De met de zon beklede vrouw
en haar mannelijke zoon

door A.E.Knoch

   

"1 En in de hemel werd een groot teken gezien: een vrouw, gekleed zijnde met de zon, en de maan onder haar voeten, en op haar hoofd een krans van twaalf sterren.
2 En zij was zwanger en zij schreeuwt, barensweeën hebbend, en beproefd wordend om te baren.
3 En in de hemel werd een ander teken gezien, en zie, een grote draak, vurig, hebbende zeven hoofden en tien horens, en op zijn hoofden zeven diademen.
4 En zijn staart sleept het derde van de sterren van de hemel en werpt ze op de aarde. En de draak staat voor de vrouw, die op het punt staat te baren, opdat, wanneer zij haar kind zou baren, hij het zou verslinden.
5 En zij baarde een zoon, mannelijk, die op het punt staat al de natiën te hoeden met een ijzeren staaf, en haar kind wordt weggegrist naar God en naar Zijn troon.
6 En de vrouw vluchtte in de wildernis, waar zij een plaats heeft, daar klaargemaakt door God, opdat zij haar daar twaalfhonderd-en-zestig dagen zouden verzorgen."

(Openbaring 12:1-6;SW)

Het eerste teken in de Openbaring, specifiek zo genoemd, is dat van de met de zon beklede vrouw, met de maan onder haar voeten, die weeën heeft bij het baren van de mannelijke zoon. Hoe vreemd het ook op het eerste gezicht mag zijn, tekenen zijn niet verbonden met het politieke aspect van de koninkrijksverkondiging. De eerste drie verslagen over het leven van onze Heer zijn praktisch gespeend van tekenen, behalve het teken van Jona, dat vervuld werd door de begrafenis en opstanding van onze Heer. Hij vertelt hen dat een boosaardig en overspelig geslacht zoekt naar een teken en daarvan niet voorzien zou worden. In Johannes' verslag, echter, zijn er vele tekenen, waarvan het eerste is het omzetten van water in wijn bij de bruiloft in Kana in Galilea (Joh. 2:1-11). Er zijn opvallende overeenkomsten en tegenstellingen wanneer het eerste teken in het verslag van Johannes over het leven van onze Heer vergeleken wordt met het eerste teken in zijn verslag van de openbaring van Christus.

Kana stelt de blijdschap van de millenniale tijd voor ogen wanneer Israel, onder het nieuwe verbond, duizend jaar lang haar eenheid met YAHWEH zal vieren. In het boek Openbaring zien we Israel voordat het nieuwe verbond geratificeerd is, onder het beeld van de vrouw, een die trouw is aan haar huwelijksbeloften, en de ander, het grote Babylon, in haar verbond met de natiën, trouweloos en vals. In geen van beide gevallen zijn de vreugden tijdens de heerschappij van Christus in beeld, maar het lijden dat aan Zijn komst vooraf gaat.

Het lijkt overbodig aan te geven dat de met de zon beklede vrouw het gelovige Israel is. In onze inleiding bij  "The Mystery of Babylon," net als in andere geschriften die we uitgeven, hebben we volledig aangetoond dat Israel's verbondsrelatie met JAHWEH afgebeeld wordt door een vrouw of een bruid. Zo'n relatie is nooit verbonden met Zijn titel.  "Christus." Er is in de Schrift niets bekend van "de bruid van Christus." Christus is de titel van een ambt. Het is eerder een geestelijke relatie dan een lichamelijke. Wij zijn met Hem verenigd door geestelijke banden, en hebben daarom de veel intiemere en vitale eenheid met Hem van leden van Zijn lichaam. Wanneer Paulus er naar verlangt de wederzijdse taken van de huwelijksrelatie kracht bij te zetten, doet hij geen beroep op het beeld van een bruid, maar op dat van een lichaam. Echtgenoten dienen hun vrouwen lief te hebben als hun eigen lichamen, omdat zo hun relatie met Hem is.

