Studies in Kolossenzen
deel 3
Introductie in Kolossenzen
Kolossenzen 1:1,2

door A.E.Knoch.

Paulus! Wat een weelde aan genade en overweldigende heerlijkheid vult onze harten als alleen al zijn naam wordt genoemd! Hij was de vroegere vijand van Christus en de bikkelharde vervolger van Zijn volk, die hen zelfs tot in het verre Damascus achtervolgde. In een flits stopt de heerlijkheid van Christus hem op zijn pad en wint Hij zijn hart. Vanaf dat moment aanbad hij Hem en werkte hij alleen voor Hem. Kan genade ooit een meer schitterende trofee opleveren dan Saul van Tarsus, de grootste van de zondaren en toch de hoogste van de heiligen? Maar hoeveel groter was de genade die hem nog wachtte! God leidde hem van heerlijkheid tot heerlijkheid, totdat hij de hoogste eer bereikte die ooit voor een sterveling is opgetekend, want hij was een gekozen vat om Gods Woord vol te maken en om Gods laatste geheimen te onthullen, de vrucht van Zijn hoogste gedachten en Zijn diepste liefde.

Paulus stelt zichzelf in deze brief voor als apostel, want hij is gezonden en heeft gezag om te schrijven en de waarheden uiteen te zetten die ze bevat. Apostelen zijn het fundament(Efe. 2:20). Zij waren nodig om een solide ondergrond te vormen voor Gods werkzaamheden onder de mensheid. Paulus verschijnt alleen in zijn groeten, in het bijzonder in die waarin zijn gezag noodzakelijk is om zijn woorden te waarmerken. Toch laat hij soms ook anderen zien die met hem zijn, in andere bevoegdheden. In Kolossenzen, net als in twee Korintiërs. doet "broeder" Timotheüs mee in de begroeting. Hij wordt niet gezien als apostel, maar eenvoudig als een broeder in het geloof.

"Christus Jezus" en "Jezus Christus", wat zit er een enorm verschil tussen deze twee titels, hoewel de een slechts een omzetting is van de ander! Jezus Christus is de nederige, verachte, verworpen, gekruisigde Messias. Zijn heerlijkheden wachten tot de toekomst, tot het moment van Zijn terugkeer op Aarde. Op dit moment heeft Hij hier beneden geen plaats.
Maar dan Christus Jezus! Hij is nu al de hoogste in de hemelen. Gezeten aan de rechterhand van God is er geen waardigheid die gelijk is aan de Zijne. Alle kracht en macht, alle soevereiniteit en gezag onder de hemelingen, is in Hem geconcentreerd. Daar wordt Hij niet vernederd, maar geëerd! Daar wordt Hij niet veracht, maar geprezen! Daar wordt Hij niet verworpen, maar toegejuicht! Daar wordt Hij niet gekruisigd, maar verheerlijkt! Wij groeten Hem, niet alleen als de komende Koning op de Aarde, maar als het huidige Hoofd van alle hemelse macht en majesteit! Gegroet, Christus Jezus!

Door de wil van God.

De wil van God is de positieve pool van de goddelijke bedoeling. God bewerkt tijdens de aionen Zijn grote doelstelling van het onthullen van Zijn hart door middel van twee tegengestelde stromingen. De wederzijdse reaktie van dezen op elkaar brengt Zijn doelstelling tot stand. De ene stroming valt samen met Zijn wil, de andere gaat er dwars tegen in. De ene beweging wordt aangevoerd door Christus, de andere wordt geleid door Satan. Saul van Tarsus was, voordat hij de Heer ontmoette, bezig met het vervullen van de goddelijke bedoeling, want hij was bezig met het gereed maken van de zwarte achtergrond waartegen de hoogtepunten van Gods genade getoond konden worden. Maar hij ging tegelijkertijd in tegen de wil van God. Na zijn roeping zei Ananias tot hem: "De God onzer vaderen heeft u voorbestemd om Zijn wil te leren kennen"(Hand. 22:14;NBG).

Een echte apostel moet komen door de wil van God en zich in zijn woorden en werken voegen naar die wil. Zo wordt alles herleid tot de goddelijke wilskracht. De bron van alles is te vinden in Gods liefde en haar vastberadenheid om, ten behoeve van ons, door haar activiteit een antwoord te winnen. God wil onze liefde en wil om die reden dat wij Zijn wil kennen. Het eerste gebed van de apostel opent met dit verzoek: "dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden"(1:9). Dit is een wortel die veel vrucht draagt, want zonder deze zal onze wandel gebrek lijden aan die kwaliteiten die kostbaar zijn voor Gods hart. Wijsheid en begrip, zowel als een vruchtdragende wandel, moeten groeien vanuit een begrip van Gods wil.

Aan de broeders in Kolosse.

De brief is, in de eerste plaats, gericht aan Kolosse. Toch werd ze ook aan Laodicea gezonden en is in het bijzonder bedoeld voor allen die Paulus' gezicht in het vlees niet gezien hadden(4:16; 2:1). Zoals in de vergezellende brieven, Efeziërs en Filippenzen, is de wijze van communicatie in overeenstemming met de inhoud. Het vlees heeft er geen plaats. Paulus is gebonden(4:18). Hij kon niet naar Kolosse gaan om hen deze allesoverstijgende waarheden zelf te vertellen, maar is gedwongen zijn woorden toe te vertrouwen aan het papier, zodat zij eerder gezien dan gehoord zullen worden, en niet alleen over grote afstanden vervoerd kunnen worden, veel verder dan zijn stem zou kunnen reiken, maar onvergankelijk bewaard zouden worden voor de toekomst. En zo zijn ze tot ons gekomen.

