Gods Aionische Doelstelling
Hoofdstuk 19

Dood en hel
door Adlai Loudy

Het Christendom is zo grondig geïndoctrineerd geraakt met de heidense ideeën over dood en hel, dat het praktisch onmogelijk is de heiligen zover te krijgen dat ze het onderwerp overdenken zoals het echt in de Schrift staat. Ze worden gewaarschuwd om met achterdocht alles te beschouwen en alle leer over het onderwerp te verwerpen die ook maar iets anders is dan wat hen is geleerd. In feite komt denken over de eerbiedwaardige leerstellingen van de kerk over dit onderwerp als zijnde fout, bij hen over als godslastering. Ik herinner mij mijn eigen ervaring. Omdat ik van mijn kindertijd af was onderwezen met de bekende ideeën over dood en hel, was het een geweldige schok toen ik in Gods woord een gewetensvolle studie deed naar het onderwerp en vond dat wat daarin onthuld was geworden radicaal anders was. Maandenlang mediteerde ik, studeerde ik en herbestudeerde ik de Schrift met als doel het vinden van steun voor mijn oude ideeën; maar hoe nauwkeuriger ik studeerde, des te meer bewijs ik vond dat ik van de waarheid was afgeleid. Uit mijn persoonlijke ervaringen wordt deze studie gepresenteerd met een oprecht doel, biddend dat het door de Heer gebruikt kan worden om allen die het met een helder verstaan van het onderwerp lezen te zegenen naar Zijn heilig woord.

Andere meningen

Het onderwerp van de dood presenteert een raadsel, een mysterie, een ondoordringbare duisternis, waarop de ontelbare meningen en filosofieën van de mensen niet geslaagd zijn een enkel verlichtende straal licht te werpen. De wetenschapper, met al zijn instrumenten voor het met een verbazingwekkende preciesheid onderzoeken en oogsten van feiten van de natuur, heeft op het gebied van de dood niets te bieden. De filosoof neemt theorieën over evolutionaire veranderingen en ontwikkelingen die in de natuur opgemerkt zijn, en stelt, vanuit zijn gevoelens en natuurlijke instincten, een filosofie van vooruitgang naar perfectie van bestaan samen, en verklaart uit deze vage veronderstellingen dat er geen dood is. Anderen maken de dood tot slechts een veranderde toestand - de deur naar een grotere, vollere uitdrukking van leven. De spiritisten leveren hun bewijs voor een toekomstig bestaan na de dood door hun on-Schriftuurlijke claim dat ze communiceren met de geesten van de doden.

Er is een eindeloze variëteit aan oplossingen voor het probleem dat uit het heidendom voortkomt, maar daarin is geen bevredigende hoop te vinden. Chaos en rusteloosheid heersen, niet zekerheid en vrede.

Dan komt het Christendom, dat, meer dan alle anderen, verenigd zou moeten zijn in het aan de wereld geven van de bevredigende verklaring. Maar we vinden het weggeleid van de Schrift die ze zeggen te leren, verdeeld in fracties, samen met de orthodoxe meerderheid Satans leugen nasprekend: "Jullie zullen zeker niet sterven," lerend dat alle mensen een onlosmakelijke onsterfelijkheid bezitten, en dat wanneer de dood komt, hun zielen vereeuwigd zullen zijn in een eindeloos bestaan, de goeden in een paradijs van gelukzaligheid, en de kwaden in een hel van ellende en kwelling.

Met de wereld zo vol met babbelende stemmen, zo'n enorme variëteit aan elkaar tegensprekende meningen voortbrengend, vindt de waarheidszoeker zichzelf verwonderd terug, en niet verlicht. Wat moet er gedaan worden? Het zou de grootste dwaasheid zijn om met onze niet geholpen redeneringen te proberen vast te stellen of de verschillende theorieën waar of vals zijn. Daarom is het voor iedere serieuze denker vanzelfsprekend dat, tenzij er een ultieme, gezaghebbende standaard is waarop we een beroep mogen doen voor de oplossing van dit probleem, het meer dan zinloos zal zijn onze studie voort te zetten. En nogmaals, het is voor allen duidelijk dat het onderwerp niet geregeld kan worden door een beroep te doen op het geloof van enig mens, gemeenschap, denominatie, of bevel van kerkenraden. Onze enige hoop ligt in het voorzetten van de studie met de enige gezaghebbende - de heilige Schrift - door God gegeven als oplossing.

De heilige Schrift

Alle Schrift is door God geïnspireerd en is weldadig voor onderwijs, voor overtuiging, voor correctie, voor tuchtiging in rechtvaardigheid, dat de mens van God toegerust kan worden, passend voor iedere goede daad (2 Tim. 3:16,17).

Door dit zonder voorwaarden te geloven, worden we verzekerd dat God een volledige onthulling heeft gedaan over dit onderwerp, en daarom noemen we niemand meester of leraar, maar zullen we voorbij gaan aan de orakels van het heidendom, het lege babbelen van de filosofie, de verleiding door menselijke traditie, en eerbiedig en nauwkeurig onze studie voortzetten in overeenstemming met dit hof van beroep.

