De Ziel Is Niet Onsterfelijk
door A.E.Knoch

De uitdrukking "onsterfelijke ziel" weerspreekt ronduit een andere bekend gezegde ""De ziel die zondigt, die zal sterven". Beide kunnen niet tegelijk waar zijn. In de grondteksten zijn passages die de laatste bevestigen. Twee maal wordt er van een dode ziel gesproken, maar de Statenvertaling heeft dat veranderd in "dood lichaam" (Num. 9:6; Hag. 2:13). Waar spreekt God ooit over het feit dat een de ziel onsterfelijk is? In tegendeel, Hij wijst pertinent onsterfelijkheid bij allen af, behalve bij Christus, nu Hij levend gemaakt is en buiten het bereik van de dood(1Tim. 6:15,16). De leer over de onsterfelijkheid van de ziel is het valse fundament van onze geloven. Hoewel het duidelijk wordt ontkend door de Schriften, blijft het voortbestaan als de basis waarop het Christendom rust. Het resultaat is dat de feiten over de menselijke ziel en geest praktisch onbekend zijn en opwekking, opstanding en levendmaking, die van vitaal belang zijn voor Gods waarheid, vrijwel zijn vergeten.

THEOLOGIE ZONDIGT TEN OPZICHTE VAN DE ZONDE

De theologie heeft het grondig mis met betrekking tot ieder aspect van zonde. Ze weigert in te zien dat zonde een tekortkomen is. Het schrijft het toe aan een kwaadaardig "principe", in plaats van een gebrek aan geest. Ze laat dood doorgaan door zonde, in plaats van zonde door dood. Ze weigert te erkennen dat Christus de zonde aan kan door Zijn offer. Ze maakt het eeuwig, in plaats van het te beperken tot de aionen. Ze maakt het een ongewenste indringer in Gods plan, in plaats van een middel om Zijn doel te bereiken. Ze poogt aan te tonen dat de oorsprong ervan bij Satan ligt, en berooft daarmee God van Zijn goddelijkheid. Het zetelt in de menselijke natuur, in plaats van in het vlees. We willen nu gaan aantonen dat de theologie ook dwaalt op het gebied van de intrede van de zonde. Van hieruit gezien, schijnt het bijna dat de theologie de grootste zondaar van allemaal is!

VLEES ONDER DE WET

Om te kunnen begrijpen waarom Eva de aandrang van het vlees niet kon weerstaan, kunnen we kijken naar eenzelfde situatie onder de wet. Gods instructies aan het eerste paar bleken krachteloos te zijn, net zoals later de wet zwak was door het vlees(Rom. 8:3). Zelfs vandaag zijn er vele heiligen die er naar streven de wet te houden(wat op zich een ernstige zonde is), maar zij ondervinden dat hun vlees hun inspanningen verijdelt(Rom.7). Zelfs zij die zijn bevrijd van de wet, ondervinden nog steeds een conflict, waarin het vlees ingaat tegen de geest(Gal.5.17). Kruisiging, niet redding, is het passende lot voor het vlees(Gal. 5:24). Het verrade Eva, het vernietigde Israël, het is de zwakte en ellende van de mensheid.

DE VAL

Dat theologische steunpunt, de "val", is een uitdrukking die nooit in dit verband in de Schriften wordt gebruikt. Daarom ben ik voorzichtig mee geweest, wetend dat zulke woorden vaak een massa onwetendheid bedekken en een toegang tot de waarheid verhinderen. Daarnaast is het een van die vallen die met genoeg Schrift zijn gevuld om de zoeker naar waarheid er in te vangen. Als ik rechtstreeks naar voren was gekomen en had gezegd dat ik niet in de "val" geloofde, dan had die verklaring een foute indruk gewekt, alsof ik niet aanvaardt wat de Schriften zeggen in verband met de overtreding van Adam, die de weg opende voor de zonde en dood in al zijn nakomelingen. Feitelijk geloofde ik wat zij zeiden, maar niet wat de theologie te zeggen heeft naar aanleiding van de "val", iets waarover Gods Woord niet spreekt. De uitdrukking werd bedacht om zo God te ontheffen van de verantwoordelijkheid van Adam's handeling en blokkeerde zo de weg naar de waarheid dat, uiteindelijk, alles uit God is.