De ontvangers van deze brief zijn onderscheiden door twee tekens: heiligheid en geloof. Aan Gods zijde waren zij heiligen, geheiligd door contact met Hem. Aan de menselijke zijde hadden zij in Christus geloofd. De titel hier kan Christus Jezus zijn, zoals in de Alexandrinus, om overeen te stemmen met Efeziërs. Omdat de apostel zijn apostelschap met deze titel heeft verbonden, moet dit dezelfde zijn, zij het in verkorte vorm. Deze brief werd niet zonder onderscheid aan alle heiligen verzonden. In die dagen waren er nog steeds enigen van de Besnijdenis, zoals we zullen zien, tot wie Paulus niet was gezonden, van wie het geloof geen beslag legde op Christus zoals die nu verhoogd wordt, maar die uitzagen naar Zijn toekomstige heerschappij op Aarde. Van het geloof van de Kolossenzen wordt nadrukkelijk gezegd dat het in Christus Jezus is(1:4).

Trouw en vertrouwen zijn de metgezellen van geloof. In de originele tekst zijn er voor hen geen aparte termen. Door gebruik te maken van associatie gebruikt het Grieks overal gelovend of gelovig voor trouw. In deze brief verwijst Paulus naar Tychicus als zijnde "een geliefde broeder en gelovende dienstknecht"(4:7). Omdat geloof trouw voortbrengt wordt het er in beeldspraak voor gebruikt. Ook het Engels kent dit figuur, hoewel het wat verflauwd is. Wat is trouw(faithful) als het niet vol van geloof(full of faith) is? Toch is het vertrouwenswaardig, betrouwbaar gaan betekenen, en het woord gelovend(of gelovig) is gereserveerd voor de letterlijke betekenis. Zoals we hebben gezien moeten we trouw gebruiken bij dienstbetoon, maar wanneer dit niet duidelijk in beeld is zou het beter zijn gelovend(of gelovig) te gebruiken. In verband met broeders is gelovend mogelijk beter, omdat deze brief niet speciaal gewijd is aan dienstbetoon.

De smeekbede

De smeekbeden in Paulus' drie gevangenisbrieven zijn identiek. Net zoals het lichaam van iedere brief begint met zegenen of danken, zo is de eerste wens van het hart van de apostel voor zijn lezers: genade. Goddelijke gunst, uitgestort over hen die Gods toorn verdienen, zal het meest kostbare juweel zijn in de kroon van Zijn heerlijkheid. Zijn schepselen zullen verbaasd staan over Zijn oneindige macht. Zij zullen verwonderd zijn door de wonderen van Zijn werken. Zij zullen verstomd zijn door Zijn wijsheid. Hun harten zullen opzwellen met dankbaarheid voor Zijn vriendelijkheid. Veel kostbaarder zal de lof en aanbidding zijn die Zijn mededogen zal oproepen. Maar de hoogste bewondering en de diepste aanhankelijkheid zal tot Hem komen van hen die zich de diepten van hun verlatenheid realiseren en de overeenkomende hoogten waarheen Zijn genade hen heeft verhoogd.

Wij zouden meer moeten spreken van Zijn genade. Niet alleen zou ze ten allen tijde onze harten moeten verwarmen, maar ze zou onze wandel en ons dienstbetoon moeten doortrekken. O, wat zou het een omwenteling bewerken in de verkondiging van het evangelie, als ze in haar puurheid en kracht gepresenteerd zou worden! Genade die Saulus ontmoette op de weg naar Damascus. Genade die Paulus ontving om de heiligen te dienen. Genade die hem in staat stelde te lijden om wille van Christus. Laten we ze niet beperken tot het verleden, tot onze roeping, toen we begonnen met geloven.
Deze smeekbede is niet voor ongelovigen, maar voor ons. Onze redding is niet alleen door, maar tot of in genade(Efe. 2:5). Niet alleen begon het met genade, maar het gaat zo door en zal eindigen met het grootste vertoon van al, wanneer onze lichamen omgevormd en verheerlijkt zullen worden.

Eerst genade, dan vrede. Eerst rechtvaardiging, dan verzoening. Als God niet genadevol zou zijn, wat zou er dan anders kunnen zijn dan toorn en vijandschap? Maar nu Zijn gunst als een zegen over ons zweeft, mogen wij vrede met Hem hebben, vrede in onze geest, vrede met onze mede-heiligen en met de wereld. Ja, we mogen ingaan in de vrede van God, en een bepaalde mate van de kalmte genieten waarmee Hij gevuld is, Die het einde kent van het begin en Wiens grote doel is om alle vijandschap met liefde te overwinnen, en heel Zijn schepping aan Zijn hart te klemmen in banden van perfecte en blijvende vrede.

Deze zegeningen kunnen slechts van één enkele bron komen: van God, Die nu naar ons kijkt als Zijn kinderen, en door onze Heer Jezus Christus, de Bemiddelaar tussen ons en de Vader, onze Redder en Heer. Wij zijn niet langer slechts schepselen van de grote Schepper, wij zijn binnen gegaan in de kring van Zijn familie en zijn nu kinderen van een liefhebbende Vader. Hij zal ons genadig zijn en ons vrede geven, door het werk van onze Heer, Jezus Christus. Ja, Hij is onze Vrede, want Hij verzoent ons niet alleen door het bloed van Zijn kruis, maar verwijdert de barrières tussen de heiligen en maakt de verachte Onbesnedenheid een met de bevoorrechte Besnijdenis.



Terug naar de indexpagina van Studies in Kolossenzen

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern