Het probleem van het Kwaad
---
Satans Grootste Zonde
door A.E.Knoch.

Vrijwel allen zijn het erover eens dat zonde van de duivel is. We zijn hier diep van overtuigd, maar wanneer van ons wordt gevraagd te geloven dat God een zondeloos wezen heeft geschapen dat, zonder innerlijke of uiterlijke oorzaak, de vader van alle kwaad is geworden, komt ons verstand in opstand en levert (Gods) openbaring geen enkele grond voor dit geloof. God zegt "de duivel zondigt van de beginne" (1 Joh. 3:8).

Totdat we zelf deze zaak onderzochten wisten we zelf ook niet beter dan dat Satan in het begin geen zondaar was, maar dit later in zijn loopbaan werd. Toen we onderzochten waarop deze lering gebaseerd is, merkten we al snel de dubieuze aard ervan op, alsook het gebrek aan Schriftuurlijk bewijs ervoor. Alle heldere passages spreken het tegen. In elk van de gevallen worden we verondersteld aan te nemen, dat God sprekend over iemand anders, in werkelijkheid bedoelt dat wij begrijpen dat Hij Satan op het oog had, hoewel Hij, om de een of andere onnavolgbare reden, het meer aan onze fantasie overlaat dan aan geloof.

Het is echter niet van belang wanneer hij zondaar werd, maar hoe. Een zondeloos wezen zou een of andere beïnvloeding van buiten nodig hebben die maakt dat hij het rechte pad verlaat want anders zou hij niet zondeloos zijn. Alle heldere aanwijzingen van de Schrift wijzen op zijn zondigen "van de beginne".

Vergelijk dit met Adams geval. De volmaaktheid die Adam had maakte niet dat hij zondigde, zelfs niet toen God niet in de hof aanwezig was. Er was een beïnvloeding van buiten nodig om hem te doen afwijken.

Omdat zonde gedijt op een afstand van God, lijkt het aannemelijk om de oorsprong van zonde aan een terugtrekken van de goddelijke aanwezigheid toe te schrijven. Toch wordt dit niet bevestigd in het verhaal van Adams zonde. Elohim schijnt veel van de tijd afwezig te zijn geweest, toch was er geen neiging tot zondigen tot de beproever verscheen. Bovendien zou het scheppen van een wezen dat automatisch zou zondigen als God zich terugtrok, gevolgd door Zijn terugtrekking, zoiets zijn als iemand die een dynamietlading ontsteekt met een tijdschakeling. Als hij een gebouw verwoest, is zijn afwezigheid van die plaats op het moment van explosie geen bewijs dat hij het niet heeft opgeblazen.

Zonde leidt tot afstand van God. Adam werd uit de hof verdreven. Kaïn werd weggezonden van de plaats waar de symbolen van de goddelijke aanwezigheid nog steeds waren blijven hangen. Daar dient zonde juist voor. Zonde is bedoeld om vijandschap voort te brengen. Maar het schepsel verlaat de goddelijke aanwezigheid pas nadat zonde tussen hen in is gekomen. Zelfs als zonde het resultaat zou zijn van de goddelijke terugtrekking, dan zou die daad een even duidelijke en beslissende factor bij het maken van de eerste zondaar zijn, als een directe schepping zou zijn, en in geen geval God van de verantwoordelijkheid ontslaan.

Omdat zonde in essentie een falen is, is het voor de oprechte geest mogelijk om de oorsprong van zonde terug te voeren via Adam naar de Tegenstander en te zien hoe God de eerste en enige Oorzaak van alles kan zijn zonder de geringste smet op Zijn heilige Naam. In feite verplichten zowel gezond verstand en openbaring ons om voor de oorzaak achter Satan te kijken. Openbaring zegt "Alles is uit God". Gezond verstand zegt dat als God niet overwoog een Satan te scheppen, als de Tegenstander buiten de gestelde grenzen van Zijn plannen zou komen, dan heeft Hij de grootste van alle fouten gemaakt.

Laat uit het definiëren van een zonde als een falen, niet worden afgeleid dat we er lichtvaardig over doen. Eerder het tegendeel. Alleen deze goddelijke definitie is in zijn strekking ruim genoeg om alle soorten en vormen van zonde te omvatten. Alleen deze sluit zowel de Farizeeër als de verschoppeling, zowel het morele als het immorele, zowel het beminnelijke als het venijnige, in. De zwaarte en het karakter van zonde wordt door andere termen gedefinieerd, zoals overtreding, wetteloosheid en krenking.

