Controleer uw wapenrusting
2. Het gebed van geloof
door
Herman H. Rocke
(1908-1996)

De wapenrusting God's aandoen is iets dat niet bereikt kan worden zonder bij elke gelegenheid te bidden (Efe. 6:18). Dit geeft aan dat de verschillende fasen (de lendenen omgorden, het kuras aantrekken, etc.) elk vergezeld zouden moeten gaan van zulke gebeden en verzoeken als door Paulus en de zijnen gepraktiseerd werden. Voordat we verder gaan in de zaak van de wapenrusting kan het behulpzaam zijn meer te ontdekken over Paulus' stijl van bidden.
- Sommige mensen zijn van mening dat een gebed niets meer is dan de opening van hun hart naar God, net zoals een bloem opent naar het licht. Zij zien dit als hun uiterste inspanning. God zal de rest moeten doen. Tot op zekere hoogte kan dit correct zijn in een geval van grote persoonlijke verdrukking. Indien dit echter onze permanente houding zou worden, dan zouden we in het gebied van de emotie blijven in plaats van het pad te volgen dat leidt naar de hoogste lof van God waartoe de menselijke tong in staat is. We zouden onze uiterste best moeten doen om onafhankelijk te worden van onze gevoelens, zodat we grondiger leren hoe te bidden met het vernieuwde denken. Dit betekent dat we elke passieve houding in gebed moeten verlaten en zo actief worden als we maar kunnen. Het punt zou benadrukt moeten worden dat bidden is als het verrichten van een taak waarvoor we onszelf moeten voorbereiden. Volwassen gebed verlangt onze ongedeelde aandacht naast geestelijke wijsheid en bewustwording van God. Indien de woorden vaag en algemeen zijn, dan is dat een teken dat er iets ontbreekt.
- Misschien hebben we al God's beloften die met ons verband houden nog niet ten volle begrepen. Ze zouden steeds weer bestudeerd moeten worden en zo grondig als mogelijk, anders is ons geloof in gevaar. Het kan overschaduwd worden door vrome fantasieën, ons er toe brengend te geloven dat dit of dat urgent is en bruikbaar in het werk van de Heer. Het is niet juist zulke eigenmachtige verzoeken in gebed bij God te brengen, zelfs als ze goed bedoeld zijn en de goedkeuring van vrome traditie krijgen.
- De Heer heeft alle details van Zijn werk onder ons gepland, en Hij verwacht dat wij onze uiterste best zullen doen in Zijn dienst, maar alleen langs de lijnen van de beloften die vandaag voor ons gelden. Jezus was Zich ten volle bewust van wat op Hem toepasbaar was tijdens Zijn aardse bediening, toen Hij de vorm van een slaaf had aangenomen (Filip. 2:7), en Hij wilde niet tot de steen spreken zodat die brood zou worden (Luk. 4:3). Dertig jaren lang was Hij in afzondering gebleven, deze dingen lerend, voordat Hij Zijn drie jaren van publieke bediening begon die eindigden met zes uren van complete onderschikking aan de wil van Zijn Vader. Mozes had veertig jaren van hoge opvoeding in Egypte gehad, en nog eens veertig jaren in de afzondering van Midian, voordat hij voor Farao verscheen. Ook al verkondigde Saulus in Damascus, na zijn bekering, onmiddellijk Jezus als de Zoon van God, hij ging drie jaren weg naar Arabië om daar meer gedetailleerde instructies van zijn verhoogde Heer te ontvangen. Later hervatte hij zijn bediening in Damascus, totdat de discipelen van die stad hem hielpen ontsnappen aan een aanslag van de Joden (Hand. 9:20,24; Gal. 1:17).
- Deze voorbeelden dienen er toe te bewijzen dat we eerst bekend zouden moeten worden met de wil van de Heer, voordat we proberen onze uiterste best te doen in Zijn dienst. We zouden moeten weten wat Hij van ons verlangt in deze bediening en we zouden gehoor moeten geven aan Zijn waarschuwingen voor de vallen van de Tegenstander. Het is waar dat de Heer zei dat niemand in staat is de discipelen uit de hand van de Vader te rukken (Joh. 10:29) en dat niets zal ons scheiden van de liefde van God in Christus Jezus (Rom. 8:35), maar het is ook waar dat Satan zelfs de apostelen opeiste, om hen als graan te zeven. De Tegenstander was gerechtigd Job's geloof te vernielen. IEUE zei tot Satan: "Hij is in jouw hand!" Maar er was een beperking: "Alleen, spaar zijn leven" (Job 2:6).
- Zelfs vandaag vraagt de Tegenstander om zulk gezag, speciaal om te voorkomen dat de meest fervente van de gelovigen zal groeien naar volwassenheid. Als hij hun geestelijke groei niet door Job's plagen kan verhinderen, dan zal hij steeds weer proberen God's Woord voor hun geestelijke ogen te verdraaien, zodat zij niet komen tot een bewustwording van de waarheid en niet ontnuchterd worden uit de val van de Tegenstander (1 Tim. 2:25,26). Dit is de reden waarom zoveel kinderen van God gevangenen van de misleiding blijven, ook al kan Satan hen niet uit de hand van de Vader rukken, noch hen scheiden van de liefde van God.
- De meest algemene misleiding is aan te nemen dat de vertaling van de Bijbel geïnspireerd is en daarom onfeilbaar. Daarom zijn mensen onwillig enige waarheid te aanvaarden die duidelijk alleen in de originele Hebreeuwse of Griekse Schrift aanwezig is, maar niet in hun eigen Bijbel.
- Anderen verlustigen zich in de misleiding dat zij van God alles kunnen vragen wat zij maar in staat zijn te geloven, en dat, zelfs als dit onmogelijk is, God het hen uiteindelijk zal schenken. Zij weten niet dat wat God niet geeft, Satan snel zal leveren als deze voorziening dient om hen in misleiding vast te houden.
- Alleen door onszelf dagelijks te voeden met de woorden van geloof en van het ideale onderwijs (1 Tim. 4:6), kunnen we de val van het vragen om dingen die God niet voor vandaag heeft beloofd vermijden. Het gebed van geloof is daarom in de eerste plaats gebaseerd op de woorden van geloof en onderwijs die de verhoogde Christus Paulus voor ons had laten opschrijven. Ons concentrerend op de Paulinische brieven zouden we echter niet moeten voorbij zien aan het feit dat het pad leidt van onvolwassenheid in Korinthiërs naar volwassenheid in Efeziérs.

GOD EN VADER VAN ONZE HEER JEZUS CHRISTUS

- Als we, biddend met een vernieuwd denken, de Allerhoogste met deze paar woorden aanspreken, dan zou Hij ze meer superieur achten dan tienduizend ongecontroleerde woorden, wanneer we onze emoties met ons op de loop laten gaan en er niet in slagen de Allerhoogste te verheerlijken zoals we dat zouden moeten doen. Met de aanroeping  "God en Vader van onze Heer Jezus Christus" erkennen we dat het Jezus was Die de zonde van de wereld wegnam en gehoorzaam werd tot de dood van het kruis op Golgotha; daarom is er niet langer een barrière tussen God en ons. In toevoeging daarop zijn we gehoorzaam aan onze Heer Jezus Christus en dienen Hem totdat alles aan Hem is onderschikt (1 Kor. 15:28). Tenslotte is Christus het Beeld van de onzichtbare God, Eerstgeborene van elk schepsel, want in Hem is alles geschapen en Hij maakt vrede door het bloed van Zijn kruis om allen met Hem te verzoenen, of het nu die op Aarde zijn of die in de hemelen (Kol. 1:15-20). Christus is ook het Hoofd van de ecclesia die Zijn Lichaam is, het complement waardoor alles in allen gecompleteerd wordt (Efe. 1:23).
- Wanneer we verzoeken doen voor iets dat de vermogens van zwakke stervelingen overstijgt, dan zouden we God, de Almachtige, de allerhoogste Onderschikker, de Bron van alle kracht, wijsheid en liefde moeten aanspreken. In feite kunnen we nauwelijks bidden en Hem negeren Die alles is en alles heeft en alles doet waar we naar verlangen. Iemand anders kanaliseert alleen maar de geschenken die van Hem af komen. Dit is waarom we altijd terug moeten gaan naar de Fontein, naar God zelf, om Hem alle lof en dank en heerlijkheid te geven die alleen Hem toekomen.
- Wanneer Jezus zegt "Ik ben de Weg ... niemand komt tot de Vader dan door Mij"(Joh. 14:6), dan bedoelt Hij dat er dus geen andere weg naar God leidt. Tot die tijd had Israel haar IEUE benaderd door middel van een goddelijk ritueel van verschillende offers. Sinds Golgotha is de situatie anders. Nu naderen we de Almachtige via de nieuwe Weg die Christus is Die voor ons geofferd werd. Doorheen Hem hebben we nu rechtstreeks toegang tot Zijn Vader, in geest.
