Gods Aionische Doelstelling
Hoofdstuk 6

De aanpassing van de aionen
door Adlai Loudy

Het onderwerp dat we in dit hoofdstuk presenteren - de aanpassing van de aionen - dateert van rond het jaar 64 n.Chr., en hoewel het een zeer belangrijke waarheid is van goddelijke onthulling, is het voor de meerderheid van de heiligen in het Christendom totaal verloren gegaan. We citeren het vers dat het behandelt zoals het staat in de King James vertaling:

"Door geloof verstaan wij dat de werelden werden ingekaderd door het woord van God, zodat dingen die gezien worden niet gemaakt werden van dingen die verschijnen"
(Hebr. 11:3)

Indien de waarheid in dit vers niet door deze weergave verborgen is, ben ik gereed om voor hen te buigen voor het vol zijn van wijsheid en vermogen om "duistere zinnen" te begrijpen! Uit de vroege jaren van mijn studie van de Schrift herinner ik me zeer goed de ijver die gegeven werd aan het begrijpen van de waarheid van dit vers; en hoe meer ik het las, des te minder kreeg ik er uit. Uitleggers verduisteren gewoonlijk raad in plaats van verlichting en bevrediging te geven aan zulke passages.

"De werelden werden ingekaderd" is helemaal niet toepasselijk op deze passage, want "werelden" staan hier niet ter overweging. De vertalers van de Revised Version corrigeerden dit in hun kantlijnnotities. Het originele woord hier, dat met "werelden" werd vertaald, is aioonas, en, zoals we door de vele bewijzen in hoofdstuk IV hebben gezien, zou altijd met "aionen" of "tijden" vertaald moeten worden.

Dit vers houdt zich bezig met Gods verandering in Zijn "beheer van de aionen" als gevolg van Israels afwijzing van het her-aanbod zoals opgetekend in het boek Handelingen. Laten we daarom een zorgvuldige concordante vertaling van het vers overwegen, die ons zal helpen begrip te krijgen over de onthulling.

"Door geloof begrijpen wij dat de aionen aangepast zijn geworden door bekendmaking van God, zodat wat gezien wordt, niet geworden is uit wat zichtbaar is."(Hebr. 11:3;SW)

Dit geeft verlichting over de waarheid die ter overweging staat, als we het volle bereik van de Schrift in gedachten zullen houden en de omstandigheden die deze uitspraak opriepen. Het koninkrijk van de Schrift, naar voren gebracht in hoofdstuk V, de verwachting van Israel (waarin het uitverkoren volk van JAHWEH een "koninklijk priesterschap" zal zijn dat de wet en woord van de Messias uitdeelt aan de natiën vanuit Zion en Jeruzalem, ze dichtbij brengend) was "gezien" - duidelijk waargenomen - en schijnbaar klaar voor openbaarmaking, aangekondigd door Johannes de Doper als "nabij gekomen," met de Messias aanwezig. Alles hing af van de bekering van de natie naar God en geloof van het evangelie, het goede nieuws dat God hen hun lang-beloofde Messias had gezonden en klaar stond om hen in hun koninkrijk te vestigen. Maar de leiders van het volk en de oudsten, het Sanhedrin en de hele Senaat van de zonen van Israel - de bouwers van de natie - verwierpen de Steen die het hoofd van de hoek wordt. Het hier goed zijn het feit aan te geven dat de natie van Israel het koninkrijk twee en twintig maal afwees - 3 x 7 - één maal in de evangeliën en twintig maal in Handelingen! Deze verwerping begon zich te tonen in de vroege verkondiging door de Messias Zelf, Die de blijde tijding terugtrok en de deur naar het koninkrijk afsloot met Jesaja's plechtige woorden in het dertiende hoofdstuk van Mattheüs. Een weinig later vinden we Hem terug, de sleutels van het koninkrijk overdragend aan Petrus (Matt. 16:19). Dan, in Handelingen, beginnend bij de Pinksterdag, hebben we de her-aanbieding van het koninkrijk aan het hele huis van Israel, door de geest, via Petrus en de elf, welke verkondiging voortgaat tot aan de laatste getuige en uiteindelijke verwerping aan het einde van het boek, wanneer Paulus Jesaja's uitspraak opnieuw citeert, en de deur van het koninkrijk sluit. Dan, met Israel terzijde geworpen en het koninkrijk opgeschort, wordt Paulus de "gevangene van Christus Jezus voor jullie, de natiën"(Efe. 3:1;SW), en komt God met nieuwe uitspraken over een "geheim, dat God tevoren beschikt had, vóór de aionen, voor onze heerlijkheid"(1 Kor. 2:7;SW), en paste de aionen aan om te passen bij de toestand die teweeg werd gebracht door de afval van Israel en de afwijzing van hun koninkrijk.

