"Er zijn vele goden"
vs
"Er is Één God"
door A.E. Knoch

"Want al zijn er zelfs die goden genoemd worden, hetzij in de hemel, hetzij op de Aarde, zoals er goden in menigte en heren in menigte zijn, er is voor ons maar één God, de Vader, uit Wie het al is en wij in Hem, en één Heer, Jezus Christus, door Wie het al is en wij door Hem"
(1Kor. 8:5,6;SW)

Is het niet verbazingwekkend hoe de Schrift [kennelijk] zichzelf tegenspreekt? Hier, in de loop van slechts twee verzen, hebben we [kennelijk] een regelrechte tegenspraak, en dit nog wel over een van de eenvoudigste, maar meest belangrijke van alle waarheden! Ons werd er op gewezen dat ook wij schuldig zijn aan dit [kennelijke] "knoeien". In feite spreken we op een pagina die vrijwel geheel gewijd is aan de grote waarheid dat alleen God GOD is en er naast Hem geen ander is, over "de god van deze aion!" Ons wordt beleefd gevraagd nu eens goed na te denken over of er nu één God is of dat er meer zijn. Maar hoe kunnen we dat, als de Bijbel zelf aan beide zijden van deze vraag staat?

Echter, we zijn juist de proefdrukken aan het lezen van de Duitse Keyword Concordance [dit artikel werd in 1939 geschreven], en hoewel we niet echt de tijd kunnen missen om juist nu een artikel te schrijven, is de zaak al helemaal voor ons uitgewerkt. Laten we eens zien wat een definitie van God is. We citeren:

"God (Plaatser) komt overeen met het Hebreeuwse Elohim, letterlijk de "Beschikker," God met betrekking tot ruimte en kracht, terwijl JAHWEH God is met betrekking tot tijd.
De Ene uit Wie, door Wie en voor Wie alles is. Zijn zichtbare Beeld, Christus, is Zijn openbaring aan de schepping, doorheen Wie Hij alles schept en uitvoert.
Figuurlijk iemand die staat in Gods plaats en enige van Zijn taken vervult, zoals de richters in Israel, Satan als het doel van aanbidding in deze aion, of Christus, als Zijn beeld. "

Figuurlijk, daar zit hem de knoop! Maar de concordantie gaat nog verder dan dit. Die groepeert alle voorvallen samen waarin een andere dan de echte God wordt genoemd.
Een vertaling volgt:
God als de benaming voor hen die staan in de plaats van God:
CHRISTUS: Mijn Heer en Mijn God (Joh. 20:28), gezegend voor de aionen (Rom. 9:5), Uw troon (Hebr. 1.8), dit is de ware (1Joh. 5:20).
ANDEREN: jullie zijn goden (Joh, 10:34,35), maak ons (Hand. 7:40), ster van jullie god Raifan (Hand. 7:43), Herodes stem als van een (Hand. 12:22), Lycaonische) afdalend naar ons (Hand. 14:11), de onbekende (Hand. 17:23), gemaakt met handen (Hand. 19:26), Paulus is (Hand. 28:6), zij die goden genoemd worden ... vele goden en vele heren (1Kor. 8:5), van deze aion(2Kor. 4:4), van oorsprong geen (Gal. 4:8), hun buiken (Filip. 3:19), man van wetteloosheid verhoogd zich over (2Thess. 2:4).

Wat zijn er veel goden!!! Laten we een lijst maken van de individuen die zo genoemd worden:
Eerst: Christus, Die alle rechten heeft zo genoemd te worden, tot heerlijkheid van de God Die Hij vertegenwoordigt.
Dan is er Paulus, die het niet wilde toestaan, noch aan het begin noch aan het einde van zijn bediening.
Herodes wordt zo genoemd.
De man van wetteloosheid, in de eindtijd, zal een plaats innemen boven de andere goden.
Misschien is wel het vreemdste geval dat van de gelovigen, over wie Paulus klaagde dat zij van hun ingewanden een god hadden gemaakt.
En dan zijn er naast deze ook de Richters in Israel, de onbekende god in Athene en de vele goden van onze tekst.

Is er een uitdrukking die te vernederend is voor de logica die probeert te bewijzen dat ieder van deze moet betekenen dat ze de Godheid zijn? Eeuwenlang heeft de theologie een paar passages uit deze lijst geciteerd om te bewijzen dat Christus "echt" God was; maar het wordt overgelaten aan modern redeneren om er op te staan dat, aangezien er maar één God is, daarom Paulus en de god van deze aion de Godheid moesten zijn. Nee, ze zeiden niet dat Paulus het was, maar sommigen zeggen inderdaad dat God de god van deze aion moet zijn, anders zou er meer dan één God zijn!

