De onthulling van het geheimenis
Hand. 28:17-28; Efe. 3:1-12; Kol. 1:24-29

door Adlai Loudy

INLEIDING

De studie "Paulus, de apostel van de natiën" bereidde de weg voor deze boodschap voor. Maar er zijn bepaalde feiten en waarheden die herkend en duidelijk in gedachten gehouden moeten worden als we met begrip de "onthulling" van "het geheimenis" of geheim willen grijpen, en binnen gaan in de volle harts-onthulling van de allesoverstijgende geestelijke zegeningen van de onnaspeurbare rijkdommen van Christus, die ontworpen zijn om vandaag aan de gelovige natiën te brengen.

A. Dat Israel, de Besnijdenis in vlees, gemaakt door handen (Gen. 17:7-14; Efe. 2:11), als een koninklijk priesterschap (Exo. 19:5,6; 1 Petr. 2:9) en hun hoop (het Koninkrijk), voorrang nam vanaf Pinksteren tot Handelingen 28:28 (Hand. 3:22-26; 18:4-6; 28:20).

B. Dat tijdens die era (Pinksteren tot Handelingen 28:28), gelovige natiën - proselieten van de rechtvaardigheid, zoals de Ethiopische eunuch (Hand. 8:26-39) en proselieten van de status van Cornelius (Hand. 10) - afhankelijk waren van de "priester"natie van Israel "voor redding"(Joh. 4:22; Hand. 11:13,14; Jes. 49:5,6; Zach. 8:23), en aan hen onderworpen en dienstbaar waren in alle dingen (Jes. 2:2-5; 14:1,2; 56:1-8; 60:10-12; 61:5,6). Zelfs zij onder de natiën die Paulus' evangelie ontvingen - rechtvaardiging - en, in één geest, gedoopt waren in het lichaam van Christus (1 Kor. 12:13,27), waren desalniettemin onderschikt aan het priesterlijk voorrecht van Israel, gasten van hun belofteverbonden en hun schuldenaren (Efe. 2:11,12; Rom. 15:27).

C. Dat het Koninkrijk goddelijk in Handelingen 28:25-28 tijdelijk opgeschort werd en een toekomstig vergezicht werd, in afwachting van de terugkomst van de Koning, wordt onmiskenbaar bevestigd door de volgende profetische Schriftgedeelten (Lucas 19:11-27; Dan. 7:13,14; 2 Petrus 1:11; Openbaring 1:7; 11:15; 19:11-16; 20:1-6).

D. Dat de Koninkrijks deur gesloten werd in Handelingen 28:25-28, wordt verder bevestigd door het feit dat de bewijstekenen die de verkondiging van het koninkrijks-evangelie begeleidden, en waardoor de Heer het Woord bevestigde, en gelovigen deelnamen aan de "krachten van de toekomende aion" tijdens die era - 30 tot 61 n.Chr. - (Marc. 16:17,18,20; Hand. 4:30; 5:12-16; 19:10-28; 28:3-7; Hebr.6:6), opvallend afwezig zijn in de volgende geschriften van Hebreeën, Petrus en Johannes.

E. Dat met het schrijven van Efeziërs en Kolossenzen, de priesterlijke heerschappij van Israel als het kanaal van redding voor de natiën (Gen. 22:15-18; Jes.49:5,6; 61:5,6; Zach.8:23; John 4:22; Hand. 3:25; 11:13,14) weggeworpen werd, afgenomen (Rom. 11:15; Kol. 2:14,15). Zelfs Paulus werd gevangen gezet zodat hij niet langer kon "handelen als een priester van het evangelie van God temidden van de natiën" (Rom. 15:16; Efe. 3:1-3).

F. Dat de verwerping van Israel (61 n.Chr.) de verzoening van de wereld was (Rom. 11:15; Hand. 28:25-28), en dat sindsdien de gelovige natiën, met een overblijfsel naar de keuzen van genade uit Israel (Rom. 11:5), nu samen met God verzoend zijn in één lichaam (Efe. 2:13-18).

G. Dat met de onthulling van het Geheimenis en de "bedeling van de verzoening" (2 Kor. 5:18-20), God's toorn of verontwaardiging teruggetrokken werd en mensen niet onderschikt zijn aan de oordelen van de Pinkster-bedeling tijdens de huidige geheime bedeling.

DE GODDELIJKE "GEHEIMENISSEN" OF GEHEIMEN

Het woord "geheimenis" in onze Bijbel is een vertaling van het Griekse woord musteerion, en geeft een eerder verborgen waarheid aan, een goddelijk geheim, dat nu onthuld of bekend gemaakt is.

1. De Schrift onthult twaalf "geheimenissen" of geheimen in God's doel met de aionen, die wij opsommen in de volgorde waarin zij in de goddelijke verslagen zijn gegeven.

a. De geheimen van het Koninkrijk (Matt.13:11; Marc. 4:11; Luc. 8:10).
b. Het geheim van de duur van Israel's blindheid (Rom.11:25).
c. Het geheim van het evangelie: de verzoening (Rom.16:25; Efe.6:19; Kol.1:26,27).
d. Het geheim van de opstanding (1 kor. 15:51).
e. Het geheim van Christus (Efe.1:9; 3:4; Kol.4:3).
f. Het geheim (de bedeling er van) (Efe.3:3,9; Kol.1:26).
g. Het geheim van het huwelijk (Efe. 5:32).
h. Het geheim van de wetteloosheid (2 Thess. 2:7).
i. Het geheim van de vroomheid (1 Tim. 3:16).
j. Het geheim van de zeven sterren (Openb. 1:20).
k. Het geheim van God (Openb. 10:7).
l. Het geheim van Babylon (Openb. 17:5,7).

2. In deze studie houden we ons in het bijzonder bezig met het zesde geheim in de volgorde van de goddelijke "geheimenissen" - het geheim en de bedeling er van.

II. DE TIJD VAN OPENBARING

De tijd van de openbaring van het Geheim en de bedeling er van, wordt duidelijk gemaakt door de volgende overwegingen:

1. Eerst, het interne bewijs van de Efeze- en Kolossenzenbrieven getuigt van het feit dat zij kort na het laatst opgetekende publieke getuigenis van het Koninkrijk van God en het Messiasschap van Jezus geschreven werd aan vertegenwoordigers van de natie Israel, in Rome, in het voorjaar van 61 n.Chr., toen hun verwerping werd beëindigd door de uitspraak in Jesaja 6, zoals opgetekend in Handelingen 28:17-28.

2. Twee, het herhaalde gebruik van het bijwoord "nu" in deze brieven, betreffende de onthulling van het Geheim, de gezamenlijke geestelijke zegeningen voor de heiligen en de geheime bedeling waarin zij uitgedeeld en genoten moeten worden, markeert onmiskenbaar deze waarheden, met speciale goddelijke nadruk, vanaf die era voorafgaande aan 61 n.Chr. (Efe.2:11-13; 3:3-5,8-10; Kol.1:21,22,24-26).

III. WAT IS HET GEHEIM?

A. Het Geheim en de drievoudige weelde van onnaspeurbare rijkdommen van Christus voor de natiën, worden als volgt goddelijk voor ons opgesomd en uitgelegd in Efeziërs 3:6.

IN GEEST zullen de natiën
gezamenlijke genieters van een lotdeel en een
gezamenlijk lichaam en
gezamenlijke deelnemers aan de belofte in Christus Jezus
zijn.

B. Drievoudige zegen IN GEEST.
Het is van groot belang dat we met harts-aanvaarding grijpen dat de drie opgesomde zegeningen van het Geheim IN GEEST zijn, niet in vlees (Efe. 1:3,13; 2:5,6,18), en gaan over gezamenlijke relaties: op God gericht, op Christus gericht en op de mens gericht.

a. Gezamenlijke lotdelers: Op God gericht.
Het eerste deel van het Geheim - gezamenlijke lotdeelgenieters - onthult de op God gerichte relatie van onze zegen. In die era, voorafgaand aan de onthulling van het Geheim, was Israel, de Besnijdenis in VLEES, gemaakt door handen (Gen. 17:7-14; Efe. 2:11), het volk van God (Exo. 3:7,10; 4:22; Jes. 52:4; Matt. 2:6; Luc. 7:16; Rom. 11:1,2), en door verbonden en familie relaties God's volk en niet van de natiën (Exo.19:5,6; Deut.4:7,8, 31-38; Amos 3:1,2; Hand. 13:16-19). In die dagen aanbaden gelovige natiën Hem als de God van Israel - de God van Abraham, Izaäk en Jacob. En hoewel zij een lotdeel genoten (Rom. 8:17) en veel zegen hadden, samen met Zijn volk (Rom. 15:8-12, 16, 27), hadden zij, in vlees, geen hoop en waren zonder God in de wereld (Efe. 2:12). Maar nu, met de onthulling van het Geheim, is een nieuwe familieband geschapen, waarin gelovige natiën en een overblijfsel overeenkomstig de keuze van genade uit Israel (Rom. 11:5), IN GEEST, gezamenlijke genieters worden van een lotdeel, gezegend met iedere geestelijke zegen temidden van de hemelingen (Efe. 1:3-14). Daarom zijn gelovige natiën niet langer zonder God, maar zijn ze leden van God's familie (Efe. 2:19).

b. Gezamenlijk lichaam: Op Christus gericht.
Het tweede deel van het Geheim - gezamenlijk lichaam - maakt de op Christus gerichte verbinding van onze zegen bekend. In die era, voordat Efeziërs was geschreven, had Israel, de Besnijdenis in VLEES, gemaakt door handen (Gen. 17:7-14; Efe. 2:11) Christus naar het vlees (Matt.2:2,6; 27:37; Hand. 13:22,23; Rom.9:4,5; 15:8). Gelovige natiën werden in die era, hoewel in één geest, gedoopt in het lichaam van Christus (1 Kor. 12:13,27), maar toch in vlees, buiten Christus (Efe.2:12; Matt.15:21-28; Hand. 21:27-29). Maar nu zijn, sinds de onthulling van het Geheim, gelovige natiën, met een overblijfsel naar de keuze van genade uit Israel (Rom. 11:5), een nieuwe schepping gemaakt en een nieuwe mensheid (Efe.2:13-18; 2 Kor. 5:16,17; Gal.6:15), en IN GEEST worden ze het gezamenlijk lichaam van Christus (Efe. 3:6), samen levend gemaakt (Efe. 2:5), samen opgewekt (Efe. 2:6) en samen gezeten temidden van de hemelingen in Christus Jezus (Efe. 1:20-2:10).

c. Gezamenlijk deelgenoten: Op de mens gericht.
Het deel van het "Geheimenis"- gezamenlijk deelgenoten - houdt zich bezig met de op de mens gerichte deelname in zegen. Vóór 61 n. Chr. en de onthulling van het Geheim, had Israel, de Besnijdenis in VLEES, gemaakt door handen (Gen. 17:7-14; Efe. 2:11) hun gemenebest en waren zwe zonen van de belofte-verbonden (Exo. 19:5,5; Hand. 3:25; Rom. 9:4,5), terwijl gelovige natiën vervreemd waren van hun burgerschap en als gasten en bijwoners deelnamen aan hun belofte-verbonden, en dientengevolge hun schuldenaren waren (Rom. 15:27; Efe. 2:12). Maar nu, sinds het schrijven van Efeziërs en de onthulling van het Geheim, is er een nieuw burgerschap, in de hemelen (Efe. 1:3; Filip. 3:20), waarin gelovige natiën, samen met een overblijfsel naar de keuze van genade uit Israel (Rom. 11:5), IN GEEST, gezamenlijk lotdeelgenieters worden aan de belofte in Christus Jezus (Efe. 3:6). Als gevolg daarvan zijn gelovige natiën niet langer gasten en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen (Efe. 2:11-22).

IV. Kanaal voor de zegeningen van het Geheim.

Het kanaal voor de drievoudige zegening van het Geheim is "het evangelie waarvan Paulus de uitdeler was gemaakt" (Efe.3:7; Rom.2:16; 16:25; 2 Tim.2:8; 1 Tim.1:11; Gal.1:11,12; 2:2,7; 1 Kor.15:1-4), in overeenstemming met de gift van God's genade, die geschonken wordt (aan Paulus), in overeenstemming met Zijn krachtige werking (Efe.3:7; Hand. 15:40; 1 Kor.3:10; 15:10; Gal.2:9; Rom.1:5; 15:15), waarvan de zegeningen zijn:

1. Rechtvaardiging:
De eerste in volgorde van de genadevolle zegen die door het Paulinissche evangelie verkregen word is rechtvaardiging - de rechtvaardigheid van God, buiten wet om, door het geloof van Christus Jezus, voor allen en op allen die geloven - de Besnijdenis rechtvaardigend uit geloof en de Onbesnedenheid door geloof (Rom. 3:21-30).