Om de zaak verder op te helderen, in afwachting van ons Schriftuurlijk bewijs, zullen we het zo stellen: Het koninkrijk was "komend" in de dagen van de Messias en tijdens het her-aanbod in de Pinksterbedeling, opgeschreven in het boek Handelingen. Maar met de uiteindelijke afwijzing bij de afsluiting van het boek, paste God door middel van nieuwe uitspraken de aionen zo aan dat wat nu gezien wordt . de huidige geheime bedeling, die in God verborgen is geweest tijdens de aionen, en de kerk die het Lichaam van Christus is, met een lotdeel van hemelse heerlijkheid - niet tevoorschijn kwam uit wat "komende" was, dat wil zeggen, het koninkrijk.

Origineel en sublineair van een vers

Met deze vooruitlopende uitleg, verlangen we nu dit vers te presenteren in het licht van het origineel, ter bevestiging van de "aanpassing van de aionen." De waarheid is zo compleet verloren gegaan door foute vertaling en het puin van menselijke traditie, dat alleen door een beroep te doen op het interne bewijs van het Word in z'n zuiverheid, we hopen deze onthulling van God in de harten van Zijn heiligen te vestigen. Eerst presenteren wij, ten behoeve van hen die onbekend zijn met de Concordante Griekse tekst, het origineel met een uniforme standaard interlineair.

PISTEI
GELOVEN
NooUMEN
WIJ-ACHTSLAAN
KAThRTISqAI
NAAR-BENEDEN-UITGERUST-ZIJN GEWORDEN

TOUS
DE
AIwNAS
AIONEN
RhMATI
NAAR-UITSPRAAK
qEOU
VAN-GOD

EIS
INTO
TO
DE
Mh
NEE
EKfAINOMENwN
van-VERSCHIJNING

TO
DE
BLEPOMENON
worden-BEKEKEN
GEGONEN
ZIJN-GEWORDEN

We moedigen onze lezers aan met vlijt het taalgebruik van het origineel te grijpen zoals uitgedrukt in de sublineair, door die meerdere malen zorgvuldig te lezen. Het is, natuurlijk, vreemd in onze oren, maar het is zo dichtbij het Grieks in exactheid en eenvormigheid als maar mogelijk is. Een studerend lezen er van in de sublineair zal ons in staat stellen de idiomatische weergave in onze taal op prijs te stellen.

"Door geloof begrijpen wij dat de aionen aangepast zijn geworden door bekendmaking van God, zodat wat gezien wordt, niet geworden is uit wat zichtbaar is"
(Hebr. 11:3;SW)

Tegenwerpingen overwogen

Laten wij, voor we verder gaan, drie tegenwerpingen overwegen die gewoonlijk ingebracht worden wanneer dit onderwerp wordt gepresenteerd.

  1. Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat "aangepast" de correcte vertaling is voor het originele woord, katartizoo?
  2. Moest God Zijn plan wijzigen toen Israel hun Messias en Zijn koninkrijk verwierp?
  3. Waarom werd het aan de Hebreeën geschreven en niet in Paulus' brieven aan de kerk waar het over gaat?

In het eerste geval: We zijn er zeker van dat "aangepast" de juiste weergave is van katarizoo door zorgvuldig het gebruik er van door de Inspiratie te overwegen. In de King James vertaling wordt het weergegeven met "mend" (herstellen-maken-repareren - Matt. 4:21; Mark. 1:19), "perfect" (Matt. 21:16; Luk. 6:40; 2 Kor. 13:11; 1 Thess. 3:10; Hebr. 13:21; 1 Petr. 5:10), "passen" (Rom. 9:22), "herstellen" (Gal. 6:1), voorbereiden (Hebr. 10:5), "kader" (Hebr. 11:3), "perfect samenvoegen" (1Kor. 1.10). Nu is het opeens duidelijk dat het onmogelijk is het denken van de Inspiratie te krijgen door al deze verschillende weergaven. De Concordant Version gebruikt de synoniemen "readjust" (in orde brengen), "adapt"(aanpassen) en "attune"(aanpassen aan). Zij zijn de secundaire standaard voor NAAR-BENEDEN=UITVOEREN, de eerste standaard katarizoo.

Door het bestuderen van het eerste gebruik van de term in Mattheüs 4:21 en Markus 1.19 krijgen we een beeldend commentaar op het woord. In deze Schriftgedeelten wordt ons verteld dat Jakobus en Johannes in het schip waren, bezig met hun "netten te herstellen"(KJAV). Maar dit is zeer ongebruikelijk. Vissers staan er om bekend dat ze hun netten in hun schepen schikken, zodat er geen problemen zijn wanneer ze deze overboord zetten voor een andere vangst, maar zelden weten we er van dat ze hun netten aan boord repareerden. Ze werden meegenomen naar een plaats met meer ruimte, die geschikt was voor zulke werk. Maar iedere maal dat ze gebruikt werden, moesten ze gevouwen of aangepast worden voor de volgende vangst. Dit geeft ons het eerste bewijs ten gunste van de weergave.

