Zijn de bruid en het lichaam identiek?
Deel 1
Voorwoord

door
F.H. Robison
1885-1932

(De hier gebruikte Bijbel citaten zijn uit de SchriftWoord vertaling)
(Ga met de muis op de onderstreepte tekstverwijzingen staan, dan ziet u de tekst)



Voorwoord

Menselijke wezens vragen niet om rechtvaardigheid; ze aanvaarden het wanneer ze het herkennen of krijgen, als het tenminste niet hun gemoedsrust verstoort. En aangezien waarheid verbonden is met rechtvaardigheid, vragen mensen zelden waarheid voor z'n eigen waarde. Waar mensen naar verlangen is begrip door sympathie. En iemand die een emotioneel begripsvermogen van mensen heeft, heeft de sterkst mogelijke invloed. Iedereen hongert naar het brood van vriendelijkheid en God weet dit maar al te goed en op Zijn tijd zal Hij het verlangen van ieder levend wezen bevredigen. Dat verlangen is niet slechts naar onderhoud, maar naar blijdschap en een begripvol gezelschap. En dat verlangen te bevredigen is de doelstelling van Gods plan. Wanneer de voleinding is bereikt zal God Alles in allen zijn (En wanneer ook maar aan Hem het al zal worden onderschikt, dan zal de Zoon ook zelf onderschikt worden aan Hem die Hem het al onderschikt, opdat God, zal zijn alles in allen 1 Kor. 15:28). Hijzelf, in Zichzelf en van Zichzelf zal het verlangen van ieder schepsel bevredigen.

God is altijd over allen geweest. Dat is een zaak van soevereine macht. Maar zelfs wijze aardse heersers zien dat een soevereiniteit die alleen op macht berust van weinig waarde is. Ze moeten aan de aanhankelijkheden van hun onderschikten tegemoet komen totdat de gedachte aan onderschikking verloren is gegaan in blije waardering en eenheid van doelstelling. Slechts zelden wordt zo'n trouw in menselijke zaken gezien. Maar Almacht kent geen falen. En Almacht is zodanig niet omdat het de lichamen kan onderhouden, maar omdat het de harten die het geschapen heeft naar zich toe kan trekken en vasthouden. God zal alles in iedereen zijn. Geen enkel schepsel zal aan Zijn heerlijkheid ontsnappen. En Hij zal Allerhoogst zijn in de aanhankelijkheden van allen, vanwege Zijn perfecte begripsvermogen - dat waar mensen naar snakken. Hij zal alle mensen tot Zich trekken en hen daar houden wanneer Hij aan allen getoond zal hebben dat Hij heel de tijd al wist wat zij nodig hadden; en niet alleen maar voorzieningen had getroffen, maar Zelf die voorziening is.

Laat daarom dan niemand de waarheid liefhebben omdat het een gemakkelijk instrument is voor controversie, maar veeleer omdat ze God aan ons onthult en ons helpt te begrijpen dat Hij de Begrijpende is. De heerlijkste waarheden van Gods Woord kunnen gemaakt worden tot een partijleus of een gehanteerd als een boerenknuppel.

Laat aan de andere kant niemand de waarheid verachten omdat die niet van pas komt. De waarheid kost altijd. "Koop waarheid (maar het moet niet zo zijn dat je het verkoopt)" (Spreuk. 23:23) houdt in dat de waarheid zo kostbaar is dat ze waard is tot elke prijs er aan vast te houden.

Maar men moet zorgvuldig zijn onderscheid te maken tussen waarheid en een paar van onze eigen meningen over waarheid. Gods Woord is aan ons gegeven opdat onze concepten van waarheid rechtgezet worden met betrekking tot aardse zaken en gevormd naar hemelse zaken. We moeten er altijd naar toe blijven gaan, anders blokkeren de vooroordelen waarmee wij en anderen geboren zijn het licht van waarheid zoals dat in feite en in God is.

Een probleem dat de meeste mensen hebben die studenten van Gods Woord zouden willen zijn, ligt in hun ongeduld om alles netjes geanalyseerd te krijgen, met een etiketje er op en in rijen op hun mentale boekenplanken gezet. Zij willen hun voorraad van waarheid binnen hebben, zodat ze een winkel kunnen openen en zaken doen. Dat is echter niet altijd de meest productieve methode, want waarheid verschijnt niet altijd in honderd procent zuiverheid. Gods waarheid is puur - aangezien Zijn woord de waarheid is - maar onze denkbeelden er van zijn gewoonlijke min of meer door leraren gekleurd. We neigen er naar naar deze leraar te kijken en weg van de andere, omdat deze spreekt alsof alles kristalhelder is en die andere zegt  "Dit zal nader onderzoek nodig hebben," of "Hier is een vruchtbaar veld voor onderzoek," enz. Het vermogen deelwaarheden te onderscheiden in leraren of groepen van gelovigen, te zien en zeggen dat "het onderwijs van deze man is op dit punt waardevol en Schriftuurlijk, maar fout en niet onderbouwd op dit," heeft in de huidige tijd alleen een hemelse beloning, want er zal zeker geen applaus van mensen zijn. Mensen die ten westen van de Atlantische oceaan wonen houden er van hun denken voor hen opgediend te krijgen, voorgekauwd en klaar om door te slikken. De aanduiding van de kant van de leraar dat ze zouden moeten oppassen met wat ze in hun mond stoppen en dat ze het goed zouden moeten kauwen, is zeer ergerlijk, zo ergerlijk dat ze mogelijk naar een andere chef zullen uitzien. Mensen kleven aan hen die spreken als orakels, of het nu in de politiek of religie is. Wie zegt dat deze man of die leer geheel juist is en de rest geheel hopeloos en onherstelbaar verkeerd, zal zichzelf op een zeer zichtbare manier omringd en ondersteund vinden. Maar wie poogt bezadigd en onderscheidend te oordelen zal op z'n minst aan de menselijke kant eenzaamheid uitnodigen.

Een ander probleem is het gevaar van het ondergeschikt maken van feiten aan hun ideeën en niet zozeer fundamenteel er voor; knechtend in plaats van ouderlijk; als het ware rondzwevend met de kans om geroepen worden te dienen, maar geen onmisbare plaats in de familie innemend. Met andere woorden, er is een neiging in het menselijk gestel om een theorie te ontvangen en pas dan naar de feiten te kijken, in plaats van naar de feiten te kijken en dan te kijken naar wat Gods Woord zegt dat ze betekenen.

Moge God ons zo minutueus leiden in deze studie als het beste om Zijn goede doelstelling te bereiken. Er is niet nieuw licht nodig, maar méér licht.

"Die de bruid heeft is bruidegom."
(Joh. 3:29)
"En Hij is het hoofd van het lichaam, van de ekklesia."
(Kol. 1:18)

Dat er een bruid genoemd wordt in de Schrift, en ook een lichaam, zal mogelijk geen Bijbelstudent of zelfs Bijbellezer ontkennen. Waar deze verschillende termen naar verwijzen voor dezelfde of verschillende klassen van gelovigen is het onderwerp van onze huidig onderzoek. Een kind zou de vraag mogelijk onmiddellijk in het negatieve beantwoorden. Want welk kind, kijkend naar een huwelijks ceremonie, zou ooit de bruid verwarren voor het lichaam van de bruidegom? Maar de gedachte dat bruid en lichaam identiek zijn, dat beide woorden de kerk van de christelijke era beschrijven, is al zo lang een algemeen gedachtengoed, dat het onderwerp de meest nauwkeurige bestudering verdient om te zien of oudheid een trouwe metgezel is van waarheid of slechts een misleidend schild voor fouten. Bijbelstudenten zullen zeker instemmen met de opmerking dat de Bijbel de plaats is om naar informatie over dit onderwerp te zoeken; en daar keren we ons naar.

Zelfs een oppervlakkige lezer van het boek Handelingen kan nauwelijks aan het onderscheid voorbij gaan tussen de activiteiten van de apostel Paulus en die van de apostelen die voornamelijk in Jeruzalem, Judea en Galilea werkten. In die tijd werd het onderscheid officieel erkend.