2. Verzoening:
De tweede zegen van het evangelie dat aan Paulus werd toevertrouwd wordt het geheim van het evangelie genoemd, de verzoening - en wijst op het genadige werk van God in de dood van Zijn Zoon, in Zijn vlees de vijandschap dodend, en dan de vleselijke barrière naar Zijn vlees verwijderend door de priesternatie van Israel te verwerpen, zo de status van omstandigheden en relaties veranderend voor bevrediging en de wereld smekend ten behoeve van verzoening en vrede (2 Kor.5:16-20; Rom.5:10,11; 11:15; Efe.2:13-18).

3. Verheerlijking:
De derde genade van Paulus' evangelie is verheerlijking - "de eerdere verwachting in de Christus" (Efe. 1:12), "vanwege de hoop die voor jullie weggelegd wordt in de hemelen, die jullie tevoren horen in het woord van de waarheid van het evangelie"(Kol. 1:5), "aan wie God wil bekendmaken wat de rijkdom is van de heerlijkheid van dit geheim onder de natiën. Dat is: Christus in jullie, de hoop van de heerlijkheid,"(Kol. 1:27), waarover de Thessalonicenzen, Korinthe en Rome heiligen verteld was (1 Thess.1:9,10; 4:13-18; 5:1-11; 2 Thess.2:1,2,13-17; 1 Kor.1:4-9; 2:6-10; 15:40-55; Rom.5:1,2; 8:14-30).

CONCLUSIE

Zo laat onze studie Paulus zien als gekozen middel, geroepen, afgescheiden en overgedragen aan de genade van God voor de natiën, hen leidend van heerlijkheid tot heerlijkheid, tot volwassenheid en volle verzekering van begrip over al de wil van God. Eerst handelde hij als een priester van het evangelie van God onder de natiën (waarvoor hij afgescheiden was), dat verleend was aan gelovige natiën en een overblijfsel van Paulus' Joodse broeders naar de keuze van genade, de grote zegen van rechtvaardiging.
Dan, op zijn laatste rondreis, na het evangelie van Christus voltooid te hebben, begon hij de proclamatie van het geheim van het evangelie, de verzoening, namelijk de afwijzing en verwijdering van alle vleselijke eer en barrières naar God's aanwezigheid, zelfs Christus naar het vlees, en de "verwerping" van de priesterlijke natie van Israel, zo de status van relatie veranderend naar bevrediging, de wereld uitnodigend en smekend namens verzoening en vrede.
En ten derde, in overeenstemming met de ware uitdrukking van het evangelie dat zij eerder hoorden (dat wil zeggen, vóór de onthulling van het Geheim), had hij hen de verwachting van heerlijkheid bekend gemaakt: redding van de komende verontwaardiging door een verandering van hun lichamen van aards naar hemels, van vergankelijk naar onvergankelijk, van sterfelijk naar onsterfelijk, bij de komst van de Heer vanuit de hemel met de bazuin van God.
Dan, dit alles tot een hoogtepunt brengend met zijn gevangenneming in Rome, wordt hem genade toegestaan om het Geheim te onthullen en de bijbehorende drievoudige geestelijke zegeningen op een gezamenlijke basis voor de gelovige natiën en een overblijfsel van zijn Joodse broeders, die zijn evangelie ontvingen in de gehoorzaamheid van geloof.
Tenslotte nodigt hij, als een gevangene van de Heer, allen uit waardig te wandelen naar de roeping waarmee zij geroepen waren, met alle nederigheid en zachtheid, met geduld elkaar verdragend in liefde, strevend de eenheid van de geest te bewaren met de band van vrede: één lichaam en één geest, zoals jullie ook geroepen werden met één verwachting in jullie roeping: één Heer, één God en Vader van allen, Die over allen is en door allen en in allen.



© www.hetbestenieuws.nl