Controleer uw wapenrusting
1. Gemeenschap met de Heer
door Herman H. Rocke
(1908-1996)

Meer dan veertig jaren geleden, bij het introduceren van een uiteenzetting over HEMELSE OORLOGSVOERING, publiceerde dit magazine de volgende fundamentele feiten waaruit we nu citeren:

"We willen de indruk corrigeren dat wij leren dat het zesde hoofdstuk van Efeziërs verwijst naar doctrine en niet naar gedrag. Het is verkeerd vanuit het negatieve, dat wij niet worstelen met vlees en bloed, het positieve af te leiden, dat wij worstelen met geestelijke krachten. Ons conflict met hen is niet worstelen, want het wordt uitgevoerd met pijlen en een schild en een compleet pak van bepantsering en een zwaard. Worstelen werd gedaan zonder kleding, zeker niet met bepantsering. Het zesde hoofdstuk van Efeziërs houdt zich niet bezig met onze positie in Christus, maar met onze houding in de Heer. Het houdt geen verband met de nieuwe mensheid (of "nieuwe mens"), dat onze relaties met de mensheid beschrijft, met wie we niet worstelen. We hebben een te nauw contact gehad met de vurige pijlen van onze vijand om te denken dat onze plaats in Christus ons zal vrijwaren van deze vreselijke oorlogsvoering. In Christus zijn is niet voldoende om ons uit te rusten voor deze oorlogsvoering, en nog veel minder is het de oorzaak voor vrijstelling. Het is in de Heer, en overwinning hangt af van praktische rechtvaardigheid en kracht en geloof."

In onze nieuwe serie over de wapenrusting van God zullen we eerst pogen aan te tonen dat wij allen in hoge nood zijn voor dit geestelijk pak van bepantsering; daarna zullen we de noodzaak ter hand nemen van het dagelijks controleren er van.

In de Verenigde Staten wordt bescherming op het politieke en sociale gebied gegarandeerd door de Grondwet en vrijwel iedereen weet dat leven, vrijheid en het najagen van blijdschap bovenaan staan in de onvervreemdbare rechten. Menig nobel mens heeft al zijn tijd en energie gewijd aan het verdedigen er van en om ze elders bekend te maken. De mensheid is zeer ontvankelijk geweest voor deze gedachten, aangezien ieder menselijk wezen een maximum wil genieten van wat weldadig en voordelig is. Iedereen wil alles grijpen dat hem goed zal doen. De Schepper Zelf heeft dit verlangen in het hart van de mensheid geplant, als deel van Zijn plan om te Zijner tijd al Zijn schepselen aan Zijn hart te trekken.

- Ook op geestelijk gebied zouden we ons bewust moeten zijn van onze onvervreemdbare rechten: ons leven is verborgen samen met Christus in God. Wanneer Christus, ons leven, geopenbaard zal worden, dan zullen ook wij samen met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. Dit feit wordt duidelijk gesteld in Kolossenzen 3:3,4.
- En er is voor ons ook vrijheid: De Vader redt ons uit het rechtsgebied van de duisternis en brengt ons over in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde, zoals we kunnen zien in Kolossenzen 1:13.
- Ook blijdschap is de onze: David vertelt van de blijdschap van de mens aan wie God rechtvaardigheid toerekent buiten werken om - "De gelukzaligheid van de mens aan wie God rechtvaardigheid toerekent, los van werken "(Rom. 4:6;SW).
- Leven, vrijheid en het najagen van blijdschap is zeker toegestaan door de Grondwet, maar alleen aan hen die in dit land blijven. De regering van de Verenigde Staten zal altijd proberen haar burgers overzee te beschermen, maar dit kan niet gegarandeerd worden wanneer zij naar bepaalde vreemde landen gaan die een andere levenswijze volgen.
- Net zo brengt scheiding van God op geestelijk gebied ons slaperigheid temidden van de doden (Efe. 5:14), vernietiging (Filip. 3;19) en schaamte, juist die zaken waaraan we wensen te ontsnappen Dit betekent niet dat wij onze onvervreemdbare rechten verliezen, maar dat wij binnen gegaan zijn in een territorium waar de manier van leven min of meer anders is dan dat van burgers die wandelen waardig aan het evangelie van Christus (Filip. 1:27). Laten we daarom oppassen voor een val van de Tegenstander; veel heiligen zijn al levend door hem gegrepen. Dit was al waar in Paulus' dagen; het is zelfs duidelijker in de gevaarlijke perioden van deze laatste dagen waarin we nu leven (2 Tim. 2:26; 3:1).
- Aangezien God de ervaringen gebruikt die we in ons leven hebben als een middel om ons voor te bereiden op onze hoge plaats en dienst temidden van de hemelingen (Efe. 2:6), ziet Hij er op toe dat iedereen een voldoende kennis van kwaad krijgt om hem in staat te stellen in de toekomst ten volle het tegendeel van kwaad op prijs te stellen. Zelfs gelovigen kunnen niet een voldoende ervaring van kwaad bespaard worden (hoewel dit niet het recht uitsluit van het leiden van een rustig en kalm leven, in alle devootheid, want dit is ideaal en welkom in de ogen van God, zoals we later zullen zien).
- We weten niet in detail wat ons goed zal doen en wat weldadig en voordelig voor ons zal zijn. Maar God weet het, want Hij schiep ons zoals we zijn en met dit verlangen naar blijdschap in onze harten. Zijn uiteindelijke doel voor ons is ons eigen goed, en Hij is de Enige Die de weg naar dit doel kent. Daarom zouden we verlangend moeten zijn deze weg te volgen en die in details te volgen, des te meer omdat we allen met Hem overeenstemmen dat ook wij verlangen naar wat goed voor ons is.
- In Zijn Woord geeft God ons meer dan voldoende informatie over wat kan leiden tot verlies van onze gemeenschap met Hem, en ook over wat dient tot verdieping van onze relaties met Hem. Zijn plannen voor Zijn schepselen in het algemeen, en in het bijzonder voor ons, zijn van het grootste belang voor iedere lezer van Zijn Woord. Wij zullen daarom onze inspanningen concentreren op wandelen op het pad dat past bij overstijging, dat de apostel Paulus on in zijn brieven heeft getoond (1 Kor. 12:31).
- Het is heel belangrijk dat het evangelie voor de eerste Joodse gelovigen na de Pinksterdag "de weg" werd genoemd. Toen Saulus dreiging en moord uitblies tegen de discipelen van de Heer, verkreeg hij gezag van de Hogepriesters om hen te arresteren, hen te straffen en hen in gevangenissen op te sluiten. Voor dit doel ging hij naar Damascus met brieven naar de synagogen, zodat, als hij iemand zou vinden die van "de weg" was, zowel mannen als vrouwen, hij hen gebonden naar Jeruzalem zou kunnen leiden (Hand. 9:1,2). En hij nam gewoonlijk deel aan het stemmen wanneer zij ter dood veroordeeld werden (Hand. 26:10).
- Wij vereren dezelfde God en Vader als die vroege Joodse gelovigen. Dezelfde Redder, Christus, stierf ten behoeve van ons op Golgotha; en ook wij zijn door Hem gered van verontwaardiging (Rom. 5:9). Toch is er een onderscheid makende factor waardoor onze weg onderscheiden wordt van de hunne, en dat is genade. Gelovigen van vandaag zijn in grotere mate de ontvangers van God's onverdunde liefde dan Israel was in het verleden en zal zijn in de toekomst. De Joodse gelovigen hadden alleen vergeving van zonden en waren op proefverlof, zoals duidelijk wordt gedemonstreerd door de voorbeelden van de schuldenaar van de 10.000 talenten (Matt. 18:35) en van Ananias en Saffira (Hand. 5). Dat er geen veiligheid of garantie was wordt door Petrus benadrukt in zijn eerste brief (4:18). "En indien de rechtvaardige nauwelijks wordt gered, waar zal de oneerbiedige en de zondaar verschijnen?" Wij, echter, zijn om niet gerechtvaardigd in Zijn genade die overstijgt waar zonde toeneemt (Rom. 3:21; 5:20).
- Tijdens de overgang (vóór de huidig geheime bedeling van de genade van God effectief werd) gebeurden de speciale zegeningen en krachtige werken van de ophanden zijnde aion, zoals tekenen en wonderen, door de handen van zowel de apostelen als Paulus en Barnabas (Hand. 5:12; 14:3). En de talen in Korinthe herinneren ons aan de menigte op de Pinksterdag, toen elk de apostelen hoorde spreken in zijn eigen taal (1 Kor. 12:28; Hand. 2). Maar de Korinthische genade werd een paar jaar later afgeschaft, zoals we zien in de Efezische rondzendbrief, die gepubliceerd werd rond de tijd dat Jeruzalem, samen met het heiligdom, vernietigd werd en alle aanbieding van goddelijke diensten in de tempel had opgehouden. Die laatste gebeurtenis bracht de gelovigen in Israel terug tot hetzelfde niveau als die van de verachte natiën. Sinds die tijd zijn alle heiligen gezegend met alle bijzondere zegeningen temidden van de hemelingen.