Het is algemeen gebruikelijk bij het verklaren van kwaad en zonde in de wereld alles op de duivel te schuiven. Niemand zal, geloven wij, beweren dat de duivel zelf-geschapen is. Hij werd geschapen door God. Als hij tegen Gods opzet en plan zonde en kwaad in de wereld introduceerde, dan maakte God een fout toen Hij hem schiep. Dit is zonde. Iedereen die probeert God van de gevolgen van Zijn eigen schepping te vrijwaren, door de schuld ervan op een van Zijn schepselen over te brengen, volbrengt feitelijk precies datgene wat hij probeert te vermijden. We behoeven niet bang te zijn om dit probleem onder ogen te zien. God is zeer goed in staat Zijn eigen eer te verdedigen. Als het oorspronkelijke plan van het universum geen vijand insloot, zoals Satan bleek te zijn; als zonde een verrassing was waarvoor oorspronkelijk geen voorziening was getroffen; dan, inderdaad, heeft God gezondigd, of gefaald, in de volste kracht van het woord.

Als we, aan de andere kant, God op Zijn Woord nemen, dat alles uit Hem is, en Hij de Schepper van de Tegenstander is, en dat het Zijn opzet was dat dit schepsel niet alleen zou zondigen maar ook anderen in zijn listen zou verstrikken, en dat zonde zal worden verworpen wanneer het doel is bereikt - dan, en alleen dan, kunnen we ervan verzekerd zijn dat God niet gefaald of gezondigd heeft.

Dat God zonde had voorzien voor het haar destructieve loopbaan begon wordt duidelijk vanuit het feit dat Hij tevoren in een offer ervoor voorzag. Waarom zou Hij spreken van het Lam dat geslacht is, sedert de nederwerping der wereld (Opb. 13:8, N.B.G.: grondlegging), tenzij Hij zelfs voor die tijd niet alleen het bestaan ervan erkende, maar feitelijk bedoelde? De Joden hadden een oppervlakkig, kortzichtig idee dat altijd de overhand schijnt te hebben, dat kwaad altijd het resultaat van zonde is. Het boek Job was in hun handen maar niet in hun harten. Toen onze Heer een blind geboren man zag vroegen zijn discipelen hem, "Rabbi, wie zondigde, deze man of zijn ouders, dat hij blind geboren is?" Hij antwoordde, "Noch deze man zondigde, noch zijn ouders, maar het is opdat de werken van God in hem openbaar kunnen worden" (Joh. 9:2,3).

Het karakter van God eist niet dat we de bron van zonde met een mantel bedekken, of in een doodlopende steeg drijven, of op de schouders van Zijn schepselen schuiven. Zulke uitvluchten wekken wantrouwen op en geven geen echte bevrediging. Zodra we eenmaal zien dat Zijn verlangen om Zijn genegenheid te onthullen een achtergrond vereiste en dat zonde een essentieel deel van Zijn plan is, dan is de schepping van een schepsel dat dat deel van Zijn opzet zou uitvoeren geen falen, dus geen zonde. Als het daarvoor geschapen schepsel in die functie had gefaald, zou dat het falen zijn. De zonde van de Tegenstander is op zichzelf een bewijs van de zondeloosheid van God.

De eerste aanwijzing van de grote botsing tussen de Tegenstander en de Christus, Gods Kampioen, wordt gevonden op de eerste pagina's van de openbaring. Zonde had nauwelijks het menselijk terrein betreden of er werd voor haar uitgang gezorgd. Terwijl het Zaad van de Vrouw de Kop van de slang zou kwetsen, zou deze Zijn hiel kwetsen. De kwetsing van de hiel van de Messias is de eerste glimp die we opvangen van het kruis. Het verzekert ons dat, achter het donkere gordijn van Golgotha, achter de haat van mensen, het deze duistere slang was die hun harten beïnvloedde zoals bij de moeder van alle levenden in het begin. (Gen. 3:15).

