Wij hebben allen een plaats
door Rick Longva

"En vanuit jullie zelf zullen mannen opstaan, verdraaide zijnde dingen sprekend, om de leerlingen los te rukken, achter henzelf."
Handelingen 20:30.

Voordat Paulus de kleine groep gelovigen in Efeze waarschuwde voor de mannen onder hen die hen naar zich toe zouden trekken, vertelt hij hen:

"Geef acht op julliezelf en op heel het kuddetje..."
(Handelingen 20:28)

Paulus vertelde dat kuddetje - klein groepje gelovigen - niet alleen voor zichzelf uit te kijken, maar uit te kijken voor elkaar. Het punt dat gemaakt werd was dat zij individueel en collectief veilig zouden zijn voor valse leer, valse leer die in hun bijeenkomsten zou binnen kruipen als zij er niet in zouden slagen in Paulus' onderwijs te blijven.

Velen van de Besnijdenisgelovigen waren jaloers op Paulus, niet op zijn persoon, maar op zijn onderwijs.

Zij vonden dat het te bevrijdend was.

Ritueel en praal maakten geen deel uit van Paulus' evangelie. Het was een boodschap van vrijheid, een boodschap zonder banden, een boodschap die velen dachten dat ze de luisteraar er toe zou brengen meer op God's genade te vertrouwen dan op het systeem, een systeem dat zij vonden dat het de door God ingestelde bemiddelaar was om de volgelingen op het pad van rechtvaardigheid te houden (Hand. 21:20-21).

Paulus leerde dat zodra menselijke verdienste werd toegevoegd aan redding, je uit genade was gevallen. Lees wat hij de Galaten vertelde:

"In de vrijheid maakt Christus ons vrij! Stam dan vast en word niet weer vastgezet in een juk van slavernij. Neem waar! Ik, Paulus, zeg tot jullie dat in het geval dat jullie besneden zullen worden, Christus jullie niets zal baten. Maar ik geef weer getuigenis aan elk mens die besneden wordt, dat hij schuldenaar is geheel de wet te doen. Jullie, die in wet worden gerechtvaardigd, werden ontheven vanaf de Christus; jullie vallen uit van de genade. Want wij wachten, vanuit geloof, in geest de hoop van rechtvaardigheid af." (Gal. 5:1-5)

De enige manier waarop we uit genade kunnen vallen - relatief gesproken - is wanneer we geloven in en handelen op iets anders dan Christus om onze redding te completeren. In absolute zin worden allen door genade bedekt, maar wij die verlicht zijn over de weg van God in deze era van genade, maar wegkeren naar de wegen van het vlees om te proberen God een genoegen te doen, vallen uit genade en vallen in menselijke verdienste.

Wij sluiten genade buiten; we vallen weg van de waarheid van het genieten van genade voor wat het is - een daad die toegewezen aan iemand die het tegendeel verdient - en vervallen in een patroon van het proberen God een genoegen te doen met werken, door te proberen Zijn genade te verdienen en te houden.

Hoewel het onmogelijk is jezelf uit de genade van God te zondigen (Rom. 5:20), is het niet onmogelijk uit genade te vallen door te vertrouwen op goede werken om je in God's gunst te houden (Gal. 5:4).

Deze waarheid is voor devote religieuze leiders een mysterie, alsook voor allen die onwetend zijn van Paulus' boodschap.

Voor hen is het tegendeel waar.

Zij leren: zondig en de valt uit God's genade.

Doe goede werken en je zal voortgaan in Zijn genade.

Voor het menselijke verstand klinkt en voelt dit goed, maar om overeen te komen met het evangelie van Paulus is het wat Paulus pervers zou noemen.

Loochenen!

"indien wij verduren zullen wij ook samen koning zijn; indien wij loochenen zal Deze ook ons loochenen." (2 Timotheüs 2:12)

Veel van wat wij geloven zal gevolgen hebben voor hoe ons gedrag zal zijn.

Indien u niet gehoord heeft van de allesoverstijgende genade van God zal u uw leven leven volgens uw eigen verdiensten, of wat anderen van u verwachten, niet God.

U zal dingen zeggen als:

"Ik ben een goed mens, waarom zou God mij niet aanvaarden?"