- Laten we, om deze reden, ruim gebruik maken van deze aanroeping: God en Vader van onze Heer Jezus Christus! Paulus deed het en hij zou het geweten moeten hebben, want hij had herhaaldelijk de verhoogde Christus gezien (Hand. 26:16) en was Zijn woordvoerder geworden voor de hoogste onthullingen. Wanneer hij God wilde verheerlijken met de meest sublieme woorden die hij tot zijn beschikking had, gebruikt hij deze aanroeping en hij voegt zo af en toe "Vader van mededogen" of "Vader van heerlijkheid" toe (2 Kor. 1:3; Efe. 1:3,17; Kol. 1:3).
- Hij is ook zeker ónze God en Vader. Wanneer wij Hem aanspreken als "God en Vader van onze Heer Jezus Christus," dan verlenen wij Hem onze hogere eren en grotere heerlijkheid, omdat we tegelijkertijd onze eigen onwaardigheid en onderschikking erkennen, alsook onze volste instemming met alles wat God deed doorheen Christus, niet alleen in de schepping, maar ook in de verzoening, niet alleen voor ons, maar ook voor de rest van de mensheid en de geestelijke wezens.
- Sommige mensen zijn bang om God direct aan te spreken en geven er de voorkeur aan hun gebeden te beginnen met de woorden: "Beste Jezus." Dit kan zijn door een gevoel of aanname dat Hij Die deze Aarde bewandelde en voor onze zonden stierf, dichterbij ons zou staan en ons misschien beter zou begrijpen dan Zijn God en Vader. Er is echter geen reden voor zulke schuwheid. Integendeel, Jezus zei dat de Vader hen zoekt die Hem aanbidden (Joh. 4:23). God wil dat wij groeien in de bewustwording van Zijn wil (Kol. 1:9,10), totdat wij eindelijk zien dat Hij in feite en oorspronkelijk alles is waarvan Christus het Beeld werd (Kol. 1:15). Onze bekendheid met het Beeld zou ons helpen onze gedachten over God zelf te corrigeren en Hem op een passende manier lief te hebben.
- Wanneer echter dingen ons overweldigen kan er voor ons geen tijd zijn om te bidden met het vernieuwde denken. Dan zullen we misschien in onszelf zuchten en kreunen en bidden op de wijze die we onder soortgelijke spanning altijd deden. God zal onze woorden onder zulke omstandigheden nooit wegen, want Hij leest de gedachten van onze harten, ongeacht of we nu "Beste Jezus" uitroepen of "Mijn God en Vader" of wat anders onze gewoonte was geweest.

PLEIDOOIEN EN DANKZEGGING

- Het gevolg van bidden zou altijd moeten zijn dat we alle vervreemding tussen God en onszelf weghouden. Wanneer we de Allerhoogste aanspreken kunnen we gemeenschap met Hem hebben, gelijk aan die welke iedereen ten volle in de toekomst zal gaan genieten wanneer God Alles in allen zal zijn (1 Kor. 15:28). In onze gebeden vandaag, zelfs als Hij nog niet alles in ons is, is Hij tenminste iets in u en mij. Wanneer verzoeken worden gedaan in de ecclesia en allen die aanwezig zijn zeggen: "Amen," dan is God tenminste iets in hen. Hoe volwassener het gebed, des te beter; indien de toehoorders in staat zijn de trend van denken er van te volgen, zal God zelfs meer in hen zijn, Waar zijnde, en, in liefde, allen doen groeien in Hem Die ons Hoofd is, Christus (Efe. 4:15), kunnen wij, in geest, steeds dichterbij komen naar de voleinding, wanneer God Alles ook in ons zal zijn. Zo zullen de uren die leiden tot vervreemding van Hem leiden steeds minder worden, en voortdurende harmonieuze gemeenschap met Hem zal de dominante factor in onze levens worden.
- In gebed zullen onze gedachten uitgaan naar onze medemensen, onze superieuren en gezaghebbers in dit land en elders. In Paulus' dagen was de algemene toestand zeker niet vredig. Onder de heerschappij van Keizer Claudius werden alle Joden uit Rome verdreven. De jonge ecclesia in Thessalonica ging door zulke zware vervolgingen en onderdrukking dat zij opgejaagd en bang waren, denkend dat mogelijk de dag van de Heer al daar was. Zij dachten dat ze misschien de opname gemist hadden. Paulus' loopbaan werd gemarkeerd door: "veel verduren in verdrukkingen, in noden, in benauwdheden, in slagen, in cellen, in ongeregeldheden, in moeiten, in slapeloze nachten, in vasten" (2 Kor. 6:3-10).
- Het is onder de invloed van zulke gebeurtenissen tijdens deze rusteloze jaren, en ook onder de leiding van God's heilige geest, dat Paulus aan Timotheüs, en ook aan ons, een gebedsgids geeft die betrekking heeft op zowel onze innerlijke vrede als de uiterlijke situatie in relatie met de mensen om ons heen. Paulus beveelt krachtig verzoeken en dankzeggingen voor hen allen aan, inclusief de boven hen staande gezaghebbers (1 Tim. 2:1-4). Aangezien hij dit doet voor de ogen van de Romeinse regering van zijn tijd, voor de ogen van boosaardige mensen, zouden we er meer voor moeten voelen hem in zijn houding te imiteren.
- Alleen op voorwaarde van dagelijkse voeding met de woorden van geloof en van het ideale onderwijs (1 Tim. 4:6), echter, zullen we in staat zijn ons te verheugen in verzoeken en dankzegging voor hen die schijnbaar toevoegen aan de tegenspoeden in het leven. Zolang we ons niet volledig bewust zijn van de goddelijke waarheden voor vandaag zouden we geneigd kunnen zijn onze superieuren en onze gezaghebbers te weerstaan, Petrus in die mate citerend dat we God meer zouden gehoorzamen dan mensen. Maar Handelingen 5:29 is niet van toepassing op de politieke heerschappij of op de Romeinse militaire regering die in die tijd aan de macht was, maar op het Sanhedrin, een Joodse raad die bestond uit oversten, schriftgeleerden en oudsten. Het was aan hen dat Petrus en de apostelen antwoordden: "Men moet God meer gehoorzamen dan mensen." De woorden van ideaal onderwijs met betrekking tot onze hedendaagse relatie met superieuren en gezaghebbers zijn te vinden in Romeinen 13:1-7; Efeziërs 6:5-8; Kolossenzen 3:22-25 en Titus 2:0,10.
- Onze gebedsgids (1 Tim. 2:1-4) vertelt ons dat een leven in alle eerbiedigheid en eerbaarheid ideaal is en welkom in de ogen van God, dat wil zeggen, een kalm en rustig leven. God is niet alleen ónze Redder, maar Hij wil dat héél de mensheid gered zal worden en tot een bewustwording van de waarheid zal komen. Deze waarheid wordt nogmaals in dezelfde brief naar voren gebracht (4:10): "want tot in dit zwoegen wij en worden wij gesmaad, omdat wij gehoopt hebben op de levende God, Die redder is van alle mensen, vooral van gelovigen." Kolossenzen 1:20 stemt overeen met dit feit: "en door Hem het al wederzijds te verzoenen tot in Hem, vrede makend door het bloed van Zijn kruis, door Hem, hetzij de dingen op de aarde, hetzij de dingen in de hemelen."
- Deze woorden van geloof en van het ideale onderwijs bevatten een belofte die het lijden verlicht dat voortkomt uit ons contact met de wereld daarbuiten. Het is God's onweerspreekbare wil dat iedereen gered zal worden en komen tot een bewustwording van de waarheid over God en over zichzelf. Wij zijn ons wel bewust dat dit niet in onze dag zal gebeuren, maar na de aionen, wanneer alle wezens met Hem verzoend zullen zijn in de voleinding. Dan zal Hij inderdaad Alles in allen zijn en niet alleen in hen die vandaag geloven.
- Op het pad naar dit doel heeft iedereen zijn individuele ervaring met bitterheid, furie, boosheid, angst, misbaar, lastering en boosaardigheid. Deze ervaring kan meer of minder grondig zijn. Ze kan actief of passief ondergaan worden, totdat allen deze dingen net zoveel verachten als God dat doet. Voor dit doel zullen mensen hun levens moeten overzien voor de grote witte troon (Openb. 20:11-15), om het objectief te kunnen evalueren, om het te zien met God's ogen en in te stemmen met Zijn oordeel. Later zal elk schepsel geen ander verlangen hebben dan God's liefde te genieten en te weerspiegelen.
- Als gelovigen is het ons immense voorrecht nu al te mogen weten hoe intens God zonde haat omdat het voorkomt dat Zijn schepselen genieten van echte blijdschap. Onze manier van leven kan inderdaad vredig, mild en rustig zijn wanneer we overwegen dat zonde een gereedschap is dat God gebruikt om Zijn schepselen te helpen zich bewust te worden van hun absolute afhankelijkheid van Hem, totdat zij alle leven zonder Hem zozeer verafschuwen dat zij naar Zijn hart gedreven worden. Wanneer wij deze goddelijke lijn van denken hebben (h)erkend zullen we in staat zijn dezelfde houding naar alle mensen aan te nemen als die welke de Vader van mededogen nu aan ons toont.
- Zolang we ons bewust zijn van de woorden van geloof en van het ideale onderwijs zoals hierboven geciteerd, zullen we ons er altijd in verheugen, heel de mensheid insluitend in onze verzoeken, met dankzegging, niet koningen vergetend en allen in een superieure positie. Wij kunnen een rustig en stil leven lijden, niet omdat God boosaardige mensen zal verwijderen en valse broeders en woelingen, maar omdat we naar hen beginnen te kijken zoals Hij doet. Wij zullen in alle details instemmen met Zijn plannen en in alle dingen onderschikt zijn aan Zijn wil. Daarom kunnen we niets anders doen dan Hem voortdurend loven.

ZORGEN EN DANKZEGGING
- Als we voorbijzien aan onze eigen verlangens en alle menselijke plannen, maar God's beloften geloven, dan winnen we begin en einde van onze verzoeken met dankzegging, en zal voor ons 1 Timotheüs 2:1-4 een echt gebed van geloof worden. Vandaag verlangt God niet van ons dat we een speciale lichamelijke houding aannemen, maar veeleer het geestelijke tegendeel in onze houding ten opzichte van Hem en naar andere mensen, wat we zojuist besproken hebben.
- Wij zullen ons alleen God's antwoord op dit gebed bewust worden wanneer we de waarheid op prijs stellen die bevat is in vers vier en onze medemensen en de gebeurtenissen om ons heen vanuit dit goddelijke standpunt bezien. Wanneer God's belofte (dat heel de mensheid gered zal worden en komen tot een bewustwording van de waarheid) onze harten en vernieuwde denken vult, zullen we des te meer willen Hem alle lof te geven; deze kostbare kennis zal niet alleen vrede en rust brengen in onze levens, maar ook vreugde over het prachtige doel dat in de voleinding bereikt zal worden. Samen met hen die vandaag volkomen onbekend zijn met dit feit, zullen we belijden dat Jezus Christus Heer is, voor de heerlijkheid van God de Vader.
- Dit genoegen zal universeel zijn. Maar we zijn bevoorrecht vooruit te mogen lopen op de vreugde van verwachting, want we zijn bekend met Zijn uiteindelijke doel en stemmen volledig in met Zijn methode van het verkrijgen. Dit is waarom onze volgende gebedsgids (Filippenzen 4:4-7) ons oproept met de inleidende woorden:

"Verheug je in de Heer, altijd!
Weer zal ik uitspreken:
verheug je!"

- Deze zinnen zouden ons altijd moeten herinneren aan de reden van ons verheugen in de Heer (in wandel en dienstbetoon). In geest kunnen we nu hemelse zegeningen genieten en verwachten wat van ons zal zijn in de voleinding. Maar het is onze taak alle details heel grondig te bestuderen zoals we die opgetekend vinden door Paulus, die ze had ontvangen van de verheerlijkte Christus. Alleen zijn brieven bevatten de woorden van geloof en van het ideale onderwijs dat voor vandaag geldig is.
- Niemand heeft meer reden voor overstijgende vreugde dan wij. Wij zijn de ontvangers van God's overvloedige genade die Hij over ons uitstort. Iedere geestelijke zegen temidden van de hemelingen in Christus is voor ons. Geen gelovige is uitgezonderd die het woord van waarheid hoort en gelooft, het evangelie van onze redding (Efe. 1:3,8,13), zoals uiteengezet in de laatste tien verzen van Romeinen drie, de eerste helft van Romeinen vijf, en elders. Wij zijn gezamenlijke deelnemers van de belofte in Christus Jezus (Efe. 3:6). Dit is geen mysterie, hoewel het een geheim was voordat Christus het Paulus het voor ons liet opschrijven in Efeziërs. Sinds die tijd is alle genade en zegen voor een ieder die gelooft dat "Christus ten behoeve van ons stierf terwijl we nog zondaren waren" en dat "gerechtvaardigd zijnde in Zijn bloed, wij, door Hem, gered zullen worden van verontwaardiging."