Buiten de Bijbel zijn we veel verstandiger. Wat door een volk wordt aanbeden is hun god, of het nu Thor is of Zeus of zelfs de miljoenen goden van India. Maar wie zou welke uitspraak van deze aard dan ook willen tegenspreken op de grond dat er slechts één God is? De Schrift, net zo goed als de gewone taal van vele volken, past de term toe op één God als feit en op vele goden als beeld - maar nergens wordt dit zo duidelijk gedaan als in het Woord van God. Net als met de meeste beelden heeft het geleid tot een ongekend misverstaan, en dat doet het nog steeds. Daarom willen we dit ophelderen, een van de eenvoudigste, en tegelijk een van de meest opmerkelijke beelden op heel het terrein van onthulling.

Het is heel goed mogelijk dat de leer van de Drie-eenheid te wijten is aan een misverstaan van dit alledaagse beeld. Een beeld wordt regelmatig genoemd bij de naam waarvoor het staat. In Rome, staande voor een groot beeld, vroeg een toerist aan de gids: "Wie is dat?" Het antwoord was: "Dat is Jupiter." Uiteraard was dat niet het geval, want het was van marmer gemaakt, maar niemand was slim genoeg om er bezwaar tegen te maken.

Zelfs naar een foto wordt op deze wijze verwezen. "Wie is dat, aan de muur?" "Wel, dat is David, mijn kleinzoon." Maar die is duizenden mijlen ver weg. "Wie is dat op de postzegel?" "Dat is Washington!" Zo ziet u, in ons alledaags taalgebruik spreken we voortdurend over een beeld als ware het de persoon zelve.

Net als destijds Thomas, roepen we in aanbidding aan wanneer we aan Hem denken Die ten behoeve van ons werd verwond: "Mijn Heer en mijn God!" We aanbidden Hem, als ware Hij de Godheid. De troon van God is de Zijne voor de aionen. We zegenen Hem als God voor de aionen - maar we leiden hier niet uit af dat Hij de enige Onderschikker is, want Hij stond er altijd op dat Die Ene net zo goed Zijn God was als de onze. Ook proberen we niet ons gezond verstand te overtreden door van de drie één te maken.

Hier is het Christendom afgedaald in de gewesten van onverstand, en heeft het een gedrocht voortgebracht dat geen onthulling brengt, noch aanleiding om het te steunen.

Uiteindelijk zijn alle dingen uit God. Toch zijn vele goede dingen onmiddellijk door Christus veroorzaakt en vele boze dingen zijn door middel van de Tegenstander tot stand gekomen. Wanneer we er op staan dat Christus onze Redder is, ontkennen we niet dat redding alleen z'n bron heeft in God. Wanneer we stellen dat de Tegenstander (Hebreeuws: Satan) de natiën zal misleiden bij de afsluiting van de duizend jaren, twijfelen wij er niet aan dat hij gewoon een instrument is van de Godheid. Hem wordt niet toegestaan ze tijdens de duizend jaren te misleiden, maar hij misleidt ze nu wel, tijdens deze aion, en hij slaagt er in de aanbidding van deze aion te verkrijgen, aangezien deze dicht bij z'n afsluiting is. Daarom kan hij heel goed de god van deze aion genoemd worden. Door hem verblindt God "het denken van de ongelovigen, zodat het licht van het evangelie van de heerlijkheid van Christus, Die beeld is van God, hen niet bestraalt" (2Kor. 4:4;SW).

Zou deze korte studie in beelden en spraakfiguren niet aan ons de grote waarde ontvouwen van zo'n onderzoek? Overal zijn [kennelijke] onstandvastigheden, tegensprekingen, beweringen, en zelfs de anders intelligenten worden er door gevangen. Hoe gemakkelijk is het voor een onsympathieke criticus om minachting en smaad te werpen op het hoofd van hem die spraakfiguren gebruikt! Hij hoeft alleen maar zelf in duisternis te zijn en de woorden van de Bijbel zullen niet aan de steek van zijn tong ontsnappen. Maar wij zijn niet van deze geest. Wij zijn er zeker van dat de Schrift waar is, en er niet minder zeker van dat we het fout hebben wanneer we menen dat wij een onstandvastigheid in de Heilige Tekst waarnemen. Laat God waar zijn en ieder mens een leugenaar!