De leer van de onsterfelijkheid

Door een kijkje te nemen in de Christelijke literatuur en gezangen, en het voortdurende gebruik van termen als "onsterfelijke ziel," "nooit stervende ziel," "vertrokken ziel," "eindeloos wee," "eeuwigdurende kwelling," opmerkend, krijgt iemand die op dit onderwerp nooit de Schrift heeft bestudeerd, de gedachte dat die vol staat met dit soort uitdrukkingen. Maar wat een schok krijgt men als men te weten komt dat zulke leer in de Schrift geen enkele plaats heeft. Neem bijvoorbeeld het woord "onsterfelijk." Het is in de King James Bijbel maar één maal te vinden en daar wordt het toegepast op God. Het woord us aphtartoo in het Grieks, en zou met "onvergankelijk" vertaald moeten worden. De tekst zou moeten lezen:

"De koning nu van de aionen, de onvergankelijke, onzichtbare, enige God, zij eer en heerlijkheid in de aionen van de aionen. Amen."
(1 Tim. 1:17;SW)

Omdat het woord "onsterfelijk," of beter "onvergankelijk," hier als een van Zijn kenmerken wordt toegepast op God, is het een afschuwelijke verwaandheid het toe te passen op de mensheid. In de Schrift wordt over de mens nooit gesproken als zijnde onsterfelijk. Ook wordt van de ziel of van de geest van de mens in Gods woord nooit gezegd dat die onsterfelijk is. Het woord ziel naspeurend in de King James vertaling, zien we dat het 488 maal voorkomt - 430 maal in het zogeheten Oude Testament, en 58 maal in het Nieuwe - maar in geen enkel geval wordt het ooit in verband gebracht met onsterfelijkheid of doodloosheid. In tegendeel, de Schrift spreekt over de "ziel" als verflauwend, stervend, uitblazend, in handen van het graf, begraven in het graf, vernietigd, met negen teksten sprekend van dode zielen!

Het is een feit dat de Schrift nooit spreekt van een mens, of enig deel van een mens, als onsterfelijk. In tegendeel, waar in het universum leven getoond wordt, van welke soort dan ook, daar is God er altijd de bron van. Paulus benadrukte deze waarheid aan de Atheense filosofen toen hij zei: "Hij is niet ver van ieder van ons. Want in Hem leven wij en bewegen wij en bestaan wij, zoals ook sommige van jullie poëten verklaard hebben: 'Want ook wij zijn van dat ras.'" (Hand. 17:27,28;SW). Daarom is leven, het zijn of bestaan, in absolute zin, een kenmerk van God, en alle schepselen zijn van Hem afhankelijk voor het leven dat ze hebben.

Ons denken is zo volledig gevuld geraakt met de gedachte aan onsterfelijkheid, dat wij er afkerig van zijn te denken dat het niet een grote plaats heeft in de Schrift. Maar ondanks alles dat ons is geleerd, moeten we het feit onder ogen zien dat het woord onsterfelijkheid in onze gewone Bijbel maar vijf maal wordt gebruikt - Rom.2:7; 1 Kor. 15:53,54; 1 Tim.6:16; 2 Tim.1:10. Drie van deze plaatsen hebben het Griekse athanasia, wat doodloosheid betekent of onsterfelijkheid (1 Kor. 15:53,54; 1 Tim. 6:16), terwijl de andere twee het Griekse aphtharsia hebben, wat met onvergankelijkheid weergegeven zou moeten worden (Rom. 2:7; 2 Tim. 1:10). Een verwijzing is bovendien afdoende om de vraag te beantwoorden voor allen die de Schrift als beslissend aanvaarden. Het is 1 Tim. 6:13-16, waar staat:

"tot de komst van onze Heer, Jezus Christus, Die de blije en enige Potentaat op Zijn tijd zal tonen: de Koning van de koningen, en de Heer van de heren, de enige Die onsterfelijkheid heeft, wonend in een ontoegankelijk licht, Die niet één van de mensen waarnam* of in staat is waar te nemen*. Hem zij aionische eer en macht! Amen!"
(1 Tim. 6:14-16;SW)

De enige Die onsterfelijkheid heeft, spreekt van Christus. Hij werd opgewekt vanuit de doden, Eersteling van hen die rusten, werd opgericht, levend gemaakt, en alleen Hij heeft onsterfelijkheid, met de heerlijkheid van doodloosheid stralend van Hem met een intensiteit die buiten de mogelijkheid van menselijke waarneming valt. Dit zou de vraag moeten beantwoorden over onsterfelijkheid. Christus alleen, als de grote Eersteling van hen die rusten, heeft onsterfelijkheid.

Waar en hoe is deze leer van de "onsterfelijkheid van de ziel," "doodloze ziel," "nooit-stervende ziel" tot stand gekomen? Het werd geïntroduceerd bij het prille begin van onthulling. In de hof zei JAHWEH God: "Indien jij eet van deze boom, zal jij zeker sterven." Maar in antwoord hierop zei Satan: "Je zal zeker niet sterven!" En de mens werd de onnozele hals door Satans leugen te geloven en niet Gods waarheid. Moge onze God verlossing brengen uit deze fout!

Paulus zegt:

"Daarom dit: net zoals door één mens de zonde de wereld is binnen gekomen, en door de zonde de dood, zo ging de dood door in alle mensen, waarop allen zondigden"
(Rom. 5:12;SW)

Dit Schriftgedeelte onthult dat JAHWEHs bevel uit de hof nog steeds overeind staat, ondanks Satans leugen en de misleiding van de mens. Twee Timotheüs een vers tien toont dat Christus door Zijn komst bekend werd gemaakt om de dood af te schaffen en door het evangelie licht te laten schijnen op leven en onvergankelijkheid. Al wat wordt aangetoond is dat de mens sterfelijk is, onderschikt aan de dood, en alleen onsterfelijkheid of onvergankelijkheid zal ontvangen door Christus.

De schepping van de mens

Om een duidelijk begrip te krijgen van de Schriftuurlijke betekenis van "dood," moeten we terug gaan naar de prille schepping van de mens en iedere handeling en elk element overwegen dat bij de operatie te pas kwam waardoor de mens een "levende ziel" werd. God zei: "Laat ons mensen maken." In het scheppingstoneel dat volgt neemt God de aarde van de grond en vormt er een man uit, perfect en compleet in al z'n delen, maar zonder leven. Het hart is er, maar het klopt niet; het bloed is er, maar het vloeit niet; de hersenen zijn er, maar ze denken niet: hij heeft ogen, maar ziet niets; oren, maar hoort niets. Er is geen gevoel, geen verbeelding, geweten, geheugen, rede of aanhankelijkheid, gewoon een levenloos lichaam.