Het idee dat de "val" wordt geacht over te brengen, is zoiets als: God maakte alle dingen perfect en had nooit voor ogen dat Adam zou overtreden. Hij wilde dat Adam een zondevrij, vrolijk bestaan zou hebben in een eeuwig paradijs. Maar op de een of andere manier, waarmee God niets van doen had, en zonder Zijn falen, verprutste Adam Zijn plan door het eten van een appel waarvan Hij niet wilde dat hij hem at. Appels zijn over het algemeen een gezonde fruitsoort. Ik eet er gewoonlijk vroeg in de morgen een, zonder kwalijke gevolgen, maar, op de een of andere manier, maakte het van Adam en Eva zondaren zonder mogelijkheid terug te keren, behalve voor hen die worden gered door geloof doorheen de dood van Christus. Wij durven hier niet te spreken dat het kwam door een vergissing van Gods kant, daarom schuiven we het van Zijn schouders op die van Adam, die de schuld weer doorschoof naar Eva, die, op haar beurt, het weer doorschoof naar de slang. Om te laten zien dat het werkelijk het gevolg was van zoiets als een ongeval van onze eerste ouders, noemen we het de "val".

Weinigen denken diep genoeg na om te vragen: "Waarom viel Adam? Waarom maakte God hem niet zo dat hij niet ongehoorzaam kón zijn?" God kan dat en heeft dit gedaan in het geval van Christus, en zal dat doen voor al Zijn heiligen bij hun opstanding. Waarom plantte Hij een boom midden in Eden die zou zorgen voor zijn val en verbood hem daarna om ervan te eten? Zou het niet veel wijzer en veiliger zijn geweest om hem met wortel en al uit te roeien en geen enkele boom van die soort binnen het bereik van hem te hebben, zelfs niet buiten de hof? En waarom de slang toestaan Eva te benaderen? Waarom sowieso een slang scheppen, als dat het soort dier was? Maar nog dieper, wat zat er in Adam en Eva dat inging op de suggestie van de slang en werd verleid door de vrucht van de boom? Is het niet glashelder dat, voordat ze zondigden, er iets binnenin hen was dat hen deed toegeven aan de woorden van de slang en veroorzaakte dat ze aten van de verboden vrucht? Wat was dat? De Schrift noemt het het vlees.

Buiten de uiterlijke aansporing om de neigingen van het vlees op te roepen en er voor te zorgen dat het over de schreef zou gaan, was alles "zeer goed". In Eden was de gehele omgeving van de mens er op berekend om aan zijn lichamelijke noden te voldoen. Niets beroerde zijn ziel en hij kende geen kwaad. De suggestieve vraag van de slang was nodig om het vlees in opstand tegen God te brengen. Blijkbaar was haar aanleg zelfs toen, net als nu, vijandschap tegen God, anders zou Eva gepikeerd zijn geweest door de toespelingen van de slang. Het had niet de mogelijkheid om God te plezieren. Het was niet onderworpen aan Gods wet(Rom.8:7,8). Deze trekken zijn niet het gevolg van sterfelijkheid en zonde. Ze zijn onafscheidelijk verbonden met het menselijke vlees, daar gezet door de Schepper om dezelfde reden waarom Hij de boom van kennis van goed en kwaad plantte, en de slang de hof in stuurde. Als Adam onsterfelijk en zonde-afstotend was geschapen, waarom dan die boom geplant en de slang gestuurd? Het was allemaal een deel van hetzelfde plan, en was diep geworteld in het hart van God, dat hunkerde naar de liefde en aanbidding van door genade behouden zondaren.

