefd, in welke jullie worden verzegeld tot in de dag van verlossing."
1:13-14 - "In Wie ook jullie het woord van de waarheid horen, het evangelie van jullie redding, in Wie ook, gelovend, jullie verzegeld worden met de geest van de belofte, de heilige, die onderpand is van ons lotbezit, tot verlossing van de verwerving, tot lof van Zijn heerlijkheid."
5:15-17 - "Bekijkt dan, broeders, op nauwkeurige wijze, hoe jullie wandelen: niet als onwijzen, maar als wijzen, de periode uitkopend, want de dagen zijn boosaardig. Wordt vanwege dit niet onverstandig, maar begrijpt wat de wil van de Heer is."
1:8 - "welke Hij overvloedig in ons doet zijn, in alle wijsheid en verstandigheid."
5:5 - "Want dit nemen jullie waar, wetend dat elke ontuchtige man of onreine of hebzuchtige, die een afgodendienaar is, niet een lotbezit heeft in het koninkrijk van Christus en van God."
1:14, 18 - "die onderpand is van ons lotbezit, tot verlossing van de verwerving, tot lof van Zijn heerlijkheid ... verlicht zijnde de ogen van jullie hart, in jullie waargenomen hebbend wat de hoop is van Zijn roeping en wat de rijkdom van de heerlijkheid van Zijn lotbezit in de heiligen is."

1:17-12 was bestemd als het deel van hoofdstuk 1 dat God's lotdeel onder de heiden definieerde. De verzen 13-14 die daarop volgen waren bestemd als de overgang waarin de heidenen verbonden werden aan de Joden om hun lotdeel te delen. Deze twee delen definiëren samen God's lotdeel onder alle heidenen.

Over "onderwijzing over het heerlijke lotdeel onder de heiligen van de heerlijke Vader" (3:1-3) merkten we het gebruik op van het woord lotdeel dat in verschillende vormen te vinden is in deze verbonden delen.

Het voorgaande deel moedigde gelovigen aan te wandelen waardig aan hun roeping als zonen van God. Dit deel gaat in dezelde ader door, maar de lezer zal opmerken dat alle oproepen relatief zijn aan de gedachte van God levend onder de heiligen,en hun leven in Zijn aanwezigheid. Het eerste deel (4:30-32) begint met het onderwerp van de behandeling door de gelovige van God's Geest en sluit af met een herinnering aan hoe God de gelovige heeft behandeld.

De verzen 4:30-32

A1. En maakt de heilige geest van God toch niet bedroefd, in welke jullie worden
      verzegeld tot in de dag van verlossing.
B1.       Laat alle bitterheid en woede en boosheid en luidkeels roepen
           en lastering vanaf jullie weggenomen worden, samen met
           alle kwaadaardigheid,
A2. maar wordt vriendelijk tot elkaar, innerlijk welwillend, aan julliezelf
      genade gevend, zoals ook God in Christus aan jullie genade geeft

Wij hebben de kracht om met ons gedrag God te bedroeven. Hij leeft in ons onder ons.

De verzen 5:1-7

Het volgende deel maakt herhaaldelijk gebruik van lijsten van drie zaken. Een van deze lijsten is zelfs verdubbeld. Hierom willen we hoofdpunt voorrang geven in de schets. De volgende kaart geeft een lijst van gelijkheden en tegenstellingen tussen de opening en afsluiting uitspraken van het deel.

A1. Woord herhaling: wordt (ginesthe) dan (oun)
A4. Wordt (ginesthe) dan (oun) niet
A1. God's geliefde kinderen
A4. Zonen van ongezeglijkheid
A1. De liefde van God
A4. De verontwaardiging van God.

A1. Wordt dan nabootsers van God, als geliefde kinderen en wandelt in liefde,
      zoals ook Christus jullie liefheeft en Zichzelf overlevert ten behoeve van ons,
B1.       als offergave
C1.             en slachtoffer aan God,
D1.                   tot in een aromatische geur.
B2.       Maar ontucht
C2.             en alle onreinheid
D2.                   of hebzucht,
A2. laat het zelfs niet genoemd worden onder jullie, zoals het heiligen betaamt,
E3.                         en schandelijk gedrag
F3.                               en dom gepraat
G3.                                     of losse taal,
A3. die niet gepast is, maar veeleer: dankzegging. Want dit nemen jullie
      waar, wetend dat
B4.       elke ontuchtige man
C4.             of onreine
D4.                   of hebzuchtige, die een afgodendienaar is,
A4. niet een lotbezit heeft in het koninkrijk van Christus en van God.
      Laat niemand jullie verleiden met lege woorden, want vanwege deze dingen
      komt de boosheid van God op de zonen van de ongezeglijkheid. Wordt
      dan niet mede-deelhebbers van hen.