Maar als God de levensadem ademt in de neus van dit levenloze lichaam, lezen we: "en de mens werd een levende ziel." Dat wil zeggen: hij kon zien, ruiken, horen, proeven en voelen. Hij was een waarnemend, verstandelijk wezen - een levende ziel. En mogen we het feit benadrukken dat de "ziel" niet in de mens geademd werd, maar het gevolg was van de eenwording van levensadem, de geest, met het lichaam. Met andere woorden, volgens de Schrift is er geen bestaan van de ziel zonder de eenheid van de levensadem met het lichaam. De levensadem moet met het lichaam verenigd worden voordat er een ziel, of gevoel, kan zijn.

Wat is "dood"?

Na kort de volgorde van de schepping van de mens gevolgd te hebben, kunnen we nu voordeel verkrijgen door een eerbiedige overdenking van de Schriftuurlijke uitleg van zijn ontbinding in de dood. In de Schrift wordt ons verteld dat bij de dood "de geest terugkeert naar de Elohim, Die hem gaf" (Pred. 12:7;SW), de "terugkeer in de grond vanwaar jij genomen werd" (Gen. 3:19;SW), en de ziel terugkeert naar het ongeziene [sheol of hades] (Psalm 9:17; Hand. 2:27,31). Job zegt: "ik weet dat U mij doet terugkeren naar de dood" (Job 30:23;SW). Daarom is de dood een complete ontbinding en terugkeer naar de oorspronkelijke staat waarin de elementen bestonden vóór hun eenwording om de mens een levende ziel te maken. Paulus' begrip over dit onderwerp was met dit alles in overeenstemming, want wanneer hij spreekt over zijn eigen dood, zegt hij: "het tijdstip van mijn °ontbinding is aanstaande" (2 Tim. 4:6;SW).

Deze terugkeer naar de dood, de toestand van complete uiteenvalling en onbewustheid, wordt in de Schrift vergeleken met een slaap, waaruit allen opgewekt zullen worden bij de "opstanding."

"Kijk! Antwoord mij, JAHWEH, mijn Elohim. Verlicht mijn ogen, anders zal ik de dood slapen."
(Psalm 13:3;SW)
"Want in de dood is er geen herinnering aan U. Wie zal in het ongeziene U loven?"
(Psalm 6:5;SW)
"Zijn geest zal uit gaan, hij keert terug naar zijn grond. In die dag vergaan zijn weerspiegelingen."
(Psalm 146:4;SW)
"Want de levenden weten dat zij zullen sterven, maar de doden weten niets, en zij hebben geen verdere beloning, want de herinnering aan hen is vergeten."
(Pred. 9:5;SW)
"En velen van die slapen in het stof van de grond zullen wakker worden, deze tot aionische levens en deze tot een verwijt voor aionische weerzin."
(Dan. 12:2;SW)
"Verwondert je hierover niet, want het uur komt waarin allen in de graven Zijn stem zullen horen. En die het goede doen zullen uitgaan in een opstanding van leven, maar die de slechte dingen begaan in een opstanding ten oordeel."
(Joh. 5:28,29;SW)
"Maar nu: Christus werd opgewekt uit doden, als Eersteling van de ontslapenen ... Maar ieder in de eigen klasse: Eersteling is Christus, daarna die van de Christus zijn bij Zijn aanwezigheid"
(1 Kor. 15:20,23;SW)
"Want indien wij geloven dat Jezus stierf en opstond, zo ook zal God die rustend zijn, door Jezus, samen met Hem meevoeren ... want de Heer Zelf zal afdalen van de hemel, met een bevelsroep, met de stem van de aartsengel en met de trompet van God, en de doden in Christus zullen eerst opstaan."
(1 Thess. 4:14,16;SW)

De zaak van de dood van onze Heer bevestigt al deze Schriftdelen tot op de letter. Hij beval Zijn geest aan de Vader en "blies de adem uit" (Luk. 23:46), Petrus spreekt over Zijn ziel in Hades, het Ongeziene (Hand. 2:27,31), en Zijn lichaam was in Jozefs nieuwe graftombe, maar zag toch geen verderf, want er was geprofeteerd dat het niet bekend zou zijn met verval (Hand. 2:27,31). Op dit speciale punt verschilde de dood van de Heer met die van anderen. Uitgezonderd dit was er een complete ontbinding en onbewustheid, dat Hij door Zijn eigen woorden bevestigde, nadat de Vader Hem opwekte uit de doden, zeggend:

"en Ik werd dood, en neem waar: Ik ben levend voor de aionen van de aionen, en Ik heb de sleutels van de dood en van het ongeziene"
(Openb. 1:18;SW)
"Dit nu zegt de Eerste en de Laatste, die dood werd en leeft"
(Openb. 2:8;SW)

Volgens de Schrift gaat noch een mens als geheel, noch enig deel van hem, in de dood een nieuwe of onbekende toestand binnen, maar alles keert terug naar de toestand van waaruit het voortkwam toen leven werd toebedeeld. Alleen door deze feiten te erkennen en er aan vast te houden in onze studie, kunnen we hopen het ware belang van de opstanding te zien die Christus en Paulus in hun onderwijs zo krachtig benadrukten.

De feiten in gedachten houdend die we in onze studie verkregen, zullen we nu het tweede deel van ons onderwerp op gelijke wijze overdenken, waardoor we in staat gesteld zullen worden de termen te verstaan en op prijs te stellen in overeenstemming met hun gebruik in goddelijke onthulling.

