Spraakfiguren in de Bijbel
deel 8 - Figuren van rhetoriek
door A.E.Knoch

Rhetorisch

Rhetorische figuren houden zich bezig met de betekenis en de wijze waarop niet slechts informatie, maar gevoel wordt overgebracht. Vragen worden niet gesteld om feiten vast te stellen, maar om de voordracht te verzachten. Uitroepen worden gebruikt om het effect te intensiveren. De manier van uitdrukking past bij de omstandigheden.

Bezwering

Bezwering (Deesis) is een beroep doen op anderen om te getuigen. Paulus bezwoer de Thessalonicensen (1 Thess. 2:10).

Bevestiging

Bevestiging (Affirmatio) wordt gebruikt om te staan op een feit, zoals: "En in dit verheug ik mij en zal ik mij ook verheugen. " (Filip. 1:18).

Vooruitlopen op...

Vooruitlopen op (Prolepsis) beantwoordt vooraf een betoog, zoals: volharden in zonde opdat genade zou toenemen, Rom. 6:1,2. Zie ook Matt. 3:9, Rom. 4:1-3, 7:7, 9:6, 14, 15, 19, 10:18, 11:1, 11, 19, 1 Kor. 15:35.

Zegenen

Zegenen (Benedictio) is de toewijzing van gelukzaligheid, zoals: Gezegend is hij die komt in de naam van de Heer, Luc. 13:35; gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, Efe. 1:3.

Vrijmoedigheid

Vrijmoedigheid (Elautheria), of openhartigheid, is spreken zonder terughouding, zoals gebruikt zou moeten worden in de dingen van God.

Oorzaak getoond

Oorzaak getoond (Aetiologia) geeft de reden voor een uitspraak, zoals: Ik schaam mij het evangelie niet, want het is God's kracht voor redding (Rom. 1:16. Regelmatig.

Gemeenschappelijke aanleiding

Gemeenschappelijke aanleiding (Anacoenosis) is een beroep op anderen met dezelfde belangen, zoals: jullie zonen .... zullen jullie rechters zijn, Lucas 11:19; ... oordeel dan, (Hand. 4:19, 1 Kor. 10:15, 11:13; wat willen jullie?, 1 Kor. 4:21; zeg mij, Gal. 4:21.

Concessie

Concessie (Synchoresis) staat een punt toe om zo een andere te maken, zoals: dat jullie zeker koning zijn, opdat ook wij samen met jullie koning zouden zijn!, 1 Kor. 4:8; Zie ook Rom. 2:17-23; 2 Kor. 10:1; Gal. 4:15; Jac. 2:19.

Verzoening

Verzoening (Protherapeia) is een voorbereidende innemende uitspraak, zoals onze Heer "Leraar" noemen, Matt. 19:16, Mar. 10:17, Luc. 18:18, Joh. 3:2. Zie ook Hand. 17:22, 22:3, 26:3.

Correctie

Correctie (Epanorthosis) is een uitspraak die gedaan wordt om overeen te stemmen met de feiten, zoals: Ik geloof, help mijn ongeloof, Mar. 9:24. Zie ook Rom. 14:14, Joh. 12:27, 16:32, Hand. 26:27, Rom. 14:4, I Kor. 7:10, 15:10, Gal. 1:6, 2:20, 3:4, 4:9.

Dubbele correctie

Dubbele correctie (Amphidiorthosis) houdt zich bezig met beide kanten, zoals: Zal ik jullie prijzen? In deze prijs ik niet! (1 Kor. 11:22).

Tegen-verwijt

Tegen-verwijt (Metastasis) brengt het verwijt over van de een naar de ander, zoals: de wet is geestelijk, maar ik ben vleselijk, Rom. 7:14.

Tegen-vraag

Tegen-vraag (Anteisagoge) is een verwerping met afschuw, zoals: Ga weg, Satan, Matt. 4:10. Zie ook: Matt. 16:23, Hand. 8:20; Filip. 3:8.

Verfoeiing

Verfoeiing (Apodioxis) beantwoord een vraag door het stellen van een andere, zoals onze Heer deed toen zij Zijn gezag betwijfelden, Matt. 21:24, Marc. 11:29. Zie ook Matt. 15:2, 3, Mar. 2:25, Rom. 9:20.

Dialoog

Dialoog (Antimetathesis) brengt een of meer sprekers ten tonele, zoals wanneer de natiën zeggen: Takken zijn weggebroken opdat ik ingeënt zou worden, Rom. 11:19, 1 Kor. 15:35.

Afdwaling

Afdwaking (Parecbasis) is een krachtige term van Parenthesia, een terzijde treden om een ander, maar verwant, onderwerp te onderzoeken, zoals 1 Kor. 15:20-28.

Twijfel

Twijfel (Aporia) is de uitdrukking van onzekerheid, zoals: Wat zal ik doen?, Luc. 16:3. Zie Matt. 21:25,26.

