Studies in Kolossenzen
deel 13
Dat wat boven is
door A.E.Knoch.

Onze lichamen zijn nog niet opgeheven naar hemelse sferen, maar in geest zijn wij samen met Christus levend gemaakt(Efe. 2:5) en met Hem opgewekt(Kol. 3:1). Daaruit komen de conflicten met ons gedrag voort, want terwijl wij op Aarde zijn, in het vlees, behoren onze geest en ziel boven, waar Christus zit aan de rechterhand van God. Het lichaam, zonder de geest, is dood. Aangezien ons leven samen met Christus verborgen is in God, zijn wij dood voor de dingen van deze lagere sfeer. Wij hebben geen toekomst op Aarde. Elk ogenblik kunnen we weggeroepen worden naar ons hemelse huis.

Dit omvat veel meer dan de dood aan de zonde, zoals uiteengezet is in het zesde hoofdstuk van Romeinen. Deze aansporing is niet gebaseerd op Christus afdaling voor ons, maar op Zijn verhoging te midden van de hemelingen. Het doet geen beroep op Zijn voorbije lijden ten behoeve van ons, maar op Zijn toekomstige heerlijkheid en onze publieke bekendwording daar met Hem. De kracht van die heerlijkheid werkt al in onze geesten en trekt onze zielen als door een magneet naar het hemelse. Ons leven is een onzichtbaar leven, net zoals Christus verborgen is voor het staren van de stervelingen. Wij behoren bij de hemelingen.

Juist gedrag bestaat in eenvormigheid aan waarheid. Al onze daden zouden met de feiten moeten overeenstemmen. Zolang we tot deze Aarde behoren en de decadente mensheid die er op woont, is onze houding dezelfde. Nu onze belangen overgezet zijn naar een hogere en nobeler sfeer, zouden wij ons moeten gedragen zoals past bij die waardigheid en heerlijkheid. Wij horen niet langer hier beneden. De Aarde met de menselijke wezens er op is niet een band waarop we trots moeten zijn. Wij zouden blij moeten zijn om af te raken van onze relatie met zo'n ras, en binnen gaan in de praktische bezitting van onze nieuwe waardigheden door ons te gedragen als zijnde van een hoger, meer nobel en toch nederiger gezelschap.

Ter dood brengen.

Gods verontwaardiging komt over de zonen van de koppigheid, vanwege hun zonden en overtredingen en beledigingen. Het is waar, dit overkomt hen meestal niet in dit leven, maar het zal hen zeker bezoeken in het oordeel en in de dagen van de wraak, wanneer God handelt met het ras als geheel. Niet alleen de lagere zonden zullen Zijn verontwaardiging ondergaan, maar ook, zo lijkt het, die paraderen als deugden, zullen Zijn wraak naar beneden roepen. Hebzucht is de aanbidding van dingen, het vertrouwen op het schepsel, en zal afgehandeld worden als afgoderij, want het stelt bezittingen in de plaats van Hem Die de onverdeelde loyaliteit van ieder hart moet bezitten. Vertrouwen op rijkdommen is afgoderij, want alleen Een is betrouwbaar.

Ooit leefden we in deze dingen, maar nu zouden we ze met vreugde een plaats in de dood moeten geven, zodat zij geen aantrekkingskracht meer hebben, geen verdere kracht, niet langer deel uitmaken van ons leven. Dood aan de bevrediging van het vlees! Dood aan alles wat het kwaad verlangt om ons naar beneden te trekken!

De oude en de nieuwe mensheid.

Het menselijk ras is hopeloos vervallen en verdorven. In een mooi beeld wordt hun gedrag vergeleken met de kleding waarmee ze hun naaktheid bedekken. Maar hun uiterlijk gedrag is verre van ideaal. Hun gedrag is voor ons geen passende bedekking. Daarom worden we opgeroepen om het af te leggen en andere kleding aan te doen, meer passend bij onze nieuwe banden. Wij moeten afzien van boosheid, furie, boosaardigheid, lastering, obsceniteit en valsheid. