Gods Aionische Doelstelling
Hoofdstuk 3

Het Begin van de schepping
door Adlai Loudy

Come, my friends, and go with me,
Away back to eternity!
Go back beyond the days of youth
Where everything that was, was truth.

Go back until within the past
You fail to find the place, at last,
Where "the beginning" you can see
Of the immense eternity.

Go back until there's not a trace
Of anything but God and space:
God all around--below, above,
Unlimited in pow'r and love.

Away back there, removed from sight,
Where everything that was, was right.
Away back there, removed from sin,
Is where our story will begin.

In gedachten, beste lezer, zijn we terug gegaan naar "vóór de aionen," waar in de taal van de poëet "geen spoor van iets vinden was dan van God en ruimte: God overal - onder, boven, onbeperkt in macht en liefde." O, wat zou ik het fijn vinden als ik in staat gesteld zou zijn om helder en onuitwisbaar op het hart van ieder die dit leest het feit kunnen drukken dat er een tijd was toen er geen "aionen" waren of tijden om de klok van eeuwigheid aan te duiden. Toen, zo lang geleden, werd God genade aan ons in Christus Jezus gegeven vóór aionische tijden hun loopbaan begonnen.

Deze waarheid wordt door de apostel Paulus bevestigd, aan wie, alleen, het volle bereik van goddelijke onthulling bekend werd gemaakt. Hij vertelt ons van de "tijden" buiten de aionen, precies zoals hij het gebied van Gods genade uitbreidt om heel het universum te omvatten. In zowel ruimte als tijd overstijgt hij de aard-gebonden beperkingen van eerdere onthullingen en verbreedt ons uitzicht om de hemelen alsook de aarde te omvatten, en alle tijd, waarvan de aionen slechts een tussengebeuren zijn.

"Vóór aionische tijden"

Over die tijd "vóór de aionen" is de Schrift duidelijk en stellig, sprekend van "genade" en "aionisch leven," en een "geheim ... voor onze heerlijkheid" - alles aan ons gegeven in Christus Jezus "vóór aionische tijden" hun loopbaan begonnen. Paulus, in een brief aan Timotheüs, maakt het feit bekend:

"God, Die ons redt en roept met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar Zijn voornemen en genade, die ons is gegeven in Christus Jezus vóór aionische tijden"
(2 Tim. 1:9;SW)

In Titus spreekt hij verder relatief over deze zelfde gedachte van Gods...

"in verwachting van aionisch leven, dat de niet liegende God beloofd* heeft vóór aionische tijden"
(Titus 1:2;SW)

En opnieuw, wanneer hij spreekt tot hen onder de Korinthische heiligen die volwassen zijn en in staat het te dragen, vertelt hij van ...

"maar wij spreken wijsheid van God in een geheim, dat God tevoren beschikt had, vóór de aionen, voor onze heerlijkheid. Geen van die belangrijk zijn in deze aion heeft dit geweten, want indien zij wisten, kruisigden zij nooit de Heer van de heerlijkheid."
(1 Kor. 2:7,8;SW)

Deze Schriftgedeelten zijn beknopt en invoelend in het onthullen van een tijd "vóór de aionen," geen ruimte vrijlatend voor spitsvondigheden, tenzij het zou zijn met God en Zijn woord is. De aionen of tijden waren in het verleden niet eeuwig, maar hadden een beslist begin.

Gods aionische doelstelling

In de studie over Gods doelstelling met de aionen die Hij maakt in Christus Jezus, onze Heer, moet er een beginpunt zijn, of een "begin." Wetenschappelijke theorieën hebben dit begin van het fysieke universum in de "nevel hypothese." Theologie heeft ook z'n "nevel hypothese," die weerspiegeld wordt in onze versies door de weergave "in den beginne."

Het bepalend lidwoord

Het zal voor velen een verrassing zijn dat het grootste deel van de passages die lezen: "in den beginne," in het origineel geen lidwoord hebben. Velen gaan naar Genesis 1:1 voor "den" beginne, maar het bepalend lidwoord "de" is hier in het origineel niet te vinden [het werkt wat minder in het Nederlands, omdat "begin" in het Nederlands een onzijdig woord is], daarom verwijst het zeer zeker niet naar het begin in absolute zin. In beide gevallen is "den beginne" gewoon een verwijzing naar de aanvang of het begin van het onderwerp dat besproken wordt. Genesis 1:1 is "het begin" van het fysieke universum, terwijl Johannes 1:1 spreekt van het begin van onthulling, maar in geen van beide gevallen is er een verwijzing naar "HET begin" in het absolute, maar gewoon "een" begin van het onderhanden zijnde onderwerp.

Vele beginnen

Er zijn vele "beginnen" opgeschreven in Gods woord. We hebben een begin van onthulling (Joh. 1:1); een begin van de fysieke schepping (Gen. 1:1; Matt. 24:21; Mark. 13:19; 2 Petr. 3:4); een begin van de schepping van de mens (Mark. 10:6); een begin van het evangelie van Jezus Christus (Mark. 1:1); en een begin van verdriet en zwoegen dat aan de grote benauwdheid of verdrukking die over de wereld zal komen vooraf gaat en die inleidt(Matt. 24:8; Mark. 13:8). De zorgvuldige student zal waarnemen dat in al deze gevallen van "beginnen," niet één er van verwijst naar het begin in absolute zin. In ieder geval betekent het alleen "een" begin of "in" begin van het onderhanden zijnde onderwerp. Het zou idiomatisch weergegeven kunnen worden met "om te beginnen met," met betrekking tot wat er overdacht werd.

Gedegenereerde theologie

Door niet het feit waar te nemen van de afwezigheid van het bepalend lidwoord "de" in deze Schriftgedeelten, heeft de theologie een ijdele filosofie opgebouwd rondom een valse veronderstelling, en zo de heiligen van de waarheid van het echte begin van Gods schepping beroofd. De orthodoxe theologie staat er op dat "voor iets werd geschapen, 'de Zoon' net zo volkomen God was als 'de Vader.'" En wanneer we inlevend beweren dat de heilige Schrift niets weet van zulk een leer, zullen velen naar adem happen en "onorthodox," "gevaarlijke leer," "modernisme" roepen en veel andere smadelijke zinsneden die we maar niet zullen noemen. We doen een beroep op waarheid en gezond verstand door een "patroon van gezonde woorden." Mensen zijn zo onzorgvuldig geworden in hun leer, verblind door menselijke traditie en het gebruik van zovele ongezonde woorden, dat zij in feite, met krachtige overtuiging, eerlijkheid van hart en oprechtheid van doelstelling, veel dingen leren die buiten de Schrift zijn en fouten van de ergste soort. Bovendien, naar hen luisterend vanaf onze kindertijd en hen geen vragen stellend wanneer er op het feit wordt gewezen dat ze on-Schriftuurlijke, foutieve leerstellingen zijn, bestaat de echte test in het verkrijgen van de instemming van ons denken om hen over te geven aan de waarheid van God zoals Hij er een genoegen in vond die echt te onthullen. Maar voor hen die de liefde voor de waarheid ontvangen hebben en willen afkeren van alle vleselijkheid, bieden wij de leer van Gods woord aan over een onderwerp dat onze Heer, Jezus Christus, een unieke heerlijkheid geeft die maar weinig bekend is of gerealiseerd in de werken van de gedegenereerde theologie.

God, de Vader, bron van alles

We willen eerst aan onze lezers de ene God, de Vader, aanbieden naar de Schrift, als de absolute bron van alle dingen. En laten we, voordat we verder gaan, dit bevestigen door Zijn woord:

"Dan over het eten van de afgodenoffers: wij hebben waargenomen dat er geen afgod is in de wereld en dat er geen God is dan Één! Want al zijn er zelfs die goden genoemd worden, hetzij in de hemel, hetzij op de Aarde, zoals er goden in menigte en heren in menigte zijn, er is voor ons maar één God, de Vader, uit Wie het al is en wij in Hem, en één Heer, Jezus Christus, door Wie het al is en wij door Hem. Maar niet in allen is de kennis, maar sommigen maken tot op heden gebruik van de afgod, en eten het als afgodenoffer; hun geweten, zwak zijnde, wordt vervuild. "
(1 Kor. 8:4-7;SW)
"O diepte van rijkdom en wijsheid en kennis van God! Hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en hoe onnaspeurlijk Zijn wegen! Want wie kende het denken van de Heer, of wie werd Zijn raadgever? En wie geeft eerst aan Hem, en het zal hem terug betaald worden? Want uit Hem en door Hem en tot Hem is het al. Hem zij de heerlijkheid tot in de aionen. Amen."
(Rom. 11:33-36;SW)

"Vóór de aionen" was God, de Vader, alles in Zichzelf, want Zijn woord vertelt ons dat alle dingen uit Hem zijn. Daarom is, voor allen die echt de Schrift als Gods woord ontvangen, de vraag voor altijd beantwoord over "Godheid" en de bron van "alle dingen." Er is één God, de Vader, uit Wie alles is. Dit is geen theorie of traditie, geen dogma of leer van mensen, het is gewoon God op Zijn woord nemen en geloven wat Hij zegt. En niet lettend op hoeveel kritieke we zullen krijgen, staan wij op de conclusie die we op dit gebied hebben bereikt - het woord van God gelovend zoals het is gegeven: "er is voor ons maar één God, de Vader, uit Wie het al is."

Het maakt niet uit hoe ver we ons denken naar achteren zullen projecteren, de "ene God, de Vader" is daar, zelfs als er niets anders is. En wat anders ook een "begin" gehad mag hebben, Hij had er geen.

Gods creatieve origineel

Nu we uit de Schrift hebben vastgesteld dat de ene God, de Vader, de oorsprong of bron van alle dingen was, dan is de volgende vraag waarmee we ons bezig gaan houden Gods creatieve origineel. Met andere woorden: Wat was het "origineel" of "begin" van Gods schepping? Laten we dan zonder te theoretiseren of filosoferen naar de wijze van de mens, een beroep doen op Gods woord voor het ware licht op dit onderwerp. In de Openbaring van Jezus Christus, hoofdstuk 3, vers 14, staat geschreven:

"Dit nu zegt de Amen, de trouwe en ware Getuige, het Begin van de schepping van God."

Het hieraan ten grondslag liggende origineel en een letterlijke sublinear van het laatste deel van het vers, "het Begin van de schepping van God" leest: Hee archee tees ktiseoos tou Theou, HET BEGIN [ORIGINEEL] VAN-DE SCHEPPING VAN-DE GOD. Vijf maal in de Openbaring wordt ons nadrukkelijk verteld dat Jezus Christus "de Alfa," "het Origineel," "het Begin van de schepping van de God" is (Openb. 1:8,18; 3:14; 21:6; 22:13). En we willen dit feit benadrukken bij onze lezers, dat nergens anders in alle heilige originele geschriften wij het bepalend lidwoord "de" gebruikt vinden in verband met "begin," uitgezonderd in deze verwijzingen die exclusief wijzen naar de Here Jezus Christus. Daarom zou dit voor de oprechte zoeker van waarheid de vraag beantwoorden van "het Begin van de schepping van de God." De trouwen en ware Getuige, Jezus Christus Zelf, is "Gods creatieve Origineel."

Veel scheppingen

In onze zoektocht naar waarheid over deze vragen, zullen we, als we niet erg voorzichtig zijn, de schepping van God helemaal beperken tot materiële substantie. De schepping van de hemelen en aarde, zoals beschreven in het eerste hoofdstuk van Genesis, is niet de enige "schepping" waarvan in Gods woord wordt gesproken. In Kolossenzen lezen we van de "schepping" van wat "in de hemelen en op de aarde ... het zichtbare en het onzichtbare" is. Dit is een verwijzing naar de myriaden van levende wezens die de hemelen en de aarde bevolken, of het nu zichtbaar belichaamd op de aarde, of de onzichtbare menigten - tronen of soevereiniteiten of gezaghebbers te midden van de hemelingen - in de hemelen.

Het doel van schepping

Hoewel God aanwezig en krachtig is, moet er toch aan gedacht worden dat Hij geest is, onzichtbaar, ontastbaar, onwaarneembaar (Joh. 4:24; 1 Tim. 1:17), en kan als zodanig niet gekend of begrepen worden door Zijn schepselen. En aangezien het de last van de schepping is om Zijn excellentie bekend te maken, moet het zo zijn dat ergens in het universum er een perfect Beeld van Zijn wezen bestaat. Fragmenten zijn er overal. Zijn macht is in de wind. Zijn licht is in de zon. Monarchen op aardse tronen weerspiegelen zwakjes Zijn majesteit. Maar elk van deze is beperkt, iets wat Hij niet is, en elk heeft gebrek aan kwaliteiten die andere fragmenten hebben. Maar het grootste gebrek is aan liefde. De Natuur, net als de mens, schijnt harteloos en meedogenloos wreed.