DE MENS STERFELIJK GESCHAPEN

Adam was sterfelijk en afhankelijk van voedsel en lucht voor zijn bestaan. Waren deze hem onthouden, dan zou hij zijn weggekwijnd. Zijn leven was afhankelijk van de voortdurende vernieuwing van zijn vlees door het bloed, gegeven door de vitaliteit van de aarde en de atmosfeer, die, op hun beurt, hun vitale eigenschappen krijgen van de zon. Zo was hij op geen enkele manier onsterfelijk. Sluit voor een korte tijd zijn longen af van de lucht, en zijn geest zal het verlaten. Sluit voor een lange tijd zijn maag af van de toevoer van voedsel, en zijn ziel zal hem verlaten. Bovendien, als hij ongezonde lucht zou inademen, of gas, of iets zou eten dat de functie van zijn organen zou hinderen, iets dat wij vergif noemen, dan zou dat een geleidelijk verval inleiden dat tot de dood zou leiden als er geen oplossing zou zijn die de zaken weer recht zet.

Het was het vlees in Adam dat kwetsbaar was. Voor ons schijnt dat het substantiële, permanente deel van een menselijk wezen te zijn. Het tegendeel is waar, het is slechts een vluchtige, bezielde vorm van de grond waarop we lopen.
Ieders vlees verandert voortdurend, zodat, letterlijk, we niet hetzelfde vlees zijn dat we enige tijd geleden waren. Het zelfbewuste, de zogenaamde "persoonlijkheid", is in het geheel niet aan het vlees gebonden. We zijn, na een halve eeuw te hebben geleefd, zeker dezelfde persoon, maar we hebben binnen die periode zeven verschillende vleselijke lichamen gehad. De figuur "alle vlees is gras"(1Petr.1:24; CV) drukt dit keurig uit. De meesten van ons zien deze figuur niet en nemen gewoon aan dat de mensheid als gras is, en in de vergetelheid zal verdwijnen. Niet dus! Slechts één onderdeel van de mensheid is zo vluchtig als dat.

Het vlees is het vergankelijke deel van de mens, zoals hij nu is samengesteld, in de eerste schepping, dat ziekte meebracht, oneer en dood, en dat doorgaat de zetel van de zonde te zijn. Het staat in contrast met andere elementen in de mens en in conflict met hen. Daarom lezen we niet dat de verdorvenheid van de mens de Zondvloed veroorzaakte, maar dat alle vlees zijn weg had verdorven(Gen. 6:12). Adam's leven was beperkt omdat hij ook vlees was(Gen.6:3). God vernietigde niet alle dieren, maar alle vlees(Gen. 6:17). Het is verbazingwekkend en verhelderend te lezen dat, door werken van de wet, geen enkel vlees zal worden gerechtvaardigd, terwijl wij zelf zijn gerechtvaardigd door geloof(Rom. 3:20-24). Bovendien: het vlees mag dan verdorven zijn, maar de geest is gered(1Kor. 5:5). Geen vlees zal roemen(1Kor. 1:19), en wat een lijst van werken van het vlees wordt niet gegeven in Galaten 5:19! We moeten altijd onderscheid maken tussen de gehele mens en het vlees, dat de schurk, de bandiet, de snoodaard is in de tragedie van de mensheid.

Het belangrijke punt dat we moeten begrijpen, is dat het vlees in het menselijke paar, zelfs voordat de zonde intrad, doordrenkt was met een hang, een tendens, een voorkeur, een neiging, aanleg voor en een verlangen of lust naar(1Joh. 2:16;2Petr.2:18) zielsbevrediging, plezier en zielse wijsheid, die gelijk staan met een wil(Efe. 2:3;Rom.8:3), die vijandig was met God(Rom.8:7), waarmee het het vlees van de zonde werd(Rom. 8:3), zowel als dat van de mens. Het is gebruikelijk om Adam en zijn vrouw "onschuld" toe te schrijven. Deze uitdrukking wordt niet i.v.m. met hen gebruikt en moet buiten dit onderzoek worden gehouden, zodat ze ons niet van de wijs brengt. Het feit is dat zowel Adam als Eva vlees worden genoemd en dit figuur, meer dan het letterlijk lichaam, of mens, wordt bij hen en het navolgende ras gebruikt in nauw verband met verdorvenheid en dood (vergelijk Gen. 2:23, 24 met Gen. 6:3,12,13,17).