Een andere overweging, die zelfs nog meer behulpzaam is, is het gebruik van het woord door Paulus, in verband met de heiligen van de overgangsbedeling - van de afscheiding van Paulus in het dertiende hoofdstuk van het boek Handelingen tot aan het einde er van. Ze moesten van de positie van schuldenaren aan Israel en "gasten van de verbondsbeloften" in die era afgebracht worden naar de "eenheid van geloof" en "volwassenheid" in de huidige geheime bedeling. Daarom lezen we:

"En Deze geeft zowel de apostelen, als de profeten, als de evangelisten, als herders en leraars, tot aanpassing van de heiligen in het werk van bediening, tot opbouw van het lichaam van Christus, met als doel dat wij alles zouden verkrijgen in de eenheid van het geloof en van de bovenkennis van de Zoon van God, tot een volgroeide man, tot een maat van gestalte van het complement van de Christus, opdat wij niet meer minderjarigen zouden zijn..."
(Efe. 4:11-14;SW)

Door het bestuderen van de woorden die we in bovenstaande citaat cursief hebben aangegeven, zal opgemerkt worden dat geen daarvan het repareren van een breuk veronderstelt. In tegendeel! De gaven werden gegeven om heiligen in orde te brengen, aan te passen aan de genade van de nieuwe onthulling van de geheime bedeling die tijdens de aionen in God was verborgen. De aionen werden "aangepast" met het oog op Israels aanvaarding van hun Messias en koninkrijk. Maar toen zij uiteindelijk weigerden het hernieuwde aanbod te aanvaarden in de Pinksterbedeling van het boek Handelingen, was een 'op orde brengen' noodzakelijk. Dit werd bereikt door de nieuwe uitspraken van God, gemaakt doorheen de apostel Paulus in zijn Romeinse gevangenis, en de apostelen, profeten, evangelisten, pastors en leraren moeten ze uitdelen voor de opbouw van het Lichaam van Christus, totdat we allen de eenheid van geloof verkrijgen, en de maat van gestalte van een zoon van God, tot een volgroeide man, tot de volwassen status van Christus' complement, opdat wij niet langer minderjarigen zouden zijn, maar "aangepast," of "op orde gebracht" voor onze nieuwe positie in Christus Jezus, en de rijkdommen van Zijn genade die Hij over ons uitstrooit in alle wijsheid en voorzichtigheid.

Laat me, wat de tweede tegenwerping betreft, met alle mogelijk nadruk het feit naar voren brengen dat God Zijn denken, plan of doelstelling niet hoefde te wijzigen door Israels verwerping van hun Messias. Hun afval en verwerping van het koninkrijk was goddelijk verordend, opdat de Schrift vervuld zou worden (Joh. 12:37-40), en de weg voorbereid werd voor het uitvoeren van Zijn geheime, pré-aionische doelstelling, die, tot aan Paulus' gevangenneming aan het einde van het boek Handelingen, in Hemzelf verborgen was voor de aionen (Efe. 3:9). Het was de hoogste tijd, in Gods doelstelling met de aionen, om dit "geheim, dat God tevoren beschikt had, vóór de aionen, voor onze heerlijkheid"(1Kor. 2:7;SW) en in overeenstemming met Zijn soevereine wil, dat Hij de nieuwe uitspraken uitademde en dit "geheim, dat verborgen geweest is tijdens de aionen en tijdens de geslachten, maar nu geopenbaard werd aan Zijn heiligen, aan wie God wil bekendmaken wat de rijkdom is van de heerlijkheid van dit geheim onder de natiën. Dat is: Christus in jullie, de verwachting van de heerlijkheid" onthuld zou worden(Kol. 1:26;27;SW). Daarom paste Hij de aionen aan.

De derde tegenwerping: "Waarom zou het in Hebreeën gevonden worden en niet in Paulus' brieven aan de kerk," wordt zonder enige overweging naar voren gebracht. Het is te vinden in Paulus' geschriften, zoals we al eerder hebben aangegeven, want hij houdt er zich specifiek en uitputtend mee bezig in zijn gevangenisbrieven - Efeziërs, Filippenzen en Kolossenzen. Maar waarom zouden de gelovige Hebreeën (die het evangelie van het koninkrijk aanvaard hadden met de volle verwachting van het snelle herstel er van), niet geïnteresseerd zijn in een woord van onthulling in verband met de omkeer van zaken in de bedeling van de aionen als gevolg van het ongeloof van de natie als geheel? De stand van zaken was, zoals men zag toen Hebreeën werd geschreven, geheel verschillend van de eerdere stand van zaken, voordat Israel terzijde was gezet. Daarom hadden zij een woord van onthulling nodig om hun geloof te versterken, terwijl de apostelen, profeten, evangelisten, pastors en leraren van de kerk, het Lichaam van Christus, bezig waren met het uitbrengen van de nieuwe uitspraken die God via Paulus had gegeven, om hen aan te passen aan de heerlijke rijkdommen van genade in het geheim dat God had bevolen voor de wereld, voor hun heerlijkheid. Daarom werden de Hebreeën ingelicht over dit woord van onthulling, om hun geloof te versterken toen zij zagen dat het koninkrijk was uitgesteld naar de toekomst, hen achterlatend om te sterven in het geloof, zonder de beloften gezien te hebben, zoals de wolk van getuigen voor hen had gedaan (Hebr. 11:13,39,40).