Hel

Hebreeuws
SHEOL - komt 65 maal voor in de King James vertaling. Vertaald met:
GRAF - 31 maal. Gen.37:35; 42:38; 44:29,31; 1 Sam.2:6; 1 Kon. 2:6,9; Job 7:9; 14:13; 17:13; 21:13; 24:19; Psa. 6:5; 30:3; 31:17; 49:14,14,15; 88:3; 89:48; 141:7; Spreuk. 1:12; 30:16; Pred.9:10; Hoog. 8:6; Jes.14:11; 38:10,18; Eze.31:15; Hosea 13:14,14.
HEL - 31 maal. Deut.32:22; 2 Sam.22:6; Job 11:8; 26:6; Psa.9:17; 16:10; 18:5; 55:15; 86:13; 116:3; 139:8; Pred. 5:5; 7:27; 9:18; 15:11,24; 23:14; 27:20; Jes.5:14; 14:9, 15; 28:15,18; 57:9; Eze.31:16,17; 32:21,27; Amos 9:2; Jona 2:2; Hab.2:5.
DE AFGROND 3 maal. Num.16:30,33; Job 17:16.
Grieks.
HADES - komt 11 maal voor in de King James vertaling. Vertaald met:
HEL - 10 maal: Matt.11:23; 16:18; Luk. 10:15; 16:23; Hand. 2:27,31; Openb.1:18; 6:8; 20:13,14.
GRAF - 1 maal: 1 Kor. 15:55 (niet in het Grieks).

GEHENNA - komt 12 maal voor in de King James vertaling. Vertaald met:
HEL - 12 maal: Matt.5:22,29,30; 10:28; 18:9; 23:15,33; Marc. 9:43,45,47; Luk. 12:5; Jakobus 3:6.

TARTARUS - komt 1 maal voor. Vertaald met:
HEL - 1 maal: 2 Petrus 2:4.

THE LAKE OF FIRE - komt 5 maal voor in de King James vertaling.
Voor het wilde beest, valse profeet en Satan,
het is een aionische kwelling (Openb. 19:20; 20:10).
Voor de oneerbiedige mensheid - zij die niet geschreven staan in het boek des levens,
het is de tweede dood: Openb. 20:14,15; 21:8.

Hel

Het is verbazingwekkend de verschillende ideeën op te merken die in de Engelse taal zijn verbonden met het woord hel. Het is een smerig, verachtelijk, stinkend, lasterlijk, vervloekend smaadwoord geworden, verbonden aan vrijwel iedere platte uitdrukking die maar denkbaar is. Maar wij houden ons in deze studie bezig met het woord in z'n originele betekenis, en er zal geen tijd verspild worden met de gebruiken waarin het verdorven is. Het is van Saksische oorsprong, en afgeleid van het werkwoord helan, en werd gespeld als hele, helle, hell, heile en helan. In z'n oorspronkelijke staat had het woord een zeer milde en schadeloze betekenis. Het betekende gewoon bedekken, verbergen. Het woord in z'n primitieve vorm is nog steeds behouden, in het bijzonder in de westerse graafschappen van Engeland, en betekent zoiets als verborgen, bedekt, het graf. Iets "hele" betekent het bedekken. Dr. Clarke zegt dat dakpannen of leien op een dak leggen in Cornwall tot op vandaag "heling" wordt genoemd; en in Lancashire worden de kaften van een boek zo genoemd. Zonder twijfel gebruikten de vertalers van onze Engelse Bijbel het woord hell in de betekenis van een bedekte of ongeziene plaats, het graf, of misschien de toestand van de dood.

Maar vandaag is het vrijwel algemene geloof van de verschillende afdelingen van het Christendom dat er nu ergens iets bestaat - een enorme oven of meer van vuur, brandend van zwavel, dat zij met genoegen "hel" menen te mogen noemen, het met hoofdletters spellend, het vet afdrukkend! In deze plaats, zo gelooft men, worden alle zielen van de boosaardigen, bij hun dood gescheiden van hun lichamen, geworpen voor kwelling, waar de brandende worstelingen van de vlammen nooit, nee nooit zullen ophouden of geblust worden, waarvan de pijnen zo intens zijn dat de gruwelen van een oven er een paradijs bij schijnen.

Ik herinner me dat mij als kind werd verteld (en we horen het soms ook vandaag nog), dat de vuren van de hel "zeven maal heter zijn dan de heetste vuren die op aarde gebouwd konden worden!" Dit is, uiteraard, het gevolg van een onwetende verwarring er van met het verslag van Nebukadnessar, die, in zijn woede, opdracht gaf de vurige oven veel heter te stoken dat die gewoonlijk gestookt werd, waarin de drie Hebreeërs Shadrach, Mesach en Abednego levend geworpen werden vanwege hun weigering het gouden beeld te aanbidden naar zijn bevel. Het heeft in het geheel niets te doen met het onderwerp van de hel, en hoe sneller we onze gedachten vrijmaken van zulke misleidende fouten, des te eerder zullen we in staat gesteld worden de waarheid over dit onderwerp te ontvangen.

Stuitende geloven die vroeger geleerd werden

Gelovend dat het behulpzaam zal zijn om kort op te merken tot hoe ver mensen in het verleden zijn gegaan om het geloof van de natuurlijke onsterfelijkheid van de ziel hoog te houden, verbonden met het heidense geloof in een hel, zullen we nu een paar citaten geven voordat we gaan bezien wat de Schrift echt leert. Deze citaten zijn genomen uit belijdenissen en preken van zulke beruchte predikanten als Jonathan Edwards, Isaac Ambrose, Samuel Hopkins, John Whittaker, Spurgeon, Ebenezer Erskine en anderen:

"Van deze boosaardige mensen die vele jaren geleden zijn gestorven, gingen hun zielen naar de hel ... Zij die in vroeger tijden naar de hel gingen, zijn sinds die tijd in de hel bewaard, al die tijd lijdend onder kwellingen; ... Zij worden daar bewaard voor geen andere reden."
"De verdoemden zullen als stenen in een steenoven opgestapeld liggen, en zo gebonden zijn dat ze geen arm of been kunnen bewegen, zelfs geen ooglid; en terwijl ze zo gefixeerd zijn, zal de Almachtige voor altijd de vuren van de hel door hen heen blazen."
"Kijk alleen naar de arme stakker in de vlammen. Zie hoe zijn tong tussen zijn beblaarde lippen hangt! Hoe het zijn verhemelte van zijn mond ontvelt en verbrand, als ware het een vuurstorm! Zie hem schreeuwen om een druppel water! Ik zal het toneeltje niet verder uitbeelden. ... Wanneer de verdoemden de brandende ijzers van hun kwellingen laten rinkelen, zullen zij zeggen: "Voor altijd!""
"De lichamen van de verdoemden zullen met vuur gezouten worden, zo gehard wordend en voorbereid om des te heftig te branden, en toch nooit te verteren."
"Denk nu, o zondaar, wat zal uw beloning zijn wanneer u uw Rechter zal ontmoeten? ... De dronkaard zal genoeg van zijn bekers hebben, wanneer gloeiend heet lood door zijn keel gegoten zal worden, en zijn adem vuurvlammen aantrekt in plaats van lucht ... De boosaardigen zullen als stenen bij elkaar gevoegd worden in een vurige oven. ... Wat een geschreeuw, gehuil, geroep, zullen de hemel, de aarde en de hel vullen!"
"De rook van hun kwelling zal voor altijd opstijgen voor de ogen van de gezegenden en dienen als een zeer helder glas dat altijd voor hun ogen is om hen een blijvende, heldere en zeer aangrijpende blik te geven ... Dit vertoon van het goddelijke karakter en heerlijkheid zal ten gunste zijn van de verlosten, en zeer amuserend zijn, en het hoogste genot geven aan hen die God liefhebben en hun blijdschap verhogen tot onuitsprekelijke hoogten ... Zou deze eeuwige straf en dit vuur geblust worden, dan zou dat in grote mate het licht van de hemel dempen en een eind maken aan een groot deel van de blijdschap en heerlijkheid van de gezegenden."

Denk er aan, beste lezer, dat deze citaten slechts de wilde, misleidde, godslasterlijke dweperijen zijn van mensen die verstrikt zijn geraakt in de mazen van hun eigen net van speculaties. Ik ben er zeker van dat het een opluchting zal zijn om terug te keren naar de gezegende waarheid van de heilige Schrift, en te zitten aan de voeten van de Ene Die sprak zoals geen mens sprak, en de waarheid te leren over dit onderwerp.

Laten we, na de oorspronkelijke betekenis van het woord hel geleerd te hebben, opmerken dat het woord gebruikt is geworden om vier verschillende woorden in de Schrift te vertalen - één Hebreeuws en drie Grieks - sheol, hades, Gehenna en Tartarus. We zullen ze nu elk bestuderen.

Sheol

Het woord sheol komt vijf en zestig maal voor in de Hebreeuwse Schrift, en werd in het Engels een en dertig maal weergegeven met "graf," een en dertig maal met "hel," en drie maal met "de put." Nu zal een vergelijkende studie van de voorkomende plaatsen in de King James vertaling allen in staat stellen dat het gebruik, ongeacht de weergave er van, betrekking heeft tot de doodstoestand, waarin alle menselijke activiteiten ophouden - het ongeziene of onwaarneembare.

In de Griekse Schrift, of Nieuwe Testament, vinden we hades door de heilige geest gebruikt om de gedachte van sheol in het Hebreeuws over te brengen. Hebreeuws, zoals we ons bewust zijn, had geen menselijk gebruik om het te verdraaien voordat ingesloten werd in de Schrift. Alle kennis van het Hebreeuws start met de Schrift. Die is de bron van die taal, en er is geen eerdere lectuur die er achter zit. Daarom stelt het gebruik van Hebreeuwse woorden hun betekenis vast, buiten alle twijfel of twist. Maar wanneer we het Griekse woord hades bestuderen, worden we geconfronteerd met het feit dat het bij de Grieken al eeuwen in gebruik was, en, als gevolg daarvan, in harmonie was met hun mythologische tradities. Het was de belichaming geworden van Satans leugen - "jullie zullen zeker niet sterven". Voor de Grieken was hades de wereld van duisternis, de geestenwereld of tussenstaat, zoals het tegenwoordig door de spiritisten wordt gebruikt, wat is doorgedrongen tot de orthodoxe theologie van het Christendom.

Maar de voor ons liggende vraag is: Verwacht de heilige geest van ons dat we deze verdraaiing volgen, of de waarheid in al z'n zuiverheid? Een overweging van het bewijs dat de heilige geest voor ons neerlegt zou de vraag moeten beantwoorden voor iedere waarheidszoeker. Neem de bekende passage uit Handelingen 2:27,31, waarin hades door de heilige geest wordt gebruikt om de betekenis van sheol in de Hebreeuwse Schrift te belichamen. Met andere woorden, toen God dit woord hades ademde als een synoniem voor Zijn eigen woord sheol in het Hebreeuws, zuiverde Hij dat het woord van al z'n heidense gedachten, en gaf het voor eens en altijd de betekenis waarin wij, die de liefde voor de waarheid ontvangen, het dienen te verstaan.

