Opwekken, Opstaan en Verlevendigen
door A.E.Knoch.

Bij het overlijden keert het lichaam terug in de grond, de ziel keert terug naar het ongeziene, en de geest keert terug naar God. Het omgekeerde hiervan wordt zowel opstanding, opwekking en verlevendigen genoemd. Elk van deze uitdrukkingen wordt wel gebruikt voor de terugkeer van de dood, die we meestal opstanding noemen. In de Schrift worden ze met fijn onderscheid gebruikt en worden ze gekozen om te passen bij ieder voorkomend geval. Gezien vanuit het standpunt van het lichaam, lezen we van "opstanding". Als de ziel speciaal in beeld is, wordt "opwekking" gebruikt. En wanneer de geest het belangrijkste is, dan is het "levend maken" of "verlevendigen".

We moeten hier niet uit opmaken dat "opwekking" alleen met de ziel van doen heeft en niet met het lichaam en de geest. Dat zou niet mogelijk zijn, want de ziel is het resultaat van de combinatie van lichaam en geest. Ook is "opstaan" niet beperkt tot het lichaam. Het lichaam zou niet kunnen opstaan zonder de ziel en geest. "Verlevendigen" houdt inderdaad veel meer in dan alleen de terugkeer van het lichaam en de ziel, toch kan het niet van ze worden gescheiden. Er kan geen "opstanding van het lichaam", geen opwekking van de ziel, geen verlevendiging van de geest zijn, zonder dat ieder van hen de andere insluit. Dood vernietigt de hele mens en het terugroepen ervan vereist het herstel van lichaam, geest en ziel.

Hetzelfde figuur wordt gebruikt bij levende mensen. Door overnoemen wordt een deel gesteld als het geheel, waar dat deel prominent gemaakt wordt. We spreken over een mens als "iemand". De Schrift spreekt vaak van zielen waar personen worden bedoeld, daar waar naar hen wordt gekeken in relatie tot hun gevoelens. Zelfs over de geest wordt als mens gesproken. Hij die met de Heer is verenigd in één geest(1Kor.6:17). De Heer is een leven gevende geest(1Kor.15:45). Dit wil zeer zeker niet de afwezigheid van lichaam en ziel veronderstellen, maar het benadrukt de overheersing van de geest.

De uitdrukking "opstaan", indien niet gebruikt in verband met de doden, wordt gebruikt met onze fysieke structuur. Daarom zei Paulus te Lystra tegen de lamme man: "Ga recht op uw voeten staan!"(Hand. 14:10). Paulus zelf stond op in de synagoge in het Pisidische Antiochië toen hem werd gevraagd de mensen toe te spreken(Hand. 13:16). Zelfs wanneer het wordt gebruikt bij opstanding, is dit de eerste gedachte. Petrus, na gebeden te hebben voor Dorcas, zij tegen het lichaam "Tabita, sta op!" Dan geeft hij haar een hand en doet haar opstaan(Hand.9:40).

"Opwekken" wordt vaak naast opstanding gebruikt. Toen Jozef in een trance was, verscheen hem de boodschapper van de Heer, zeggende "Sta op!"(Matt.2:13- lett. "wordt wakker"). Dit wordt herhaald als hij in Egypte in een trance is(Matt.2:20). Dit verwijst duidelijk naar de onbewustheid tijdens het in trance zijn. Toen de Heer dommelde, en de discipelen bang waren dat het schip zou zinken, maakten ze hem wakker(Matt.8:25). We zijn er niet geheel zeker van dat Hij opstond. Het zou meer overeenkomen met Zijn kalmte om te blijven rusten. De aansporing van de apostel "dat het thans voor u de ure is om uit de slaap te ontwaken"(Rom.13:11), en "Ontwaak, gij die slaapt"(Efe.5:14), zijn voorbeelden van het normale gebruik.