Om het hele onderwerp op te helderen is er niets dat we kunnen schrijven dat kan tippen aan Psalm 82. Daarin hebben we alle goden die daar op hun juiste plaats worden gezet. De Godheid is er, boven allen. Christus is er, onderschikt aan Hem. De andere goden zijn er en hun plaats in deze aion wordt glashelder gemaakt. Het belangrijke punt waar we de nadruk op willen leggen is dit: God Zelf noemt hen "goden." Hijzelf spreekt onze Heer aan als "God". God oordeelt hen die Hem vertegenwoordigen, die Zijn plaats innemen in relatie tot Zijn schepselen, en Hij noemt hen "goden". Daarom zijn er vele goden. Omdat deze Psalm zoveel licht werpt op dit thema, geven we hier een concordante weergave weer:

Een psalm, van Asaf

"1 Een psalm van Asaf.
Elohim heeft Zich geplaatst in de bijeenkomst van El. Hij oordeelt te midden van elohims.
2 Tot wanneer zullen jullie in ongerechtigheid oordelen en zullen jullie de aangezichten van boosaardigen verheffen? Sela.
3 Oordeelt de arme en de wees! Schenkt recht aan de nederige en de behoeftige.
4 Verlost de arme en de behoeftige, redt uit de hand van de boosaardigen!
5 Zij weten niet en zij begrijpen niet, zij gaan rond in duisternis. Alle fundamenten van het land wankelen.
6 Ik zei: "Jullie zijn elohims en jullie zijn allen zonen van de Allerhoogste.
7 Jullie zullen zeker als een mens sterven en jullie zullen als een van de leiders vallen.
8 Sta op, Elohim, oordeel het land, want U zal een lotdeel hebben in alle natiën!"

Hier hebben we de Ene God, Zijn beeld, en de vele goden, allen bijeengekomen. Eerst hebben we de Godheid. Hij leest de goden de les over hun verkeerd oordelen op de Aarde in deze aion, en dan oefent Hij oordeel over hen uit. Ondanks ons stevig geloof in monotheïsme, dwingt deze passage ons in deze aion net zo goed te geloven in een soort meergodendom (polytheïsme). Nu worden de gezichten van de boosaardigen omhoog geheven. De arme en de nederige wordt niet "geoordeeld". Het is duidelijk dat deze goden niet begrijpen en in duisternis wandelen.

Dit zijn de wereldmachten van de duisternis (Efe. 6:12) met wie wij in conflict komen; maar in de volgende aion zullen zij er niet zijn. Een andere God, onze Heer Jezus Christus, zal opstaan en de Aarde oordelen, en die zal toebedeeld worden aan alle natiën.

Uit al deze feiten zou het voor ons duidelijk moeten zijn dat zowel "monotheïsme" als "polytheïsme" waar zijn, het ene als feit, het andere als beeld. Er is maar één God, de Allerhoogste Godheid; maar Hijzelf heeft anderen aangesteld om enige van Zijn taken uit te voeren in verband met Zijn schepselen.

Hij is het Die dezen goden noemt, vanwege hun spelen van hun rol in het drama van de mensheid. Zij oefenen de macht uit en ontvangen de verering die de Zijne is. Op Één na falen allen. Één is een succes. De boodschappers van de Tegenstander zijn nu aan de macht. Christus zal de God van de komende aionen zijn.

Bij Zijn oordeel over de goden beschuldigd de Godheid hen van zonde, en oordeelt hen overeenkomstig. Het is ons voorrecht hetzelfde te mogen doen.

Wij beschuldigen de god van deze aion van het verblinden van het denken van de ongelovigen. Door dit te doen volgen we slechts Gods voorbeeld en het heldere denken van Paulus' brieven. We zijn ons niet bewust van het feit dat de Ene, Allerhoogste God dit doorheen deze goden doet. We mogen er zeker van zijn dat God dit niet vergeet wanneer Hij hen oordeelt. Wij vergeten dit zelfs niet wanneer we spreken over de heerschappij van Christus in de laatste aionen. Alles is uit God, maar Hij doet het doorheen Zijn schepselen, en Hij spreekt er over alsof zij het deden, en dat moeten ook wij doen, wanneer we Zijn onthulling ontvangen en geloven, en begrepen willen worden door Zijn heiligen.