Het Beeld van de onzichtbare God

Maar er is één Beeld dat perfect is. De Zoon van God, de zichtbare bekendmaking van God, is de Enige Die beantwoordt aan ieder attribuut dat Godheid vereist.

Toen Filippus vroeg om de Vader te mogen zien en het zou volstaan, antwoordde de Here Jezus: "Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien!"(Joh. 14:8,9;SW). Christus, de Zoon van God, het Beeld zijnde van de onzichtbare God (2Kor. 4:4), Hij is daarom de afstraling van de heerlijkheid van de Vader en het Embleem van Zijn aanneming (Hebr. 1:3).

God neemt verschillende karakters aan tijdens de bedieningen van de aionen. Hij is Schepper, Redder, Rechter en Verzoener. In ieder van deze aannemingen wordt Hij door Zijn Zoon vertegenwoordigd, Die, als Zijn Embleem, óók de Schepper, Redder, Rechter en Verzoener is. Heel het universum werd "in Hem, doorhem en voor Hem" geschapen (Kol. 1:16;SW).

Hij is de Elohim, de God van de ruimte. Hij is JAHWEH, de God van de tijd, want Hij maakte de aionen. En waar het zoonschap betreft vertelt Paulus ons in Kolossenzen 1:15 dat Hij de "Eerstgeborene van heel de schepping" is. En we mogen in het bijzonder opmerken dat Hij niet vóór de eerstgeborene is, maar de Eerstgeborene Zelf. Als de Eerstgeborene van de schepping, net als de oudste zoon, erft Hij alle waardigheid en status die van Zijn Vader is.

Paulus vertelt ons ...

"Want in Hem is geschapen het al in de hemelen en op de Aarde, het zichtbare en het onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij soevereiniteiten, hetzij autoriteiten, het al is door Hem en tot Hem geschapen, en Hij is vóór allen en het al heeft in Hem samenhang"
(Kol. 1:16,17;SW)

En precies zo was het, in het "begin." Voordat hemel of aarde ook maar iets wisten van heersen of eigendom, hield de Zoon van God, in Zijn eenzame sublimiteit, onbetwist heerschappij en compleet bezit van de schepping, van het centrum tot aan de uiterste randen, in de hemelen alsook op de aarde. En toen, later, de hemelen gevuld waren met een stralende menigte, ontving iedere vorst zijn macht regelrecht door Hem. En, nog later, toen de mens ten tonele kwam en de heerschappij over de schepselen van de aarde aan hem werd opgedragen, leidde ook deze het af van de Zoon van God. In het begin was het "in Hem." Doorheen de aionen is het "door Hem." Dat zijn de eren van de Zoon in die eerste en perfecte schepping, vers uit de hand van God. "Hij was allerhoogst."

Dit alles wordt onderbouwd door de volgende Schriftplaatsen:

"want Ik kwam uit God voort en arriveer"
(Joh. 8:42;SW)
"De Vader heeft de Zoon lief en heeft alles in Zijn hand gegeven"
(Joh. 3:35;SW)
"Want alles onderschikt Hij onder Zijn voeten
(1 Kor. 15:27;SW)
"In vele delen en op vele manieren spreekt God, vanouds sprekend tot de vaders in de profeten, in deze laatste van de dagen tot ons in de Zoon, Die Hij stelt tot lotdeelgenieter van alle dingen, door Wie ook Hij de aionen maakt, Die, de schittering zijnde van de heerlijkheid en embleem van Zijn aanneming, daarbij het al dragend door de kracht van Zijn woord, reiniging van de zonden makend, gezeten is aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogten
(Hebr. 1:1-3;SW)

In de Openbaring van Jezus Christus, geeft Johannes ons in deze woorden een blik op Zijn ware plaats in de schepping en de verlossing:

"Ik ben de Alfa en de Omega, de Oorspronkelijke en de Voleinding"(Openb. 21:6;SW en 22:13)

God, de Vader, begint met Hem, want Hij is Gods creatieve Origineel, en Hij, de allerhoogste Zoon (want Hij is de Eerstgeborene van alle schepselen) brengt al Gods raadsbesluiten voor het universum tot een perfecte rijpheid en levert het terug bij "Hem die Hem het al Onderschikt, opdat God zij alles in allen" (1 Kor. 15:28;SW).

