Erkenning van Universele Verzoening
Deel 2
door Ernest L.Martin - 1982
bewerkt door David Sielaff - 2002

Universele Redding begrepen door de Vroege Christenen

De waarheid dat een redding in Christus allen te wachten staat, was de hoofdboodschap van de Christenheid, zoals onthuld in het Nieuwe Testament. Maar wat dan met die mensen die volgden, na de dood van de apostelen? Handhaafden zij dit fundamentele doctrinale geloof? Het antwoord is een vastbesloten: JA! Onder meerdere belangrijke Christelijke geleerden en theologen tijdens de volgende vierhonderd jaren, werd universele redding publiekelijk verdedigd en onderwezen.

Let eerst eens op de opmerkingen van Irenaeus, de bisschop van Lyon (±130-200 n.Chr.).

"Waartoe Hij hem ook uit het Paradijs wegjoeg, en hem ver van de boom des levens verwijderde, ....maar omdat Hij medelijden met hem had[en niet verlangde], dat hij zou voortgaan met altijd een zondaar te zijn, noch dat de zonde die hem omringde onsterfelijk zou zijn, en kwaad onstopbaar en onoplosbaar. Maar Hij stelde een grens aan zijn[toestand van] zonde, door de dood er tussen te stellen, en zo er voor te zorgen dat de zonde ophield, er een eind aan makend door de ontbinding van het vlees, dat zou plaatsvinden in de aarde, zodat de mens, het leven in zonde bekortend en er aan stervend, zou mogen beginnen te leven voor God"
"Tegen Ketters", Boek II; Hoofdstuk 23.6
Let ook op de opmerkingen van Clement van Alexandrië(±190 n.Chr.). Er kan geen twijfel zijn aan zijn begrip dat allen in het universum op een dag hun redding in Christus zullen ontvangen, die werd gegeven voor de grondlegging der wereld.
"Hoe kan Hij Redder en Heer zijn, als Hij niet de Redder en Heer van allen is? Maar Hij is de Redder van allen die hebben geloofd, vanwege hun wens te weten, en de Heer van hen die niet hebben geloofd. Totdat ze in staat worden gesteld Hem te belijden, krijgen ze de bijzondere.... gunst, die van Hem komt ... Want alle dingen zijn zo gearrangeerd met een uitzicht op de redding van het universum door de Heer van het universum, zowel algemeen als in het bijzonder."
"The Stromata, or Miscellanies", boek VII, hoofdstuk 2.
[1Timotheus 4:10 citerend] "Om allesomvattend te spreken, allen hebben het voordeel toe te behoren aan het leven, in de hoogste zin van het woord, uitgaand vanuit de Soevereine God, de Vader die over allen is, voleindigd door de Zoon, die ook in dit geval 'Redder van alle mensen' is, zo zegt de apostel, 'maar in het bijzonder van hen die geloven' "
"The Stromata, or Miscellanies", Boek VI, Hoofdstuk 17
"Christus' enige werk is de redding van alle mensen"
"The Stromata, or Miscellanies," Boek IX
Laten we nu kijken naar de taalkundige en geleerde Origenes (±210 n.Chr.)
Alle historici weten dat hij een toegewijd gelover in de universele redding voor het gehele menselijk ras en alle intelligente wezens in het universum was.
"Als van de Zoon wordt gezegd dat Hij onderworpen is aan de Vader, dan is het perfecte herstel van de gehele schepping aangeduid, dan ook, wanneer van de vijanden wordt gezegd dat ze zijn onderworpen aan de Zoon van God, is het bestaan van de redding van de overwonnenen en het herstel van de verlorenen daarbij inbegrepen"
"De Prin.", III.5
"Maar zij die zijn verwijderd van hun oorspronkelijke zegen[onschuld], zijn niet onherstelbaar verwijderd, maar... hervormd door heilzame bestraffing en principes, mogen ze zichzelf terugvinden en hersteld worden naar hun toestand van gelukzaligheid"
"De Prin. I.VI."
We hebben ook het getuigenis van Victorinus (360 n.Chr.).
"Christus zal alle dingen herstellen, net zoals Hij alle dingen heeft geschapen. Door het leven dat in Hem is, zullen alle dingen worden gereinigd en terugkeren naar aion-durend leven. Christus moet alle dingen aan Zichzelf onderwerpen. Als dit allemaal zal zijn bereikt, zal God Alles in allen zijn, want alle dingen zullen vol van God zijn"
"Adv. Arium Lib. I & III
Er was ook Hilarius, bekend als "de leidende theoloog van zijn dagen"(X.LeBachelet, St.Hilarie DTC. 6.2413-60)
"Het scheen God juist toe het mysterie van Zijn wil in Christus te manifesteren, namelijk, dat Hij genadig zou zijn aan allen die afgedwaald waren, of dat nu in de hemel of op de aarde is(gevallen engelen en de mensheid). Ieder wezen dan, zal worden hersteld naar de plaats waarin hij werd geschapen, door het leren van de kennis van Christus"
"In Eph. III.9-10"
Zelfs Titus, de bisschop van Bostra, in 364 n.Chr., beleed een nadrukkelijk universalisme in redding. Hij toonde aan dat het hellevuur in werkelijkheid genezend is.