In het herstel van de aarde, ons voor ogen gebracht in het eerste hoofdstuk van Genesis, worden we eerst voorgesteld aan de drie hemelse kenmerken van dit teken. Daar worden de zon en maan aangesteld om lichtgevers voor de aarde te zijn, de zon om te heersen bij dag en de maan om te heersen bij nacht, net als de sterren (Gen. 1:14-18). Van deze lichtgevers wordt gezegd dat ze tekenen zijn. Zij, net als het toneeltje dat we beschouwen, hebben een geestelijk belang. Zij beelden de geestelijke verlichting van en heerschappij over de aarde uit. Alleen Hij Die Zichzelf het Licht van de wereld noemde kan worden voorgesteld als de zon. Hij zal heersen wanneer de dag van de aarde aanbreekt. De zachte weerspiegeling van Zijn heerlijkheid door de maan was te zien in de wet, en de sterren zijn prachtige gelijkenissen van Abrahams geestelijke zaad, net zoals het zand van de kust dat is voor zijn lichamelijk nageslacht.

Wanneer is de dag van de aarde? Tot nu toe hebben de de "mensendag" gehad, maar daarin is het erg donker geweest. De zon heeft zeker niet geschenen. De verlichting van de aarde wacht op het opstaan van de Zon van rechtvaardigheid. Het licht dat we hebben maakt ons zonen van licht en zonen van de dag, maar we kunnen nooit opeisen dat wij duisternis verdrijven. Alleen in de dag van JAHWEH zal de kennis van God de aarde overstromen. Pas dan zal de zon opgaan. In die tijd zullen wij, de leden van Zijn lichaam, niet hier zijn. Wij zullen stralen in andere, hemelse, sferen. De verlichting van de aarde is het voorrecht van Israel. Zij is gekleed met Christus, om de aarde te verlichten en te regeren.

De natiën, of heidenen, hebben geen relatie met de wet. Ze werd niet aan hen gegeven. Ze waren er nooit aan onderschikt. Alleen Israel werd beschenen door haar koude en levenloze stralen. Ze bewees een valstrik te zijn voor de ongelovigen in de natie en bracht hen in slavernij. Maar dat was niet zo voor de gelovigen in Israel. Gekleed met Christus is de wet onder hun voeten. In het tweede deel van deze sectie vinden we opnieuw de wet, waar die het afvallig deel van de natie betreft. Wanneer het "getuigenis"(de rol van de wet) in beeld wordt gebracht, brengt die de zwaarste serie oordelen waar we verslag van hebben. De zeven schalen worden uitgestort op hen die Gods heilige wet overtreden. Dat is niet het geval met hen die met Christus bekleed zijn. Ze kan hen niet tot slaven maken, ze kan hen niet veroordelen. Ze is onder hun voeten.

De sterren spreken van Abrahams beloofde geestelijke zaad. De twaalf sterren, net als de twaalf fundamenten van het nieuwe Jeruzalem (Openb. 21:14), kunnen geen anderen zijn dan de twaalf apostelen die Israels geestelijke helden zijn. Het getal twaalf is bijzonder en toepasselijk beperkt tot de twaalfstammige natie. Het feit dat Paulus geen plaats heeft in deze krans is voldoende om ons buiten het beeld te plaatsen, want hij is de apostel van de natiën, de Onbesnedenheid. Hier zijn we alleen bezig met de Besnijdenis. Het kan ook zijn dat de twaalf sterren de aartsvaders voorstellen, en de twaalf stammen, zoals in de droom van Jozef(Gen. 37:9).

Hier hebben we dan een beeld van de gelovige natie ten tijde van het einde. Ze wordt ons voor ogen gesteld bij de crisis van haar zwaarste beproeving. Binnen de natie, en de oorzaak van haar zwoegen, zal er een select gezelschap zijn, afwisselend beschreven in deze Openbaring. In het profetische deel worden zij van opmerkelijke trouw overwinnaars genoemd. In Thyatira wordt zo iemand gezag over de natiën beloofd en hij zal hen met een ijzeren staf hoeden (Openb. 2:26,27). In het troongedeelte wordt het selecte gezelschap beschreven met getallen: twaalf duizend van iedere stam van Israel (Openb. 7:4-8). Ze zijn geheel onderscheiden van de enorme menigte van Israels verlosten (Openb. 7:9.10). In dit deel wordt naar hen verwezen als naar een eerstelingsvrucht voor God en het Lammetje (Openb. 14:4).