VOORWAARDELIJKE ONSTERFELIJKHEID

Zogeheten "Voorwaardelijken" stellen terecht dat de mens sterfelijk is, en dat er geen onsterfelijkheid buiten Christus is. Maar het woord "voorwaardelijk" staat niet in de Schriften en is nogal ongedefinieerd. Het schijnt te veronderstellen dat de mens zijn aandeel moet leveren in het zeker stellen van het leven; daarom ben ik er ver van gebleven, hoewel ik er van overtuigd was dat de mens niet onsterfelijk is en dat de enige manier om eindeloos leven te krijgen is via Christus, niet door Adam. Ik zou liever de uitdrukking willen gebruiken als die wordt toegepast op Adam, voordat hij overtrad en op allen die eten van de boom des levens in de toekomende aionen. Adam had, onder bepaalde voorwaarden, oneindig leven, dus mogen we zeggen dat hij "voorwaardelijke" onsterfelijkheid had. Zolang hij werd voorzien van het noodzakelijk onderhoud, niets levensbedreigends at, en niet werd vernietigd door geweld, was het geen vraag dat hij niet oneindig zou leven. Hetzelfde is waar had hij toegang gekregen tot de boom des levens. Dat zou zelfs levensbedreigend voedsel hebben geneutraliseerd, had hij dat gegeten. Het geeft "voorwaardelijke" onsterfelijkheid.

DE "DUIVEL" EN HET VLEES

Een eenvoudige en effectieve methode om het immense verschil tussen de werken van het vlees en de inspanningen van de Tegenstander te ontdekken, is alle verwijzingen naar ieder in een concordantie te bestuderen. Dan zal het duidelijk worden dan Satan de mens niet verzoekt de misdaden te doen die we gewoonlijk als immoreel beschouwen, aangezien dit een specialiteit is van het vlees. Over het algemeen mogen we de misdaden die worden begaan door of via de Satan, als geestelijk rangschikken. Ze zijn gericht tegen God en Zijn grote doel, meer dan dat ze betrekking hebben op de verdorvenheid van de mens. Zelfs als ze betrekking hebben op het vlees, richten ze zich op de geest.

Misschien is wel de meest treffende passage om het verschil aan te tonen tussen Satan en het vlees wel 1Korinthe 5:1-5. Korinthe schijnt een zeer immorele stad geweest te zijn. Zelfs een van de heiligen daar zonk beneden het peil van die gedegenereerde tijd, en Paulus, hoewel niet aanwezig, geeft de ecclesia richtlijnen om met deze zaak om te gaan. We zouden kunnen denken dat hij in de klauwen van Satan was gevallen, en dat de apostel een manier zou zoeken om hem uit de macht van de Tegenstander te verlossen. Maar hij doet precies het tegenovergestelde! Hij wordt niet weggerukt van Satan zodat hij kan worden gered, maar aan de Tegenstander uitgeleverd zodat zijn vlees kan worden vernietigd. Zodoende wordt zijn geest gered in de dag van de Heer Jezus. Satan is een geest en heeft te maken met onze geesten, niet met ons vlees, behalve waar het reageert op de geest.

Job's voorbeeld was op dit punt zeer duidelijk. Satan probeerde niet hem te verleiden om deel te nemen aan een orgie van immoreel gedrag. Hij vulde zijn vlees met ellende, opdat Job God zou vervloeken en sterven(Job 2:9). De valse vrienden begrepen dit feit niet.
Zelfs Job begreep niet dat de werkelijke strijd ging tussen God en Satan. Slechts aan het einde bevatte hij de grote waarheid dat Satans aanval op zijn vlees door God voor zijn geestelijk voordeel werd gebruikt. Het is op deze manier dat de Tegenstander zijn missie vervult. Het is zijn baan er op toe te zien dat de mens wordt beproefd en getest, niet om zijn kracht te laten zien, maar om zijn onmacht te demonstreren,

Toen onze Heer door de Tegenstander werd beproefd, was het opnieuw een aanval op Zijn geestelijke relatie met God, meer dan enige aansporing tot moreel misdragen, en onze Heer ging daar op gepaste wijze tegen in. Wat voor misdaad zou het zijn, na dagenlang te hebben gevast, stenen om te zetten in brood om Zijn honger te stillen? Is dit wonder niet slechts de versnelling van het natuurlijk proces? Steen verweert door zon en lucht, en verandert in grond. Planten reiken naar beneden met hun wortels en nemen er de voedingsstoffen en kracht uit, die op hun beurt, weer wordt opgeslagen in het zaad. Dit wordt gemalen, gekneed en gebakken tot brood voor menselijke consumptie. Hij die dit doet in de loop van aionen, kan dit ook in seconden doen. Op zich is dit juist en aan te bevelen. Mogelijk zullen wij een zelfs groter wonder ervaren in de heerlijke lichamen die we zullen hebben wanneer we levend gemaakt zullen zijn. Misschien zullen we rechtstreeks van het zonlicht leven dat stenen in brood omzet(Matt. 4:1-4).