We kunnen ook voordeel verkrijgen door een studie van de letterlijke betekenis van het Griekse woord hades, buiten alle traditie om, door de elementen waarmee het is gebouwd. Het bestaat uit het element a, wat een voorzetsel is, gelijk aan ons "on" of "niet," en "idein," wat waarnemen betekent. Deze verenigd geven ons de onwankelbare betekenis van het woord in al z'n zuiverheid, "het ongeziene." Deze definitie is in strikte overeenstemming met het goddelijk gebruik van de woorden, zowel sheol als hades, in de Schrift.

Om deze feiten nog krachtiger te bevestigen, moeten we het origineel overdenken, de samenstelling, de uiting en de ontbinding van de mens bij zijn terugkeer in de dood, zoals verbonden met sheol en hades, en letten op de overeenkomst.

OORSPRONG SAMENSTELLING UITING ONTBINDING
grond mens lichaam grond
God adem geest God
Ongeziene adem en lichaam ziel of gevoel Ongeziene

Het lichaam keert terug naar de grond; de geest, de bron van leven, keert terug naar God, en de ziel of het gevoel, keert terug naar het Ongeziene - sheol of hades. Een punt dat ons zeer in deze studie zal helpen is het feite dat de "ziel" alleen verbonden is met sheol of hades. De geest is nooit verbonden met of sheol of hades. Het lichaam wordt nooit in verband gebracht met sheol en hades, behalve in de buitengewone gevallen van de zonen van Korach, Dathan en Abiram, die levend in sheol verdwenen, en Jona die zijn sheol vond in de grote vis. In tegenstelling hiermee wordt beslist over die ziel gesproken als zijne in sheol in tenminste zes passages (Psa.16:10; 30:3; 49:15; 86:13; 89:48; Spreuk. 23:14), en in hades in twee gevallen (Hand. 2:27,31). Ter bevestiging van dit bewijs is er het feit dat, in iedere context, de gedachte altijd betrekking heeft op het gevoel (wat overeenkomt met de ziel), wanneer de verwijzing is naar de mensheid.

Een zeer praktische analogische vergelijking kan getrokken worden uit elektrisch licht. Elektriciteit kan vergeleken worden met geest, het levensprincipe, de lamp zelf met het lichaam en het licht met de ziel. Indien we de stroom afsluiten, gaat het licht naar het "ongeziene." De lamp blijft. Zo is het ook met de mens. Wanneer de levensdraad bij de dood wordt afgebroken, verdwijnt de mens van tussen de levenden. De geest, de zetel van leven, keert terug naar God Die hem gaf; het lichaam keert terug naar de grond, en de ziel - alle gevoel en bewustzijn - keert terug naar het ongeziene, sheol/hades. Schriftuurlijk ondergaat heel de mensheid, zowel heiligen als zondaren, deze ontbinding en keert terug naar de dood, de staat waarin zij verblijven tot de opstanding.

Gehenna

Ons volgend woord in de Griekse Schrift in de studie over de hel is Gehenna. Het komt twaalf maal voor en werd in alle gevallen met hel vertaald. Het is duidelijk niet een Grieks woord, want het komt bij geen enkele klassieke schrijver voor. Het schijnt een Griekse vorm van spelling te zijn van een Hebreeuws woord dat "Het ravijn van Hinnom" betekent. Er is niets Grieks aan, behalve de letters. Onze vertalers hadden niet meer gezag om Gehenna met hel te vertalen dan zij gehad zouden hebben om Sodom of Gomorrah met hel te vertalen. In buitenlandse vertalingen wordt het zelden met hel vertaald.

Oorspronkelijk was het ravijn van de zonen van Hinnom een heerlijke vallei aan de zuidwestelijke zijde van Jeruzalem, beplant met bomen en verfraaid met fonteinen die hun water ontvingen uit de Kedron stroom. Later richten de koningen van Juda, voor de afgodendienst, er een bronzen beeld op, van Moloch, dat het gezicht van een kalf had, en een lichaam van een man in zittende positie, met uitgestrekte armen. Hier offerden de Joden, die gewoon waren duiven, rammen, kalveren en stieren te offeren, hun eigen kinderen. De vallei wordt ook Tofet genoemd, wat een verfoeiing betekent, een gruwel, van tof - overgeven met walging. Anderen leiden het af van tof, wat een trommel betekent, omdat de uitvoerders van deze vreselijke offer op trommels sloegen, zodat het geschreeuw van de kinderen, die verbrand werden in de armen van het beeld, niet gehoord konden worden.

Later was de vrome koning Josia er de oorzaak van dat de plaats vervuild werd en een plaats van ontheiliging werd. Het werd een verbrandingsoven voor al het vuil en afval van de stad, samen met de karkassen van beesten en de onbegraven lichamen van criminelen die geëxecuteerd waren. Voortdurende branden waren nodig om deze te verteren, anders zou verrotting de lucht besmetten. Daar voedden de wormen of maden altijd op de delen van de vergane lichamen die niet door het vuur waren verteerd, wat de oorsprong van de uitdrukking "waar hun worm niet sterft en hun vuur niet geblust wordt" is.

Verder onderscheidt de vallei zich door twee opmerkelijke gebeurtenissen. Het leger van Sennacherib, bestaande uit 185.000 mannen, werd daar in één nacht gedood, en hun lichamen werden met vuur verteerd. Ook de Babyloniërs maakten een grote slachting onder de afgoden dienende Joden in de vallei, en hun karkassen, meer dan begraven konden worden, werden tot prooi voor de roofdieren van de lucht en het veld.