AANBIDDING MET EEN VERNIEUWD DENKEN

- In de tijd dat de Korinthiërs hun eerste brief ontvingen, was kennis nog maar fragmentarisch. Ze kenden uit een aanbetaling omdat zij nog steeds leefden in de periode van onvolwassenheid. Dit is de reden waarom zijzelf hun genade hoger inschatten dan Paulus deed, want hij was zich al bewust dat profetieën zouden ophouden, talen verstillen, enzovoort. Sommige van de genades lieten weinig of geen activiteit over voor het vernieuwde denken. Om een samenhangende kennis te bevorderen als basis voor sobere geestelijke waarheid, liet Christus Zijn speciale apostel, Paulus, de brief aan de Romeinen schrijven, die de leer bevat die wij geacht worden te leren (Hand. 26:16; Rom. 12;2; 16:17). Dit was, en is nog steeds, het materiaal dat geleverd werd voor de ontwikkeling van de functies van het denken over de vernieuwing er van en het testen van wat de wil van God is, goed en welgevallig en volmaakt (Rom. 12:2).
- We weten van Paulus'brief dat wat gaande was tijdens de bijeenkomsten in Korinthe, niet voor de opbouw van de ecclesia as of, in sommige gevallen, zelfs niet voor de individuele spreker. Deze gang van zaken werd door hun gebeden weerspiegeld: "En ik wil dat jullie allen spreken in talen, maar meer nog dat jullie zullen profeteren; want die profeteert is groter dan die spreekt in talen, indien hij het tenminste zal interpreteren, opdat de ekklesia opbouw in ontvangst zal nemen. ... Zo ook jullie! Omdat jullie geestdriftigen van geest zijn voor de opbouw van de ekklesia, zoek, opdat jullie overvloedig zullen zijn ... Want in het geval dat ik zal bidden in taal, dan bidt mijn geest, maar mijn denken is onvruchtbaar. Wat is het dan? Dat ik zou bidden in de geest? Maar ik zal ook bidden met het denken! Ik zal muziek maken in de geest, maar ik zal ook muziek maken met het denken! Anders: in het geval dat jij zal zegenen in geest, hoe zal die de plaats van de gewone mens aanvult het "Amen" uitspreken op jouw dankzegging, daar hij immers wat jij zegt niet heeft waargenomen! Want jij dankt inderdaad op ideale wijze, maar de ander wordt niet opgebouwd. Ik dank God dat ik meer in taal spreek dan jullie allen, maar in de ekklesia wil ik liever vijf woorden met mijn denken spreken, opdat ik ook anderen zou onderrichten, dan tienduizenden woorden in een taal. "(1 Kor. 14:5; 12; 14-19;SW).
- Zelfs in die dagen was iedereen die tot God sprak in nauwe eenheid met Hem wanneer men dat deed; in geest sprak hij geheimen. De genades echter, verschilden. Zoals Paulus het stelde: "Jullie nu zijn het lichaam van Christus en de leden van een deel. En die plaatste God inderdaad in de ekklesia: eerst afgevaardigden, ten tweede profeten, ten derde leraren, vervolgens machten, vervolgens genadegaven van gezondheden, ondersteuning, besturen, soorten van talen" (1 Kor. 12:27,28;SW), "Wat dan is het, broeders? Wanneer jullie ook maar zullen samenkomen heeft ieder van jullie een psalm, heeft onderwijs, heeft een onthulling, heeft een taal, heeft een vertaling. Laat het allemaal worden tot opbouw! Wanneer iemand in een taal spreekt, overeenkomstig twee of op z'n meest drie, en één tegelijk, laat één hem interpreteren! ... Want God is niet een God van ongeregeldheid, maar van vrede, zoals in alle ekklesias van de heiligen ... maar laat het alles op achtenswaardige wijze en overeenkomstig ordening gebeuren!"(1 Kor. 14:26,27; 33; 40;SW).
-Spectaculaire genades waren typerend voor de overgangsperiode waarin Paulus de brief aan de Korinthiërs schreef. Als die er voor hen niet was geweest zou het geestelijke leven in de jonge ecclesias weggekwijnd hebben. Het  "Nieuwe Testament" bestond in die tijd nog niet, behalve een paar van de Paulinische brieven aan een beperkt aantal ecclesias. De meeste gelovigen zijn zich vandaag niet bewust hoezeer ze gezegend zijn, aangezien de genades van die vroege dagen vervangen werden door de samenhangende onthullingen die Paulus ontving van de verrezen Christus, die het Woord van God completeerden (Kol. 1:25). We kunnen nu begrijpen dat de Korinthiërs geestelijke waarheden niet in hun juiste perspectief konden zien, noch dat ze een volledige blik er op kregen. Het was alsof ze indirect naar dingen keken en ze waarnamen door middel van een handgemaakte metalen spiegel van die dagen, die een nogal raadselachtig beeld gaven. Maar sinds de completering van God's Woord kunnen we (in het geestelijk gebied) dingen zien alsof de verrezen Christus van aangezicht tot aangezicht met ons sprak (1 Kor. 13:12).
- We zullen nu citeren uit Jaargang 31, pagina 36, van UNSEARCHABLE RICHES:
- "Tot nu toe was het voor het goede van de mensheid en God's heerlijkheid dat God alleen Zijn wil zou onthullen, maar niet Zijn bedoeling. Hij testte het ras opdat het zichzelf bloot zou geven. Daarom werd directe kennis weerhouden. Nu is dat niet langer noodzakelijk. Hij vertelt ons duidelijk aangaande Zichzelf. Zoals we anderen van aangezicht tot aangezicht zien, niet door reflectie, zo mogen we nu God's volle onthulling zien, zonder de storende media die eerder werden gebruikt."
- Onze lezers zullen instemmen dat onze lof en gebed overeen zouden moeten komen met het niveau van de volle onthulling die Christus ons via Paulus en diens navolgers heeft gegeven; en geen gelovige van vandaag, mannelijk of vrouwelijk, is uitgesloten van het voorrecht om op dezelfde wijze te bidden als de apostel deed. "Jullie hebben ons als model," zegt hij (Filip. 3:17). Dit slaat, onder andere, op lof en gebed dat altijd zou moeten gebeuren op een ordelijke wijze en goed gecontroleerd door het vernieuwde denken, om zo nauwe harmonie met God zeker te stellen. Liever vijf woorden met het denken, dan tienduizend woorden zonder.

VOOR DE LOF VAN ZIJN HEERLIJKHEID
- De eer en de heerlijkheid van God zijn de doelen waarvoor het universum tot stand kwam en onder Zijn schepselen is de mens in het bijzonder toegerust om Zijn veelvoudige heerlijkheid te weerspiegelen. Als u een groep van gelovigen vraagt wat de climax van Efeziërs is, dan zouden de volwassen heiligen kunnen antwoorden: "het geheim" (de geheime bedeling van de genade van God bedoelend). Dit antwoord is echter niet helemaal correct; de climax is niet het geheim op zichzelf, maar veeleer het gebed voor het verstaan er van (3:18). De kennis van het geheim alleen is van weinig waarde; ze zou God's hart niet bevredigen, noch onze geestelijke levens en leer verrijken. Alleen wanneer we geworteld en gegrondvest zijn in liefde, zouden we krachtig zijn om, samen met alle heiligen, de uitgebreide dimensies van het geheim te vatten en daarnaast de allesoverstijgende liefde van Christus te kennen (Efe. 3:18,19).
- We zien dat streven naar kennis niet een doel op zichzelf is; de enige intrinsieke waarde van het zoeken naar de diepten van God ligt in het beantwoorden van Christus' liefde en die te weerspiegelen. Paulus schreef de beroemde woorden aan de Korinthiërs (13:2) die voor altijd waardevol zullen blijven: "En in het geval dat ik een profetie zal hebben en ik alle geheimen zal waarnemen en alle kennis, en in het geval dat ik al het geloof zal hebben, zodat ik bergen verplaats, maar ik geen liefde zal hebben, ben ik niets." Laten we ons dan altijd bewust zijn van dit feit. In God's ogen is niets van echte waarde tenzij het liefde voortbrengt en bijdraagt aan Zijn eer en liefde.