"Zolang ik maar gehoorzaam ben zal het wel goed zijn."

Het bovengenoemde vers in Twee Timotheüs, plus de verzen hier onder in 1 Korinthe, hoofdstuk 6, worden door hen gebruikt die willen bewijzen dat genade niet voldoende zou kunnen zijn om je in God's goede gunst te houden. Paulus spreekt in beide gevallen van gelovigen.

"6 Maar een broeder wordt met een broeder geoordeeld. En dit voor niet-gelovigen!
7 Voor jullie is het dan reeds helemaal vermindering dat jullie oordelen onder julliezelf hebben. Waarom worden jullie niet veeleer onrecht gedaan, waarom worden jullie niet veeleer benadeeld?
8 Maar jullie doen zelf onrecht en benadelen, en dit onder broeders!
9 Of hebben jullie niet waargenomen dat onrechtvaardigen het koninkrijk van God niet als lotbezit zullen ontvangen? Dwaal toch niet! Noch ontuchtige mannen, noch afgodendienaars, noch echtbrekers, noch verwijfden, noch homoseksuelen,
10 noch dieven, noch hebzuchtigen, noch dronkaards, niet schelders, niet roofzuchtigen zullen het koninkrijk van God als lotbezit ontvangen. "

Wanneer je hier oppervlakkig naar kijkt zou het er op lijken dat zij die zulke daden begaan gevaar lopen door God verlaten te worden, of in het proces zijn van hun redding te verliezen, of in feite al verloren zijn. Maar wanneer je je bewust wordt dat hebzucht, dronkenschap, overspel, sodomie enz. geen vat hebben op je redding (denk aan de allesoverstijgende genade?), dan zal u zien dat deze daden u niet van God kunnen scheiden.

Ziet u het woord "lotbezit" in de bovenstaande verzen?

In sommige vertalingen staat er "beërven."

Een lotbezit (of lotdeel) betekent een deel er van.

Iets erven betekent ergens een deel van krijgen.

Beide woorden hebben te maken met het ontvangen van iets. Redding wordt niet ontvangen omdat je iets doet, het is helemaal God's zaak, niets dat wij doen (Efe. 2:8,9), daarom hebben deze verzen niets van doen met het behouden of verliezen van redding.

In de bovenstaande verzen zullen zij die deze praktijken "voortdurend" of als levensstijl plegen - niet omdat ze een slippertje maken of een tijd van slechte oefening - hun lotdeel of erfdeel in God's koninkrijk niet ontvangen. Zij verliezen hun redding niet, die door genade is, maar zij zullen verlies lijden aan een lotdeel - een hogere plaats van dienstbetoon - in het komende koninkrijk van God; ze zijn nog steeds gered, maar alleen gered.

Als u niet gelooft dat iemand die deze daden uitoefent ook feitelijk een gelovige kan zijn, lees dan wat Paulus te zeggen heeft in 1 Korinthe 5:9-11.

"Ik schrijf aan jullie in de brief geen omgang te hebben met ontuchtige mannen, en geheel en al niet met de ontuchtige mannen van deze wereld, of met de hebzuchtigen en roofzuchtigen of afgodendienaars, want anders waren jullie dus verschuldigd vanuit de wereld uit te komen. Maar nu schrijf ik jullie geen omgang te hebben met iemand die, in het geval dat hij broeder genoemd wordt, een ontuchtige man of hebzuchtige of afgodendienaar of schelder of dronkaard of roofzuchtige zal zijn, met de zulke zelfs niet samen te eten."

Paulus gaat een weinig later verder over hoe ons gedrag rond deze gelovigen zou moeten zijn, die een loopbaan maken van deze praktijken, maar dat is het punt niet; het punt is dat ze nog steeds gelovigen zijn.

Sommigen zouden stellen dat deze gelovigen zichzelf alleen broeder noemden, maar het niet waren. Lees het vers; de context toont aan dat er van de wereld zijn die op deze wijze handelen, net als zij die broeder genoemd worden die op deze wijze handelen.

Nu terug naar wat Paulus zegt over een lotbezit.

Paulus bevestigt deze lotbezit-beloning in 2 Timotheüs 2:11-13.