Uitroep

Uitroep (Ecphonesis) bestaat uit woorden of zinnen die duidelijk geuit worden met een sterk gevoel, zoals: O, ongelovige en verdraaid zijnde generatie! Tot wanneer zal Ik bij jullie zijn?, Matt. 17:17. Als het gevolgd wordt door een uitroepteken is het eenvoudig te onderscheiden.

Aansporing

Aansporing (Paraeneticon) of uitnodiging vraagt om passend gedrag, zoals: Ik roep jullie dan op, broeders, door medelijdendheden van God, jullie lichamen te presenteren..., Rom. 12:1.

Gejubel

Gejubel (Paeasismos) vraagt om vreugde, zoals: Verheugt je in de Heer, altijd! Weer zal ik uitspreken: verheugt je!, (Filip. 4:4. Zie 2 Kor. 13:11, Filip. 2:18, 3:1, Jac. 1:1, 1 Pet. 4:13, Openb. 18:20.

Blijdschap

Blijdschap (Beatitudo) is de uitspraak (meer dan een wens) die het zeker zal bezitten, zoals: Gelukkig is hij die zichzelf niet oordeelt in wat hij toetst, Rom. 14:22. Regelmatig.

Negeren

Negeren (Accismus) is een kennelijke weigering (Matt. 15:23) of stilte (Matt. 27:12,14).

Verwensing

14).

Verwensing (Maledictio) is de aanklacht met een vloek, zoals: Want het is mij een wee in het geval dat ik het evangelie niet zal brengen! (1 Kor. 9:16).

Insluiting

Inlsuiting verbindt de spreker of schrijver met die aangeschreven zijn, zoals: en zij Hem mogen vinden, weliswaar niet ver weg vanaf een ieder van ons zijnde, Hand. 17:27.

Aanduiding

Aanduiding (Asterismos) wijst een passage aan door middel van speciale woorden, zoals; zie, waarlijk, ja.

Verontwaardiging

Verontwaardiging (Aganactesis) is een uitdrukking die sterke veroordeling in zich draagt, zoals: nageslacht van slangen!, Matt. 1:7, 12:34, 23:33, Luc. 3:7. Slang! Matt. 23:33, Hand. 13:10.

Ondervraging

Ondervraging (Erotesis) is een uitspraak in de vorm van een vraag. In de schrift wordt vaak een vraag gesteld, niet on informatie, maar om te veronderstellen, en niet om het vanzelfsrpekende antwoord te stellen, zoals: Waar is de wijze? 1 kor. 1:20. Er moet aan gedacht worden dat de vraagtekens, in een vertaling, niet geïnspireerd zijn. Er is in de Griekse tekst geen aanduiding van een vraag, anders dan de context.

Bespotten

Bespotting (Chleuasmos) geeft uitdrukking aan sneren en spotteh, zoals: Anderen redt hij, maar zichzelf kan hij niet redden! - Matt. 27:42. Zie ook Lucas 16:16.

Ontkenning

Ontkenning (Negatio) wordt gebruikt om het tegendeel van een bevestigend verlangen te ontkennen, zoals: voor wie wij zelfs geen uur van onderschikking simuleren, opdat de waarheid van het evangelie voortdurend bij jullie zou blijven (Gal. 2:5).

Pathos

Pathos (Pathopoeia) is de uitdrukking van een sterk gevoel, zoals liefde of haat, vreugde of verdriet, zoals toen onze Heer klaagde (Luc. 19:41) en kreunde (Marc. 7:34), of verontwaardigd was (Marc. 10:14), of toen Paulus vedrukking onderging en druk van hart (2 Kor. 2:4) en zwoegde (Gal. 4:19), of verfrist werd (2 Tim. 1:16), of anderen aangegrepen werden en hun tanden knarsten (Hand. 7:54, 47).

Gebed

Gebed (Euche) is de uitdrukking van een wens of verlangen naar God, zoals Paulus tot Agrippa (Hand. 26:29). Het wordt door Paulus veel gebruikt, zoals in Efeze 1:3, 16, 3:14, enz.

Twijfelachtige bewering

Twijfelachtige bewering is een directe uitspraak die als vraag is bedoeld, zoals Bent U de koning van de Joden? Matt. 27:11, Marc. 15:2, Luc. 23:3, Joh. 18:33. Hoor jij niet...? Matt. 27:13. U antwoordt op niets? Mar. 15:4. Bent U koning? Joh. 18:37.

Scherts

Scherts (Diasyrmos) is het wegscheuren van een vermomming, zoals toen onze Heer tot Judas zei: "Kameraad, voor wat ben jij aanwezig? (Matt. 26:50).
A.E.Knoch.

Dit artikel werd eerder in het Engels gepubliceerd in U.R.Magazine, deel 73.
U.R. Magazine is een uitgave van Concordant Publishing Concern


© ©Concordant Publishing Concern