De "mannelijke zoon" die tevoorschijn komt ten tijde van Israels beproeving, is waarschijnlijk hetzelfde gezelschap dat elders bekend staat als de honderd en vier en veertig duizend, of de overwinnaars. Omdat de vrouw niet een individu is, kan de mannelijke zoon dientengevolge er ook geen zijn. Aangezien al deze geselecteerde heiligen voortkomen ten tijde van de grote beproeving, aangezien allen opgemerkt worden vanwege hun trouw te midden van de trouweloosheid, aangezien allen speciaal begunstigd en beschermd worden tijdens de tijd van beproeving, en aangezien allen bestemd zijn om met bijzondere eer en gezag in het koninkrijk bekleed te worden, zijn ze waarschijnlijk identiek, gezien vanuit de verschillende aspecten in ieder deel. Hun bijzondere voorrecht schijnt te zijn om te mogen heersen over de natiën. Israel zal onder de twaalf apostelen zijn, maar de buitenwereld zal onderschikt worden aan de honderd en vier en veertig duizend, ofwel de mannelijke zoon.

De mannelijkheid van deze speciale selectie van heiligen is zeker zeer opvallend, wanneer we ze contrasteren met het doordringende beeld, dat vrouwelijk is. In het verbond met JAHWEH is Israel een getrouwde vrouw, maar er is een groep binnen de natie die duidelijk mannelijk is. De honderd vier en veertig duizend zijn celibaten, die niets met vrouwen van doen hebben (Openb. 14:4). Het gezelschap in het ons voor ogen staande teken wordt een mannelijke zoon genoemd. De reden hiervoor is dat zij gezien worden in relatie tot de natiën die zij gaan regeren. Ze zullen niet met hen verbonden zijn door een verbond, maar ze zullen met mannelijke kracht krachtig over hen heersen. De millenniale heerschappij zal niet bestaan uit wederzijdse overeenkomsten van verdragen en verbonden. Het zal een despotisme zijn. De wet zal uitgaan van Jeruzalem en zal onder alle natiën kracht bijgezet worden door een ijzeren staf in de handen van hen die hier "mannelijke zoon" worden genoemd.

Weinig van de sleutelzinsneden van de Schrift zijn zo verkeerd en discordant als de weergave "man kind" (man child) Noch man noch kind zijn correct, maar toch heeft de uitdrukking zich ingebed in onze spraak en literatuur. Van de drie woorden die met "man" vertaald worden heeft dit er het minste recht op, want het Engels heeft een exact vervangend woord er voor en er is geen enkele reden waarom het niet zou worden gebruikt. Maar het archaïsche "man kind" (man child) voor een mannelijk kindje zal moeilijk te vervangen zijn, ook al toont het toegevoegde "zoon" aan dat, hoewel pas geboren, het in het geheel geen hulpeloos kindje was.

In de Schrift is er een enorm onderscheid tussen kind zijn en zoonschap, wat in onze vertalingen maar al te vaak wordt uitgewist. Zoonschap houdt volwassenheid, waardigheid, een gelijkenis in, die bij kind zijn niet noodzakelijk het geval is. Allen die geloven zijn kinderen, allen hebben God als hun Vader. Maar het is alleen in de mate waarin wij Hem vertegenwoordigen bij anderen dat wij zonen zijn. "Want zovelen als geleid worden door Gods geest, dezen zijn zonen van God" (Rom. 8:14;SW). Er is veiligheid en bevrediging voor ons in de zekerheid dat wij Gods kinderen zijn. Er is heerlijkheid en eer voor Hem wanneer wij handelen zoals Zijn zonen zich gedragen. Op dit moment is dat maar een zwakke imitatie van de volle waardigheid die de onze zal zijn in de opstanding. Pas dan zullen Gods zonen aan de wereld onthuld worden en zal Hij in hen onthuld worden.