"Betrouwbaar is het woord, want indien wij samen stierven, zullen wij ook samen leven, indien wij verduren zullen wij ook samen koning zijn; indien wij loochenen zal Deze ook ons loochenen, indien wij ontrouw zijn, Deze blijft trouw, Hij kan Zichzelf niet loochenen."

Het eerste deel heeft van doen met redding - we stierven samen met Hem, dus leven we nu samen met Hem - die voor allen is die uitgekozen zijn om te geloven, dit kan nooit teruggenomen worden; volharden heeft te maken met regeren; verloochenen heeft te maken met niet volharden, daarom zal Hij ons verloochenen van te regeren, omdat we niet volhard hebben (lees het vers nog een keer); "indien wij verduren zullen wij ook samen koning zijn; indien wij loochenen zal Deze ook ons loochenen." De context heeft te maken met regeren. Sommige vertalingen zeggen: "Indien wij Hem ontkennen zal Hij ons ontkennen." Wat ons ontzegt zal worden is ons lotdeel in het regeren in Zijn dienst. Maar hier is de klapper: "Indien wij ontrouw zijn, Deze blijft trouw - het gaat allemaal over Hem - Hij kan Zichzelf niet loochenen (wij die Zijn lichaam zijn - 1 Kor. 12:27; en Zijn tempel - 1 Kor. 3:16)."

(Lees Romeinen 8:33-39 voor een begrip over hoe zeker uw redding is.)

Dus in 2 Timotheüs zegt Paulus: als we samen met Christus stierven zullen we samen met Christus leven; als we volharden zullen we regeren - een lotdeel hebben, als we niet volharden zullen we niet regeren - geen lotdeel, als we niet geloven - wat waarschijnlijk een gebrek aan volharding oplevert - Hij is trouw, Hij kan Zichzelf ontkennen, omdat zoals Romeinen 8 ons vertelt: "Niets kan ons scheiden van God."

Ook al zijn veel van de daden die in 1 Korinthe begaan worden pervers van aard, ze zijn alle zonden van het vlees en zullen nooit in de weg staan van Zijn genade voor ons, want...

"Waar echter de zonde toeneemt, is de genade uitermate overvloedig."
(Romeinen 5:20)

Dit is voor velen moeilijk te aanvaarden, omdat je genade niet kan zien, je kunt het alleen ervaren.

En wanneer we genade ervaren zijn we het ons vaak niet bewust.

Werken zijn zichtbaar, zowel goed als slecht, en beide geven ons emoties, goede of kwade.

Wanneer perverse daden begaan worden schiet genade in een hogere versnelling; genade overstijgt altijd de zonde.

Paulus moedigt ons aan af te zien van deze daden (Romeinen 6:1,2), maar hij zegt ons dat deze daden ons nooit zullen scheiden van God's redding en ons hemelse thuis.

Genade is een struikelblok voor hen die leven bij zicht en daden.

The geloven echt dat zij door genade gered zijn, maar wanneer het er echt op aankomt genade kaal te maken - of genade hoog te houden - tot op z'n meest ware betekenis, dan doet het de gedachten stuiteren van hen die hun geloof willen tonen door hun werken.

Genade laat onze werken aan de voet van het kruis; werken sleuren onze werken terug naar het kruis, alsook naar de gezichten van allen die ogen hebben, om hen te laten zien wat werken gedaan hebben om God's gunst te verdienen.

Christus was succesvol, wij zijn gerechtvaardigd (Rom. 5:19).

Hij deed waarvoor Hij gezonden was te doen: zonde verwijderen (Joh. 1:29).

Niets dat wij doen, of niet doen, kan dat veranderen (Rom. 8:35-39).

Verantwoordelijk

"En er is geen schepsel dat niet verschijnt in Zijn zicht. Alle dingen echter zijn naakt en ontbloot voor Zijn ogen, naartoe Wie wij ons verantwoorden."
(Hebreeën 4:13)

Dit vers spreekt op zo veel niveaus.

Ten eerste: wij zijn verantwoordelijk voor God, niemand anders. Wanneer we allemaal voor Hem staan is het aan Hem aan Wie wij verantwoording zullen afleggen, niet aan iemand anders (1 Kor. 4:5).