"en bij degenen die iets in aanzijn zijn. Van welke aard zij eens waren, niets daarvan is voor mij van belang, (God ziet niet naar het gezicht van de mens), want mij gaven die in aanzien zijn niets te rade. Maar integendeel: waarnemend dat mij het evangelie van de voorhuid is toevertrouwd, zoals Petrus van de besnijdenis, want Die in Petrus tot in afvaardiging van de besnijdenis werkt, werkt ook in mij tot in de natiën, en de genade kennend die mij gegeven wordt, gaven Jakobus en Kefas en Johannes, die steunpilaren schijnen te zijn, mij en Barnabas de rechterhanden van gemeenschap, opdat wij inderdaad gaan tot in de natiën, maar zij tot in de besnijdenis"
(Gal. 2:6-9)

Petrus, Jakobus, Johannes en Paulus zijn de belangrijkste beredenerende schrijvers van de Griekse Schrift, gewoonlijk het Nieuwe Testament genoemd. Paulus schreef meer dan een kwart van de Griekse Schrift; en als verwijzing beperkt kan worden tot de leerstellige brieven, dan overstijgt hij gemakkelijk alle anderen in volume. Wanneer nu deze vier vooraanstaande instrumenten van de Heer er mee instemmen dat ze verschillen in hun werkgebieden, dan is het hoog tijd dat we gehoor geven, omdat die instemming te danken was aan een wederzijdse erkenning van een onderscheiden goddelijk voorzienigheid voor elke groep. Deze onderscheidenheid van goddelijke voorzienigheid heeft maar weinig van doen met de bruid- en lichaamvraag.

De echtgenote van de Hebreeuwse Schrift

Het beeld van de huwelijks- en gehuwde relaties als vertegenwoordiging van de geestelijke eenheid van God met Zijn volk is er niet een die beperkt is tot de Griekse heilige Schrift; ze is zeer uitgesproken aanwezig in de Hebreeuwse Schrift. Maar voordat we een onderzoek van de Schrift beginnen zal het op z'n plaats zijn te kijken naar de Hebreeuwse verlovings- en huwelijksgewoonten, opdat we mogen weten wat wordt bedoeld wanneer bepaalde uitdrukkingen worden gebruikt. Als we er niet in slagen onszelf te informeren, dan zullen we onbewust proberen de beelden te buigen om ze gepast te maken bij onze Westerse ideeën en gewoonten die bij het huwelijk behoren.

De gewoonten van Oosterse mensen, en van de Hebreeën in het bijzonder, verschillen over het algemeen van de onze met betrekking tot de voorbereidingen van het huwelijk, alsook van de ceremonieën die aan het ritueel zelf vooraf gaan.

De keuze van de bruid werd niet opgelegd aan de bruidegom, maar aan iemand van zijn verwanten, of aan een vriend die voor dit doel was gekozen. Izaäk ging niet zelf zoeken naar een bruid, maar Abraham zond zijn vertrouwde toezichthouder Eliëzer; en dat verhaal draagt niet in een klein deel bij aan de charme van ons verslag over het patriarchale leven (Gen. 24). Hagar koos een vrouw voor Ishmaël (En hij verblijft in de wildernis van Paran. En zijn moeder neemt voor hem een vrouw uit het land Egypte. Gen. 21:21). Izaäk stuurde Jakob bij in zijn keuze (En Izaäk roept Jakob en hij zegent hem. En hij draagt hem op, tot hem zeggend: "Jij zal niet een vrouw nemen uit de dochters van Kanaän. Gen. 28:1). Juda selecteerde een vrouw voor Er (En Juda neemt een vrouw voor Er, zijn eerstgeborene, en haar naam is Tamar. Gen. 38:6).

De zoon was niet noodzakelijkerwijs ongeïnteresseerd noch zelfs zonder stem in de zaak, want ouders deden voorstellen in het geval van hun zonen in het huwelijk van Shechem (4 En Shechem spreekt tot Hamor, zijn vader, zeggend: "Neem voor mij dit meisje als vrouw"... 8 En Hamor spreekt met hen, zeggend: "De ziel van Shechem, mijn zoon, is verbonden met jullie dochter. Geef haar alstublieft aan hem als vrouw .... Gen. 34:4,8) en Samson (Richt. 14:1-10). Gewoonlijk kwam het voorstel van de familie of vertegenwoordiger van de bruidegom in spé, maar wanneer er verschillen in rang waren werd de bruid meestal aangeboden door de vader van het meisje, zoals door Jethro aan Mozes (En Mozes stemde in om bij de man te blijven. En hij geeft Zippora, zijn dochter, aan Mozes. Exo. 2:21), door Kaleb aan Otniël (En Otniël, zoon van Kenaz, broer van Kaleb, neemt haar in en hij geeft hem Achsah, zijn dochter, tot vrouw. Joz. 15:17) en door Saul aan David (En David staat op, hij en zijn stervelingen, en hij slaat onder de Filistijnen tweehonderd mannen. En David brengt hun voorhuiden en men geeft ze volledig aan de koning, om schoonzoon van de koning te worden. En Saul geeft Michal, zijn dochter, aan hem tot vrouw. 1 Sam. 18:27).

Na de keuze van de bruid kwam de verloving, die zo formeel en zo publiek was dat ze meer leek op onze Amerikaanse trouwerij, hoewel sporen van zulke verlovingen in sommige Europese landen nog steeds bestaan. Deze onderneming werd gedaan door een vriend of wettelijk vertegenwoordiger aan de kant van de bruidegom en door de ouders van de kant van de bruid. De ceremonie werd bevestigd door eden en begeleid met geschenken aan de bruid, hoewel geen van de contracterende partijen aanwezig was.

Onmiddellijk na de verloving verloor een vrouw alle recht op haar eigen eigendommen en kwamen die terecht bij haar aanstaande echtgenoot; met andere woorden, alle wettelijke verplichtingen die ooit door de bruid of bruidegom waren aangegaan werden nu aangegaan bij de verloving. En met onze westerse gedachten aan huwelijk gebeurt dat bij het huwelijk, maar niet in Schriftuurlijke termen. En ontrouw aan de kant van de bruid tussen de tijd van de verloving en voltrekking van het huwelijk was op dezelfde wijze strafbaar als ontrouw na de voltrekking van het huwelijk (23 Wanneer er een meisje is, een maagd, verloofd met een man, en een man vindt haar in de stad en hij ligt bij haar, 24 dan breng jij ze beide naar de poort van deze stad en jij stenigt hen met stenen en zij sterven; het meisje vanwege het feit dat zij niet in de stad schreeuwde en de man vanwege het feit dat hij de vrouw van zijn naaste vernederde. En jij roeit het kwaad uit uit jouw midden. Deut. 22:23,24).

Tussen de verloving en het huwelijk verliep een tussenperiode, variërend van een paar dagen in de patriarchale periode ( En haar broer zegt, en haar moeder: "Het meisje zal enige dagen, of tien, bij ons blijven. Daarna zal zij gaan." Gen. 24:55) tot een vol jaar voor maagden en een maand voor weduwen in latere tijden. Tijdens dit seizoen werden alle communicaties tussen de bruid en de bruidegom uitgevoerd door middel van een vriend die "de vriend van de bruidegom" werd genoemd.

En wat het huwelijk zelf betrof, het was absoluut gespeend van een religieuze ceremonie, maar bestond uit het brengen van de bruid van het huis van haar vader naar dat van de bruidegom en van hun worden tot één vlees (Daarom verlaat een man zijn vader en zijn moeder en kleeft aan in zijn vrouw, en zij zijn tot één vlees. Gen. 2:24; en Hij dit zei: 'Wegens dit zal een mens de vader en de moeder verlaten en zal samengevoegd worden aan zijn vrouw en de twee zullen tot in één vlees zijn' Matt. 19:5; Of hebben jullie niet waargenomen dat wie zich hecht aan de ontuchtige vrouw, één lichaam met haar is? Want Hij zegt met nadruk: de twee zullen tot één vlees zijn. 1 Kor. 6:16).

De bruidegom versierde zichzelf voor de gelegenheid door een feestelijke jas aan te trekken en zijn naar parfum ruikend hoofd te omhullen met een ornamentele tulband en een kroon van goud, zilver, rozen, mirte of olijf, al naar gelang zijn omstandigheden. De bruid bereidde zich op de gebeurtenis voor door een bad te nemen (Was je en wrijf je in en doe je kleding aan en ga af naar de dorsvloer. Het moet niet zo zijn dat jij je bekend maakt aan de man, voordat hij klaar is met eten en drinken. Ruth 3:3; En het is ook zo dat zij zonden om stervelingen die van ver komen, aan wie een boodschapper was gezonden. En zie!, zij kwamen voor wie jij je waste, jouw ogen met potlood kleurde en jij je sieraad aandeed. Eze. 23:40) en door, naast de gebruikelijke kledingstukken, een wijde lichtgewicht overjas aan te trekken, een sluier, die niet alleen het gezicht bedekte, maar ook de hele persoon (En zij zegt tot de dienstknecht: "Wie is deze man die in het veld gaat om ons te ontmoeten?" En de dienstknecht zegt: "Hij is mijn heer." En zij neemt haar sluier en zij bedekt zich Gen. 24:65), een gordel en op haar hoofd een kroontje of kransje. Niet ongelijk aan bruidsgewoonten in de meeste landen, droegen de Hebreeuwse meisjes wit, soms geborduurd met gouden draden (13 Volkomen heerlijk is de dochter van de koning als ze binnen is. Haar kleding is met goud geborduurd. 14 In geborduurde jurken wordt ze voor de koning gebracht. Maagden, haar metgezellen, zijn achter haar, worden naar u gebracht. Psa. 45:13,14), en waren ze besprenkeld met aromatische producten van de kunsten van de apotheker (Al uw kleding is van mirre en aloë en kassia. Uit ivoren paleizen maken luiten u blij. Psa. 45:8). Ze was overladen met juwelen (Verhef jouw ogen rondom en zie! Zij allen zijn bijeen gekomen; zij komen tot jou! Ik leef, zegt JAHWEH. Ja, allen zijn als een versiersel dat je om doet. En jij zal ze aanbinden, als een bruid. Jes. 49:18; Ik zal mij zeer verheugen in JAHWEH, mijn ziel zal jubelen in mijn Elohim, want Hij kleedt mij met kledingstukken van redding, Hij omwikkelt mij met een mantel van rechtvaardigheid, zoals een bruidegom zich mooi maakt als een priester, zoals een bruid zich versiert met haar uitrusting. 61:10; En ik nam de heilige stad waar, nieuw Jeruzalem, neerdalend vanuit de hemel vanaf God, gereed gemaakt zijnde zoals een bruid versierd is voor haar man. Openb. 21:2), net zo kostbaar als het paste bij haar status.