Het beeld zit hem in het gebruik van de uitdrukking "God." Net als zovele andere beelden kan het geklasseerd worden als een weglating. In plaats van te zeggen "beeld van God," "vertegenwoordigers van God," of iets soortgelijks, worden de verklarende woorden weggelaten, net zoals wij vaak doen wanneer we spreken van een foto of beeldhouwwerk. De ambten en taken van deze "goden" zijn niet "figuurlijk" in de zin van onwerkelijk of fabels. Hun naam is een figuur en past alleen bij hen voor zover zij te vinden zijn in plaats van de Godheid. Zij zijn Zijn gereedschappen, de handen, als het ware, waarmee Hij werkt, of Zijn waarneembare uitdrukking waardoor de zintuigen kunnen waarnemen wat Hij is.

Indien we absoluut "logisch" wensen te zijn, nadat we geleerd hebben dat alles uit God is, zouden we niet langer moeten zeggen dat iemand iets doet. Dat ik dit niet schrijf is de enig mogelijke gevolgtrekking die mogelijk is in het gebied van "pure redenering". Iedere uitspraak in de Schrift die enige actie toeschrijft aan een schepsel moet vals zijn volgens zo'n onredelijke redenering. We willen nogmaals waarschuwen tegen redeneren!

Het is hoogst onlogisch en onstandvastig wanneer het gebruikt wordt door stervelingen. Het is buitengewoon schadelijk wanneer het in onthullingen wordt geïntroduceerd. Het basisfeit dat alles uit God is ontkent niet de verdere feiten dat Hij doorheen Zijn schepselen werkt en dat Hij deze daden aan hen toeschrijft en hen er voor aanspreekbaar maakt. Zo'n grote onthulling kan worden gemaakt op basis van zowel onverstandig als verstandig redeneren, en er is niemand die de grens tussen beide kent.

De enige veiligheid is om te blijven bij de woorden van God en te geloven, niet redeneren. We pleiten met allen die de grote waarheid van Gods Godheid leerden, dit niet te scheiden en toe te staan dat het hun denken in onbalans brengt, maar het in harmonie te houden met al Gods onthullingen.

Nogmaals: beelden en figuren zijn geen logische uitgangspunten voor redeneren. Alles wat we moeten doen is de uitspraak dat Jezus God is te behandelen als een feit, en dan verliest de reden zijn balans. Of er moet meer dan één God zijn, of er is iets dat niemand kan begrijpen, zoals een "Drie-eenheid."

"Monotheïsme" is niet mogelijk. De reden heeft z'n best gedaan om met dit probleem om te gaan en heeft volkomen gefaald. Maar zodra we de zaak zinnig behandelen, en weigeren te redeneren vanuit een uitgangspunt dat in werkelijkheid niet bestaat (want deze "goden" zijn niet de Godheid, maar alleen als Hem), vervliegt de verwarring die door een onlogisch redenering werd geschapen.

We vrezen dat de extreme afleidingen die door de vrienden van deze grote waarheid gemaakt zijn meer schade aanrichten dan de tegenstand van de vijanden er van. Het zal leiden naar een absurditeit die uitgedrukt kan worden in hoogdravende taal van de straat: "Niemand doet niets," wat, ook al bevat het een vitale waarheid, een andere ontkent. Het is doorheen Zijn schepselen dat God werkt en zal werken, totdat zij tot de bewustwording komen van hun eigen schepsel zijn en Zijn suprematie. Zij moeten tot falen gebracht worden, zodat zij bewust zichzelf verwerpen en zich realiseren dat God Alles is.

Ik pleit er bij mijn broeders voor die een glimpje hebben van de Godheid van God, daar geen afleidingen uit te maken die tegengesteld zijn aan onthulling. God, Die alles maakte, maakte ook de Schrift en Hij begrijpt het onderwerp goed genoeg om niet mis te verstaan te worden over wie de acteur in een gegeven situatie is.

Zo nu en dan vertelt Hij ons over Zijn rol. Nu weten we dat dit geen uitzonderingen waren, maar voorbeelden; maar Hij paste het verslag niet aan om het passend te krijgen. Jozefs broeders verkochten hem. Dat is Gods onthulling aan ons, zodat wij mogen leren Hem lief te hebben. Dat Hij het Zelf deed is een andere onthulling die niet in strijd is met de eerdere, maar die versterkt. Het hele verhaal is een enigma, maar wordt helder, niet tegengesproken, wanneer we de echte kracht achter het geheel kennen. Zo is het ook met dit beeld. Christus is God om ons Zijn weldadigheid te kunnen tonen. De andere goden onthullen aan ons Zijn wijsheid en kracht. Zij "bewijzen" geen polytheïsme, maar het tegendeel. Christus is God, een ander is de god van deze aion; maar zij beiden erkennen, of zullen dat doen, de Ene en Enige God, de vader van onze Heer Jezus Christus.




© ©Concordant Publishing Concern