Twee van de evangelisten doen ons verslag van de verzoeking van onze Heer door de Tegenstander. Na veertig dagen van vasten, zou honger op zichzelf voor voldoende motief hebben gezorgd om Zichzelf van brood te voorzien. Maar de insinuatie dat dit gebrek een bewijs was dat Hij niet de Zoon van God was, leidt Hem niet van Zijn pad van uiterste afhankelijkheid van Zijn Vader af. Hetzelfde argument komen we vandaag vaak tegen. Als God Onze Vader is, waarom zouden we dan welk kwaad dan ook verdragen? Waarom zou Zijn Zoon hongeren? Omdat het Zijn liefdevolle wil is dat we van het kwaad proeven, zodat we in staat zijn om van het goede te genieten.

Voor wie goed nadenkt laat de schaduw, die op Gods karakter wordt geworpen door de schepping van de Tegenstander, zich niet vergelijken met de veel grotere schaduw die wordt veroorzaakt door Zijn gebruik van dit instrument en Zijn medewerking in het uitvoeren van diens oppositie. De Tegenstander kon Job niet raken, omdat God hem op afstand hield. Maar op Satans suggestie breekt Hij opzettelijk Jobs verdedigingen af en zendt Satan op zijn slechtst naar die rechtvaardige man.

En nog groter is onze verbazing wanneer we Zijn Heilige door de geest in de wildernis gedreven zien om door Satan verzocht te worden. De wildernis, de wilde dieren, het veertig dagen durende vasten zijn alle direct van de hand van God en bedoeld om Zijn verdedigingen af te breken als voorbereiding voor de aanvallen van de Tegenstander.

Wanneer we overdenken waar Hij vandaan kwam en Wie Hij was, zouden we dan niet huiveren bij zo'n behandeling? Het was niet louter dat Hij niets gedaan had om dit lijden te verdienen, maar dat Zijn werkelijke verdiensten precies het tegendeel waren van wat Hij ontving. Niet lang daarvoor had de hemel zich geopend om in het openbaar over Hem Zijn Vaders welbehagen af te kondigen. Dit is werkelijk een veel diepere en veel moeilijkere kant van Gods verbinding met het onrecht dan de introductie van zonde in het begin.

De volgende beproeving vindt eveneens zijn tegenhanger in de huidige uiteenzetting. Sommigen proberen ons te laten zeggen, als God kwaad gebruikt om een groter goed te produceren, waarom zouden we dan ook niet hetzelfde doen? Sommigen zeggen dat degenen die geloven dat God het kwaad schept ook moeten geloven dat we kwaad moeten doen opdat het goede eruit voort moge komen, en dat is precies datgene wat Paulus veroordeelt. Laat ons opmerken, dat Paulus ervan werd beschuldigd dit te leren. Er was iets in zijn leer dat zo verdraaid kon worden dat het dit zou betekenen. Wij bevinden ons in precies dezelfde positie. We leren dit niet, maar er is iets in ons onderwijs dat ervoor kan worden aangezien (Rom. 3:8).

Het zou kwaad geweest zijn van onze Heer om Zich van een vleugel van de tempel te werpen. Afgezien van een wonder, of de tussenkomst van engelen (waartoe Hij was gemachtigd) zou Hij zwaar gewond of zelfs omgekomen zijn. God doet zulke dingen. Hij doodt. Hij beproeft zijn schepselen. Mogen Zijn schepselen Hem beproeven? Dat is het antwoord aan degenen die geen verschil zien tussen Gods gebruik en 's mensen gebruik van het kwaad. De mens heeft het nodig beproefd en getest te worden. Vandaar dat kwaad door God wordt gebruikt. Doch het is slechts ongeloof en ontrouw om iets te doen dat Zijn kracht of weldadigheid in twijfel trekt. Wij behoren geen kwaad te doen, want wij zijn niet in staat er goed uit voort te brengen zoals God dat kan. De volgende beproeving was veel subtieler. De koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid behoorden Christus rechtens toe. Hij had aanspraak op die eer. Satan bood Hem aan wat Hij verdiende en door dit te doen, insinueerde hij dat God onterecht de beloning achterhield, die Hem zo terecht toekwam. Wat een kans om de wereld te hervormen en de kwalen ervan te genezen! Maar Hij koos liever kwaad uit de hand van God dan goed uit de handen van de Tegenstander (Mat. 4:1-10). Deze vorm van beproeving is zo gewoon en zo onverdacht dat weinigen van de dienaren van de Heer niet in bepaalde mate zijn bezweken voor haar invloed. Hun verlangen om hun medemensen te helpen, om de meest belovende koers om Zijn waarheid te verbreiden te gebruiken, om van werkelijk nut te zijn in Zijn werk, zijn voldoende om het geweten in slaap te sussen van diegenen, die ontsteld en ontmoedigd worden door het vooruitzicht van een hard, vernederend pad in gemeenschap van een God, Die, in het geval van Christus, goed met kwaad scheen te beantwoorden. Het onderwerp dat we hier behandelen is er een goed voorbeeld van. Hoevelen zullen deze pagina's lezen, overtuigd dat we de diepten van de waarheid hebben gepeild, doch terugschrikken van het pad dat de afkondiging ervan belooft? Kwaad zal de levens binnendringen van ieder van ons, ongewild en onwelkom. Ons lokt geen pad aan waarop geen schaduw van zijn aanwezigheid valt. Als een positie van kracht en invloed opengaat, dan haasten we ons niet om na te gaan aan wie we dat te danken hebben, maar verheugen ons eerder in het vooruitzicht grote dingen voor God en mens te volbrengen. Hoe vaak zijn we niet teleurgesteld door de woorden, "Als we over deze dingen zouden spreken, zullen ons onze toekomstperspectieven worden ontnomen en zijn onze dagen geteld". Onze Heer werd de grootste gelegenheid en de hoogste eer aangeboden die ooit tot een sterfelijk mens kwam. Het alternatief was een Man van smarten te worden, bekend met verdriet, met het afschuwelijke hoogtepunt van het kruis. Toch overwoog Hij het geen moment. Hij wees het aanbod als een belediging af, en nam Zijn verachtelijke en teleurstellende weg op zich.

Toen Zijn afkondiging van het koninkrijk tot de crisis kwam dat de afwijzing ervan niet langer een vraag was, werd Hij bemoedigd door de sympathie van Zijn discipelen, in het bijzonder Petrus, die stoutmoedig zijn geloof uitsprak dat Hij de Messias was, de Zoon van de Levende God. Toen begon Hij hen de afschuwelijke tragedie te laten zien welke Zijn pad overschaduwde. Petrus, een en al sympathie, wilde daar niets van weten. En, kunnen we zijn gedachte niet begrijpen? Wat had de Heer gedaan om zo'n dood te verdienen? God behoorde Hem het koninkrijk te geven, niet het kruis! Maar onze Heer, die de tegenstand tegen Gods plannen herkende, en de laster van Zijn sympathieën, aarzelt niet om Petrus bij de grote Tegenstander zelf in te delen. Evenals bij de beproeving in de wildernis, werpt Hij alle gedachten aan ontrouw aan Gods liefde van Zich af, en gebruikt Hij voor Zijn onstuimige discipel precies dezelfde woorden die de Lasteraar voor een tijd had weggedreven. "Ga weg, achter Me, Satan!" (Mark 8:33; Lucas 4:8; Matt 16:23).

Het geheim van Israëls afwijzing van hun Messias lag in Zijn aanklacht, "Jullie zijn van je vader, de Tegenstander!". Zonder het te weten werden ze voort geleid door het meester-brein wiens poging om Christus te corrumperen voordat Hij Zijn bediening begon werd verijdeld. Nu Satan het volk tegen Hem heeft gekeerd, trekt hij zijn plan tot zijn grootste zonde - de moord op de Messias. Hij was een mensenmoorder van de beginne. Een mens kan in zijn hart een moordenaar zijn lang voordat hij werkelijk de daad pleegt. Zo ook was Satans daad het resultaat van zijn karakter. Het was altijd zijn bedoeling om zijn Rivaal naar de troon te doden (Joh. 8:40-44).

Het was geen toeval dat de naam "Judas" aan de verrader van onze Heer werd gegeven. Het was ook de naam van de natie, want ze waren allen opgenomen in de stam van Juda. We moeten niet vergeten dat zowel hij als zij werden voortgedreven door een ongeziene geestelijke macht die ze niet konden weerstaan. Judas vervulde zijn gemene plan niet totdat Satan in hem voer. De mensen die onze Heer kruisigden werden voortgedreven door een blinde impuls. Het sluwe, slimme komplot werd uitgewerkt door dezelfde die Eva tot de oorspronkelijke zonde van de mens leidde.