Wanneer zowel "wekken" als "opstaan" worden gebruikt, hebben we een leerzaam voorbeeld van hun verschil. "(Op-)Wekken" moet natuurlijk vóór "opstaan" komen, want alleen een slaapwandelaar zou opstaan in zijn slaap. Daarom wordt de aansporing die we zojuist citeerden, "Ontwaakt, gij die slaapt", gevolgd door "en sta op uit de doden"(Efe.5:14). Jaïrus' dochter gaf gevolg aan de woorden "Talitha coumi!", wat betekent "Meisje, ik zeg tegen je wordt wakker!" Dan lezen we "en het meisje stond onmiddellijk op en het kon lopen"(Marc.5:42). Toen onze Heer een domme en dove geest had uitgedreven bij een kleine jongen, die dood leek te zijn, vatte Hij diens hand en richtte hem op(Marc.9:27).

De letterlijke betekenis van levend maken krijgen we te zien in de illustratie van de opstanding zoals die wordt gepresenteerd in het proces dat we waarnemen in het lagere leven van planten. "Wat jullie zelf zaaien wordt niet levend gemaakt als het niet zou sterven"(1Kor. 15:36,CV). Op de een of andere manier, geheel buiten het gezichtsveld van de wetenschap, wordt de geest die leven geeft aan het zaad, overgedragen aan de plant die er uit voortkomt.

Alle leven is het gevolg van geest. Het is de geest die verlevendigt/levend maakt(Joh.6:63). Daarom is er, wanneer de term "levend maken" wordt gebruikt bij de terugkeer uit de dood, een buitengewone nadruk op het geestelijke aspect. Het wordt niet louter bij opstanding en opwekken gebruikt, want bij beide gevallen is leven betrokken. Opstanding is niet het opstaan van een dood lichaam, maar van een dat tot het leven is terug gekomen. Opwekking is niet mogelijk zonder overgang van dood naar leven. Wanneer verlevendiging wordt opgelegd brengt het leven, niet alleen na de dood, maar buiten het bereik van de dood.

We lezen dat de Vader doden opwekt en ze verlevendigt(Joh.5:21). Waarom? Als ze zijn opgewekt, zijn ze dan niet levend? Dat zijn ze, maar de nadruk ligt op hun ziel. Ze zijn teruggekomen tot een leven van bewustzijn en gevoelens, niet tot het leven van de geest. Zoiets zal gebeuren bij de opwekking van de ongelovigen voor de grote witte troon. Hun lichamen zullen opstaan, hun zielen zijn opgewekt, maar ze hebben niet dat overvloeiende van de geest dat hen buiten bereik van de dood zal stellen, want zij gaan in de tweede dood. Alleen zij die zijn verlevendigd ontsnappen aan de tweede dood.

In dit leven wordt de nadruk gelegd op lichaam en ziel. Onze lichamen zijn ziels. Wij zijn ziels(1Kor.15:44-49;CV). En indien de nadruk is gelegd op zowel lichaam of ziel door het gebruik van het woord opstaan of opwekken, opstanding of opwekking, dan zijn we niet vrij om hieruit op te maken dat dit ons introduceert in een staat van onsterfelijkheid, want er is geen enkele nadruk op de geest, die de enige is die leven geeft.

Maar wanneer het terugdraaien van dood wordt omschreven als verlevendiging, een term die de nadruk legt op de geest van leven, dan hebben we de vrijheid om uit te zien naar leven, overvloedig leven. Verlevendiging brengt onsterfelijkheid. Zij die "levend gemaakt" worden zijn buiten het terrein van de dood. Zij die zijn opgewekt of opgestaan kunnen opnieuw sterven.

Verlevendiging wordt in andere verbanden gebruikt. Deze bevestigen het feit dat het wordt gebruikt bij een speciale manier van leven, opgelegd op het leven. Zij die al in leven zijn, kunnen "levend gemaakt" worden. Laten we eens denken aan de omstandigheden waarin onze Heer zei: "De geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven."(Joh. 6:63;NBG). Hij sprak niet tot de doden, maar de levenden! Toch was daar een leven dat ze niet hadden, indien ze niet Zijn uitspraken geloofden. Hij kwam om hen een leven te geven waarvan ze zich niet bewust waren.

Dit is duidelijk waarneembaar in de afwijkende uitspraak:"dan zal Hij,........, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont."(Rom.8:11;NBG). Een sterfelijk, of stervend, lichaam is niet dood in de fysieke zin. Hoe kan het dan levend gemaakt worden? Alleen in de zin dat een speciaal en superieur leven wordt opgelegd aan het gewone. Dit is het leven dat zij die in Christus Jezus zijn nu genieten, vanwege het inwonen van Zijn geest. Door zijn kracht antwoorden deze lichamen naar de wil van God en doen hun leden juist dat wat Hem genoegen doet.