Wat zichtbaar is

Het laatste deel van ons vers luidt: "zodat wat gezien wordt, niet geworden is uit wat zichtbaar is," waaruit we begrijpen dat, vóór "de aanpassing van de aionen," iets zichtbaar was waaruit wat wordt waargenomen niet gekomen is. Met andere woorden: "wat zichtbaar was" vóór de aionen werden aangepast, is niet wat vandaag wordt waargenomen. Nu is de vraag die we moeten beantwoorden: "Wat was zichtbaar voor de aanpassing van de aionen plaatsvond?" Met dit vraagstuk opgelost zullen we de studie opnemen van de zinsnede "wat waargenomen wordt."

Het koninkrijk van de Schrift

Zoals verondersteld in hoofdstuk V, is het koninkrijk van de Schrift de hoop van Israel. En de Hebreeuwse Schrift van Genesis 12 tot Maleachi gaat, voornamelijk, over de profetie en voorbereiding op de Messias en het koninkrijk voor hen. Er is in onze studie al afdoende bewijs over dit onderwerp gegeven om de zaak te verifiëren. Maar we zullen nogmaals kortweg stellen, ter benadrukking, dat de Schrift het "koninkrijk van de hemelen" onthult als een werkelijk, letterlijk koninkrijk - een wereldheerschappij als Babylon, Medo-Perzië en Griekenland - met Messias ben David zittend op de troon van Zijn vader David, met Jeruzalem als hoofdstad en genaamd "JAHWEH-Shammah" en "de stad van waarheid," omdat de Koning gezeten zal zijn op de troon van Zijn heerlijkheid in Jeruzalem en de wet uit zal gaan van Zion, en het woord van JAHWEH uit Jeruzalem zal gaan voor heel de mensheid. Het geredde israel zal het heersende volk zijn - een koninkrijk en priesterschap, heersend op aarde. "De "Bergrede" zal de onbuigzame wet zijn van rechtvaardigheid, wanneer het koninkrijk en de heerschappij en de grootheid van de koninkrijken onder alle hemelen gegeven zal worden aan het volk van de heiligen. Het koninkrijk is een aionisch koninkrijk en alle gebieden zullen het dienen en gehoorzamen.

Johannes de Doper

Zodra we Mattheüs' verslag van de zogeheten Nieuwe Testament geschriften binnen gaan, horen we de voorloper en aankondiger van de Prins Messias en het koninkrijk, verkondigend aan het hele volk van Israel in de wildernis van Judea, zeggen:

"Bekeert je, want het koninkrijk van de hemelen is nabij gekomen!"
(Matt. 3:2;SW)

Een weinig verderop in het verslag (de verzen vijf tot negen) lezen we van het gevolg van de boodschap van de Doper, niet alleen aan het gelovige, maar ook aan het ongelovige deel van de natie. Hij bereidde de weg voor voor de bekendwording van de Messias.

"Toen ging Jeruzalem en heel Judea en heel het gebied rond de Jordaan naar hem toe en zij werden door hem gedoopt in de rivier de Jordaan, hun zonden belijdend. Nu waarnemend dat vele van de Farizeeën en Sadduceeën naar zijn doop kwamen, zei hij tot hen: 'Nageslacht van slangen! Wie maakt jullie bekend te vluchten voor de komende verontwaardiging? Brengt dan vrucht voort, waardig aan de bekering. En jullie moeten het niet wagen onder elkaar te zeggen: 'Wij hebben Abraham als vader', want ik zeg jullie dat God in staat is uit deze stenen kinderen van Abraham op te wekken"
(Matt. 3:5-9;SW)

In vers dertien vinden we Jezus - Prins Messias - komend "vanuit Galilea, bij Johannes, om door hem gedoopt te worden." Dan horen we in Mattheüs 4:12-17 dezelfde koninkrijksproclamatie uiteengezet worden door de Here Jezus, Israels Messias. Maar in dit alles is het van het grootste belang in gedachten te houden dat Christus' werk een bevestiging was van de patriarchale beloften aan de Besnijdenis ten behoeve van de waarheid van God (Rom. 15:8), en alleen op hen van toepassing was. Zullen zij hun Koning ontvangen?