A1 stelt ons de gelovige voor ogen - individueel en gezamenlijk - als de tempel of verblijfplaats van God, zoals Paulus zei in hoofdstuk 2. Er worden drie dingen gezegd over het kruis van Christus, en zij allen presenteren O.T. beelden die ons behulpzaam kunnen zijn. Denk je in, in de tempel en in God's aanwezigheid - alsof we God's lotdeel van mensen waren in tijden voor het kruis.

De eerste term is een naderings geschenk. In Leviticus 1 wordt (in de CV) de offergave die daar beschreven wordt een naderingsgeschenk genoemd. Een voetnoot vertelt ons dat het Hebreeuwse woord er voor nadering betekent. In het Hebreeuws is het corban. U kunt u herinneren dat de Here Jezus corban noemde in Mattheüs en Markus. Het doel van dit offer was om dichter bij God te komen - om toewijding, dankbaarheid en aanbidding te tonen. Het naderingsgeschenk was een heel brandoffer. Uitgezonderd de huid en een paar andere delen van het dier werd het hele offer op het altaar verteerd.

Leviticus 21:6 noemt de offers het brood of voedsel van God. Dit was een symbolische uitspraak. Psalm 50:8-15 is bij deze gedachte zeer behulpzaam. Daar zegt God dat Hij geen stier uit hun huishouding zou nemen en als Hij honger had Hij het niet zou zeggen. Hij bezit al het vee en de dieren van de heuvelen en velden. Hij had van hen niets nodig. Wat Hij wilde was dat zij een beroep op Hem zouden doen en Hem danken voor wat Hij deed. Dus wanneer wij aan Christus denken als een naderingsgeschenk, zouden we aan een paar dingen moeten denken. Hij stelt ons in staat dichtbij God te komen. Zijn leven en het kruis waren een middel om een complete toewijding aan en geloof in God te tonen. Het leven van Christus werd verteerd met het uitoefenen van het doen van God's wil en God geven wat God echt wilde. Christus bevredigde God veel dieper dan welke fijne of heerlijke maaltijd een hongerige man zou kunnen bevredigen.

De tweede term is dat Christus een offer aan God was. Hij deed niet Zijn wil, maar die van God. Hij deed niet zichzelf een genoegen, maar God. Alles wat Hij deed was op God gericht. En Hij was een offer zodat God ons als zonen kon hebben.

Het derde ding dat Christus ten behoeve van ons was, was een heerlijke geur voor God. Een van de manieren waarop we de verschillende soorten offergaven in Leviticus zouden kunnen verdelen, is hen te verdelen in geurige geuroffers en niet-geurige geuroffers. In de King James vertaling is het 'sweet savor,' (zoete geur) of non-sweet savor'(niet-zoete geur). Eigenlijk geef ik de weergave aan die vertaling op dit punt, omdat de offers ook koken van voedsel waren en een zoete geur doet denken aan die gedachte. Wij weten hoe heerlijk het is om het bereiden van vlees te ruiken, zeker wanneer men honger heeft.

Zonde-offers en overtredingsoffers waren geen zoete geur offers. Het waren offers die God toekwamen vanuit het oogpunt van het herstellen van gemeenschap die verbroken was door zonden en overtredingen. Is het niet heerlijk dat, ook al stierf Christus voor onze zonen, Zijn dood ten behoeve van ons een zoete geur van toewijding aan God was? En naar mate we onze redding bewust worden is het ook voor ons een zoete geur.

Zonde-offers en overtredings-offers waren geen zoete geur offers. Zij waren offers die aan God toebehoorden vanuit het gezichtspunt van het herstellen van gemeenschap die verbroken was door zonden of overtredingen. Is het niet heerlijk dat, ook al stierf Christus voor onze zonden, Zijn dood ten behoeve van ons nog steeds een zoete geur van toewijding aan God was. En naar mate we komen tot een bewustwording van onze redding, is het ook voor ons een zoete geur.