Er werd een uur vastgesteld, gewoonlijk laat op de avond, en de bruidegom verliet zijn eigen huis, bijgestaan door de "zonen van de bruidskamer"(Matt. 9:15), vooraf gegaan door een groep van instrumentele of vocale muzikanten (Waarom verborg je jezelf om te vluchten en steel je van mij? Waarom vertel je het mij niet, zodat ik jou kan wegzenden in blijdschap en met liederen met de tamboerijn en de harp? Gen.31:27; En Ik zal uit de steden van Juda en uit de straten van Jeruzalem het geluid van uitgelatenheid uitroeien en het geluid van vreugde, de stem van de bruidegom en de stem van de bruid, want het land zal tot verlatenheid worden. Jer.7:34; Want zo zegt JAHWEH van menigten, Elohim van Israel: Zie!, Ik roei deze plaats uit voor jullie ogen en in jullie dagen het geluid van uitgelatenheid en het geluid van blijdschap, de stem van de bruidegom en de stem van de bruid. 16:9; 1 Macc.9:39) en vergezeld door andere personen die toortsen droegen (2 Esdr.10:2; En Ik vernietig uit hen het geluid van uitgelatenheid en het geluid van vreugde, de stem van de bruidegom en de stem van de bruid en het geluid van molenstenen en het licht van de lamp. Jer.25:10; en het licht van een lamp zal in jou niet meer verschijnen, en de stem van een bruidegom en van een bruid zal in jou niet meer gehoord worden. Want jouw kooplieden waren de magnaten van de aarde, want in jouw toverij dwaalden alle natiën." Openb.18:23).

De bruid wachtte met haar bruidsmeisjes in de tussentijd met spanning op de komst van de bruidegom, die, na het huis van de bruid bereikt te hebben, haar en heel het gezelschap leidde naar de verblijfplaats die voor de twee was voorbereid. Op deze terugreis werd de vrolijke groep opgewacht en vergroot door een comité van vrienden van de bruid en de bruidegom, die bestond uit tien maagden met lampen. De bewoners van de straten die doorgelopen werden werden aangetrokken door de vrolijke geluiden en drongen naar buiten om te kijken en hun respect te betuigen (Trek uit en zie, dochters van Zion, koning Salomo, met de kroon waarmee zijn moeder hem kroonde in de dag van zijn bruiloft en in de dag van het verheugen van zijn hart! Hooglied 3:11).

Bij het huis van de bruidegom was al een feest aangericht, waar vrienden en buren voor waren uitgenodigd (En Laban verzamelt alle stervelingen van de plaats en hij maakt een feest. Gen. 29:22; Matt. 22:1-10); "Wanneer jij ook maar door iemand geroepen zal worden voor huwelijksfestiviteiten, zal jij toch niet neerleunen op de voorste aanligplaats, opdat niet een meer in ere gehoudene dan jij een door hem geroepene zal zijn Luc. 14:8; En ook Jezus en Zijn leerlingen werden tot de bruiloft geroepen. Joh. 2:2). Deze feestelijkheden duurden een week (Vervul de week van deze en wij zullen jou bovendien deze geven voor de dienst die jij bij mijn zal dienen, nog zeven andere jaren. Gen. 29:27). De gastheer voorzag zijn gasten van passende kleding, zodat er geen onaangenaam verschil zou zijn tussen de armere gasten en zij die beter af waren.

Pas wanneer de bruid in haar nieuwe huis was aangekomen begon de bruidegom rechtstreeks met haar te communiceren. De vriend van de bruidegom, die als tussenpersoon had gediend, had nu zijn vreugde "vervuld" of beëindig bij het horen van de stem van de bruidegom in gesprek met zijn bruid. Zijn werk was gedaan.

De ceremoniële kenmerken van het huwelijk eindigden met het leiden van de bruid naar de bruidskamer, waar een bruiloftsbaldakijn was, die chuppah werd genoemd (en hij gaat uit als een bruidegom uit zijn gewelf. Hij is uitgelaten als een krachtig man, om het pad te lopen. Psa. 19:5; dan schept JAHWEH over heel de plek van de berg van Zion en over haar bijeenkomst een wolk bij dag, en rook, en helderheid van vlammend vuur bij nacht, want over alle heerlijkheid is een bedekking. Jes. 4:5; Breng het volk bijeen! Heilig de vergadering! Kom bijeen, oudsten! Verzamel de kinderen en de zuigelingen aan de borst! De bruidegom zal uit gaan van zijn kamer en de bruid van onder haar gewelf. Joël 2:16). Een verwant van de bruid en een verwant van de bruidegom, samen de bruidsgetuigen genoemd, paramymfen, of in het Hebreeuws shoshibenim, werden gewoonlijk op de dag van het huwelijk uitgekozen om de bijzondere huwelijksbelangen te vertegenwoordigen, zoals die vastzaten of opkwamen bij het onderwerp dat in 15 En herinner je dat jij dienaar werd in het land van Egypte en JAHWEH, jouw Elohim, jou vrij kocht. Daarom draag ik jou vandaag dit woord op. 16 Maar gebeurt het dat hij tot jou zegt: Ik zal niet bij jou weggaan, omdat hij van jou en jouw huishouding houdt, omdat het voor hem goed was bij jou, 17 dan neem jij de priem en jij doet hem in zijn oor en in de deur, en hij wordt jou tot dienaar voor de aion, en zo zal jij ook doen met jouw dienares. 18 Het zal niet zwaar zijn in jouw ogen, wanneer jij hem vrij wegzendt van bij jou, want hij was dubbel de huur van een gehuurde waard toen hij jou zes jaren diende. En JAHWEH, jouw Elohim, zegent jou bij alles wat jij zal doen. 19 Al het mannelijke eerstgeborene dat in jouw kudde en in jouw schaapskudde geboren wordt, zal jij heiligen voor JAHWEH, jouw Elohim. Jij zal niet werken met de eerstgeborene van jouw stier en jij zal de eerstgeborene van jouw schaapskudde niet scheren. 20 Voor het aangezicht van JAHWEH, jouw Elohim, zal jij het jaar na jaar eten in de plaats die JAHWEH zal kiezen, jij en jouw huishouding. 21 En wanneer er in daarin een fout zit, lam of blind, iets van een erge fout, zal jij hem niet offeren aan JAHWEH, jouw Elohim. Deuteronomium 22:15-21 werd opgemerkt.

Zo was het Joodse huwelijk. En zo is de basis van de allegorische en typische zinspelingen op het huwelijk in de heilige Schrift.

Maar er is nog een ander belangrijk punt dat ons zakelijke westerse denken zal helpen de beelden van het Joodse huwelijk te begrijpen. Het is het feit dat in de Oriënt het een overheersend beeld is aan de koning van een land te denken als de echtgenoot van zijn volk en naar zijn bestijgen van de troon op te zien als een huwelijksvoltrekking. Dit idee bestond nog steeds in Europa in de Middeleeuwen, en sporen er van zijn nog steeds te vinden in die Europese landen waar koningen of andere overerfelijke heersers zijn. In het denken van ons die opgegroeid zijn onder een republikeinse vorm van regeren [Robison was een Amerikaan] vindt de gedachte geen enkele waarderende reactie. We hebben er gewoon geen sympathiek begrip voor, maar ons gebrek aan sympathie zou ons denken niet moeten afsluiten voor de feiten. En de feiten zijn niet alleen dat dit een figuurlijk ambt van koningen in oostelijke landen was, en nog steeds is, maar dat dit een van de verhoudingen was die bestond tussen JAHWEH en Zijn volk Israel, van wie Hij Koning was. De analogie is echt niet gespannen, want een ware echtgenoot houdt van, versiert, beschermt, zorgt voor zijn vrouw ne voorziet haar alles wat ze nodig heeft. En een koning doet al deze dingen voor zijn volk.