Daniëls zeventig zevens

Op dit moment wil ik een ander getuigenis toevoegen aan het bewijs dat al gegeven werd in verband met het koninkrijk dat de God van de hemel Zich voorgenomen heeft op te richten op deze aarde. Het zijn de zeventig zevens ("weken" in de King James vertaling) van Daniëls profetie, en is een van de meest belangrijke profetische uitspraken in heel het bereik van onthulling voor het doen schijnen van licht op de huidige toestand alsook de toekomstige vooruitzichten van de natie Israel. Gabriël, de boodschapper die voor God staat (Lukas 1:19), bracht de onthulling en interpretatie van de troon van God aan Daniël in Babylon (Daniël 9:24-27). Ze gaat als volgt:

24 Zeventig zevens zijn afgescheiden over jouw volk en over jouw stad van heiligheid,
[1] om de overtreding te doen ophouden en
[2] om de zonde te beëindigen en
[3] om een bedekkende verzoening te maken voor de verdorvenheid en
[4] om de rechtvaardigheid van de aionen te brengen en
[5] om gezicht en profeet te verzegelen en
[6] om heiligheid van heiligheden te zalven.

(Dan. 9:24;SW)
Deze weergave is behoorlijk concordant.

Aangezien het Hebreeuwse woord voor "afscheiden" slechts één maal in deze passage voortkomt, is het moeilijk de precieze betekenis er van vast te stellen. De weergaven van de LXX, "goedkeuren," "oordelen" en "snijden," veronderstellen het algemene idee van afscheiden of los maken.
Het woord "verzegelen" heeft de betekenis van bevestigen (door middel van vervulling, en niet zozeer van afsluiten.

De zesvoudige aionische zegen die aan Daniëls volk Israel is beloofd, in deze profetie, is het ultieme doel en afsluiting van de zeventig zevens, of heptaden. Met andere woorden, wanneer deze zeventig zevens van jaren (490) hun loopbaan hebben gehad, zal Israel in hun koninkrijk in het land van hun vaders gevestigd worden - in Palestina - in milleniale heerlijkheid, alle beloofde zesvoudige zegeningen genietend in het vier en twintigste vers van deze profetie. Dat Israel nu (en nog nooit) deze zegeningen heeft genoten, is positief bewijs dat, te danken aan de keer van zaken in Gods bedeling van de aionen, deze profetie op een bepaald moment uitgesteld werd en tot op heden nog niet is afgesloten. De profetie geeft, als we willen luisteren, het antwoord.

"En jij zal weten en jij zal verstand hebben. Van het uitgaan van het woord om terug te keren en om Jeruzalem te bouwen, tot aan een gezalfde bestuurder zijn zeven zevens en tweeënzestig zevens. Men zal terugkeren en het zal gebouwd worden, het plein en het in het oog springende en in de druk van de tijden."
(Dan. 9:25;SW)

Om sentimentele redenen zouden we de voorkeur willen geven aan bestuurder in plaats van vorst. Zulke titels worden in onze vertalingen met grote verwarring gebruikt. Deze wordt vaak toegepast op de bestuurder in het huis van de Heer (Jer. 20:1).
">Het plein en het in het oog springende" wordt in onze vertalingen weergegeven met straat en muur. Het woord voor straat komt van de wortel voor BREED, wat zeker niet doet denken aan een oosterse straat. Het is het brede plein dat gewoonlijk te vinden is in de buurt van een stadspoort. Maar pleinen worden niet gebouwd. Dit verwijst eerder naar de muur die het plein maakt. Het woord dat met "in het oog springende" wordt weergegeven is op verschillende wijzen uitgelegd en vertaald. Het is hetzelfde als het woord "beslissen" in het volgende vers. De wortelgedachte is PUNT. Het werd gebruikt voor puntige dorsinstrumenten (Jes. 28:27). Het wordt met muur vertaald in de oude Griekse, Syrische en Latijnse vertalingen; daarom is het mogelijk iets in die betekenis. We stellen voor dat zowel "plein" als "in het oog springend" verwijzen naar de muur die door Nehemia werd gebouwd door de twee gevaarlijke en belangrijke punten op te noemen.

Vanaf het twintigste jaar van Artaxerxes (Neh. 2:1-5), het uitgaan van het woord om Jeruzalem te herstellen en bouwen, tot aan de Prins Messias, Christus' intrede in Jeruzalem op een veulen, het jong van een ezellin(Lukeas 19:32-44; Zach.9:9), was een periode van precies 173.880 dagen, of negen en zestig jaren, 360 dagen per jaar tellend. De dag van Jeruzalems bezoeking was gekomen en ze was het zich totaal niet bewust. De Schriftgeleerden hebben mathematisch aangetoond dat Hij hun Messias was, door de dagen van Daniëls profetie te tellen, maar toch waren ze zo blind dat ze Hem verwierpen! Zeven maal had Hij de stad bezocht en had Hij meer dan voldoende bewijs geleverd van Zijn Messiasschap. Dit was de laatste maal. Hadden ze Hem ontvangen, dan zou vrede het deel van Jeruzalem zijn geweest. Maar door Hem te verwerpen kan er geen blijvende vrede zijn tot zij haar beslissing terugdraait bij Zijn terugkeer in macht (Matt. 23).