B2 begint een andere lijst van drie zaken en deze zaken hebben een directe overeenkomst met de drie zaken over Christus' kruis. Het naderingsgeschenk symboliseerde complete toewijding aan God. De eerste zaak in de volgende lijst is prostitutie. Prostitutie is een zonde, maar er is hier meer dan alleen maar het noemen van een zonde. Prostitutie is een leven in ontrouw. En wanneer Israël valse goden aanbad, verbraken zij hun verbond met God en toonden ze zichzelf ontrouw aan Hem. De profeten geven ons vele voorbeelden in God's woord, Israël beschuldigend van zichzelf prostituerend met valse goden. Dit was het tegengestelde van de hartelijke toewijding die in het naderings-offer gesymboliseerd werd.

De tweede zaak is onreinheid. Dit komt overeen met de tweede zaak in de eerste lijst: een offer aan God. Onreinheid is een algemene term voor veel gedrag dat onaanvaardbaar is voor God. Maar het is ook een term voor het onderscheiden van dingen die gegeten en dingen die niet gegeten konden worden. En het was een term die dieren beschreef die onaanvaardbaar waren voor offeren. Er waren dieren die ceremonieel schoon waren en andere die onrein beschouwd werden. En van de reine dieren kon niets geofferd worden dat ziek of op de een of andere wijze beschadigd of verzwakt was. Onreinheid is een term die onaanvaarbaarheid voor God beschrijft en iets dat gediskwalificeerd is van passend voor offer. We zouden kunnen zeggen dat de onreine en de passende offers elkaars tegengestelde waren.

De derde vergelijking is die tussen hebzucht en een zoete geur voor God. In vers 2 zei Paulus dat Christus ons liefhad en Zichzelf ten behoeve van ons overgaf. Het was Zijn complete toewijding aan God die Hem dat deed doen. En dat Zichzelf vrijelijk overgeven was dat Zijn dood een zoete geur voor God maakte. Jezus zei: "Grotere liefde dan deze heeft ook niet één, dat iemand zijn ziel zal plaatsen ten behoeve van zijn vrienden" (Joh. 15:13;SW). En toch legde Christus Zijn leven voor ons neer toen wij vijanden van Zijn Vader waren en toen wij verachtelijke zondaren waren.

Wanneer we ons dit bewust worden moeten we zeggen dat er geen grammetje hebzucht in Christus was. Christus had geen neiging om hebzuchtig vast te houden aan de gelijkheid met God in de vorm die Hij genoot tijdens Zijn O.T. bestaan. In plaats daarvan ontledigde Hij Zichzelf - het tegengestelde van hebzucht. Hij probeerde niet ook maar iets op deze aarde bijeen te brengen en Hij gaf Zijn eigen leven over voor ons. Het enige bezit van enige aardse waarde dat Christus had was Zijn naadloze kleed, en het werd van Hem weggenomen door de soldaten die Hem doodden. Hoe passend! Kledingstukken worden vaak gebruikt als symbool van rechtvaardigheid. Christus' naadloze rechtvaardigheid werd geofferd en weggenomen door hen die Hem doodden. Hoe kunnen we ook maar even denken om hebzuchtig te zijn wanneer Hij zoveel voor ons heeft opgegeven?

Zowel B2-D2 als B4-D4 sommen drie dingen op, en in veel vertalingen is het moeilijk het verschil tussen hen te zien. Ze lijken bijna een herhaling van dezelfde dingen, en tot op zekere hoogte zijn ze dat ook. In B2-D2 is er prostitutie, onreinheid en hebzucht. Deze drie woorden zijn zelfstandige naamwoorden die vrouwelijk zijn. Paulus zegt dat deze dingen zelfs niet genoemd zouden moeten worden als gebeurend onder ons. In B4-D4 hebben we een paar bijvoeglijke naamwoorden die zelfstandig worden gebruikt en een zelfstandig naamwoord, en zij zijn mannelijk en onzijdig in geslacht. Paulus legt hier enige nadruk op de mannen, misschien om de gedachte te voorkomen dat prostitutie alleen een vrouwelijke zonde is of dat Paulus de noodzaak van trouw in vrouwen meer benadrukte dan in mannen. Iemand's leven dat gekenmerkt wordt door deze dingen is leeg van God's Geest. Op aarde is aan mannen aangewezen een positie van gezag en leiderschap in te nemen als vertegenwoordiger van Christus, maar het is hoe we ons leven lijden, niet ons geslacht, dat de deugdelijkheid van ons geloof zal tonen.