- Profeteren in Korinthe was voor het opbouwen van de ecclesia. Spreken in tongen was voor het opbouwen van zichzelf. In Efeziërs, echter, is de situatie anders; het introducerend gebed begint met de woorden: "Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, Die ons zegent." Dan volgt een opsomming van de genades die vandaag geldig zijn en op ons van toepassing: alle geestelijke zegen temidden van de hemelingen, in Christus; Hij kiest ons in Hem vóór de nederwerping van de wereld (voordat de zonde de wereld binnenkwam), ons tevoren bestemmend voor de plaats van een zoon (dus we zijn niet langer minderjarigen). Maar het is niet voor onze opbouwing dat we in de Geliefde begenadigd zijn, het is veeleer voor de heerlijkheid van Zijn genade (1:6).
- Wanneer we het woord van waarheid horen, het evangelie van onze redding, en geloven ... dan zijn we verzegeld met de heilige geest van de belofte (die de voorsmaak is van de genieting van ons hemelse lotdeel). Hier worden onze gedachten weer gericht op een hoger doel dan onze eigen opbouwing. Zijn genade begenadigt ons voor de lof van Zijn heerlijkheid! (1:13,14).
- In Efeze 1:8 begint Paulus in het kort te schrijven (3:3) over het geheim van Christus dat God aan ons bekend maakt in alle wijsheid en omzichtigheid; om allen samen te vatten in de Christus. En de apostel voegt toe: "in Hem in Wie ons lot ook werd geworpen, tevoren bestemd zijnde." Wij weten van andere delen van de Schrift dat wij boodschappers en de wereld zullen oordelen (1 Kor. 6:2,3), en dat God ons samen doet zitten temidden van de hemelingen, in Christus Jezus, opdat in de toekomende aionen, Hij de allesoverstijgende rijkdommen van Zijn genade zal tentoonspreiden in Zijn vriendelijkheid in Christus Jezus (Efe. 2:6,7). Dit is onze toekomstige bestemming, en het is overeenkomstig het doel van de Ene Die alles doet werken naar de raad van Zijn wil (1:11). Alles, niet alleen de grote gebeurtenissen in onze toekomstige levens, maar ook die van nu. Alles, omvat ook wat we de kleinere details zouden willen noemen. Er is veel troost in deze gedachte, dat we we niet onderworpen zijn aan een blind lot, zelfs niet in de allerkleinste dingen. "Wij nu hebben waargenomen dat voor hen die God liefhebben, God alle dingen mee-werkt tot in het goede voor degenen die overeenkomstig Zijn voornemen geroepenen zijn"(Rom. 8:28). Opnieuw: al deze informatie in Efeziérs 1:8-11 is niet gegeven voor onze eigen opbouw, maar veeleer voor de lof van Zijn heerlijkheid!
- In overeenstemming met deze trend eindigt de eerste helft van Efeziérs met een gebed voor kracht, opdat wij we krachtig zouden zijn om te grijpen wat onthuld is in de eerste drie hoofdstukken van deze brief. Dit gebed is niet voor een kleine kracht, maar eerder een die overeenstemt met de rijkdommen van Zijn heerlijkheid (3:16), en het eind dat in beeld is is dat wij gecompleteerd mogen worden voor het gehele complement van God (3:19). Dit is niet een petitie voor kracht om iets spectaculairs te verrichten, of om onszelf of de ecclesia op te bouwen, maar veeleer om God te verheerlijken, de Vader van onze Heer Jezus Christus, zoals we bij een latere gelegenheid zullen bespreken. Zo vinden we weer (3:21) de woorden van lof: Hem zij de heerlijkheid!
- We zouden altijd in gedachten moeten houden dat de Korinthebrief werd geschreven toen de tijd van minderjarigheid voor gelovigen aan het verdwijnen was; de rondzendbrief aan de Efeziërs markeert het begin van volwassenheid zodat alle heiligen God's volle onthulling kunnen zien. De grote verandering wordt op juiste wijze aangegeven door de eerste woorden die we al in het introducerende gebed hebben gevonden (Efe. 1:3). "Gezegend zij de God en Vader van onze Heer, Jezus Christus, Die ons zegent met alle geestelijke zegen te midden van de ophemelsen, in Christus." Wat echt van belang is is Hij. In Zijn Woord, en in het bijzonder in de Paulinische brieven, geeft Hij ons de meest kostbare gift die we met ons denken kunnen bevatten dat door Zijn geest vernieuwd is. Met andere woorden, Hij zegent ons met de genades die we al eerder genoemd hebben (1:3-14). En wij antwoorden op Zijn zegen door Hem te zegenen, door Hem onze lof en ons gebed aan te bieden voor de genades waarmee Hij ons begenadigt in de Geliefde. Hij kon niet spreken van iets kostbaarders voor ons, dus is wat Hij zegt goed gezegd in de betekenis van dat woord. En ook wij konden niet meer passender woorden vinden in ons antwoord; het is ook goed gezegd. De Keyword Concordance vertelt ons (pag. 34) dat het Grieks voor "zegenen" eu logo is, wat goed zeggen betekent.
- Onze lezers zullen er mee instemmen dat dit zeer toepasselijk is voor het uitdrukken van de meest hartelijke wensen aan beide zijden, die van God en die van ons. In Zijn Woord houdt Zijn liefde zich bezig met ons welzijn en zal ons leiden naar een nauwere eenheid met Hem, en zo ons diepste verlangen naar Hem bevredigen. Op dezelfde wijze, wanneer we ons gebed beginnen met  "Gezegend is de God," zijn we betrokken bij Zijn diepste verlangen naar ons, met het verlangen van Zijn hart: Alles in allen te worden.
- Dit zijn de gedachten die we hebben wanneer we niet ophouden Hem te prijzen en te loven. "Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, Die ons zegent met iedere geestelijke zegen temidden van de hemelingen, in Christus."

GEBEDEN, BEANTWOORD EN ONBEANTWOORD

- In de oude tijden werkte God in hen die Hem vereerden en deed hen dingen verzoeken die Hij beloofd had aan hen te geven. Door de mond van Ezechiël adviseerde Hij Zijn verbondsvolk over de dag waarin zij weer in het land zouden verblijven dat Hij aan hun vaders gaf, en Hij beloofde hen: "En jullie zullen wonen in het land dat Ik aan jullie vaders gaf. En jullie zullen voor Mij tot volk zijn en Ik zal voor jullie tot Elohim zijn." En Hij voegde toe: "Zo zegt mijn Heer JAHWEH: Nog dit, Ik zal geraadpleegd worden door het huis van Israël om voor hen te doen: Ik zal hen vermeerderen als een menselijke kudde kleinvee. "(Eze. 36:28,37). Dit voorbeeld dient om aan te tonen hoe God een betere toekomst voor Israel had gepland en hoe Hij het verlangen er naar in hun harten had gelegd, zodat het een pleiten wordt dat door God Zelf opgewekt is, een pleiten met een belofte die ter gelegener tijd beantwoord zal worden. Hier hebben we een waar gebed van geloof, geworteld en gegrondvest in Zijn eigen Woord.
- Dit onbeweegbare fundament wordt te vaak gemist in de gebeden van onze tijd, die eerder gebaseerd zijn op het zand van menselijke ervaring, op de vrome tradities die van generatie op generatie zijn overgedragen: Als je voldoende "geloof" zou hebben om zelfs het onmogelijke te vragen en geloven dat God het zal geven, dan, en alleen dan, zal jou gegeven worden waar je naar vroeg. Sommige mensen praten altijd over hun beantwoordde gebed en het klinkt als roemen, alsof zij God, uiteindelijk, overtuigd hadden toe te geven. We zouden op dit punt moeten vermelden dat ook Paulus eens roemde over het feit dat de Heer zijn gebeden NIET beantwoord had. De Heer protesteerde tegen hem: "Voor jou is Mijn genade voldoende, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht."
- Toen de schrijver van deze zinnen een jonge jongen was, was elk beantwoord gebed voor hem alsof hij God ontmoet had. En weken, zelfs maanden, gingen voorbij tot de volgende ontmoeting met Hem, wanneer een ander verzoek was toegekend. Dit ging lang zo door. Toen gaf de Heer hem een moeder-in-geloof die hem leerde de Schrift te lezen en daarmee in overeenstemming te bidden. In de met haat gevulde sfeer van het huis van zijn ouders werd hem het voorrecht toegestaan gemeenschap met de Heer te hebben, in plaats van Hem zo nu en dan te ontmoeten.

IN ELKE PLAATS, HEILZAME HANDEN OPTILLEND

- Tekeningen in de catacomben tonen biddende mannen en vrouwen in dezelfde houding die in de Schrift beschreven wordt, knielend en hun handen omhoog heffend (Hand. 20:36; 1 Tim. 2:8,9), zoals in die tijd gewoonte was. In Israel was er ooit een speciale plaats voor gebed, de tabernakel in de wildernis en later de tempel, waar het volk heen ging om te aanbidden. Zij bogen op z'n minst hun knieën in de richting van het heiligdom zoals Daniël deed (6:11), die ramen in zijn kamer had die uitzagen op Jeruzalem. Daar knielde hij drie maal per dag voor gebed en dankzegging.
- Toen de vrouw van Sichar de Heer op wees dat de Samaritanen op de berg Gerizim aanbaden, terwijl de Joden claimden dat Jeruzalem de juiste plaats was, deed Jezus het geschil weg door tot haar te zeggen: "Jezus zegt tot haar: "Geloof Mij, vrouw, dat het uur komt wanneer noch op deze berg, noch in Jeruzalem, jullie de Vader zullen aanbidden. Jullie aanbidden wat jullie niet waargenomen hebben. Wij aanbidden wat wij waargenomen hebben, dat de redding vanuit de Joden is. Maar het uur komt, en is nu, wanneer de waarachtige aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en ook in waarheid, want de Vader zoekt zulken die Hem aanbidden. God is geest en voor die Hem aanbidden is het bindend te aanbidden in geest en in waarheid"(Joh. 4:21-24).
- Onze Heer had nooit gezegd dat drie uur in de middag het uur van gebed was, maar God-erende mensen en zelfs de apostelen hielden zich aan deze gewoonte.  "Petrus en Johannes gingen op in het heiligdom in het uur van gebed, het negende." En Cornelius bad op hetzelfde uur in zijn huis (Hand. 3:1; 10:30). Emancipatie van een vrome traditie is een traag proces, zelfs in onze dagen. Wij vouwen de handen, kruisen de vingers, sluiten de ogen, en buigen het hoofd wanneer we bidden, ongeacht of we nu zitten, staan of knielen, wat het geval mag zijn.
- In de dagen van onze Heer kwam de uiterlijke houding overeen met het denken. De accijnsinzamelaar zou zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel; de man die lepra had viel, toen hij Jezus zag, op zijn aangezicht, aan Zijn voeten; de dankbare Samaritaan deed hetzelfde toen hij terugkeerde om met een luide stem eer aan God te geven; zijn dankzegging en verheerlijking van God werd gevolgd door zijn redding door geloof (Luc. 5:12; 17:15-19; 18:13). Simon Petrus knielde voor Jezus' knieén toen ontzag hem overspoelde (Luc. 5:8,9). We herinneren ons de scene van stralende helderheid op de hoge berg waar de drie discipelen Jezus omgevormd zagen worden zoals Hij er uit zal zien als de Zoon des Mensen, komend in Zijn Koninkrijk. Toen een lichtende wolk over hen kwam nadat Petrus zijn onzinnige opmerking had gemaakt, vielen zij op hun aangezichten en werden ontzettend bang (Matt. 16:28-17:6).
- Slechts één maal lezen we dat onze Heer, knielend, in gebed op Zijn aangezicht viel, toen de kwelling van Zijn ziel zweet deed druppelen als bloedklonters. Daar, in Gethsemane, komt Hij het dichtst bij menselijke zwakte, en daar ook vinden we Hem in de volste onderschikking aan de wil van Zijn Vader, zowel in houding als in woorden.  "Evenwel niet zoals Ik wil, maar zoals U wil."(Matt. 26:39; Luc. 22:41).
- Elders lezen we dat Jezus opkeek naar de hemel terwijl Hij aan het zegenen was, dankzeggend of vragend, en het begin van Zijn lange gebed in Johannes 17 zegt dat Hij Zijn ogen ophief naar de hemel. Buiten deze voorbeelden om is er geen verplichte instructie over de houding die we vandaag in gebed zouden moeten aannemen. De woorden "heilzame handen opheffend" (1 Tim. 2:8) weerspiegelen een aanbevelenswaardige gewoonte van die dagen; Paulus bedoelde dat het op deze manier gedaan zou worden, en bovenal "zonder boosheid en redeneren." Wat telt is niet de omhoog gaande beweging van de handen, maar veeleer de weldadige houding van het biddende hart.
- Er zijn meer dingen in de eerste brief van de apostel aan Timotheüs die niet op onze dagen toepasbaar zijn, tenminste niet in de kleine details. Er zijn in dit land (Amerika;vert.) geen slaven en geen gelovige eigenaren daarvan (6:1,2), maar werknemers zouden dezelfde houding moeten aannemen ten opzichte van hun werkgevers, hen alle eer waardig achtend en hen niet verachtend, zeker als zij gelovigen zijn. Wij weten niet van enige ecclesia onder onze vrienden waar weduwen van zestig jaar en ouder genoteerd zijn voor het hulpfonds van de heiligen. Buiten dat om hebben hedendaagse gewoonten hen allen onverkiesbaar gemaakt aangezien niemand nu de gelegenheid heeft de voeten van de heiligen te wassen. Wat telt is dat iedereen voor zichzelf zou moeten voorzien, speciaal zijn familie, en dat de ecclesia niet belast zou moeten worden met hulp aan enig persoon die deze eer niet waardig is (5:8,16,17). Wij zijn op deze details ingegaan om te laten zien dat gewoonten en tradities kunnen veranderen. Maar onder dezelfde condities zouden we in dezelfde geest handelen die Paulus en de heiligen van die dagen motiveerden.
- Wanneer we in gebed zijn kunnen we ons gezicht verbergen in verdriet, pijn of schaamte, of onze ogen opheffen voor lofprijzing en verzoeken, wat ook het geval mag zijn. De binnenste houding van ons hart, echter, zou altijd moeten zijn alsof we onze knieën buigen voor de Vader of onze Here, Jezus Christus, want dit is de enige houding die ons past in de aanwezigheid van de grote Onderschikker wanneer we vragen om zegen of er voor danken. Het Hebreeuwse "brk" betekent zowel knielen als zegenen, want deze twee horen samen. Als hij vaarwel zegt tegen de oudsten van de ecclesia in Efeze en tegen de heiligen van Tyrus, knielt Paulus op het strand, samen met hen allen, en bidt (Hand. 20:36; 21:5). Op dezelfde wijze boog hij zijn knieën voor de lezers van zijn Efezische rondzendbrief (3:14), dat zij sterk gemaakt zouden worden met kracht om de afmetingen van het geheim te mogen grijpen en daarnaast de allesoverstijgende liefde van Christus te mogen kennen.
- Wij kunnen niet in alle plaatsen onze heilzame handen opheffen, maar zelfs als we niet Paulus' houding in gebed kunnen nadoen, kunnen we toch zeer wel zijn houding imiteren, want God leest niet onze gebeden vanaf onze lippen en handen en knieën, maar uit het binnenste van onze harten. Daarom mogen we staan of zitten naar gewoonte, en toch kan ons gebed zo geestelijk zijn dat de volle harmonie met God's wil er van duidelijk is voor geestelijk gezinde heiligen. Zij zullen de uiterlijke houding niet missen, aangezien de huidige bedeling voornamelijk het geestelijke benadrukt. Alles wat spectaculair is is vervangen, en er is aan de fysieke zijde niets meer over dat verplicht is, tenzij het past bij de gelegenheid en in harmonie is met de houding van het hart waar Christus verblijft door geloof.
- Het allerhoogste vereiste voor vandaag is dat de Vader in geest en waarheid aanbeden zal worden, en Hij zoekt echte aanbidders die zich voor beide kwalificeren. (Gebed kan foutief gedaan worden en zelfs onder de invloed van geesten. We zullen later zien hoe we onszelf kunnen bewaken zodat dit bij ons niet het geval kan zijn.)
- Aanbidding in geest en waarheid vraagt om een geestelijke houding die uitgedrukt kan worden door de houdingen die in de Schrift beschreven worden. Wie kan altijd op z'n gezicht vallen als hij daar aanleiding toe voelt? En velen van ons leven en werken waar we nauwelijks de lucht kunnen zien wanneer we onze ogen willen opheffen voor lofprijzing en gebed. Daarom stellen wij ons voorrecht voor vandaag op prijs, dat wij in onze harten altijd de juiste houding kunnen aannemen, in elke plaats, ten allen tijde, zonder inperkingen dan ook. "Aan Hem Die in staat is allesoverstijgend te doen boven alles wat wij vragen of beseffen, naar de kracht die in ons werkt, Hem zij de heerlijkheid!"


Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.