"En na de tweeënzestig zevens zal een gezalfde afgesneden worden en er is niets tegen hem. En het volk van een bestuurder, die komt, zal de stad en het heiligdom vernietigen en zijn eind is in de vloed. En tot aan het einde is er oorlog, verwoestingen zijn besloten."
(Dan. 9:26)

Dit vers werd precies vervuld zoals het werd bevolen. De Messias werd "afgesneden," volgend op Zijn triomfantelijke intrede. Toch hoort de ongelovige natie, vanwege Zijn bemiddelend gebed "Vader, vergeef het hen, want zij zijn zich niet bewust van wat zij doen"(Lukas 23:34), nogmaals het evangelie van het koninkrijk, versterkt door het toegevoegde bewijs van Zijn opstanding uit de doden, tijdens de voorwaardelijke periode die in het boek Handelingen wordt beschreven, waarna de stad en het heiligdom tot een puinhoop werden gemaakt tijdens het beleg door Titus en de Romeinse legers, terwijl een bevolen mate van verwoestingen, nog bitterder dan wat ze nu heeft gekend, haar in de toekomst wacht. Dit wordt zeer levendig gemaakt door een studie van de gebeurtenissen in de zeventigste zeven van de profetie.

"Dan zal hij verbondsheerschappij hebben over de velen, één zeven. En in de helft van de zeven zal hij het offer en de geschenkaanbieding doen ophouden en op een vleugel van het heiligdom zijn er verwoesting brengende gruwelen. Tot aan de voleinding, zal wat besloten is worden uitgestort op die verlaten is."
(Dan. 9:27;SW)

Het woord vleugel is op verschillende wijzen weergegeven geworden. Het is "overspreiden" in de King James vertaling. Sommigen hebben verondersteld dat het een vergissing is in de tekst. De LXX heeft "tempel." Nu had het heiligdom vleugels (Matt. 4:5; Lukas 4:9). Onze Heer werd verleid om Zich van een van de zijden van het tempelgebied te werpen, dat uitstak over een stijle afgrond. Het schijnt dat de verwoestende verwoesting, of afgodsbeeld, opgericht zal worden in een vleugel van het heiligdom.

Dit vers zet ons de toestanden voor ogen die zullen bestaan in de laatste heptade, of zeven jaren, van de zeventig zeveners van deze profetie. Het is de era van "de komende verontwaardiging," of "toorn," die gemarkeerd wordt door de onthulling van een personage dat hier wordt omschreven als "de verwoester," of "een koning met een sterk gezicht"(Dan. 8:23), "de mens van wetteloosheid [zonde]"(2 Thess. 2:3-8), die een verdrag ondertekent, of verbond, met Israel voor één heptade (zeven jaren), maar het in het midden van de heptade schendt, er voor zorgend dat offers en geschenkoffers van hun aanbidding ophouden, "zodat deze in de tempel van God gezeten is, zelf tonend dat hij god is"(2Thess. 2:4;SW). De "gruwel der verwoesting" waar in dit vers naar wordt verwezen door de Here Jezus (Matt. 24:15,16), is het signaal voor de getrouwen in Jeruzalem en Judea naar de bergbolwerken van de wildernis van Judea te vluchten, waar zij 1260 dagen bewaard zullen worden (Openb. 12:6), de laatste helft van de heptade, voor de vreselijke benauwdheden door de verwoester, tot Christus komt en hen verlossing brengt.

Door de gevouwen kaart te bestuderen die dit hoofdstuk vergezelt, kunnen een we een goed beeld krijgen van de nabijheid van het koninkrijk toen Johannes de doper zijn verkondiging aan het volk van Israel begon op de oevers van de Jordaan, in de wildernis van Judea. Zij waren, ongeveer, slechts een weinig meer dan zeven jaren verwijderd van het koninkrijk en de zesvoudige zegen die hen in het vier en twintigste vers van deze profetie die we hebben bestudeerd werd beloofd. De zeventigste heptade is de toekomen verontwaardiging waar Johannes de Doper de Farizeeën en Sadduceeën, die naar zijn dopen kwamen, voor waarschuwde.

Zoals eerder werd gezegd, kregen ze na de kruisiging veertig jaren lang een her-aanbod van het koninkrijk, zoals beschreven in het boek Handelingen. Maar toen het laatste getuigenis, in Rome gedaan door Paulus, werd verworpen, hield de voorwaardelijke verdraagzaamheid op, werd het koninkrijk terzijde gesteld, en werden door een uitspraak van God de aionen aangepast, zodat "wat gezien wordt" niet is voortgekomen uit "wat zichtbaar was."