Satan is de zifter van de heiligen. Sommigen schijnen te denken dat hij hen niet kan raken en dat iemand die in zijn strik valt verloren is. Dat was niet het geval met Petrus. Om hem een nuchtere oordeel over zichzelf te leren, laat de Heer Satan opzettelijk toe het kaf uit hem te ziften. Aldus vinden we de hoofdrolspelers in de grootste van alle tragedies, het kruis van Christus, onder het bestuur van een ongeziene, duistere geest, wiens duistere ontwerp ze verplicht zijn uit te voeren.

Wie ooit Gods gedachten betreffende zonde wil leren, doet er goed aan de mindere voorbeelden ter zijde te schuiven en de zonde der zonden te bestuderen, het doden van de Zoon van God. Dit draagt alle tegenstrijdigheden die ons verwarren in zich. Petrus klaagde de Joden ermee aan (Hand 2:36). Het was het werk van Satan (Gen 3:15). Het was het behagen van de Heer (Jes. 53:10). In een werkelijke zin was het het werk van mensen, hoewel ze pionnen van Satan waren. In een nog fundamentelere zin was het de grootste zonde van Satan. Maar, in absolute zin, was het Gods daad, opgezet zelfs voor de daders maar bestonden. Vandaar dat het van God was ondanks dat het niet direct van God was.

De gezegende waarheid die we aan het licht willen brengen is dat, wanneer we de grootste zonde van Satan beschouwen, het in volkomen overeenstemming met de feiten zal blijken die we al hebben verzameld over de intrede van zonde. Op Golgotha maakte Satan zijn grootste fout. Maar deze zonde is, in Gods handen, het correctiemiddel van alle zonde. Satan, de allergrootste zondaar, speelt, in zijn allerergste daad van zonde, de rol van de priester in het slachten van het Offer dat alle zonde vereffent en afdoet.

Satan probeerde bewust de Zoon te vermoorden. En ook de mannen van Israël maakten bewust plannen om de Messias te vermoorden. Hun gericht moet hierop gebaseerd zijn. Maar werkelijk en absoluut voerden ze de opzet van God uit! Zie hier de wonderbare wijsheid van God. Slechts Eén deed bewust Zijn wil. Hij bad "Niet Mijn wil, maar de Uwe geschiede!" Maar alle anderen voerden juist door hun tegenspel Zijn vastbesloten raad uit! (Luk. 22:42).

Het kruis is het grote correctiemiddel dat uiteindelijk zal leiden tot de afschaffing van de zonde. Maar het is veel meer dan dat. Het is de diepste onthulling van goddelijke liefde te midden van de grootste tentoonstelling van menselijke en Satanische haat en het doet niet alleen de zonde weg, maar maakt van deze uitwerking ten volle gebruik voor de onthulling van Gods liefde. Al Satans raffinement en haat was gericht op Golgotha. Zonder dat zou er geen kruis geweest zijn, geen schande, geen smaad. En zonder deze zaken zouden we nog steeds een onbekende godheid dienen, en een verontwaardigde God gunstig proberen te stemmen.

Ik zoek geen excuus voor Satan en voel geen sympathie voor zijn vreselijke vergrijp, toch ben ik tegelijkertijd genoodzaakt God vanuit de diepste diepten van mijn wezen te danken voor die meest afschuwelijke van alle vergrijpen, Satans allergrootste zonde. Als we om ons heen kijken en de donkere stroom van zonde zien die mensen meevoert naar de vernietiging, raken we in verwarring en onze filosofie faalt om de plaats ervan in Gods opzet te verklaren. Maar wanneer we onze blik scherpstellen op het grote oerbeeld van alle zonden, het kruis van Christus, worden de donkere wolken uit elkaar gescheurd en valt een goddelijk licht op het toneel dat onze vragen beantwoordt, onze harten tevreden stelt en onze God verheerlijkt. We zien hoe een enkele daad vele aspecten kan hebben, en dat het morele karakter volkomen afhangt van de relatie die zij onderhoudt met degene die erin betrokken zijn en met Gods onderliggende opzet. Een daad kan tegelijkertijd volslagen Gode vijandig zijn en toch de opzet van God vervullen. Degenen die haar plegen kunnen, in een ondergeschikte zin, beslist niet "van God" zijn en toch kan de daad zelf, in de diepste zin, absoluut en zegenend "van God" zijn.

Volgend artikel uit deze serie

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.


©Concordant Publishing Concern