Door dit alles werd de vallei een plaats van walging en gruwel. Het is met deze betekenis dat Christus het verbond met de overtreders van JAHWEHs wet in de toekomende dag van het millenniale Koninkrijk. Zoals we al eerder hebben aangetoond in onze studie van de millenniale heerschappij, zal de minste verbreking van de wet, onmiddellijk berecht worden, en zij die de dood verdienen zullen geëxecuteerd worden en heel het lichaam zal in het Gehennavuur geworpen worden(Matt.5:22,29,30; Jes. 66:24). Vandaar het belang van Christus' uitspraak:

"Wees niet bang voor hen die het lichaam doden, doch niet in staat zijn de ziel te doden! Vrees veeleer Die in staat is én ziel én lichaam te vernietigen in Gehenna"
(Matt. 10:28;SW)

Met het Koninkrijk van de hemelen op komst, in de dagen van onze Heer en in de toekomst, gedurende de tijd van de vreselijke verdrukking, zullen velen van de zonen van Israel gedood worden "vanwege het getuigenis van Jezus en vanwege het woord van God." Maar bij de oprichting van het Koninkrijk zullen zij opstaan tot priesterlijke soevereiniteit en hun zielen verzadigen met de weldaad van goede dingen die voor die era zijn beloofd. Maar onder de heerschappij van de Messias zullen overtreders van de wet niet alleen geëxecuteerd worden, maar de ziel (de zetel van de gevoelens waarmee zij de volheid genoten van de zegeningen van het Koninkrijk) en het lichaam zullen in Gehenna vernietigd worden. Zo'n oordeel geeft hen geen verder recht op de zegeningen van het Koninkrijk, en de Joden, aan wie deze leringen van Christus werden gericht, begrepen de waarheid die het inhield en de schaamte en de gruwel die het deel zou zijn van hen die onder het vervloekte oordeel komen.

De conventionele gedachte van een hel zou nooit opgekomen mogen zijn in verband met de passages waar Gehenna wordt gebruikt. Dit wel doen is een monsterlijke perversie van de gedachte die door de oorspronkelijke term wordt uitgedrukt.

Tartarus

Het woord Tartarus komt maar één maal voor in de Griekse Schrift en is door onze vertalers met hel vertaald geworden. Laten we een bestudeerde overweging geven aan een concordante weergave van het vers:

"Want indien God niet de zondigende boodschappers spaart, maar hen in de duistere grotten van Tartarus werpt, hen overgeeft om vastgehouden te worden voor oordeel"
(2 Pet. 2:4;SW)

En van dezelfde boodschappers spreekt Judas duidelijk:

"En ook boodschappers, die niet de eigen soevereiniteit hielden, maar de eigen woonplaats verlieten, heeft Hij in onwaarneembare banden gehouden, onder duisterheid, voor het oordelen van de grote dag,"
(Judas 6)

Laten we nu waarnemen dat deze passages spreken van boodschappers, of engelen, en niet van mensen; en dat zij niet verwijzen naar een uiteindelijke staat, maar naar een plaats waar zij bewaard worden in onmerkbare banden, onder duisternis, voor het oordeel van de grote dag. Er is niet de zwakste aanduiding van enige kwelling in Tartarus, maar het is een gewone kerker waar zondigende boodschappers vastgehouden worden voor een kastijdend oordeel voor de Grote Witte Troon. Er is niet de zwakste veronderstelling in de tekst of context van de Schrift dat Tartarus het vreselijke begrip meedraagt dat hel in gedachten brengt in het denken van mensen in het algemeen, en er is niet de minste rechtvaardiging om het zo te vertalen. Het is gewoon een opdringen van ideeën in Gods woord die Hij daar nooit bedoelde, en daarvoor zal verantwoording afgelegd moeten worden door hen die, het beter wetend, voortgaan deze fout te verspreiden onder de heiligen. Moge God allen die dit lezen redden van het nog verder verspreiden van deze verdraaiing, en hen inspireren om te helpen het uit te wissen door de positieve leer van het woord in z'n zuiverheid te benadrukken.

Het meer van vuur

De zinsnede "het meer van vuur" komt vijf maal voor in de rol van de Openbaring, en in slechts twee daarvan wordt gezegd dat het een bewuste kwelling is. Daarom, met dit onderscheid benadrukt door de heilige geest, zal het wijsheid voor ons zijn om dit onderwerp vanuit dit standpunt te bestuderen.

"En het wilde beest wordt gearresteerd en met hem de valse profeet, die de tekenen voor zijn ogen doet, waarmee hij hen misleidt die het teken van het wilde beest krijgen en het beeld van hem aanbidden. De twee werden levend geworpen in het meer van het vuur, het brandende met zwavel."
(Openb. 19:20;SW)
"En de duivel, die hen misleidt, werd geworpen in het meer van het vuur en zwavel, waar ook het wilde beest en de valse profeet zijn. En zij zullen dag en nacht beproefd worden, voor de duur van de aionen van de aionen"
(Openb. 20:10;SW)

In deze Schriftdelen vinden we drie individuen - Satan, het Wilde Beest en de Valse Profeet - die nooit voor de Grote Witte Troon zullen komen. Zij zijn de enigen waarvan gezegd wordt dat ze voor de aionen van de aionen gekweld worden in het meer van vuur. Het Beest en de Profeet zijn bovenmenselijk, gunstelingen van Satan - want hij geeft hen al hun kracht en gezag. Het Wilde Beest is dood geweest en tot leven herroepen (Openb. 13:3). De Valse Profeet wordt macht gegeven om een geest te geven aan het beeld van het Wilde Beest (Openb. 13:11-15). Dit is bewijs dat zij een levenskracht genieten die aan andere stervelingen onbekend is, en dit wordt zeker gesteld door het zich wetteloos overgeven aan Satan. Deze bovenmenselijke, wonderlijke levenskracht, waardoor zij in staat worden gesteld de bewonderende aanbidding van de mensheid te bevelen, wordt de oorzaak van de zwaarste en langste bestraffing in de Schrift. Zij worden gearresteerd en levend in het vurige meer geworpen, en bestaan in de kwelling daarvan voor de aionen van de aionen, dat wil zeggen, tot de voleinding, wanneer de dood wordt afgeschaft.

Maar het is het toppunt van dwaasheid er op te staan en te leren, zoals over het algemeen wordt gedaan, dat dit het aandeel of de doem van alle ongelovigen zal zijn, zelfs voor kinderen, en de heiden, waarvan het leven en weldadigheid van sommigen de heiligen beschaamd doen staan. Allen zullen geoordeeld worden en het hunne betalen naar het rechtvaardige oordeel van God, zoals we in ons vorige hoofdstuk over dit onderwerp hebben laten zien. Maar hier leren we, door een onderscheidende studie van de Schrift, de doem van hen die niet in de rol van leven geschreven gevonden worden. Hierover staat geschreven:

"En de dood en het ongeziene werden in het meer van het vuur geworpen; dit is de tweede dood: het meer van het vuur. En indien iemand niet werd gevonden geschreven zijnde in de rol van het leven, werd hij in het meer van het vuur geworpen"
(Openb. 20:14,15;SW)
"Doch voor vreesachtigen en ongelovigen en gruwelbedrijvers en moordenaars en ontuchtigen en tovenaars en afgodendienaars en al de leugenaars, hun deel is in het meer, het brandende met vuur en zwavel, dat de tweede dood is."
(Openb. 21:8;SW)

Deze Schriftdelen vertellen ons dat, nadat de groten en de kleinen geoordeeld zijn voor de Grote Witte Troon en ontvangen wat hen toekomt, zij die niet geschreven staan in de rol van het leven geworpen worden in het meer van vuur - wat de tweede dood is. Nu is het voor ons niet nodig onszelf hier te beschuldigen over de leerstelling van "eeuwige kwelling" voor de boosaardige mensheid, wanneer de Schrift luid en duidelijk zegt dat zij teruggezonden worden naar de dood. Noch is het voor ons wijsheid of eerbiedigheid om een uitleg te zoeken voor het meer van vuur in de commentaren en filosofieën van mensen, wanneer God Zelf ons Zijn eigen uitleg heeft gegeven. Het is de tweede dood en daarom kan het niet meer zijn dan een herhaling van de eerste, en omdat de eerste dood simpelweg een complete ontbinding en terugkeer naar de staat van onbewustheid is, zo zal ook de tweede dood dat zijn. Er wordt nooit in de Schrift van gezegd dat het een straf is. Zo'n leer is voortgekomen uit een misleide vurigheid van leraren ten behoeve van het on-Schriftuurlijke, heidense idee van de "onsterfelijkheid van de ziel," verbonden met een verdraaide leer van eeuwige straf in een hell waarvan het woord van God in z'n zuiverheid niets weet. God zegt dat het de tweede dood is. Dit zou beslissend moeten zijn voor alle waarheidliefhebbers.

Samenvatting

Door deze onderscheidende studie van Gods woord met betrekking tot de dood en de hel, vinden we dat de dood een terugkeer is; de geest keert terug naar God Die hem gaf, het lichaam keert terug naar de grond, en de ziel keert terug naar het ongeziene. In de dood is een mens in een toestand van complete ontbinding en onbewustheid - de doden weten in het geheel niets. Heel de mensheid, zowel heiligen als zondaren, worden zo teruggezonden naar de dood, wanneer God de adem van het leven van hen terugneemt. Zij blijven in deze staat tot ze de stem horen van Hem Die hen terug tot leven zal roepen bij de opstanding.

In de Griekse Schrift betekent hades het ongeziene, of onwaarneembare, en in het Hebreeuws gebruikt de heilige geest sheol als het gelijke woord voor hades. Alleen de ziel, of het gevoel, is met hades verbonden; de geest is dat nooit.

Gehenna spreekt van het ravijn van Hinnom, aan de zuidzijde van Jeruzalem, waar het afval en de lichamen van dode dieren werd verbrand. Criminelen, geëxecuteerd voor het overtreden van de wet, werden in de vuren van Gehenna geworpen. De delen van de lichamen die niet door de vuren werden verteerd, werden verpest door wormen of maden, die een gruwel werden voor alle vlees. Het zal weer terug ingevoerd worden in de millenniale heerschappij, volgens de leer van Christus en Jesaja.

Tartarus is de tijdelijke kerker of gevangenis van zondigende boodschappers, gereserveerd voor een kastijdend oordeel voor het Grote Witte Troon oordeel.

Het meer van vuur is een aionische kwelling voor het Wilde Beest, de Valse Profeet en Satan, en de tweede dood is voor oneerbiedige mensen, zij die niet gevonden worden in het boek des levens.

De Schrift leert geen bewuste tussenstaat tussen dood en opstanding. Noch leert ze dat er op dit moment een plaats is waar de boosaardige doden worden gekweld. Bovendien: de passages die verwijzen naar een toekomstig oordeel geven positieve uitspraken dat in het rechtvaardig gericht van God allen uitbetaald zullen worden, of geoordeeld, in overeenstemming met hun werken. In geen enkel geval wordt er in de Schrift ook maar gehint op nooit eindigende bestraffing of eeuwige kwelling. Het heidense idee van een hel had nooit toegestaan mogen worden om de bladen van de heilige Schrift te verontreinigen. Er is in heel de oorspronkelijke Schrift - Hebreeuws of Grieks - geen enkel woord dat de betekenis van een hel in zich meedraagt volgens de ideeën zoals die onderwezen en geloofd worden in het Christendom van vandaag. Zulke leringen zijn aan de Bijbel opgedrongen door heidense dogmas en foutieve vertalingen, en daarop steunt de orthodoxie om de fout verder te propageren. En het ergste van alles is dat, door deze leer, zij het karakter van de God van liefde uitgewist hebben.


Terug naar de Indexpagina




© www.hetbestenieuws.nl