Ten tweede: Hij ziet alles, niets is voor Hem verborgen. Wat we openlijk doen dat anderen zien, Hij kent het motief; wat we in het geheim doen ziet Hij ook.

Voor beide kunnen we allen dankbaar zijn:

"Want het is voor ons allen bindend openbaar gemaakt te worden, vlak voor de bêma van Christus, opdat een ieder de dingen op zou halen die hij door het lichaam deed, in verband met de dingen die het verricht, hetzij goed, hetzij slecht."
(2 Korinthe 5:10)

We zullen allen een verslag moeten geven voor wat we in het vlees gedaan hebben.

We zullen beloond worden (een passende vergelding gegeven worden) voor wat we in het vlees gedaan hebben.

Niemand zal hiervan weglopen met een verkeerd begrip of bedrogen. Allen zullen de kennis hebben dat God het goed gedaan heeft en zij zullen hun deel in Zijn koninkrijk toegekend worden.

Zijn genade zal nooit herroepen worden, en dat geldt ook voor onze plaats in Hem.

Het lotdeel van de gelovigen

"Die ons zegent met alle geestelijke zegen te midden van de ophemelsen, in Christus."
(Efe. 1:3)

Paulus gebruikt in 1 Korinthe 15:40-42 de hemellichamen, de zon, de maan en de sterren, om ons de verschillende graden van heerlijkheid te laten zien ten tijde van de opstanding.

"En er zijn ophemelse lichamen en er zijn aardse lichamen, maar van de ophemelsen is de heerlijkheid andersoortig dan die van de opaardsen, de heerlijkheid van de zon is een andere, en de heerlijkheid van de maan is een andere, en de heerlijkheid van sterren is een andere, want de ene ster gaat de andere ster in heerlijkheid te boven. Zo ook de opstanding van de doden. Er wordt gezaaid in vergankelijkheid, er wordt gewekt in onvergankelijkheid."

De sterren in dit vers vertegenwoordigen ons.

Alle sterren zijn "in heerlijkheid," maar zoals te zien overtreffen sommige sterren andere sterren in heerlijkheid; zo is het ook bij de opstanding van de doden.

Daarom zullen wij allen, bij de opstanding, verslag moeten doen en zullen we allen lof ontvangen.

"Daarom: oordeel niets vóór de periode, totdat ook maar de Heer zal komen, Die ook de verborgen dingen van de duisternis aan het licht zal brengen en de raadslagen van de harten openbaar zal maken; en dan zal een ieder vanaf God de lof krijgen."
(1Kor. 4:5)

God zal in die tijd de duisternis in ons verlichten, alsook wat het motief was achter onze daden; er zal geen blaam gegeven worden omdat niemand ooit Zijn bedoeling heeft weerstaan (Rom. 9:19), en alles is uit God (2 Kor. 5:18). Hij is verantwoordelijk voor ons omdat wij Zijn prestatie zijn (Efe. 2:10); maar we zijn allen nog steeds voor Hem aansprakelijk (Rom. 14:12).

God plaatst ons in onze situaties en omgevingen (Jer. 10:23; Efe. 1:11b). Hij zet ons allemaal op de weg die wij te gaan hebben, en het is door Zijn genade dat wij overwinnen, of dat we situaties waarin we geplaatst zijn niet overwinnen (Filip. 2:12,13; Psalm 115:3). Zelfs wanneer we niet overwinnen zal Zijn genade altijd de zonde overstijgen. We zullen nog steeds een plaats in de heerlijkheid hebben; we zullen misschien niet anderen overtreffen die bestemd waren om over ons te regeren (1 Kor. 15:41b), maar we zullen nooit onze plaats in Zijn koninkrijk verliezen, dus...

"Hef jullie ogen op naar de hoogte en zie!, Wie schiep deze dingen? Die hun leger in getal doet uitgaan, Hij roept hen allen bij naam. Vanwege de veelheid van Zijn viriliteit en resoluutheid van energie wordt niemand vermist."
(Jes. 40:26)

Dus wanneer opkijkt in een heldere nacht, dan zal u - in type - zien dat wij allen een plaats hebben en geen van ons gemist zal worden.

 "Want ster overtreft ster in heerlijkheid."

Rick
www.godisgod.ca



www.hetbestenieuws.nl