[Omdat sommigen zijn gaan geloven in de dwaalleer van de onsterfelijkheid van de ziel - iets wat de Bijbel niet ondersteunt- hebben sommigen iets uitgevonden wat "het vagevuur" heet. Daar is echter in de Bijbel geen woord over zo'n doorgangsplaats na de dood voor het reinigen van vergissingen te vinden. Toch is de "straf" voor de kwaden bedoeld om te corrigeren. Het woord voor "straf" in Mattheüs 25:46 is 'kolasis', wat in de Griekse literatuur staat voor 'correctie'.]

Dit werd door de vroege Christenen begrepen. Titus, bisschop van Bostra, wist dat de Bijbelse leer van "hel" betekende dat het een plaats van correctie en terechtwijzing was, die niet eindeloos zou duren!

"De put zelf is een plaats van kwellingen en bestraffing, maar is niet eeuwig. Ze werd gemaakt opdat ze een medicijn zou zijn en hulp zou geven aan hen die zondigen. Heilig zijn de strepen die herstel geven en hen helpen die afgedwaald zijn."
Lib. I, hoofdstuk XXXII
Gregorius van Nyssa (380 n.Chr.), was iemand die een universele verlossing in Christus voor alle schepselen in het gehele universum proclameerde. Filippenzen 2.10 citerend, waar Paulus zei dat iedere knie op een dag zal buigen en iedere tong het Heer zijn van Christus zal belijden, tot eer van God, geeft Gregorius commentaar:
"In deze passage is belangrijk dat, wanneer het kwaad zal zijn uitgewist in de lange kringlopen van de eeuwen, niets zal achterblijven buiten de grenzen van het goede; maar zelfs uit hen [alle schepselen door God gemaakt] zal unaniem de belijdenis voortkomen dat Christus Heer is."
De an.et.resurrect
"Want het duidelijk dat God wil, in waarheid, "alles in allen" te zijn wanneer er geen kwaad zal worden gezien in wat dan ook... Wanneer ieder geschapen wezen in harmonie is met zichzelf en iedere tong zal belijden dat Jezus Heer is; wanneer ieder schepsel tot één lichaam zal zijn gemaakt, dan zal het lichaam van Christus worden onderworpen aan de Vader. ... Nu is het lichaam van Christus, zoals ik al vaak eerder heb gezegd, het geheel van de mensheid. ... Wanneer er staat dat Gods vijanden zullen worden onderworpen aan God, dan wil dat zeggen dat de macht van het kwaad zal worden weggenomen, en dat zij die, ten gevolge van hun ongehoorzaamheid, Gods vijanden werden genoemd, door onderwerping tot Gods vrienden zullen worden gemaakt. Wanneer dan allen, die eens Gods vijanden waren, tot Zijn voetenbank zullen zijn gemaakt(omdat ze dan in zichzelf de goddelijk indruk ontvangen), wanneer de dood zal zijn vernietigd; in de onderwerping van allen, wat geen dienstbare nederigheid is, maar onsterfelijkheid en Christus zoals door de apostel Paulus is gezegd, onderworpen is aan God."
"Orat. in I Cor. XV.28"
Lees nauwkeurig deze uitgebreide, maar schitterende passage door Gregorius:
" Hieruit wordt door Paulus een andere bedoeling van onderwerping verstaan, tegengesteld aan de gewoonlijk aanvaardde. De uiteenzetting van de term 'onderwerping', zoals hier gebruikt, betekent niet de krachtdadige, noodzakelijk onderwerping van vijanden zoals dat gebruikelijk wordt gedacht; hoewel er aan de andere kant redding duidelijk wordt geïnterpreteerd door onderwerping. Paulus vermeldt dit in zijn brief aan de Romeinen: " '... toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons'(Rom. 5:10). Hier noemt Paulus onderwerping verzoening, een uitdrukking die redding aangeeft met een ander woord. Want indien redding aan ons nabij wordt gebracht door onderwerping, zegt Paulus op een andere plaats, 'zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft'(Rom.5:10). Daarom zegt Paulus dat zulke vijanden onderworpen moeten worden aan God en de Vader; dood mag niet langer macht hebben. Dit wordt door Paulus aangetoond als hij zegt: 'de dood is verzwolgen'(1Kor. 15:54), een duidelijke verklaring dat de macht van het kwaad volledig zal worden verwijderd: personen worden door God vijanden genoemd vanwege ongehoorzaamheid, terwijl zij die vrienden van de Heer zijn geworden door Paulus worden overtuigd te zeggen: 'Wij zijn dus gezanten van Christus, alsof God door onze mond u vermaande; in naam van Christus vragen wij u: Weest met God verzoend.'(2Kor. 5:20)