Zij die romance op prijs stellen zullen al de elementen er van vinden in het liefdesverhaal van God voor Zijn volk. Daar is het warme hof maken - ook al is dat via een tussenpersoon, zoals in de Oriëntaalse gewoonte; de waarderende reactie van de bruid, de machtige daden van dapperheid, voor haar gedaan door de Liefhebber/Echtgenoot, het vruchtbare huis dat voor haar werd bereid; de schaduwzijde, de grote driehoek; de laagheid; trouweloosheid; zacht medeleven; foutloze zachtmoedigheid; dartelheid met vreemde liefhebbers, totdat de naam van de echtgenoot door het stof gehaald is; tuchtigende scheidingen, en dan scheiding; het opnieuw het hof maken; het bittere versmaden en openlijk ter schande stellen, alsof Hij de zondaar zou zijn en niet zij; het honen van haar onafhankelijkheid door publiek schandaal; haar complete vernedering, bekering, vergeving; grootmoedig vergeten; onvermoeibare trouw; blijvend begrip; het blije leven er na, het is er allemaal.

Indien de precieze feiten van het verhaal ontdaan zouden worden van hun hemelse en bovennatuurlijke elementen, ontdaan van hun Arische kenmerken en gezet zouden worden in een Anglo-Saksische of Amerikaanse setting, dan zou er een roman zijn met een kracht die tot op heden niet geëvenaard zou zijn. Het zou een soort "Getemde feeks" zijn en "As you like it" zijn, samengevoegd in één. We zouden aangetrokken worden door de charme van de eerst flauwe trillingen van de liefde, ons verheugen bij het kennelijk blije einde; er zouden rillingen over onze rug lopen bij het zien afnemen van de aanhankelijkheid van de vrouw, geschokt en walgend van haar firten met hen die niet zozeer haar als wel de oneer van haar man zoeken; onze ogen zouden nat van tranen worden en met diepe zuchten sluiten; onze kelen zouden verstopt raken met verdriet, slikken door nieuwe hoop en opnieuw opdrogen als die uitblijft en sterft; bewondering zou opwellen voor de onversaagde, geduldige, maar sterke en wijze liefhebber; en tranen van echte vreugde zouden langs onze wangen lopen terwijl we de boetedoening zouden zien, de zoete eendracht, het onbezoedelde einde dat geen einde kent. Onze harten zouden door dit alles gegrepen worden, want geen verhaal is het papier waard waar het op is geschreven dat alleen het zenuwsysteem schokt en het hart onbewogen achter laat. Zo zou dit verhaal zijn als het slechts tot een menselijk verhaal zou worden gemaakt. Maar wie zou het verlagen van het goddelijk drama dat het is?

Kijkend naar de profetieën

Feitelijke huwelijksrelaties tussen JAHWEH en Zijn volk worden niet met specifieke termen genoemd tot de profeten worden bereikt, maar verscheiden zinspelingen naar het beeld worden gemaakt vanaf de tijd van Egypte. In de geestelijke eenheid van God met Israel vervulde Mozes het ambt van "vriend van de bruidegom," die de bruid uitleidde (En Mozes komt en hij roept om de ouden van het volk en hij plaatst voor hun aangezicht al deze woorden die JAHWEH hem opdroeg. Exo. 19:7), terwijl JAHWEH als de Bruidegom Zijn verloofde ontmoette bij de berg Sinaï ( Elohim, bij Uw uitgaan voor het aangezicht van Uw volk, bij Uw marcheren in de wildernis, sela, Psa. 68:7) en daar met haar werd verbonden (En Ik spreidde Mijn zoom over jou uit en Ik bedekte jouw naaktheid. En Ik zwoer tot jou en Ik ging met jou een verbond aan, is de verzekering van mijn Heer JAHWEH, en jij werd van Mij. Eze. 16:8), toen Hij de troon besteeg, eerst op de vurige en rokende berg (13 En op het gebergte van Sinaï daalde U neer, om met hen vanuit de hemelen te spreken. En U gaf aan hen oprechte oordelen en ware wetten, inzettingen en goede opdrachten. 14 En U maakte hen Uw heilige sabbat bekend, en U droeg hen door de hand van Mozes, Uw dienaar, opdrachten en inzettingen en de wet op. 15 En U gaf hen brood uit de hemelen voor hun honger en en U bracht voor hen water voort uit de rots voor hun dorst. En U zei tot hen binnen te gaan om het land te bezitten, waarover U Uw hand optilde om het hen te geven. Neh. 9:13-15) en later tussen de cherubs in het meest heilige van de tabernakel (En het volk stuurt naar Shiloh en zij dragen van daar de kist van het verbond van JAHWEH van menigten, de verblijfplaats van de Cherubim. En daar zijn twee zonen van Eli, met de kist van het verbond van de Elohim, Hofni en Finehas. 1 Sam.4:4; Merk het geluid van mijn smeken op, mijn Koning en mijn Elohim, want tot U bid ik. Psa.5:2; JAHWEH is Koning van de aion en toekomst. De natiën vergaan uit Zijn land 10:16; 6 Psalmzing voor Elohim, psalmzing! Psalmzing voor onze Koning, psalmzing! 7 Want Elohim is Koning over heel het land. Psalmzing voor Elohim met verstand! 47:6,7; Maar Elohim is mijn Koning van oudsher, Die reddingen bedenkt, midden in het land. 74:12; Want van JAHWEH is ons schild en van de heilige van Israel is onze koning. 89:18; En ik zeg: Wee mij, dat ik stil ben, want ik ben een man met onreine lippen, ik verblijf te midden van een volk van onreine lippen, want mijn ogen zagen de koning, JAHWEH van menigten. Jes. 6:5; Want JAHWEH is onze Rechter. JAHWEH is het Die onze inzettingen maakt. JAHWEH is onze Koning. Hij zal ons redden. 33:22; Ik ben JAHWEH, jullie Heilige, Schepper van Israel, jullie Koning. 43:15; En JAHWEH Elohim is waarheid, Hij is de levende Elohim en Koning van de aion. Voor Zijn toorn beeft het land en de natiën verdragen Zijn dreiging niet. Jer.10:10; Ik leef, is de verzekering van de Koning. JAHWEH van menigten is Zijn Naam. Want zo zeker als Tabor in de bergen is en zoals de Carmel bij de zee, zo zal Hij komen. 46:18; enz.).

Het verbond dat plechtig werd gesloten tijdens dat ontzagwekkende tribunaal, is in latere dagen verbonden met JAHWEH's trouwen van Zijn volk:

"niet zoals het verbond dat Ik sneed met hun vaders in de dag dat Ik Mij vasthield aan hun hand bij het hen uitbrengen uit het land van Egypte, Mijn verbond dat zij teniet deden, terwijl Ik hen bezat, is de verzekering van JAHWEH"
(Jer. 31:32)

Het heiligen van het hele volk bij de Sinaï was de formele verloving, die, zoals eerder te zien was, de enige ceremonie was die in het Oosten verbonden was met het huwelijk. Mozes, als de tussenpersoon, werd verteld wat hij tot het volk moest zeggen.

"3 En Mozes klom op naar de Elohim. En JAHWEH roept tot hem van de berg, zeggend: "Zo zul jij zeggen tot het huis van Jakob en jij zal vertellen aan de zonen van Israel:
4 'Jullie zagen wat Ik deed aan de Egyptenaren. En Ik draag jullie op vleugels van gieren en Ik breng jullie bij Mij.
5 En nu, indien jullie zullen luisteren naar Mijn stem en jullie Mijn verbond onderhouden, dan worden jullie van Mij, bijzonder onder alle volken, want al het land is van Mij. [Deut. 4:20]
6 En jullie zullen voor Mij worden tot een koninkrijk van priesters en een heilige natie.' Dit zijn de woorden die jij zal spreken tot de zonen van Israel."
7 En Mozes komt en hij roept om de ouden van het volk en hij plaatst voor hun aangezicht al deze woorden die JAHWEH hem opdroeg.
8 En heel het volk antwoordt samen, en zij zeggen: "Al wat JAHWEH spreekt zullen wij doen." En Mozes brengt de woorden van het volk terug bij JAHWEH."

(Jer. 19:3-8)

Maar Israels bruidsschoonheid werd besmeurd door laster tegen haar God en Koning, want terwijl Mozes op de berg verbleef voor instructies van de Heer, richtte het trouweloze volk een beeld op van de Egyptische [stier-]god Apis en schreef aan hem hun verlossing van het land van de slavernij toe in plaats van aan JAHWEH (En hij neemt ze uit hun hand en hij vormt ze met een griffel en maakt er een gesmolten kalf van. En zij zeggen: "Deze zijn jouw elohim, Israel, die jullie uit het land van Egypte brachten." Exo. 32:4).