Dit is wat de uitdrukking inhoudt die hier wordt gebruikt. Zij die opkomen uit Israel in de tijd van hun beproeving zullen Gods vertegenwoordigers zijn onder de natiën. Zij zullen zijn als de grote Eerstgeborene. Hij zal de natiën hoeden met een ijzeren staf (Openb. 19:15). En dat zullen ook zij doen (Openb. 12:5). Zij zullen de viceregenten van de Koning der koningen en Heer der heren zijn in de heerlijke dagen van Zijn verhoging. Door hen zal Zijn heerschappij uitgevoerd worden, van pool tot pool, van Jeruzalem tot aan de verste uithoeken van de aarde.

Aangezien het de bestemming van de mannelijke zoon is om te heersen met een ijzeren staf, is de handeling in het teken gemakkelijk te verstaan. De draak, zoals we zullen zien, is nu de echte heerser van de natiën en net als Herodus probeert hij zijn rivaal op het allervroegste moment te vernietigen (Openb. 12:4). Maar er is een onmiddellijke en krachtige tussenkomst van de kant van God. Ze worden van de massa van de natie afgescheiden, die vlucht naar de wildernis en wordt door goddelijk gezag ondersteund in een plaats waar de draak niet durft te volgen. Op vrijwel dezelfde manier worden de honderd en vier en veertig duizend beschermd tegen de "vier winden" door het zegel van de levende God in hun voorhoofden (Openb. 7:2-4). Later vinden we hen op de berg Zion (Openb. 14:1).

We hebben al gezien hoe God een tempel, een altaar en aanbidders meet met een meetlint zoals een staf (Openb. 11:1). Het is mogelijk dat de berg Zion de eerste plek op aarde zal zijn die veroverd zal worden en onderworpen aan Gods troon. Daar zal Hij een select gezelschap met kracht onderhouden, terwijl de rest van Zijn trouwe volgelingen naar de wildernis vlucht of hun leven geeft voor hun geloof. Onze Heer voorzegde deze vlucht (Matt. 24:15-22; Mark. 13:14-20). Deze passages zouden in dit verband met zorg moeten worden gelezen. Wanneer de gruwel van de verwoesting opgericht wordt zullen allen in Judea gewaarschuwd worden om met grote spoed naar de bergen te vluchten. Het is het signaal voor een beproeving zoals die sinds het prille begin van de schepping niet gekend is.

De vrouw vlucht naar de wildernis, waar ook zij op een wonderbaarlijke manier onderhouden zal worden. In een speciaal voorbereidde plaats, mogelijk in de rotsachtige uitgebreidheid van het zuidoostelijk Judea, waar geen voedsel te vinden is, wordt ze gevoed zoals in de dagen toen ze onder Mozes door ditzelfde gebied werd geleid. In spleten die alleen voor gieren toegankelijk zijn (Openb. 12:14), blijven ze verborgen tot de verontwaardiging voorbij is. Dit zelfde mooie beeld werd gebruikt voor de exodus uit Egypte. Hij droeg hen op de vleugels van gieren en bracht ze bij Zich (Exo. 19:4). In die tijd hielpen de wateren van de Rode Zee hen. In de toekomst zal de aarde hen helpen. Het lijkt er op dat, op bevel van de draak, enorme reservoirs van water losgelaten zullen worden op de vluchtende menigte, maar door de een of andere schok of aardbeving opent de aarde zich en slokt de aanstormende muur van water op, en zo redt ze hen van overweldigd te worden en van verdrinking.

Een van de meest opmerkelijke kenmerken van de lokatie van Jeruzalem is de nabijheid tot de wildernis. Het landschap vanaf de Olijfberg naar de Dode Zee en een groot gebied naar het zuiden, helemaal tot aan de Golf van Akaba, met ruwe en ruige hoogten van de berg Seïr naar het oosten, is onuitsprekelijk verlaten en onherbergzaam. Het bevat diepe kloven en rotsachtige hoogten. Er zijn nauwelijks enige vaste woonplaatsen, want er is geen middel van onderhoud. Hier is de oude stad Petra, uitgehouwen uit solide rots. Het schijnt een ideale vluchtplaats te zijn onder deze omstandigheden en is vaak voorgesteld als de toekomstige schuilplaats voor Israels heiligen in hun tijd van beproeving. Maar geen van deze zou, op dit moment, een veilige plek zijn tegen moderne wapens, tenzij het beschermd wordt op een speciale manier die voor ons nu nog onbekend is. Als dit de plaats is, zal het nodig zijn dat het wonderlijk wordt voorbereid voor zowel verdediging als onderhoud, en dit is geheel volgens de belofte.