Wat gezien wordt

Met Israel terzijde geschoven wordt Paulus de "gevangene van Christus Jezus voor jullie, de natiën"(Efe. 3.1;SW). Gods raad voor de verlossing van de aarde door Israel en het koninkrijk wachten op de toekomst, en Zijn geheime raad voor de hemelse gebieden wordt bekend gemaakt, door Paulus, in de gevangenis- of volkomenheidsbrieven - Efeziërs, Filippenzen en Kolossenzen. Deze brieven presenteren de uitspraken van God waardoor de aionen werden aangepast, en markeren de tijd van "volkomenheid," of volwassenheid, voor de heiligen. Zij beginnen met God in Zijn oorspronkelijke doelstelling. De eerste brief is het hoogtepunt van goddelijke onthulling - de Efezebrief - en presenteert een zorgvuldige, uitgebreide verklaring van de waarheid voor het heden - de geheime bedeling die nu gaande is sinds de afsluiting van de Pinksterbedeling in Handelingen. Het betreft de leden van Christus' Lichaam, die in Hem werden gekozen voor de nederwerping(de grond legging) van de wereld. Zij worden nu begunstigden van een hemels lotdeel in overeenstemming met Zijn geheime bedoeling. De aarde verlatend, waar Christus afgewezen is door Zijn volk Israel, worden we gezet te midden van de hemelingen, waar Christus op de troon zit aan de rechterhand van God. De Filippenzenbrief geeft opdrachten over onze houding, terwijl Kolossenzen het complement is van de Efezebrief, uitwijdend over de geheime bedeling en het geheimenis van Christus, Die hoofd van het Lichaam is.

Dat wat vandaag waargenomen wordt niet is voortgekomen uit het koninkrijk dat zichtbaar was voor de aionen werden aangepast, kan beter worden begrepen door de aandacht te vestigen op onthullingen die pas bekend gemaakt werden nadat de Handelingenperiode was afgesloten. Omdat veel van mijn lezers niet bekend zijn met de Concordante Vertaling, zal ik twaalf verzen geven van het derde hoofdstuk van Efeziërs, die verband houden met deze geheimen.

"Door dit ben ik, Paulus, de gevangene van Christus Jezus voor jullie, de natiën, indien jullie tenminste luisteren naar de bediening van de genade van God, die aan mij gegeven werd voor jullie, die naar openbaring aan mij is bekend gemaakt, het geheim waarvan ik eerder in het kort schreef, waartoe jullie, lezend, mijn inzicht in het geheim van de Christus kunt begrijpen, dat tijdens verschillende generaties niet bekend is gemaakt aan de zonen van de mensen, zoals het nu werd geopenbaard aan de heiligen, Zijn apostelen en profeten, in geest, dat de natiën gezamenlijk lotdeelgenieters zijn en een gezamenlijk lichaam en gezamenlijk deelnemers aan de beloften, in Christus Jezus, door het evangelie, waarvan ik uitdeler ben geworden naar de gave van de genade van God, die mij gegeven is, naar de werking van Zijn kracht. Aan mij, de minder dan de minste van alle heiligen, werd de genade gegeven dit aan de natiën te evangeliseren: de onnaspeurlijke rijkdom van Christus, en allen opheldering te geven over wat de bediening van het geheim inhoudt, dat verborgen was in de aionen in God, Die het al schept, dat nu bekend zou worden aan de overheden en de gezaghebbers te midden van de hemelingen, door de ecclesia, de veelkleurige wijsheid van God. naar het doel van de aionen dat Hij maakt in Christus Jezus, onze Heer, in Wie wij de vrijmoedigheid en toegang hebben, in vertrouwen, door Zijn geloof"
(Efe. 3:1-12;SW)

Indien hedendaagse gelovigen deze heerlijke verzen uit de Schrift ter harte zouden nemen, de bewustwording van hun betekenis in zich opnemend, zou het hen onzegbare vreugde en vrede en gejubel brengen. In deze verzen leren we van het "geheim van Christus" - Zijn Hoofdschap over alle soevereiniteit en gezag en heerschappij te midden van de hemelingen; leren wij dat in geest, de heidenen (met een overblijfsel door genade uit Israel), gezamenlijk genieters van een lotdeel worden, en een gezamenlijk lichaam, en gezamenlijk deelnemers aan de belofte in Christus Jezus, door het evangelie waarvan Paulus de uitdeler was. Dit is de kerk, die het Lichaam van Christus is, door welke God voorstelt de soevereiniteiten en het gezag te midden van de hemelingen Zijn veelkleurige wijsheid bekend te maken.

Misschien kunnen we de studie nog profijtelijker maken door op te sommen "wat waargenomen wordt," wat nog niet is voortgekomen uit "wat zichtbaar was" vóór de aionen werden aangepast.

  1. Wij nemen waar "een geheim, dat God tevoren beschikt had, vóór de aionen, voor onze heerlijkheid" (1 Kor. 2:7;SW)
  2. We nemen waar dat het "de bediening van het geheim inhoudt, dat verborgen was in de aionen in God" waarover genade was geschonken aan Paulus om allen te verlichten.(Efe. 3:9;SW)
  3. We nemen waar dat "het geheim, dat verborgen geweest is tijdens de aionen en tijdens de geslachten, maar nu [64 n.Chr.] geopenbaard werd aan Zijn heiligen, aan wie God wil bekendmaken wat de rijkdom is van de heerlijkheid van dit geheim onder de natiën. Dat is: Christus in jullie, de verwachting van de heerlijkheid" (Kol. 1:26,27;SW).
  4. We nemen waar dat in geest de natiën gezamenlijke genieters zijn van een lotdeel, en een gezamenlijk lichaam, en gezamenlijke deelnemers aan de belofte in Christus Jezus, door het evangelie waarvan Paulus de uitdeler werd (Efe. 3:6,7).
  5. We nemen het "gezamenlijk lichaam" waar, de kerk, gezegend met "met alle geestelijke zegen te midden van de hemelingen, in Christus". (Efe. 1:3;SW).
  6. We nemen waar dat "Hij ons verkoos in Hem vóór de nederwerping van de wereld, opdat wij heiligen en vlekkelozen zijn voor Zijn aangezicht, in liefde ons tevoren bestemmend in de plaats van een zoon door Jezus Christus, in Hem, naar het welbehagen van Zijn wil" (Efe. 1:4,5;SW).
  7. We nemen waar "de versnijdenis, want wij zijn de besnijdenis, degenen die, in geest van God, goddelijk dienstbetoon bieden en roemen in Christus Jezus en niet in vlees vertrouwd hebben" (Filip. 3:2,3;SW).
  8. We nemen waar "één lichaam en één geest, zoals ook jullie geroepen werden in één verwachting van jullie roeping, één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, Die boven allen, door allen en in allen is" (Efe. 4:4-6;SW).
  9. We nemen waar "Hij wekt ons tezamen op en zet ons tezamen in Christus Jezus te midden van de hemelingen, opdat Hij, in de komende aionen, de overstijgende rijkdom van de genade zou tonen, in Zijn goedheid voor ons in Christus Jezus" (Efe. 2:6,7;SW).
  10. We nemen waar dat "aan ons is niet de worsteling tegen bloed en vlees, maar tegen de soevereiniteiten, tegen de autoriteiten, tegen de wereldmachten van deze duisternis, tegen de geestelijke machten van de boosheid onder de hemelingen" (Efe. 6:12;SW).
  11. We nemen waar dat "ons burgerschap behoort in de hemelen, waaruit ook wij de Redder verwachten, de Heer, Jezus Christus, Die het lichaam van onze vernedering zal omvormen gelijkvormig aan het lichaam van Zijn heerlijkheid, naar de werking van Die Hem in staat stelt zelfs het al aan Zich te onderschikken" (Filip. 3:20,21;SW).
  12. We nemen waar dat "het leven van jullie werd verborgen, samen met °Christus, in God. Wanneer Christus, jullie leven, openbaar mag worden, dan ook zullen jullie, samen met Hem, openbaar gemaakt worden, in heerlijkheid" (Kol. 3:3,4;SW).
  13. We nemen waar dat "wij zijn tot lofprijzing van Zijn heerlijkheid, die een eerdere verwachting hebben in de Christus" (Efe. 1:12;SW).
  14. We nemen waar dat de kerk, die het Lichaam van Christus is, is "het complement van Hem Die het al in allen completeert" (Efe. 1:23;SW).

Dit alles is voor ons, beste gelovige; onze blijde verwachting. Voordat de aionen werden aangepast, was zulk een heerlijke verwachting nooit aan de heidenen voorgehouden als de rijkdom van heerlijkheid die deze geheime bedeling ons brengt. Is het niet schitterend? Is het niet heerlijk? Leden van Zijn Lichaam, het complement dat heel het universum compleet maakt! Vult het ons niet, en doet het ons niet huiveren, met blijdschap en lof voor de bewustwording van de heerlijke genade die ons begenadigt in de Geliefde, en zulk een alles overstijgende verwachting voorhoudt bij de komst van onze gezegende Heer Christus? Denk aan zulke een heerlijke bestemming voor alle heiligen die in Christus zijn en in Hem geloven, die nu elke dag, ieder uur, ieder moment werkelijkheid kan worden! Dan zullen we bij Hem zijn, en als Hem, en voor Hem, in onuitspreekbare gelukzaligheid en alles overstijgende heerlijkheid! O was het er maar, die dag der dagen, dat uur der uren, dat moment wanneer wij van aangezicht tot aangezicht zullen staan met Hem in al Zijn heerlijkheid, met Hem Die onze gezegende Redder is, onze aanbiddelijke Heer, ons heerlijke Leven, en ons bejubelde Hoofd! Moge het spoedig komen!




terug naar de Indexpagina



© www.hetbestenieuws.nl