In feite was Israel niet alleen trouweloos tijdens de verlovingsceremonieën, maar de tekenen van haar maagdelijkheid ontbraken. Ze was al een hoererende vrouw toen JAHWEH haar trouwde, zoals werd geïllustreerd door Hosea's huwelijk met een vrouw van gelijke faam (Hosea 1:2). De gekozenen "waren weerspannig bij de zee, de Zee van het Zeegras" (Psa. 106:7; 10 En Farao kwam naderbij en de zonen van Israel slaan hun ogen op, en zie!, Egyptenaren die achter hen aan reizen! En zij zijn buitengewoon bang en de zonen van Israel roepen tot JAHWEH. 11 En zij zeggen tot Mozes: "Is er geen gebrek aan graven in Egypte? Jij nam ons mee om te sterven in de wildernis! Waarom deed jij ons dit aan door ons uit te leiden uit Egypte? 12 Is dit niet het woord dat wij in Egypte tot jou spraken, zeggend: 'Laat ons met rust, en wij zullen de Egyptenaren dienen!' Want het is beter voor ons de Egyptenaren te dienen dan dat wij sterven in de wildernis." Exo. 14:10-12). Dan - en God is altijd zo goed -, om kwaad te overwinnen met goed, staat JAHWEH op met macht en bedot de achtervolgende horden met een wolk. Maar de zee dan, die in de weg ligt? Dat is niets. Hij splijt ze, leidt het gekozen volk er door, sluit de wond en de Rode Zee ziet er van de ene kust uit als bloed, maar van de andere zijde als een zee van heerlijkheid. De stenen schreeuwen het uit in een bijvalsbetuiging bij de daad. De stenen harten van Israel smelten in trillende harten van dankbaarheid en lofprijzing barst uit van hun lippen in een lied.

"En zij geloofden in Zijn woorden; zij zongen Hem lof."
(Psalm 106:12)

"Dan zingt Mozes met de zonen van Israel dit lied en zij spreken, zeggend: "Ik zal zingen tot JAHWEH, want Hij is zeer verheven. Het paard en zijn ruiter wierp Hij in de zee. JAH is mijn kracht en melodie, en Hij wordt voor mij tot redding, deze is mijn El. En ik zal Hem vereren. Hij is de Elohim van mijn vader en Ik zal Hem verhogen!"
(Exo. 15:1,2)

Maar een trieste, trieste geschiedenis van een hard volk wordt samengeperst in deze woorden:

"Zij waren snel om Zijn werken te vergeten, ze bleven niet wachten op Zijn raad."
(Psalm 106:13)

Die kleine uitbarsting van reageren, hoe kort die ook was, was een zachte plek, terugkijkend naar waar de ogen van de Heer altijd naar zouden uitzien in de komende eeuwen.

"Zo zegt JAHWEH! Ik herinner me van jou de vriendelijkheid van je jeugd, de liefde van jouw bruidstijd, achter Mij gaande in de wildernis, in een land dat niet bezaaid is."
(Jer. 2:2)

Dat kleine beetje liefde wordt de basis voor een profetie van Israels grotere en langer durende lofzang, wanneer grotere wonderen dan die in Egypte worden gedaan, en ...

"En zij zal daar antwoorden als in de dagen van haar jeugd en als in de dag dat zij uit het land van Egypte kwam."
(Hosea 2:15)

Ook de profeet Ezechiël werd door de Heer gebruikt om de loop van Israel te herzien zoals die door huwelijksrelaties werd uitgebeeld. En het moet in gedachten worden gehouden dat deze relaties niet fysiek maar geestelijk zijn. Het huwelijk van Israel met JAHWEH betekende hun geestelijke eenheid met Hem, niet van verstrooide individuen, maar van de natie. De verloving was een verbondsbelofte door Israel om geen god of goden te hebben dan JAHWEH. Hun ogen en oren zouden alleen op Hem gericht zijn, en, bovenal, zou er geen eenheid van denken en hart zijn met andere goden of voorwerpen van aanbidding. Zoiets zou een inbreuk zijn op het huwelijk. Aan de andere kant zou JAHWEH voorzien in hun behoeften en dat grenzenloos, zoals het een onvergelijkbare Koning past te doen. Hij zou hen liefhebben, koesteren en hen beschermen met alle krachten van Zijn Almacht. Haar eigendomsclaims - die zij oorspronkelijk van hem in een andere hoedanigheid hadden verkregen - gingen met haar mee, zodat we de uitspraak hebben:

"En het land zal niet voor altijd verkocht worden, omdat het van Mij is, want jullie zijn bijwoners en gasten bij Mij."
(Lev. 25:23)

Alleen de terugblik van een ogenblik zal het feit vaststellen dat er in dit huwelijk nooit enige voleinding was. Er was nooit enige nationale geestelijke eenheid tussen het volk een hun Echtgenoot-Koning. De tekenen van hun nationale maagdelijkheid ontbraken altijd (Daarom, zo zegt JAHWEH, Elohim van Israel, over de herders die Mijn volk weiden: Jullie, jullie verstrooien Mijn volk en jullie verdrijven hen en jullie letten niet op hen! Zie!, Ik let op jullie kwade daden, is de verzekering van JAHWEH. 3 En Ik, Ik zal het overblijfsel van Mijn kudde bijeenbrengen uit alle landen waarheen Ik hen verdreef. En Ik herstel hen in hun woonplaats, en zij zijn vruchtbaar en zij nemen toe. 4 En Ik stel over hen herders aan en zij weiden hen. En zij zullen niet langer bang zijn en zij zullen niet ontmoedigd worden en zij zullen niet gemist worden, is de verzekering van JAHWEH. Jer. 23:2-4). Maar JAHWEH deed Zijn deel. Hij nam hem mee in hun beloofde en voorziene thuis - het gehuwde land, Kanaän.

Maar om terug te keren naar de romantische en vernietigende smaadrede van Ezechiël (Eze. 16:1-63), En jij versierde je met goud en zilver en jouw kleding was van fijn linnen en zijde en borduursel; meel en honing en olie at jij en jij was buitengewoon, buitengewoon lieflijk. En jij was geschikt voor koningen. vers 13 geeft ons de sleutel tot de zeer metaforische taal van de terechtwijzing. Het onderwerp wordt daar getoond de loop van het koninkrijk te zijn waarover Jeruzalem het zichtbare hoofd zou zijn. Door het diep ongelukkige kind wordt de lage staat van de Joodse natie in haar oorsprong aangeduid; door het opgroeien van het kind tot de vorm van een vrouw, de toename en vermenigvuldiging van het volk, zoals die plaatsvond in Egypte; door haar verloving, het verbond dat God maakte met de Joden; door haar getooid en versierd zijn, haar tabernakeldienst, religieuze uitrusting, en wetten, waarmee vergeleken geen andere natie iets zo rechtvaardigs had (7 Want welke is de grote natie die een elohim zo dichtbij zich heeft als JAHWEH, onze Elohim, in al wat wij tot Hem geroepen hebben? 8 En welke is de grote natie die voor zich rechtvaardige verordeningen en oordelen heeft zoals heel deze wet, die ik vandaag voor jullie aangezichten geef. Deut. 4:7,8); door haar hoererij en overspel, het falen God te vertrouwen en de afval van Hem, en de vestiging van afgodische aanbidding met al haar gruwelijke rituelen; door haar hoererijen met de Egyptenaren (10 En ik ging binnen en ik keek, en zie!, er was ieder model van een bewegend dier en gruwelijk beest, en alle drekafgoden van het huis van Israel waren getekend op de zijmuur, rondom, rondom. ... 14 En Hij bracht mij naar de deur van de poort van JAHWEH die naar het noorden ziet. En zie!, daar zitten vrouwen die de Tammuz beweeklagen. Eze. 8:10,14; 7 En Ik zei tot hen: Ieder werpe de gruwelen weg uit zijn ogen en het moet niet zo zijn dat jullie je met de drekafgoden van Egypte verontreinigen. Ik ben JAHWEH, jullie Elohim. 8 Maar zij trotseerden Mij en zij wilden niet naar Mij luisteren. Ieder wierp niet de gruwelen van zijn ogen weg en de drekafgoden van Egypte verlieten zij niet. En Ik zei dat Ik Mijn woede over hen zou uitstorten, Mijn boosheid tegen hen brengend, midden in het land van Egypte. 20:7,8) en Assyriërs, de zondige en trouweloze verbonden die de Joden sloten met die natiën, en de inlijving van hun afgodische aanbidding met die van JAHWEH; door haar liefhebbers die tegen haar gebracht worden en haar naakt ontkleden, de aflevering van de Joden in de handen van de Egyptenaren (2 Kron. 12:2-9), Assyriérs (2 Kon. 18:9-16) en Chaldeeën (2 Kron. 36:17-21), die hen ontdeden van de rijkdommen en uitmuntendheden en tenslotte hen in gevangenschap leiden.