Maar de vergissing hier is fundamenteel. Alle leven ontspringt in God en het is niet goed Zijn onderhoudende krachten anders te gebruiken dan binnen Zijn aanwijzingen. De mens, zoals hij nu is samengesteld, moet inderdaad leven van voedsel dat ooit eens steen was, maar niet alleen daarvan. Hij moet eten in overeenstemming met het woord van de God Die het voedsel schiep en Die de eter onderhoud. Op dit moment is de mens niet in staat om stenen te eten, want God wil dat hij het kwaad ondervindt dat is verbonden met de productie van zijn voedsel. Er moet inspanning en moeite en tranen zijn om hem op de juiste plaats te stellen voor Zijn Schepper en de Model Man zal deze niet ontgaan omdat Hij de macht heeft om het te doen. Hij was nog onderweg naar het kruis dat vooraf moest gaan aan de kroon. Satans doel was niet om van Hem een vraatzuchtig mens of een wijndrinker te maken, zoals Zijn vijanden Hem later eens noemden(Matt. 11:9), maar om Hem weg te trekken van de volkomen afhankelijkheid van het woord van de levende God.

De slimheid van de Tegenstander is overduidelijk in zijn volgende voorstel. Ziende dat Christus vastbesloten is om door de Schriften te worden geleid, citeert hij een passage om aan te tonen dat zijn verzoek in overeenstemming is met wat staat geschreven. Hij neemt onze Heer mee naar een hoek van de tempel die is gebouwd hoog boven de Kidron vallei. Ik heb zelf op dit punt van de muur gestaan, maar het naar beneden kijken maakte me duizelig. Er was zeker geen verleiding voor mijn vlees om mezelf naar beneden te storten. Het was eerder het tegendeel, want het vlees schrikt terug van het mogelijke lijden dat zou volgen, als al niet onmiddellijk de dood zou intreden. Maar Hij hoefde niet bang te zijn. Als Hij over water kon lopen, waarom dan niet over lucht? Na Zijn opstanding ging Hij naar een plaats waar je de tempel kon zien, aan de andere zijde van de Kidron, op de Olijfberg, en steeg op naar hoogten die de tempel tot niets doen verkleinen.

In de een-en-negentigste (eigenlijk de 85e) Psalm zijn er vele kostbare beloften aan hem die zijn vertrouwen in Yahweh stelt en Hem tot zijn vluchtplaats maakt. Boven al had onze Heer het recht om een claim te leggen op de geloofsbeloften. Hoe veel van onze Heer's lieve mensen proberen dat vandaag de dag! Hoevelen zijn ontmoedigd! Hoe heeft het het geloof in het Woord van God vernietigd! Hoeveel hypocrisie heeft het verwekt! Als ze werkelijk deze passage geloofden, zouden velen er prat op gaan door hun geloof ten toon te stellen door van allerlei gevaarlijke plaatsen af te springen, om zo God te beproeven, om te zien of Hij zich aan Zijn woord houdt. Maar dat is geen geloof, maar juist gebrek er aan! Het zou in directe tegenstelling zijn met een ander stuk Schrift dat zulk een omgaan met de Godheid verbiedt. De Psalmist schreef niet over zo'n mens. De beloften zijn voor hen die werkelijk vertrouwen en het niet nodig hebben om te zien of het wel waar is. Dat was nou net de kern van Satans beproeving. Het deed geen beroep op de driften.