De draak, na gedwarsboomd te zijn in zijn pogingen om de vrouw te vernietigen, richt nu zijn aandacht op hen die niet in deze exodus inbegrepen waren. Zonder twijfel zullen er getrouwen zijn over heel de aarde, die niet in Jeruzalem of omgeving zijn wanneer deze dingen gebeuren. Dezen worden nu het doelwit van zijn boosheid. Zonder twijfel zijn zij de grote menigte die niemand in staat was te tellen, uit alle natiën en stammen en volken en talen, die uit de grote verdrukking komen (Openb. 7:9-14). Zij bekopen hun getuigenis waarschijnlijk met hun leven.

In tegenstelling tot de eerdere verdelingen begint het tempeldeel in het midden, en niet bij het begin van Daniëls zeventigste zevener. De eerste helft wordt zonder commentaar overgeslagen. Het oprichten van de gruwel der verwoesting (Dan.9:27) is het signaal voor de vlucht uit Judea en het begin van de grote verdrukking. Vanaf dan wordt de vrouw gevoed voor de tweede helft van de zevener, duizend twee honderd en zestig dagen (Openb. 12:6), of een tijd, tijden en een halve tijd (12:14), dat wil zeggen tot de heerlijke verschijning van hun Messias op Zijn witte paard (19:11) en Satan gebonden wordt in de afgrond (20:2).

Op soortgelijke wijze is het bereik van dit deel beperkt tot de toekomst. Het troondeel begint niet alleen vroeger, bij het begin van de zeventigste zevener, maar het leidt tot een heerschappij voor de aionen van de aionen. Het tempeldeel wordt gevolgd door het millennium of duizendjarige overheersing door Israel als de priesternatie. Zij zullen als koningen heersen tot de voleinding; als priesters zal dat alleen zijn tijdens de dag van JAHWEH. Er zal op de nieuwe aarde geen priesterschap meer zijn, want God zal met heel de mensheid in contact staan.

Een verdere gedachte is te belangrijk om in dit verband voorbij te laten gaan. Ten tijde van het einde zal Israel verdeeld zijn in verscheidene groeperingen van ongelijke voorrechten en verschillende bestemmingen. Er zijn op z'n minst drie onderscheiden "lichamen." Een daarvan is met grote begerigheid aangegrepen door enkele van de heiligen om zo zichzelf een superieure positie te geven boven anderen die, in hun ogen, minder verlicht of minder trouw zijn. Het zou niet verbazend zijn als later, wanneer we de geschiedenis van de kerk gaan bezien, we zouden vinden dat miljoenen claimden lid te zijn van de honderd vier en veertig duizend, en dat grote aantallen hebben geprobeerd een plaats voor zich veilig te stellen als het "mannelijke kind." Zij zullen aangenaam teleurgesteld zijn als ze vinden dat de hoogste plaats in Israel niet te vergelijken zal zijn met hun ware plaats in Christus Jezus.

Laten we deze groepen in hun juiste plaats en tijd houden. Wij zijn één lichaam, en alleen één. Omdat we de voorwerpen van pure, onverdunde, grenzeloze genade zijn, hebben we allen nu reeds voorrechten en een toekomstige bestemming zo hoog boven het "mannelijke kind" als de hemel is boven de aarde. We worden niet verdeeld door onze werken of gebrek er aan. Ook kan onze huidige positie onder de heidenen of de toekomstige beloningen voor dienstbetoon en lijden de grote en vitale eenheid van de geest aantasten. We zouden ons hierin moeten verheerlijken en niet in een vermeende superioriteit, of die nu gebaseerd is op ervaringen of kennis. Wij hebben niets dat we niet ontvangen hebben door Gods genade. Hij deelt dit kwistig uit in allen. Wij zijn één - één lichaam, één geloof, één verwachting. Moge Hij ons de genade schenken ons er van te genieten!

   


© ©Concordant Publishing Concern