Dit zestiende hoofdstuk van Ezechiël bevat Gods manifesto tegen Zijn verfoeilijke volk. Waar zoveel afgoderij was moet er wel overspel, hoererij, prostituties, geilheid en wellust van iedere beschrijving zijn geweest, maar deze dingen waren bijprodukten. Het punt waarop we moeten letten is de afgoderij, het vreselijk gebrek aan geestelijke eenheid tussen het volk en JAHWEH. Hun harten waren ver van Hem.

Veel van de uitdrukkingen in deze en soortgelijke passages die we nu overdenken zijn onkies. Maar indien we slechts half zo overdreven kieskeurig waren over het voorkomen van een botsing met de wereld en haar geesten als we zijn over het voorkomen van sommige vormen van spraakgebruik die door de profeet gebruikt worden om geestelijke ontrouw uit te beelden, dan zouden we wonderbaarlijk devoot zijn. Bij alle gebeurtenissen, om maar niets te zeggen over het feit dat de metaforen goddelijk zijn gekozen, niet om ons te amuseren, maar om Jeruzalem haar gruwelen te leren kennen, hebben de beelden het voordeel dat ze algemeen begrepen worden. Daarover kan geen verschil van mening ontstaan.

JAHWEH's pleiten met Israel door Hosea

Meer dan honderd jaren voor Ezechiël als mond van de Heer zijn smaadrede had afgeleverd tegen de ontrouw van Juda en van zulke andere stammen als samengebald waren rond die familie, was Juda gewaarschuwd geworden door de dingen die Hosea aanklaagde tegen de noordelijke tien stammen, die Israel werden genoemd sinds de tijd van hun scheiding van Jeruzalem na de dood van Salomo. Onder het beeld van een vrouw die vals was bewezen tegen haar huwelijksbeloften en kinderen droeg die haar voorbeeld zouden volgen, vertegenwoordigt de profeet de schaamteloze afvalligheid van de tien stammen die God uitlokten hen te verstoten.

Informatie wordt zowel door aktie als door woorden overgebracht. De namen van de kinderen zijn alle zeer belangrijk:

  1. - Jezreël (God zal verstrooien of zaaien) is bedoeld om Israel te laten denken aan haar eigen onbekeerde schuld en aan de daden van wreedheid die begaan werden in haar paleis van Jezreël ( En het gebeurt na deze dingen. Er was een wijngaard van Naboth, de Jezreëliet, die in Jezreël is, naast het paleis van Achab, koning van Samaria. 1 Kon. 21:1), en ook om aan te geven dat een snelle verspreiding of zaaien van Israel spoedig plaats zou vinden (5 En de koning van Assyrië komt in tegen heel het land en hij komt op tegen Samaria en belegert het, drie jaren. 6 In het negende jaar van Hoshea nam de koning van Assyrië Samaria in en hij deporteert Israel naar Assyrië, en hij doet hen verblijven in Halah en in Habor, bij de stroom van Gozan, en in de steden van de Meden. 2 Kon. 17:5,6);
  2. - Lo-Ruhamah (niet mededogen verkregen hebbend, onbetreurd) gaf aan dat JAHWEH's voorraadkamer van mededogen voor de tien stammen uitgeput raakte (En zij werd opnieuw zwanger en zij baarde een dochter. En Hij zei tot hem: Noem haar naam Lo-Ruhamah, want Ik zal niet langer toevoegen aan Mijn mededogen over het huis van Israel, want Ik zal ze zeker wegvoeren. Hos. 1:6), hoewel er aan Juda nog mededogen zou worden getoond omwille van Jeruzalem (34 Want Ik bescherm deze stad, haar reddend omwille van Mijzelf en omwille van David, Mijn dienaar." 35 En het gebeurt in die nacht dat een boodschapper van JAHWEH uit gaat en hij slaat het kamp van Assyrië, honderd vijf en tachtig duizend. En zij staan vroeg in de morgen op en zie!, zij allen zijn lijken, doden. 2 Kon. 19:34,35).
  3. - Lo Ammi (niet Mijn volk) laat zien dat van dan af aan Israel niet Gods volk was, noch dat Hij hun God zou zijn ( En Hij zei: Noem zijn naam Lo-Ammi, want jullie zijn niet Mijn volk en Ik ben er niet voor jullie. Hos. 1:9). Maar de zachte belofte wordt toegevoegd dat op een bepaalde dag blijere omstandigheden zullen overheersen en dat God zal vervullen wat Hij lang tevoren had gezegd over het aantal van de kinderen van Israel (En het aantal van de zonen van Israel wordt als het zand van de zee dat niet gemeten of geteld kan worden. En het gebeurt dat in plaats van dat tot hen gezegd wordt: Jullie zijn niet Mijn volk, er tot hen gezegd zal worden: Zonen van El, de Levende. Hos. 1:10).

Vervolgens roept de profeet zijn volk op te spreken en te handelen zoals hoort bij hen die mededogen van God hebben verkregen en sterk op te staan tegen het gedrag van hun moeder Samaria, met wiens gevangenschap wordt gedreigd voor haar in de steek laten van God en haar toeschrijven van haar voorspoed aan afgoden (Hos. 2:1-5). Als een versterking van de deze bedreiging noemt de profeet een serie van verdrukkingen op die haar zullen overkomen om haar tot een bezinning over haar taak bij JAHWEH te brengen (Hos. 2:6-13). God betoont Zich een zachtmoedig Echtgenoot en niet een harde meester.

"Daarom, zie!, Ik lok haar weg
en Ik doe haar naar de wildernis gaan
en Ik spreek tot haar hart.
En Ik geef haar haar wijngaarden
en de vallei van Achor als een deur van verwachting.
En zij zal daar antwoorden als in de dagen van haar jeugd
en als in de dag dat zij uit het land van Egypte kwam.
En het gebeurt in die dag, is de verzekering van JAHWEH,
dat jij "Mijn man" zal roepen
en jij zal niet langer tot Mij "Mijn Bezitter" roepen.
En Ik neem de namen van de Baäls weg uit haar mond
en zij zullen niet langer bij hun naam herinnerd worden. "

(Hosea 2:14-17)

Na het opleggen van vele oordelen op Israel zou JAHWEH haar opnieuw herstellen. Hij zou met haar handelen zoals een zeer toegenegen echtgenoot zou doen met een ontrouwe vrouw. In plaats van haar een publiek voorbeeld te maken, zou Hij haar apart nemen, met haar praten en redeneren, haar op haar goed gedrag wijzen, beloven aan alles voorbij te gaan en alles vergeven als zij nu haar wegen zou willen aanpassen. In de tussentijd zou Hij haar voorzien van haar noodzakelijkheden en comforts. Zo zou Hij de deur van hoop voor haar openen om volledig met Hem verzoend te zijn. Zij zou zich verheugen zoals in het begin, het reagerende lied zingen zoals toen Hij haar voor het eerst bij de hand nam en zij de Zijne werd. Israel, de echtgenote, zal onder zulk een vertoon van vriendelijkheid uitroepen "Mijn Man!" en niet langer  "Mijn Bezitter!" mijn Heer, mijn Meester, een titel die meer vrees en bezorgdheid suggereert, en ook bijzonder ongepast is omdat die geprostitueerd is geworden met valse goden, baäls, heren.

Dan volgen meer kwistige beloften van goedgunstigheden die over haar uitgegoten zouden worden, als ze zich zou bekeren. Hij zou een overeenkomst tussen haar en de vogels, beesten en reptielen maken, zodat zij niet door hen beschadigd zou worden. Haar kuddes zouden niet vernietigd worden, noch haar oogsten verwoest. Ieder soort van oorlog zou voorkomen worden en zij zou veilig zijn van rovers en nachtelijk alarm, want Hij zou haar doen liggen in veiligheid.

"En Ik verloof jou met Mij voor de aion,
en Ik verloof jou met Mij in rechtvaardigheid
en in oordeel en in vriendelijkheid en met mededogen.
En Ik verloof jou met Mij in trouw,
en jij kent JAHWEH."

(Hosea 2:19,20)

De tijd zal komen wanneer de namen Jezreël, Lo-Ruhama en Lo-Ammi zullen ophouden ongunstig toegepast te worden op Israel. "Ik zeg tot Lo-Ammi: Jij bent Mijn volk. En hij, hij zal zeggen: Mijn Elohim!" (Hos. 2:23). Ik zal zeggen tot Niet Mijn volk: Mijn volk. De verwijzing is niet naar de heidenen, maar alleen naar dat volk dat het stigma van scheiding had, de disclaimer, dat niet nodig was te bevestigen op iemand anders dan zij die van God waren geweest. Deze beloften wachten duidelijk nog op hun vervulling.