- indent.gif (54 bytes)“Being, then, justified by faith, we may be having peace toward God, through our Lord, Jesus Christ, through Whom we have the access also, by faith, into this grace in which we stand, and we may be glorying in expectation of the glory of God” (Rom.5:1- 3). indent.gif (54 bytes)If we do not cease asking for God’s spirit of wisdom and revelation (Eph.1:17), His thoughts will fill our hearts and occupy our renewed minds so as to leave no room for worries, sadness, and gloominess. Thus our joy about everything which is ours in Christ will increase; our joy about justification, conciliation, and spiritual blessings (Gal.2:17; 2 Cor.5:18; Eph.1:3). indent.gif (54 bytes)Christ is revealed as Head over the entire universe (Eph.1: 10; Col.1:17) ; His reign will include the celestial realms as well as the earth. If we recognize Him as the Saviour appointed by God “to reconcile all to Him,” those on the earth and those in the heavens, “making peace through the blood of His cross” (Col. 1:20), only then will we get some idea of the full impact and significance of the expression in Christ. indent.gif (54 bytes)In Christ Jesus all those who believe form a unity; therefore we all may rejoice and praise God for that which is ours in Christ. In this respect there is no difference any longer; everyone has access to these gifts of God, be he old or young, slave or free, male or female (Gal.3:28). indent.gif (54 bytes)As far as walk and service are concerned, however, all such differences remain; here the keyword is in the Lord. The subjection of wife to husband, children to parents, employee to employer is emphasized as being in the Lord (Col.3:18-25). The latter expression is also used repeatedly in the second half of Ephesians starting with 4:1. We might mention in this connection that the first line of Philippians shows Paul and Timothy as slaves of Christ Jesus, indicating that the letter is not written by Paul, the apostle, who might have some new doctrinal truth to reveal. As a matter of fact this epistle is not concerned with anything in the way of doctrine but rather with walk and service for which the Lord Himself is the best example (2:7). It is perfectly in line with the topic of this letter that Paul refers to his Lord more than a dozen times. indent.gif (54 bytes)Our salvation is in Christ, as we have seed. When speaking of carrying it into effect, namely in walk and service, Paul, the slave, uses the term rejoicing time and again, because everything that is ours in Christ should lead to a walk worthy of the Lord for all pleasing (Col.1:10). Under desperate circumstances and in discouraging experiences with others we, too, may be rejoicing in the Lord if our hearts are overflowing with the evangel of the grace of God. Darkness may surround us, and our situation may be similar to Paul’s and Silas’ in the interior jail (Acts 16:24,25); nevertheless we will pray and sing hymns of praise to God as they did. indent.gif (54 bytes)They could not bow their knees, they could not even move their feet which were secured in the stocks. Their spiritual attitude (in the Lord), however, made up for any lack of reverent physical posture, for praising God in a situation like this shows fullest subjection to His will and intention. When we are aware that God is working all together for the good of those who are loving Him (Rom.8:28) we will be able to rejoice in the Lord always. We are no longer alone in our affliction for the Lord is near. The realization of this fact will help us to show lenience toward others. indent.gif (54 bytes)When Paul had nearly finished his career, he reported to Timothy about his appearance before the Emperor’s court in Rome, “At my first defense no one came along with me, but all forsook me.” However, he did not complain about these brethren; he dealt as graciously with them as God had been dealing with him (Eph.4:32), and said, “May it not be reckoned against them! Yet the Lord stood beside me, and He invigorates me . . . “(2 Tim.4:16, 17). This example shows the apostle’s practice which corresponds with the following four lines of his prayer guide: “Again, I will declare, be rejoicing! Let your lenience be known to all men! The Lord is near! Let nothing be worrying you!” indent.gif (54 bytes)We remember that Jesus said (Matt.6:25,32), “Do not worry about your soul [namely, about your soulish needs, such as:] what you may be eating, or what you may be drinking, nor yet about your body, what you should be putting on . . . For aware is our heavenly Father that you need all of these. “There is also no need for worry about our salvation; since we: do not cease hearing the word of truth, the evangel of our salvation, and since we do not cease believing it, we are sealed with the holy spirit of promise. In other words, Ephesians 1:13 is documentary proof that our salvation is secure, and the great divine Notary has attested to this fact with His seal. There is no need for worry about the fate of our dear ones who are unbelievers. They will be driven to God’s heart in due time. Indeed, all the more, nothing should be worrying us, as we desire to walk worthily of the Lord (Col.1:10). indent.gif (54 bytes)If we wholeheartedly agree with these points, we can praise God that He is operating [all in accord with the counsel of His will (Eph.1:11). And all means each and every thing around us, the great events as well as the trifling things in life. Even if there is much hardship and distress, unrest and contention, defamation and vilification, the peace of God will never cease to guard our hearts and our thoughts in Christ Jesus; we, too, will enjoy this peace as Paul and Silas did in the interior jail. indent.gif (54 bytes)Such a spiritual attitude is certainly a gift of the God and Father of our Lord Jesus Christ, though we are actively participating through our petitions, prayers, pleadings, and our thanksgiving. And His peace will stay with us day and night and become our permanent experience. Even though we cannot always bow our knees, or hide our faces in grief, pain and shame, or lift up our eyes and hands for praise and petition, we nevertheless can adopt a corresponding spiritual attitude by thanking Him not only for all that He gives but for everything He denies, as well. For He knows best what is beneficial to us. No longer will we bring before Him any petitions and pleadings without beginning with praise and closing with thanksgiving. We are privileged to express our gratitude even before He answers. And we leave it up to Him how to answer, be it in the affirmative or in the negative. Only thus the peace of God, that is superior to every frame of mind, shall be garrisoning our hearts and our apprehensions in Christ Jesus. This is why we are exhorted by God’s Word as follows: “But in everything, by prayer and petition, WITH THANKSGIVING, let your requests be made known to God!” dotred08.gif (215 bytes) IN ACCORD WITH WHAT MUST BE indent.gif (54 bytes)We do not know “what must be” (Rom.8:26), namely what is best for us. We have no foreknowledge of the near future with all its details which make up our daily lives. We are glad that they are hidden from our eyes; for if we were aware of the outcome of all our personal affairs and if we knew in advance how God had planned them, there would be no motivation for our petitions and pleadings and no urge for our praise and thanksgiving. Often we are lacking the right words in order to tell God our vague thoughts in view of a difficult situation which is beyond our control. Our only wish is that His will be done. Perhaps we have to make some kind of a decision and do not know what to do because the situation is too complicated and we cannot foresee the possible consequences. It is then that we will plead with inarticulate groanings; or rather the spirit itself will aid our infirmity and do this for us (Rom.8:26), the more so if there is no time left for phrasing our words intelligently. Perhaps we will just cry, “Abba, Father!” or something similar. Thus our heart goes to God and we remain in harmony with His spirit, His will, and His peace. He alone knows what is beneficial to us, even though it may taste bitter and not be to our liking. indent.gif (54 bytes)He has created us so that we can praise Him continuously without neglecting our daily duties. For it is possible to maintain a spiritual attitude enabling us, even without conscious effort, to remain constantly in harmony with Him; thus all our work can be done in an atmosphere of fullest subjection to Him. This unspoken attitude of our spirit will find its expression in thoughts or words of prayer as soon as an opportunity presents itself. We might rouse from sleep with words of praise and prayer on our lips, especially so if we fell asleep in peace with God and men. indent.gif (54 bytes)Enjoying constant harmony with God means praying continuously even though our mouth is silent and head and hands are occupied with other things. But whenever we are not busy for a moment we will become conscious again of our harmonious relationship with God. When we have a second or a minute for ourselves, no special efforts are necessary in order to establish contact with the Supreme; it is there already, and our spontaneous praise and prayer will confirm this fact. In spirit we can always have this attitude and thus enjoy closest fellowship with God, even when we are going about our daily chores. indent.gif (54 bytes)A general understanding of God’s universal plans is, the best basis for being in accord with His will. What we should pray for in personal affairs, “to accord with what must be, we are not aware” as far as details are concerned, though we have all the information we need about the final outcome which will be apparent at the consummation. It is only in view of God’s great goal that we can learn how to pray in accord with what must be; for this He has revealed in His Word. A continuous study of the words of faith and of the ideal teaching will help us to adjust our prayers more and more to the divine vocabulary. indent.gif (54 bytes)We know of His deepest longing and we desire to see it filled, so we will pray accordingly. We are aware of His plans of love for the universe; once we might have thought that He is well able to carry them out and take care of them and thus we need not concern ourselves. But now it is our deepest concern, too, that the outcome be perfect. His universal program of love will become increasingly significant to us, when we learn about our part in it as members of Christ’s body. The realization of God’s will, in all wisdom and spiritual understanding, will make our desires coincide with His, and our prayers originate from His Word. Petitions, prayers, pleadings, and thanksgiving along these lines have their source in God, the same as the good works which God makes ready beforehand, that we should be walking in them (Eph.2:10). dotred08.gif (215 bytes) SYSTEMATIZING THE TRUTH indent.gif (54 bytes)Ephesians 4:14 refers to minors, namely such believers as are “surging hither and thither and being carried about by every wind of teaching, by human caprice, by craftiness with a view to the systematizing of the deception.” Before taking up this subject, we would like to emphasize the fact that this kind of deception can best be countered by systematizing the truth, and especially the words of faith and of the ideal teaching. Much has been done already along these lines by following the Pauline rules of “having a pattern of sound words” and “correctly cutting the word of truth” (2 Tim.1:13; 2:15). The results are reflected in our Keyword Concordance, our Concordant Versions, and our literature as well; the booklet The Divine Calendar is just one example. Right now, we are especially interested in the prayer of faith; on this topic, too, systematic comments are available. indent.gif (54 bytes)We have published the most important articles from a series on PRAISE AND PRAYER which our friends found very helpful; therefore a renewed study of them may be strongly recommended (Volume XL). Thus we have ample material on this subject in addition to what we find in the Scriptures themselves; and we should make it a point to become thoroughly acquainted with everything God has said on praise and prayer, so that our thoughts are directed more and more toward the highest purpose of life, the laud of His glory. indent.gif (54 bytes)During our study hours we can grasp and enjoy God’s message to us in most of its details, but during the stress and strain of everyday life our memory becomes fogged sometimes and we do not recall the precious truths when we need them most. While reading Paul’s prayer guides we find that they are helpful and instructive and cover every possible situation; yet when afflictions, distresses, and turbulences arise, we sometimes fail to remember the words of faith and of the ideal teaching, particularly when we have been exposed to vain talk and idle gossip. Paul once warned Timothy to stand aloof from profane prattlings such as are used sometimes by those who do not correctly cut the word of truth. And be added that “they will be progressing to more irreverence, and their word will spread as gangrene” (2 Tim.2:15-17). indent.gif (54 bytes)Our physical body cannot live if the blood supply is obstructed; for instance, if the flow of blood to and from the toes is cut off their tissue will decay as if they were dying. In a similar way our life of faith needs a continuous supply of spiritual vitality which comes to us through the prayerful reading of the words of faith and of the ideal teaching. When this supply is obstructed, the Adversary in his craftiness will try to deceive us and further sap our spiritual strength. His system may vary from time to time and person to person; for everybody has his individual weak points, which are well known to him. indent.gif (54 bytes)As pointed out before, Satan was given the authority to sift the disciples as grain (Luke 22:3), and today he is sifting believers, especially those who desire to grow in the realization of God’s will (Col.1:10). No one is exempted from this warfare and his methods of attack are so ingeniously devised that most believers do not even recognize them as such. That is why we want to emphasize the fact that we must be aware of his stratagems at all times and take the necessary defensive measures. It would be extremely foolhardy to wait until after the Adversary traps us and then invent a way to avoid the snare. A wise man is always prepared. Hence, the question quite naturally arises: “What can we do to anticipate the Adversary’s assault?” dotred08.gif (215 bytes) ORGANIZED RESISTANCE indent.gif (54 bytes)Our place in Christ will not exempt us from the wicked one’s attacks, nor will the study of God’s Word in itself, nor prayer as such, nor a flawless walk, (if there is one); though all these things together form the material which is needed to provide our defense. To make resistance successful, it must be organized instead of being haphazard; we must be vigilant to maintain a sufficient and continuous supply of spiritual vitality. But how can we efficiently watch the various functions of our life of faith so that we do not neglect reading the words of faith and of the ideal teaching,—do not forget to make daily petitions, prayers, pleadings, and thanksgiving,—and walk worthily of the Lord at all times? With most of us, the daily routine is too complicated, and too many things may happen which are beyond our control. Any human plans of defense are, therefore, out of the question. But we need not worry; God in His wisdom has provided a complete suit of armor which is an entirely adequate protection against the stratagems of the Adversary. In this sphere, too, He is able to do superexcessively above all that we are requesting or apprehending, according to the power that is operating in us. To Him be glory!

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.