Wanneer alle vijanden Gods voetenbank zijn geworden, zullen zij [de vijanden] een spoor van goddelijkheid in zich ontvangen. Als eenmaal de dood zal zijn vernietigd -want als er geen personen meer zijn die zullen sterven, dan bestaat zelfs de dood niet- dan zullen we aan Hem onderworpen zijn; maar door een soort van dienstbare nederigheid wordt dit niet begrepen. Echter, onze onderwerping bestaat uit een koninkrijk, onvergankelijkheid en gezegendheid die in ons leven. Christus prefectioneerd zijn goedheid in ons door Zichzelf, en werkt Paulus' grote wijsheid, die we hebben ontvangen en waarvan we slechts een deel hebben begrepen, in ons uit."
Orat. in 1Cor.XV.28

Ter zelfder tijd leefde Diodorus van Tarsus. Hij was er net zo verzekerd van dat de Schrift de universele verzoening van allen naar Christus leerde, en dat dit zou worden bereikt door de macht van Jezus Christus.
"Voor de bozen zijn er bestraffingen, niet altijddurend, maar ze worden gepijnigd voor een korte tijdsperiode, overeenkomend met de hoeveelheid kwaadaardigheid in hun werken. Ze zullen daarvoor bestraffing ondergaan voor een korte tijd, maar onsterfelijke zegen zonder einde wacht op hen. Daarom dient de opstanding te worden gezien als een zegen, niet alleen voor de goeden, maar ook voor de kwaden."
De aecon,
Dan was daar Theodorus van Mopsuestia (een tijdgenoot van Diodorus), die de leider was van de Christelijke universiteit van Antiochië. Door hen die hem kenden werd hij 'de Meester van het Oosten vanwege zijn theologisch hoge positie' genoemd. Zijn opmerkingen zijn zeer toepasselijk.
"Dat in de toekomende wereld zij die hun leven lang kwaad hebben gedaan, waardig zullen worden gemaakt van de zoetheid van de Goddelijke milddadigheid. Want Christus zou nooit hebben gezegd: 'voordat gij de laatste penning hebt betaald.', als het voor ons niet mogelijk zou zijn gereinigd te worden wanneer we onze schulden hebben betaald. ... Wie is zo'n grote dwaas dat hij denkt dat zo'n grote zegen [eeuwig leven in Christus] voor hen kan zijn die [in hun harten] het idee van eindeloze pijniging laten opkomen."
Frag. IV
In andere woorden, eindeloze pijniging was voor Theodorus onverenigbaar met het Evangelie.

En van het grootste belang voor dit onderwerp is Jerome (± 400 n.Chr.). De reden hiervoor is dat hij vertaler van de Hebreeuwse en Griekse testamenten was naar het gewone Latijn van die tijd. Hij was zich volledig bewust van al de originele woorden die verband houden met een zogeheten 'eeuwige" verdoemenis, die sommige vertalers vandaag weergeven als eindeloos en nooit ophoudende pijnigingen, maar Jerome leerde de verlossing van allen!

"Christus zal in de komende tijden, Zij heerlijkheid tonen, niet aan een, maar aan het gehele aantal van rationele schepselen, door middel van ons [Christenen]. De heiligen zullen regeren over gevallen engelen en de prins dezer wereld. Zelfs aan hen wordt de zegen gebracht."
In Eph. II.7
"In het herstel van alle dingen, wanneer de ware geneesheer, Jezus Christus, zal zijn gekomen om het lichaam van de Kerk te genezen, zal iedereen zijn juiste plaats krijgen. Wat ik bedoel is dat de gevallen engel zal beginnen te zijn dat [van zijn originele staat] waarvoor hij werd geschapen en de mens (die uit het Paradijs werd verbannen) zal nogmaals hersteld worden voor het bewerken van het Paradijs. Deze dingen zullen algemeen plaatsvinden."
In Eph. IV.16
Ook van belang is Jerome's commentaar op Galaten 5:20.
"Bij God vergaat geen enkel rationeel schepsel eeuwig... Want God heft medelijden met Zijn schepselen en zal hen die Hij Zelf heeft geformeerd en worden onderhouden door Zijn adem en geest, niet laten lijden zodat de eeuwig vergaan."
(In Isa 1vii.6)
Samenvatting.
We zouden nog veel meer kunnen citeren van vroege theologen, waarvan de meesten het originele Grieks net zo makkelijke konden lezen als wij nu onze kranten. Maar dit moet voldoende zijn. Het toont overvloedig aan dat de Bijbelse leer van een universele verzoening naar Christus(voor alle rationele schepselen) niet was vergeten door hen die na de apostelen kwamen. Ze lazen immers gewoon wat de Bijbel zei! Toegegeven, het is zo dat sommigen, zoals Jerome, niet altijd rechtlijnig waren met deze en andere doctrines. Het hing af van het publiek dat ze wilden bereiken. De leer die de "dubbele doctrine" heet werd gezien als een gerechtmatigde vorm van onderwijs van de tijd van Plato tot Jerome en is zelf ook vandaag nog bij sommige mensen in zwang.

Het concept van de "dubbele doctrine" hield een onderwijs in aan hen die ingewijd waren in de grotere geheimen van de volheid van een bepaalde leer, terwijl aan anderen het traditioneel onderwijs werd voortgezet. Sommige vroege Christenen vonden grond om deze methode te benutten in het feit dat Christus het grote publiek in gelijkenissen toesprak, maar tot Zijn nauw betrokken discipelen Hij de volle waarheid vertelde(Luc. 8:10), in een taal die ze konden verstaan. Aan de apostel Paulus(en anderen) echter onthulde Christus de volle leer van het Geheimenis(het grote geheim dat verborgen was geweest vanaf de grondlegging van de wereld)(Efe. 3:3-11). Sinds de tijd van die grote ontsluiting, is het niet langer noodzakelijk te onderwijzen in welke "dubbele doctrine" dan ook, figuren en termen gebruikend die iets anders betekenen. We onderwijzen niet in gelijkenissen of symbolische taal. Nee, de leer van universele redding is zo alomvattend, dat geen enkele symbolische leer ooit haar betekenis kan overstijgen of beperken!

En één ding is zeker. De uiteindelijke onthulling van God, die Christus overdroeg aan Zijn discipelen om de mensheid te instrueren, omvat het feit dat alle persoonlijkheden in het universum tot een reddings-ervaring in Christus zullen komen. De vroege geleerden met een Christelijke overtuiging, die we hierboven citeerden, verstonden dit ook. De leer van een totale redding van allen is niet in staat te worden beperkt door welke parabolische illustratie over hel of oordeel dan ook.

Voor verder leesmateriaal, zie:
• Brian E. Daley’s The Hope of the Early Church: A Handbook of Patristic Eschatology (Cambridge: Cambridge University, 1991)
• J.W. Hanson, Universalism, the Prevailing Doctrine of the Christian Church during its First Five Hundred Years (Boston and Chicago: Universalist Publishing House, 1899).

Ernest L. Martin


Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©ASK
Associates for Scriptural Knowledge
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.


www.hetbestenieuws.nl