Het zelfde feit is duidelijk wanneer de geest wordt gesteld tegenover de wet:"want de letter[van de wet] doodt, maar de geest maakt levend."(2Kor.3:6;NBG). "Indien er een wet gegeven was, die levend kon maken.."(Gal 3:21;NBG). Een mens moet in leven zijn voordat de wet hem kan doden. En hij moet in leven zijn voordat de geest hem kan verlevendigen. Verlevendiging, wanneer toegepast op de levenden, houdt een geestelijke opleving in, ver boven en superieur aan het gewone leven van de mensheid dat werd ontvangen via Adam. Dit is nu nog op afstand en afgescheiden, want het lichaam is nog steeds ziels en is nog niet omgezet in een geestelijk lichaam.

Maar wanneer de heiligen zijn opgestaan uit de dood, wordt de leven-gevende kracht van de geest bijgebracht in hun lichamen, zodat deze geestelijk, onvergankelijk, onsterfelijk worden. Dit is niet het geval bij de ongelovigen. De redevoering van de apostel in het vijftiende hoofdstuk van één Korinthiërs kan niet slaan op de ongelovige doden die opstaan, want zij zijn niet in zicht totdat ze bij de voleinding worden verlevendigd. Als ze zouden opstaan met onvergankelijke, heerlijke, krachtige, geestelijke lichamen, dan konden ze zeker niet worden verwezen naar de tweede dood. Ze konden niet eens beoordeeld worden. Zijn hele zaak is gebaseerd op de drie momenten van de verlevendiging van de doden: Christus, zij die van Christus zijn bij Zijn komst, en de voleinding (1Kor.15:23). Maar hij gebruikt de uitdrukking "opstanding" voor die verlevendigd zijn, omdat hij spreekt over hun lichamen. Hij beschrijft hier niet hun gevoelens of hun leven.

De voorzichtige precisie en mooie toepasbaarheid waarmee deze uitdrukkingen worden gebruikt in het woord van God is studie waardig en vol van genot. Ze zijn nooit onderling verwisseld. Er is altijd "een reden". We zullen het op het eerste gezicht niet zien. Het kan aan ons voorbij gaan. In feite is het verschil tussen opwekken en opstaan uitgewist in de meeste versies (van vertalingen;WJ). Luther's vertaling is in dit opzicht veel beter dan de Engelse Authorized. Maar het taalgebruik van het Engels is zo bot, dat het vrijwel onmogelijk is om het onderscheid ten allen tijde te bewaren. Daarom is een letterlijke sublinear de enige veilige toevlucht.

Deze drie aspecten van de mensheid worden ook in andere verbanden gezien. Paulus, de Atheners toesprekend, misschien wel het meest kritische wetenschappelijke publiek dat hij kon vinden, gaf een verklaring die veel meer inhoudt dan zelfs de wetenschap van vandaag heeft geleerd. Alles waar de mens veel van weet is het menselijk lichaam. Maar zelfs hier: hoe veel is er nog voor hen verborgen! Ze kunnen niet eens onderscheid maken tussen ziel en geest. En ze zijn het heftigst in het ontkennen van enig verband tussen God en Zijn schepselen. Hoe machtig wetenschappelijk is de eenvoudige verklaring van de apostel! "in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij"(Hand 17:28;NBG).

In Hem leven we. Dit verwijst naar de geest, want het is de enige bron van leven. Er wordt gezegd over de geest dat hij "beweegt", want alleen wat leven heeft en beweegt heeft gevoel of ziel. Planten hebben leven, maar geen ziel. Dieren, die los zijn van de grond, hebben zielen. "Zijn" verwijst naar het lichaam.
De kleine Joodse "betweter"(Hand. 17:18a), zoals ze Paulus noemden, legde meer kennis over God en de mensheid neer in één zin dan in alle filosofieën van Griekenland kan worden gevonden. Het was een meesterlijke analyse van de mens en zijn relatie met zijn Schepper.

A. E. Knoch.



Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.


© ©Concordant Publishing Concern