De structuur van Efeziërs

Hoofdstuk 4

Onderwijs over het lotdeel van de heerlijkheid van de Vader onder de heiligen - 3:1-13

door J. Philip Scranton



   

Doorheen de eerste twee hoofdstukken hebben we Paulus herhaaldelijk de gelovige Joden en heidenen zien scheiden en weer samenvoegen in één enkel lichaam. In hoofdstuk drie en daarop volgend zullen daar verwijzingen naar zijn, maar ze zijn veel meer onderschikt. Hier begint Paulus met jullie, de natiën, aan te spreken en spreekt van hun gezamenlijke relatie en genot van de evangelische zegeningen met de Joodse gelovigen.

Het is van het begin af aan duidelijk dat Paulus verder onderwijs geeft of uitleg over het deel van hoofdstuk 1 dat met het tweede verzoek van het gebed geïdentificeerd wordt. Hij zegt zelfs dat dit is wat hij doet in de verzen 2 en 3: "zoals ik eerder in het kort schreef." Zoals in hoofdstuk één (7-12) spreekt hij van het beheer van God's genade dat geheim gehouden was (B1). Het woord geheim (of mysterie) dat voorkwam in het eerste deel van hoofdstuk 1 van het heerlijke lotdeel van de Vader, komt in deze passage drie maal voor. Het woord beheer (oikonomia), wat één maal voorkomt in het hoofdstuk 1 deel, komt hier twee maal voor (3:2,9); sommige manuscripten hebben koinOnia in 3:9 in plaats van oiknomia. En, zoals in hoofdstuk één, hij verbind het met het hemelse gebied (D3).

De woorden wijsheid (sophia) en wijs (sophos) komen vier maal voor in Efeziërs. Een van deze voorvallen is in Paulus' gebed waar hij vraagt dat de Vader van heerlijkheid hen een geest van wijsheid en onthulling geeft in de verwezenlijking van Hem. Alle drie andere voorvallen gebeuren in de delen die te maken hebben met het waarnemen van de rijkdommen van de heerlijkheid van God's lotdeel onder de heiligen (1:8; 3:10; 5:15; vergelijk ook 1 Kor. 2:1-10).

De woorden 'voornemen' (prosthesis) en 'voorgenomen' (protithEmi) komen drie maal voor in Efeziërs. Alle drie voorvallen zijn binnen deze delen die zich bezig houden met het waarnemen van God's lotdeel onder de heiligen (1:9, 11; 3:11). De woorden lotdeel (klEronomia), het werpen van ons lot, (dlEroomai) en gezamenlijke genieters van een lotdeel (sugklEronomos) komen naar voren als identificeerders van verbonden secties van de brief. Deze woorden worden gevonden in het tweede verzoek van het gebed (1:18), het definiëren van het verzoek (1:11), hier in het onderwijs over het verzoek (3:6), en in de instructie voor gedrag dat met dit verzoek verbonden is (5:5). De enige andere plaats waar deze woorden voorkomen is in 1:14, waar de gelovige heidenen toegevoegd worden aan de gelovige Joden in dit lotdeel. Deze herhaling van woorden helpt de identiteit van deze delen te bevestigen aangezien alle verband houden met hetzelfde verzoek van Paulus' gebed in het eerste hoofdstuk.


A1 Ter wille van dit ben ik, Paulus, de gevangene van Christus Jezus ten behoeve van jullie, de natiën
B1       zeker indien jullie het beheer van de genade van God horen, die aan mij
          gegeven wordt voor jullie, dat overeenkomstig onthulling aan mij bekend
          wordt gemaakt, het geheim waarvan ik tevoren in het kort schreef,
          waartoe jullie, lezend, mijn inzicht in het geheim van de Christus
C1             dat tijdens andere generaties niet werd bekendgemaakt aan de zonen
                 van de mensen, zoals het nu werd onthuld aan Zijn heilige
                  afgevaardigden en profeten, in geest,
D1                   dat de natiën mede-lotbezitters en mede tot het lichaam
                       behorenden en mede-deelhebbers van de beloften zijn,
                      in Christus Jezus,
C2             door het evangelie, van welk ik bediende was geworden,
B2        overeenkomstig het geschenk van de genade van God, dat aan
            mij gegeven werd, overeenkomstig de inwerking van Zijn macht