Nogmaals wordt de profeet opgedragen zijn vrouw terug te nemen, voor wie hij als haar vriend en echtgenoot zijn aanhankelijkheid vasthield, ook al was bewezen dat ze ontrouw was. Hij moest een nieuw contract met haar aangaan en haar hoop geven op verzoening, nadat zij voor een tijd, zoals in een toestand van weduwschap, de oprechtheid van haar berouw zou bewijzen. Tijdens deze "vele dagen" moest hij haar geld geven en gerst om van te bestaan, opdat ze niet in de verleiding zou komen opnieuw ontrouw te worden.

Zo liet God de genadevolheid van de wijze zien waarin Hij de Joden zou herstellen van de Babylonische gevangenschap. Zouden zij Zijn geld en gerst aannemen en op Hem wachten als een natie, om tot hen te komen zoals Hij beloofde? Deden ze dat? (1 En JAHWEH zei tot mij: Ga nog een keer, hou van een vrouw die geliefd wordt door een naaste, en een overspeelster is, zoals JAHWEH de zonen van Israel liefheeft, ook al keren zij zich tot andere elohims en zij liefhebbers zijn van druivenkoeken. 2 En ik onderhandelde over haar voor mijzelf voor vijftien zilverstukken en een homer gerst en een lethech gerst. 3 En ik zei tot haar: Vele dagen zal jij bij mij verblijven; jij zal geen prostitutie bedrijven en jij zal niet van een man worden. En ook ben ik voor jou. 4 Want vele dagen zullen de zonen van Israel verblijven zonder koning en zonder leider en zonder offer en zonder monument en zonder efod en terafim. 5 Daarna zullen de zonen van Israel terugkeren en zij zullen JAHWEH zoeken, hun Elohim, en David, hun koning, en naar Zijn goedheid in het laatste van de dagen. Hos. 3:1-5).

Steeds weer wordt doorheen heel het boek Hosea het triest makende verhaal herhaald. Efraïm (het hoofd van de tien stammen, zoals Juda dat was van de twee) op haar koers was gedoemd verworpen te worden, maar met een onstuimig verlangen wordt met haar gepleit terug te keren.

"Hoe zal Ik jou opgeven, Efraïm,
zal Ik jou toewijzen, Israel?
Hoe zal Ik jou overgeven zoals Admah?
Zal Ik jou maken als Zeboïm?
Mijn hart keerde zich om in Mij.
Mijn vertroostingen zijn zeer vurig."

(Hosea 11:8)

Doorheen de profetie worden aan Juda zijdelings waarschuwingen gegeven. Israel was volkomen losbandig, Juda was dat niet. Daarom wordt ze opgeroepen haar integriteit te bewaren. Als Israel wil gaan naar wat eens Beth-el was, het huis van God, maar nu naar Beth-aven, het huis van ongerechtigheid, laat Juda hen dan niet imiteren (Hos. 4:15). Maar Juda was niet zonder onreinheid. Sprekend naar de wijze van de mensen scheen het recht en mededogen van God in verwarring over hoe te handelen met deze ontrouwe mensen, die toch wel, soms, een weinig goedheid hadden, ook al was het "als een ochtendwolk en als de vroege dauw" - snel voorbij gaand. Wanneer het recht op het punt stond hen te vernietigen voor hun ongerechtigheid, werd het, zogezegd, voorkomen door hun berouw en wroeging; wanneer mededogen op het punt stond haar beste zegeningen over hen uit te gieten als berouwvollen, werd dit voorkomen door grilligheid en terugval. Deze dingen brachten de rechtvaardige en vol van mededogen zijnde God uit te roepen:

"Wat zal Ik met jou doen, Efraïm?
Wat zal Ik met jou doen, Juda?"

(Hosea 6:4)

Het enige dat onder die omstandigheden gedaan kon worden was wat werd gedaan. JAHWEH verwijderde hen middels de profeten. Er werd tegen hen getuigd en ze werden getroffen door de meest plechtige en vreselijke bedreigingen. Hij gebruikte ieder middel en bracht iedere methode in actie om hen op de hoogte te brengen en hen te redden. Hij zond niet alleen de profeten, die rechtuit spraken, opriepen, waarschuwden en hen smeekten tot Hem terug te keren, maar aan hen werden ook goddelijke visioenen gegeven, die uitgesproken en geïnterpreteerd werden. Gelijkenissen en symbolen en metaforen en allegorieën werden benut om hun aandacht te krijgen en hen terug te brengen naar hun taak en belang (En Ik spreek tot de profeten en Ik doe het visioen toenemen en door de hand van de profeten gebruik Ik gelijkenissen. Hos. 12:10). Ja, zij overtraden het verbond, net als Adam, zondigend tegen licht en kennis zoals hij dat deed. Adam, in het Paradijs, overtrad het bevel en God wierp hem uit; Israel, in bezit van het Beloofde Land, overtrad Gods verbond en Hij wierp hen uit en zond hen in gevangenschap.

Zo kwam het dat Israel werd gescheiden, "Mijn Elohim zal hen verwerpen, want zij luisterden niet naar Hem en zij zullen als dwalers onder de natiën worden" (Hosea 9:17).

"Wanneer een man een vrouw neemt en hij bezit haar,
en het gebeurt
dat zij geen gunst vindt in zijn ogen
(omdat hij in haar de naaktheid van iets vindt),
dan schrijft hij voor haar een scheidbrief
en hij geeft die in haar hand
en hij zendt haar weg van zijn huis."

(Deut. 24:1)

Juda ook gescheiden

En hoe ging het nu met Juda, na het verschrikkelijke voorbeeld dat haar zuster Samaria, Efraïm, Israel overkwam? Het antwoord wordt uitvoerig en levendig gegeven door zowel Ezechiël als Jeremia.

Ezechiël laat het zien door de zusters Oholah (haar tent, dwz, haar eigen tent) en Oholibah (mijn tent is in haar (En hun namen waren Aholah, de oudste, en Aholibah, haar zus; en zij werden de Mijne. En zij baarden zonen en dochters en hun namen waren Samaria Aholah en Jeruzalem Aholibah. Eze. 23:4). Beide waren ze lange gewend aan de amoreuze omhelzingen van vreemdelingen (En zij pleegden prostitutie in Egypte; in hun jeugd pleegden zij prostitutie. Daar werden hun borsten gedrukt en daar gebruikte men de tepels van hun maagdelijkheid ... En haar prostituties uit Egypte is ze niet vergeten, want zij lagen met haar in haar jeugd en zij gebruikten de tepels van haar maagdelijkheid en zij goten hun prostitueren uit over haar. Eze. 23:3,8). En de sleutel voor de betekenis wordt ons gegeven in de woorden "En zij gaf haar prostituties aan hen, de uitgelezenen, zonen van Assyrië, aan allemaal, en aan allen op wie ze verzot was; met al haar drekafgoden werd ze verontreinigd" (Eze. 23:7).

Overspel is een breken van Israels belofte om alleen JAHWEH lief te hebben, te dienen, te aanbidden en te gehoorzamen, door een andere god lief te hebben, te dienen, te aanbidden en te gehoorzamen. Hoererij is een geven van liefde, dienstbetoon en gehoorzaamheid aan de heersers van omliggende landen voor huur, toename van macht, in aards slijk, in aardse status en verdiensten. De band met afgoden wordt helderder verstaan wanneer er aan wordt herinnerd dat de heidense monarchen van die dagen altijd rechtstreekse afstamming van Baäl claimden. Allen droegen ze de titel Zoon van de Zon (dwz. Baäl) en eisten en ontvingen aanbidding als goden.

Na het wegvoeren van de noordelijke tien stammen door Shalmanezer, vond een deel van het volk hun weg naar Egypte (Hos. 8:13; 9:3; Jer. 2:36), zoals ze lang daarvoor hun weg vonden naar de aanbidding van Apis, de kalf-god van Egypte; en anderen van de verbannelingen, nederig gemaakt door de gevangenschap in Assyrië, scheidden zich af en hingen rond bij Juda en vermengden zich daar geleidelijk mee, zodat na de Babylonische ballingschap alle onderscheid tussen Israel en Juda, als koninkrijken, verloren ging. Alles is Israel. De twaalf stammen waren allen vertegenwoordigd in Judea en ook in Galilea (Matt. 10:6; 15:24). Deze samenvoeging was al duidelijk in de tijd van de profetie van Jeremia (Jer. 2:4; 3:12).

Maar vóór het bijwonen in Babylon neemt de profeet Ezechiël de zaak tegen Juda en Jeruzalem ter hand, Jeruzalem Oholibah noemend omdat JAHWEH's tent daar nog was. Eerst verwijzend naar het oordeel dat over Samaria was gekomen, zegt hij:

"En haar zus Aholibah zag het
en zij verdierf haar minnaars nog meer dan zij,
en haar prostitueren werd erger dan het prostitueren van haar zus.