In zijn derde poging om aanbidding door onze Heer te krijgen, begeeft Satan zich grotendeels op Schriftuurlijke grond en veel van wat hij zegt is waar. De koninkrijken van deze wereld zijn in zijn hand en hij is in staat ze te geven aan de man die hem vereert. Aan de andere kant heeft Christus recht op deze heerlijkheid en zal eens Zijn plaats innemen aan het hoofd van de volkeren. Toch wijst onze Heer dit aanbod verontwaardigd van de hand en gebied Satan om heen te gaan, want hij had de verering opgeëist die God alleen toekomt en hen die Hem vertegenwoordigen.

Het geestelijke karakter van de beproevingen zou ons moeten helpen te begrijpen dat de missie van Satan niet tot het gebied van het vlees behoort, maar tot dat van de geest. Hij staat op tegen geloof in God, zelfs wanneer hij kunstig suggereert dat we God moeten beproeven wanneer hij Schriftplaatsen aanvoert voor zijn veronderstellingen en eisen. Weinige heiligen, helaas!, zijn in staat met Schrift te pareren, zoals onze Heer deed, omdat ze niet met verstand doorzien wat de rol is waarin Satan door God is gesteld, en verwarren het met die van een mythische "duivel" die het vlees ontsteekt en mensen leidt tot lage en verdorven daden. Slechts indirect, zoals in het geval van Adam, beïnvloedt de Tegenstander de mensheid in de richting van immoraliteit, dat wil zeggen: tot gedrag dat ingaat tegen Gods wil, en zo weg van zijn voorwaardelijke onsterfelijkheid.

Satan zaaide de dolik of "wikke" onder de discipelen van het koninkrijk. Deze figuur is zeer suggestief. Een immoreel mens kan nauwelijks kwalificeren, want de pointe ligt in de uiterlijke gelijkenis van de twee planten. Immoraliteit kan niet goed voldoende vermomd zijn om deze figuur te vervullen. In tegendeel, aangezien de discipelen van een hoge moraal zouden zijn en rechtschapen, zouden het net zulke karakters moeten zijn die een plaats onder hen konden houden, zonder opgemerkt te worden(Matt. 13:19).

Judas was gedurende vele jaren een erkende apostel van onze Heer. Niemand had lang zo'n publieke post kunnen houden als er ook maar een spoortje van immoraliteit aan hem te zien zou zijn. Toch wordt hij gekenschetst met dezelfde titel als de Tegenstander(Joh.6:70).

Het waren de eigengerechtigde Joden die door onze Heer werden gekenschetst als nazaten van de Tegenstander(Joh.8:44). Zo'n sinistere naam was nooit door Hem gegeven aan tollenaars en zondaren. Hij toonde oprechte sympathie voor hen wier vlees hen tot zonde had verleid, maar uiterste hardheid bekleedde Zijn omgang met hen die onder de leiding stonden van Satan. Dit is vandaag omgekeerd. De dominee op de preekstoel kan veel meer recht hebben op veroordeling dan iemand die in de goot ligt, maar we geven een applaus aan de een en verafschuwen de ander. Eén ding is zeker, Gods gedachten zijn niet de onze en Zijn wegen zijn niet onze wegen!

Dat de mensheid ongeneeslijk opstandig is tegen God, zelfs zonder Satans verlokkingen, wordt volledig aangetoond door de duizend jaren waarin de Tegenstander zal zijn gebonden. Zo'n lange proefperiode, onder de weldadige heerschappij van Israël, in wier harten Gods wet een plaats heeft gevonden, gedurende welke er lichamelijke zegeningen zullen zijn zoals de aarde nog nooit heeft gezien, zou toch de mensheid moeten genezen van hun vijandschap tegen God. In plaats daarvan vlamt het weer op zodra Satan weer verschijnt.

Satan, net als de mens, faalt vanwege de zwakheid van het menselijk vlees. Hij zoekt de mens te dienen en is aan de zijde van hervorming en wereld-verbetering, buiten God om. Hij heeft buitengewoon slim het Christendom misleid, net zoals hij Eva bedroog, zodat het nu prima is georganiseerd om zijn plannen voor een betere wereld ten uitvoer te brengen, zonder de soevereiniteit van van Israël's Messias te erkennen.

A.E.Knoch.


Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.


©Concordant Publishing Concern