A3 Aan mij, de allergeringste van alle heiligen, werd de genade gegeven
B3       deze aan de natiën te evangeliseren: de onnaspeurlijke rijkdom van
           de Christus, en alles te belichten wat het beheer van het geheim inhoudt
C3             dat verhuld was vanaf de aionen in God, Die alle dingen schept,
D3                   opdat het nu aan de overheden en de autoriteiten temidden van
                       de ophemelsen, door de ekklesia, de veelzijdige wijsheid van
                       God bekendgemaakt zal worden
C4             overeenkomstig het voornemen van de aionen dat Hij maakt
                 in Christus Jezus, onze Heer,
B4       in Wie wij de vrijmoedigheid en de toegang hebben, in vertrouwen,
          door Zijn geloof.
A4 Daarom verzoek ik jullie niet moedeloos te worden in mijn verdrukkingen
     ten behoeve van jullie, die voor jullie heerlijkheid zijn. .

De eerste verandering die we in hoofdstuk 3 zullen opmerken is het herhaalde gebruik van het eerste persoon voornaamwoord enkelvoud. Paulus geeft opdracht en spreekt van hemzelf als 'ik'.

Het hoofdthema van deze 13 verzen is duidelijk opvoeding over het geheim van Christus en het beheer er van. Let op de zinsnedes: "dat overeenkomstig onthulling aan mij bekend wordt gemaakt"; "mijn inzicht in het geheim van de Christus"; "tijdens andere generaties niet werd bekendgemaakt aan de zonen van de mensen"; "door het evangelie"; "de onnaspeurlijke rijkdom van Christus"; "dat verhuld was vanaf de aionen in God"; "opdat het nu ... bekendgemaakt zal worden". Aanvullend aan bekendmaken zijn er verscheidene vermeldingen van het beheer dat aan Paulus was toevertrouwd: "de genade van God die aan mij is gegeven"; "het geheim dat aan mij bekend is gemaakt;" "de vrijgevigheid van de genade van God, die aan mij geschonken is;" "aan mij ... werd deze genade geschonken."

Op het eerste gezicht zal het schijnen dat deze passage overtollige herhaling brengt zonder belangrijk voordeel. Maar de herhaling is het middel waarmee de schets geïdentificeerd kan worden en de schets toont dan de richtpunten die de belangrijkste boodschap van dit deel overbrengt. Herhaling kan wel de meest voorkomende structurele methode van Bijbelse nadruk zijn. Het is er zeker een die een wijde variëteit aan vormen bezit. Één punt om in gedachten te houden is: als de Schrift iets op twee verschillende manieren zegt, meer dan verdubbelt ze de informatie die ze levert. Door de gelijkheden te vergelijken kunnen tegenstellingen en vooruitgangen aanvullend inzicht geven.

De passage deelt zichzelf op, door middel van de balans van woorden en gedachten, in twee chiastische delen. A1, A3 en A4 spreken alle van Paulus, zijn ambt en bediening. Er is geen A2, want het zou onnodig overbodig zijn zichzelf twee maal achter elkaar te noemen.
B1 en B2 hebben parallelle uitspraken over de genade van God die aan Paulus was gegeven. In één was ze aan hem geschonken en in de andere was ze aan hem gegeven en aan hem bekend gemaakt. B1 en B3, de eerste B's in elk chiasme, noemen beide het beheer van het geheim.
C1 en C2 plaatsen het geheim dat nu aan God's apostelen en profeten is onthuld in een parallel met het evangelie waarvan Paulus de uitdeler was geworden. Eerder, in C1, was het geheim van Christus niet bekend gemaakt geworden aan de zonen van de mensheid. Deze uitdrukking is universeel en brengt de uitdrukkingen in hoofdstuk twee in gedachten: de zonen van koppigheid en de kinderen van verontwaardiging. Dit verleent glans aan het eenmakende karakter van de genade die we in Christus hebben, en ze bouwt op de samenvoeging van heidenen en Joden in de eerste twee hoofdstukken.
Het tweede chiasme handelt meer met vooruitgangen en gevolgen dan het eerste, wat vergelijkingen en gelijkheden aanbiedt. Toch is er voldoende gelijkheid om te zien hoe de passage zichzelf verdeelt.
A3 en A4 spreken beide van Paulus en zijn bediening. In C3 vinden we de aionen en het scheppen door God genoemd. In c4 vinden we het doel van de aionen en het maken door God.
In A3 spreekt Paulus van een geschenk van genade dat aan hem was geschonken. Aan de Filippenzen zei Paulus: "Dat aan jullie genade wordt gegeven, die ten behoeve van Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook ten behoeve van Hem te lijden, dezelfde strijd hebbend zoals jullie in mij waarnamen en nu in mij horen" (Filip. 1:12,13). In A4 bemoedigt hij de Efeziërs niet moedeloos te worden over zijn leed ten behoeve van hen, want dat leed was hun glorie. Christus kwam in nederigheid en lijden, en Zijn lijden en worstelingen waren de basis van de genade die aan ons werd geschonken. Paulus kon zich verheerlijken in het kruis vanwege wat het voor hem en de mensheid deed. Paulus, de Efeziërs dienend, ging binnen in het lijden van Christus ten behoeve van anderen, zijn lijden voor hen makend tot iets waarin zij zich konden verheerlijken. Daarom de band tussen A3 en A4.

Omdat de A en C leden zulke duidelijk waarneembare gelijkheden hebben, kunnen we met vertrouwen uitzien naar een relatie tussen de B leden. Hoewel het niet aan de oppervlakte ligt, hoeven we er niet ver naar te zoeken. B3 vermeldt dat het geheim naar de natiën gaat en ook de verlichting van allen met betrekking tot de strekking er van. In B4 worden we er aan herinnerd dat deze zegeningen gebaseerd zijn op het geloof van Christus en dat zowel de heidenen als Israël in deze nieuwe eenheid toegang to God hebben. Deze gedachte werd ook ontwikkeld in het voorgaande deel met het gezamenlijk gebruik van het woord 'toegang'. De onnaspeurbare rijkdommen van Christus in B3 komen overeen met Zijn geloof in B4. Zijn geloof dat hier gedemonstreerd wordt is het middel van ons verkrijgen van die rijkdommen.

Het brandpunt van het tweede chaisme (D39 is dat de veelzijdige wijsheid van God nu bekend gemaakt zal worden aan de soevereiniteiten en gezaghebbers onder de hemelingen. Deze veelzijdigheid of veel facetten bevattende wijsheid wordt onthuld door het beheer van het geheim. De balans van de eerste en tweede chaismes is hier duidelijk. In C1 en D1 was het geheim van Christus onbekend aan de voorgaande generaties van de mensheid, maar nu werd ze bekend gemaakt aan Zijn heilige apostelen en profeten. In C3 en D3 was het beheer van het geheim verborgen voor de aionen, maar ze werd nu bekend gemaakt door de ekklesia aan de soevereiniteiten en gezaghebbers onder de hemelingen. Het was op aarde en in de hemel verborgen, en nu wordt het onthuld op aarde en in de hemel (verg. 1:10). In C1 en D1 was het het geheim van Christus, en in C3 en D3 was het het beheer van het geheim. Het beheer van het geheim omvat werkzaamheid van hen die gekozen en geroepen werken; die leden van het beheer gemaakt werden; en die ontvangers van het leven en de Geest waren die in Christus beloofd was. Daarom is D3, door te spreken van de hemelingen, een uitbreiding van D1 wat spreekt van de plannings- en ontwikkelingsfasen van het beheer van het geheim.

Onderwijs over de kracht van de Vader van de heerlijkheid voor gelovigen: 3:14-21

Het voorgaande deel opende en sloot de chiastische delen van de schets met een verwijzing naar de apostel Paulus. Dat was passend, omdat dat deel onderwijs leverde over God's lotdeel onder Zijn zonen in het beheer van het geheim van Christus, dat aan Paulus was toevertrouwd. Het huidige deel sluit hoofdstuk 3 af (vz. 14-21). Het is een gebed dat aan God de Vader is gericht, en het begint en eindigt (A1 en A2) met verwijzingen naar Hem. Het is glashelder dat dit deel zich bezig houdt met het derde verzoek van Paulus' gebed in hoofdstuk 1: "wat de overtreffende grootte van Zijn macht is in ons die geloven, overeenkomstig de inwerking van de kracht van Zijn sterkte" (1:19). Paulus bidt dat God de Efeziërs zou geven: "opdat Hij aan jullie zal geven overeenkomstig de rijkdom van Zijn heerlijkheid, om in macht krachtig gemaakt te worden door Zijn geest tot in de innerlijke mens, opdat de Christus in jullie harten woont door het geloof, in liefde geworteld en gefundeerd zijnde, opdat jullie in staat zullen zijn, samen met alle heiligen, te grijpen wat de breedte en lengte en diepte en hoogte is, bovendien de overtreffende liefde van de kennis van Christus te kennen, opdat jullie vervuld zullen worden tot in al de volheid van God. Deze nu, kunnend boven alle dingen te doen, overdadig boven wat wij verzoeken of verstaan, overeenkomstig de macht die in ons inwerkt" (Efe. 3:16-20). Er is veel in dit deel om ons te helpen de kracht te verstaan waarvoor Paulus bad in hoofdstuk één om waar te nemen.

A1. Terwille van dit buig ik mijn knieën naar de Vader van onze Heer, Jezus
      Christus, vanuit Wie elke familie in de hemelen en op aarde wordt genoemd,
B1.       opdat Hij aan jullie zal geven overeenkomstig de rijkdom van Zijn
            heerlijkheid, om in macht krachtig gemaakt te worden door Zijn geest
            tot in de innerlijke mens,
C1.             opdat de Christus in jullie harten woont door het geloof, in liefde
                  geworteld en gefundeerd zijnde,
D2.                   opdat jullie in staat zullen zijn, samen met alle heiligen,
                        te grijpen wat de breedte en lengte en diepte en hoogte is,
C2.             bovendien de overtreffende liefde van de kennis van Christus
                 te kennen, opdat jullie vervuld zullen worden tot in al
                 de volheid van God.
B2.       Deze nu, kunnend boven alle dingen te doen, overdadig boven wat wij
            verzoeken of verstaan, overeenkomstig de macht die in ons inwerkt,
A2. Hem zij de heerlijkheid in de ekklesia en in Christus Jezus tot in
      alle generaties van de aion van de aionen. Amen!

In het O.T, bijvoorbeeld in de lijst met natiën in Genesis 10, worden natiën vernoemd naar een belangrijke voorvader. Dit deel begint met het noemen (A1) van alle soorten (patria - een vaderschap) van wezens in de hemelen en op aarde die een naam ontvangen van de goddelijke Vader. Dit spreekt van hun in een relatie komen met Hem, een proces dat bereikt wordt door het beheer van het complement van de eras - een voltooiing die goddelijke kracht vereist en een voltooiing waaraan de ekklesia deelneemt. De afsluitende uitspraak vraagt er om dat Hij verheerlijkt wordt in de ekklesia en in Christus, door alle generaties van de aion van de aionen. Dit is een oproep dat God verheerlijkt wordt door het lichaam van Christus dat zijn deel in het beheer van het geheim voltooit onder Christus' hoofdschap. Elke soort in de hemelen en op aarde in A1 loopt parallel met alle generaties van de aion van de aionen in A2.

Op veel manieren is dit gebed een voortzetting van het gebed in hoofdstuk 1. God als Vader is in beide een hoofdzaak. In hoofdstuk 1 moet het gebed om God te verwezenlijken als de Vader van de heerlijkheid bereikt worden door te komen van een verstaan van de drie verzoeken. Hier spreekt Paulus er van dat alle vaderschap in de hemelen en op aarde vernoemd zal worden naar de Vader van onze Heer Jezus Christus, door Wie God's Vaderschap uitgebreid wordt door de kracht en het gezag dat in Hem werkzaam is. In hoofdstuk 1 was het gebed voor de verwezenlijking van de Vader van heerlijkheid. In hoofdstuk 3 kijkt Paulus vooruit, niet om God's heerlijkheid te verstaan, maar om ons feitelijk deelnemen aan het kanaal waardoor de heerlijkheid tot de Vader komt. Het een moet vooraf gaan aan het ander.

Wij begrijpen dat "de aion van de aionen" de laatste aion van de aionische tijden is, de afsluitende aion van het complement van de tijden (1:10). We begrijpen ook dat deze aion z'n loop volgt na het grote witte troon oordeel. Dat schijnt het laatste gericht van de aionische tijden te zijn. Daarom hebben we geen verwachting dat de mensheid zal voortgaan zich tijdens de laatste aion voort te planten. (Indien meer mensen geboren zouden worden, zouden die dan ook niet een laatste oordeel nodig hebben?) Dit redeneren brengt ons er toe te verstaan dat alle generaties van de aion van de aionen een uitdrukking is die hen omvat die bij de grote witte troon opgewekt worden - zij zullen gekomen zijn uit alle generaties van alle voorgaande aionen. Tijdens de laatste aion zullen deze generaties met God verzoend worden. Dat zal de reden zijn dat zij een naam ontvangen, niet van hun patria - vaderschap van de oude schepping - maar van de Vader van de familie van God (2:19). Heerlijkheid zal naar de Vader gaan doorheen Christus en de ekklesia. Dit geeft aan dat zij een instrument zijn in de verzoening van allen tijdens de laatste aion - wat gelijksoortig is, zo niet hetzelfde, als allen onder het hoofdschap van Christus komen tijdens het complement van de tijden (1:10).

De vermelding van de aion van de aionen verbindt dit derde chiasme van het boek met het tweede, dat sprak van de aionen en het doel van de aionen. Op z'n beurt werd naar dit aionische doel ook verwezen door de verwijzingen naar aionen in 1:21, 2:2, en 2:7. In al Paulus' brieven heeft alleen 1 Korinthe (dat 16 hoofdstukken heeft) meer voorkomingen van het woord aion dan Efeziërs. Maar in 1 Korinthe ligt er zoveel nadruk op de huidige aion, terwijl in Efeziërs de nadruk ligt op God's doel doorheen de aionen.

B1 en B2: De B-leden van dit chaisme verwijzen beide naar God's kracht die ons sterk maakt en in ons werkzaam is. Het is door Zijn kracht dat wij instrumenten van de verzoening van allen met Hem zullen zijn. God's kracht werkt wonderlijk in wegen die we normaal niet associëren met kracht. Versterkt met Zijn kracht in ons zullen we sterk zijn om de breedte, lengte, diepte en hoogte te realiseren van het beheer van het geheim. De kracht die in ons werkt zal ons in staat stellen Hem doorheen ons dingen te zien doen uitstijgend boven alles wat we verlangen of begrijpen. Het oog had nooit gezien, het oor had nooit gehoord en het hart van een mens had nooit gestreefd naar de dingen die God voorbereid heeft voor degenen die Hem liefhebben (1 Kor. 2:9), toch is Hij ze nu aan ons aan het onthullen. Zijn kracht doet ons de liefde van Christus kennen, dat we compleet gemaakt zullen worden, met alle heiligen, voor heel het complement van God (C1, D1, D2, C2). Het complement van Theos, de Plaatser, is het complement dat werkzaam zal zijn in het plaatsen van allen in dat goddelijk bepaalde Patria, of Vaderschap. Terwijl de ekklesia het complement van Christus is, moet het complement van God ook Christus met de ekklesia omvatten.

D1 en D2 zijn de brandpunten van het chiasme. De afmetingen kunnen begrepen worden als een manier van zeggen dat we tot een onbeperkt begrip van God's doel en vervulling zullen komen tijdens het beheer van het geheim. Maar we zullen ook een ander begrip van de afmetingen ondernemen die van de kontekst genomen worden. In de hoofdstukken 1 en 2 hebben we grote nadruk gezien op de heidenen die ingesloten zijn met de Joden in God's doel van het geheim. Dit toont de breedte van het geheim. Er zijn geen menselijke beperkingen. Het is breed genoeg om allen te omvatten. En voorbij dit zullen ook allen van de hemelen gebracht worden onder het hoofdschap van Christus. In hoofdstuk 1 zagen we dat het lichaam van Christus in Hem gekozen was vóór de nederwerping van de wereld. Later, in hoofdstuk 2, zagen we een nadruk op de uitbreiding van God's doel in tijd en ruimte, mensen binnen brengend uit heel de mensheid. Dan eindigt hoofdstuk 3 met het noemen van de laatste aion van God's doel, de aion van de aionen. Van begin tot voleinding groeit ze om allen te omvatten. Dat is de lengte.

De diepte zou representatief kunnen zijn voor de opstanding voor de grote witte troon en de verzoening van allen die er op volgt. Het reikt tot de laagste graven. Niemand zal gemist worden. Dit brengt al de generaties binnen van de aionen van de aionen.

Hier in het derde hoofdstuk heeft Paulus aanvullende informatie gegeven over de hemelse wezens. Geen van hen gaan uit boven de zegeningen van het beheer van het geheim. Zij komen allen onder het hoofdschap van Christus en worden door Hem gezegend. Hoofdstuk 1 vertelde ons dat Zijn zitten was "boven alle overheid en autoriteit en macht en heerschappij en alle naam die genoemd wordt, niet alleen in deze aion, maar ook in de op het punt staande"(Efe. 1:21). Op gelijke wijze lezen we in 4:10 dat de hemelvaart van Christus was "boven al de hemelen." Dit is de hoogte - het omvat allen, zelfs de hoogste. In het verstaan van de dimensies van deze heerlijke uitkomst van het kruis kunnen we liefde van Christus leren kennen - de kennis-overstijgende liefde van Christus.

Ik heb in mijn gedachten gedebatteerd over het omzetten van de C en D elementen of zelfs C1 en D1 te combineren en C2 en D2 te combineren. Het volgende zou één optie zijn.

C1. opdat de Christus in jullie harten woont door het geloof,
D1.       in liefde geworteld en gefundeerd zijnde, opdat jullie in staat zullen
            zijn, samen met alle heiligen, te grijpen wat de breedte en lengte
             en diepte en hoogte is,
C2. 19 bovendien de overtreffende liefde van de kennis van Christus te kennen,
D2.       opdat jullie vervuld zullen worden tot in al de volheid van God.

Dit zou Christus wonend in uw harten plaatsen en Zijn liefde kennen in een parallel. De vraag is: maakt het begrijpen van het geheim een betere parallel met compleet gemaakt zijn voor heel het complement van God? Of isn het beter de C's en D's te combineren en alleen C1 en C2 te hebben? We laten deze vraag over aan de lezer.

Door naar deel .5..

Terug naar de index.


Heeft u een woord gelezen waar u meer over wil lezen, vul het dan hieronder in.

   


© www.hetbestenieuws.nl