Daarom, Aholibah, zo zegt mijn Heer JAHWEH, zie!,
Ik wek jouw liefhebbers op tegen jou,
van wie jouw ziel werd weggekeerd,
en Ik breng ze tegen jou, van rondom,

deze dingen tegen jou doende,
omdat jij prostitutie begin met de natiën,
omdat jij verontreinigd bent door jouw drekafgoden.
Jij ging op de weg van jouw zus,
en Ik gaf haar beker in jouw hand.
Zo zegt mijn Heer JAHWEH:
De beker van jouw zus zal jij drinken, de diepe, de brede.
Ze zal tot belaching en tot spot worden,
toenemend in inhoud."

(Eze. 23:11,22,30-32)

Zo sprak op een zelfde wijze Jeremia, die in Jeruzalem profeteerde in dezelfde tijd dat Ezechiël vanuit Chaldea aan het profeteren was over Jeruzalem.

"6 En JAHWEH sprak tot mij in de dagen van Josia, de koning: Zie jij wat het terugvallende Israel doet? Ze gaat op iedere hoge berg en onder iedere bloeiende boom en begaat daar prostitutie.
7 En Ik zei: Nadat zij dit alles heeft gedaan zal zij tot Mij terugkeren, maar ze keerde niet terug en haar verraderlijke zuster Juda ziet het.
8 En Ik zie dat (in alle gevallen waarin het terugvallende Israel overspel beging) Ik haar weg zond. En Ik gaf haar een scheidingsrol. En haar verraderlijke zuster Juda vreesde niet en zij ging en beging prostitutie, ook zij.
9 En het gebeurde vanwege de lichtzinnigheid van haar prostitutie dat zij het land vervuilde en zij overspel pleegde met de steen en met het hout.
10 En zelfs in dit alles keerde haar verraderlijke zuster Juda niet met heel haar hart naar Mij terug, maar veeleer in valsheid, is de verzekering van JAHWEH.
11 En JAHWEH zei tot mij: Het terugvallende Israel toonde haar ziel rechtvaardig, meer dan het verraderlijke Juda."

(Jer. 3:6-11)

Dan volgen toespraken tot het volk van Juda en Jeruzalem, hen oproepend tot berouw en hervorming, opdat de te vrezen bezoeking waarmee zij gedreigd werden voorkomen kunnen worden. de profeten laten het oorlogsalarm klinken. En omdat verwoesting zeker is, tenzij berouw is getoond, is Nebukadnessar als een sterke leeuw te zien op zijn mars. De leugenprofeten die het volk hadden gevleid met hoop op vrede, proberen zich nu te excuseren en leggen, met niet te evenaren schaamteloosheid, de schuld voor de misleiding bij God.

Jeremia, als Gods mond, beklaagt de naderende verlatenheid van Jeruzalem in taal die verbazend energiek en bijzonder zacht is; pijnlijke vernauwing van het hartzakje wordt nu gevoeld: het hart zelf wordt krachtig aangedaan door onregelmatig slaan; een stroom van tranen, afgestemd door bitter weeklagen, volgt.

Maar aangezien Jeruzalem de plaats van Gods troon op aarde was, wordt heel het landschap en de lucht zwart met de gevreesde gedachten aan oordeel over de begunstigde stad. Een prachtige samenstelling van de meest opvallende en kwellende omstandigheden wordt gevormd tot een beeld van het land, geveegd met de bezem van verwoesting. De aarde schijnt klaar te zijn om terug te keren naar de chaos van weleer; iedere lichtstraal is uitgedoofd en opgevolgd door een vreselijke somberheid; de bergen beven; de heuvels schudden; alles is één vreselijke eenzaamheid, waar geen spoor van het menselijk ras te zien is. De vogels van de hemel, die geen voedsel meer vinden, vluchten. Vruchtbare plaatsen zijn tot een donkere en mistroostige verlatenheid geworden, en iedere stad is een puinhoop. Door de vreselijke somberheid breekt het smartelijk krijsen van Jeruzalem als van een vrouw op haar toppunt van foltering. Zion spreidde haar handen uit voor hulp, en er is noch hulp noch troost (Jer. 4).

Zo wordt aan Juda een acte van scheiding gegeven en worden ze uit het huis van de Heer gezonden. Zal de meest zachtmoedige van echtgenoten haar ooit terug nemen? Volgens de wet kan Hij dat niet (Wanneer een man een vrouw neemt en hij bezit haar, en het gebeurt dat zij geen gunst vindt in zijn ogen (omdat hij in haar de naaktheid van iets vindt), dan schrijft hij voor haar een scheidbrief en hij geeft die in haar hand en hij zendt haar weg van zijn huis. Deut. 24:1). Maar die instelling werd zonder twijfel in die zin gegeven opdat Gods eigen mededogen des te helderder zou schijnen in Zijn relatie met Israel.

JAHWEH kan en zal de vrouw terug nemen van wie Hij is gescheiden.

"Zeggend: Zie!, iemand zendt zijn vrouw weg. En zij gaat van hem weg
en wordt van een andere man. Zal hij opnieuw tot haar terugkeren?
Zou dat land niet zeer vervuild zijn?
En jij, jij begint prostitutie met vele naasten
en keert tot Mij terug, is de verzekering van JAHWEH"

(Jer. 3:1)

Maar zelfs na de vernederende gevangenschap in Babylon geloofden er slechts een paar God genoeg om terug te keren (De hele vergadering was één groep van twee en veertig duizend driehonderd en zestig. Ezra 2:64). Maar toch was de les van afgoderij geleerd. Nooit weer is Israel geneigd geweest meer dan de ene ware God te aanbidden. Maar welk nieuw gevaar dreigde er nu?
Het antwoord is: Religie.
Ze zullen zich nooit meer keren naar de amoureuze omhelzing van de vreemde liefhebber; maar dat is een negatieve deugd. God verlangt, als de Echtgenoot, er naar in Israel niet slechts een systeem van terughoudingen te zien, maar Hij wil bovenal dingen zien die zachte en gevoelige reacties zijn. "Maar het uur komt, en is nu, wanneer de waarachtige aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en ook in waarheid, want de Vader zoekt zulken die Hem aanbidden" (Joh. 4:23).

Religie, als een vastgesteld systeem van aanbidding, is altijd de meest onverbiddelijke tegenstander van geestelijk leven geweest. Filosofie, als een vastgesteld denksysteem, is altijd een vijand van de waarheid geweest. De Joden werden het meest punctuele religieuze volk op het oppervlak van de aarde, terwijl de Grieken tijdens dezelfde periode uitgroeiden tot het meest filosofische. Daarom was Gods boodschap van genade en vriendelijkheid door Zijn Zoon "voor Joden een valstrik en voor natiën een domheid" (1 Kor. 1:23).

Tussen de terugkeer uit de Babylonische gevangenschap en de eerste komst van onze Heer, ontstonden er onder de Joden verscheidene sekten en groepen van mannen die met elkaar wedijverden in hun toewijding aan religie, aan formele en rituele religie. Maar hoewel er enig individueel geestelijk leven was (Dan spreken zij die JAHWEH vrezen, een ieder met zijn naaste. En JAHWEH schenkt aandacht en hoort. En een herinneringsrol wordt geschreven voor Zijn aangezicht, voor die JAHWEH vrezen en voor die rekening houden met Zijn Naam. Mal. 3:16), waren de meesten van hen hard van hart en reageerden ze niet op de goddelijke liefde. In feite erkenden zij niet eens het feit van Zijn liefde.

"Ik hou van jullie, zegt JAHWEH,
en jullie zeiden: Waarin heeft U ons lief?"

(Mal. 1:2)

De Hebreeuwse Schrift sluit af met een herhaling van JAHWEH's uitnodiging aan Israel om naar Hem terug te keren en zo opnieuw de verhoudingen aan te gaan die ze eens hadden (Vanaf de dagen van jullie vaders onttrokken jullie je aan Mijn inzettingen en hielden jullie je er niet aan. Keer terug naar Mij en Ik zal naar jullie terugkeren, zegt JAHWEH van menigten. Maar jullie zeggen: Waarin zullen wij terugkeren? Mal. 3:7). Na de gevangenschap was er geen Koninklijke Aanwezigheid, het heerlijkheidslicht in het Heilige der Heiligen; er was geen ark van het verbond; er was geen wonderlijk vuur op het altaar in de hof. Maar er was een voorziening gemaakt voor hun onderhoud die afhing van hun herinvoering van koninklijke gruwelen voor de wereld. De vervreemde vrouw werd gezegd uit te zien naar de "vriend"die de aandacht zou vragen voor de komst van de Bruidegom.

"Zie! Ik zend tot jullie Elia, de profeet, vóór de komst van de grote en de gevreesde dag van JAHWEH. "
(Mal. 4:5)


Naar deel 2




© www.hetbestenieuws.nl