Afsluitende samenvatting

In dit korte onderzoek naar "het Begin van de schepping van God", zoals opgeschreven in Zijn woord, hebben we het volgende vastgesteld:

"Er is één God, de Vader, uit Wie alles is"
(1 Cor. 8:6;SW)
"Alles is uit Hem en door Hem en voor Hem
(Rom. 11:36;SW)

Met andere woorden, de absolute bron of oorsprong van alles, de loop van alles en het doel van alles is de ene God, de Vader. "Voor de aionen" was Hij alles in Zichzelf, want alles is "uit Hem." Na de aionen of voleinding zal Hij "Alles in allen" zijn, omdat "alles voor Hem" is.

Jezus Christus, de Trouwe en Ware Getuige, is het begin van de schepping van God. Hij, de Zoon van Zijn liefde, is:

"Die het beeld is van God, de Onzichtbare, Eerstgeborene van heel de schepping. Want in Hem is geschapen het al in de hemelen en op de Aarde, het zichtbare en het onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij soevereiniteiten, hetzij autoriteiten, het al is door Hem en tot Hem geschapen, en Hij is vóór allen en het al heeft in Hem samenhang. En Hij is het hoofd van het lichaam, de ecclesia. Hij is het origineel, Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in alles eerste mag worden, opdat heel het complement er een behagen in schept in Hem te wonen, en door Hem het al met Zich terug te verzoenen, vrede makend door het bloed van Zijn kruis, door Hem, hetzij dat op de Aarde, hetzij dat in de hemelen
(Kol. 1:15-20;SW)
"Hij onderschikt het al onder Zijn voeten
(1Kor. 15:27)

Aangesteld als de genieter van het lotdeel van het universum, als het Embleem van Zijn aanneming, is Hij ...

"het al dragend door de kracht van Zijn woord"
(Hebr. 1:3;SW)

En Hij is het Hoofd van het Lichaam, de ecclesia, Die Soeverein is, Eerstgeborene uit de doden.

"opdat Hij in alles eerste mag worden"
(Kol. 1:18;SW)

Bovendien is Hij de lichamelijke woonplaats van heel de volheid van de Godheid.

"door Hem het al met Zich terug te verzoenen, vrede makend door het bloed van Zijn kruis, door Hem, hetzij dat op de Aarde, hetzij dat in de hemelen.
(Kol. 1:19,20;SW)

Daarna de voleinding.

"Maar nu: Christus werd opgewekt uit doden, als Eersteling van de ontslapenen. Want omdat door een mens de dood er is, is er ook door een mens opstanding van doden. Want evenals in Adam allen stervend zijn, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Maar ieder in de eigen klasse: Eersteling is Christus, daarna die van de Christus zijn bij Zijn aanwezigheid, daarna de voleinding, wanneer Hij het koninkrijk overdraagt aan Zijn God en Vader, wanneer Hij alle soevereiniteit en alle gezag en kracht zal hebben afgeschaft. Want Hij moet heersen totdat Hij al de vijanden onder Zijn voeten zal plaatsen. De laatste vijand wordt afgeschaft: de dood. Want alles onderschikt Hij onder Zijn voeten. Maar wanneer Hij zou zeggen dat alles onderschikt is geworden, dan is dat duidelijk buiten Hem die Hem het al Onderschikt. En wanneer Hem het al zal zijn onderschikt, dan zal Hij, de Zoon, worden onderschikt aan Hem die Hem het al Onderschikt, opdat God zij alles in allen.
(1 Kor. 15:20-28;SW)
"Then cometh the end"--the end of what?
The end that God so long hath sought:
The end He always had in view,
The end that man so little knew.

The end that centers in the cross,
Of suffering and pain and loss.
The end which dying love could see,
Bearing Him up in His agony.

The end of Sin's triumphant sway,
The end of death--the grave's decay.
The end of judgment and of ire,
The second death, the lake of fire.

The end when God will ever be,
With us for all eternity:
The end for which His love doth call,
The end when He is All in all.








Terug naar de Indexpagina



© www.hetbestenieuws.nl