In E3-A3 gaat Paulus een stap verder om ons te weerhouden van drie andere gebieden van activiteit die onze levens niet zouden kenmerken. Het zijn minder ernstige zaken, maar door ook deze te voorkomen kunnen we onszelf er van verzekeren dat we God meer genoegen doen. Slechtheid, dom gepraat en vleierij, zo zei Paulus, zijn voor de kinderen van God geen passend gedrag. Slechtheid verwijst naar dat wat vulgair is, of algemeen in de zin van onsmakelijk. Dom gepraat is vanzelfsprekend, maar het noemen er van laat ons zien dat wij elkaar hierin zouden corrigeren en ook als vrij zijnde er van. Vleierij is een mengsel van insinueren en toespelingen maken. De gedachte hier is aan kwinkslag en hinten op dingen op een manier die suggestief is van niet passend gedrag voor iemand die aan God is toegewijd. Wij dienen God te imiteren (v. 1) Die in en onder ons is, niet imiteren of grappen maken over dingen van het vlees en de wereld.

De verzen 5:8-17: Het gedrag van licht

Er is een thema van de figuurlijke, geestelijke zin van licht die door elk vers van dit deel loopt, het allemaal samen bindend.

A1. want jullie waren eens duisternis, maar nu licht in de Heer. Wandelt als
      kinderen van licht, want de vrucht van het licht is in alle goedheid en
      rechtvaardigheid en waarheid, toetsend wat welgevallig is in de Heer.
B1.       En weest niet mede-deelnemend aan de onvruchtbare werken van de
            duisternis, maar veeleer ook: ontmaskert ze, want de dingen die onder
            hen in het verborgene gebeuren, het is te schandelijk om te zeggen!
C1.             Maar het wordt alles, ontmaskerd wordend door het licht, openbaar
                  gemaakt, want al het openbaar gemaakt wordende is licht.
C2.             Daarom zegt Hij: "Ontwaak, die sluimert en sta op vanuit de doden,
                  en Christus zal als het morgenlicht op jou schijnen."
B2.       Bekijkt dan, broeders, op nauwkeurige wijze, hoe jullie wandelen: niet
            als onwijzen, maar als wijzen, de periode uitkopend, want de dagen zijn
            boosaardig.
A2. Wordt vanwege dit niet onverstandig, maar begrijpt wat de wil van
      de Heer is.

A1 begint met "toetsend wat welgevallig is in de Heer" en A2 sluit af met "begrijpt wat de wil van de Heer is." In toevoeging aan de voor de hand liggende verwijzingen naar licht, zijn voorzichtig zijn en de wil van de Heer kennen ook uitdrukkingen die licht suggereren. De verwijzingen hier zijn voor de gelovige zelf om zich te gedragen op een manier die overeenkomt met het licht van waarheid.

B1 en B2 nemen de acties van een kind van licht in aanmerking in relatie met hen rondom hem. Licht handelt niet alleen als licht maar het heeft invloed op wat er omheen is. Het zal de dingen van duisternis terechtwijzen of oordelen, alleen al door gewoon te zijn wat het is. Licht zijn stelt ons tegengesteld aan het wereldsysteem. Paulus zegt dat, levend als licht, wij feitelijk onze tijd in het donkere wereldsysteem terugkopen en het licht maken (B2). B1 en B2 contrasteren twee taken van licht voor ons: (1) het licht van oordeel en terechtwijzing, en (2) het lichtbaken, wat een getuige in de duisternis is. Doorheen het boek van Johannes wordt naar de Here Jezus herhaaldelijk verwezen als Licht, het Licht van de wereld en het Licht van het leven. De dingen die Hij in Zijn leven deed veranderden dingen in de gezagsstructuur van het universum en Hij wijzigde de loop van de geschiedenis. Leef op een manier waarin u de wereld-veranderende praktijk van Christus voortzet! C1 en C2 benadrukken dit en moedigen het licht aan actief en volhardend te zijn.

Door naar deel 7...

Terug naar de index.


Heeft u een woord gelezen waar u meer over wil lezen, vul het dan hieronder in.

   


© www.hetbestenieuws.nl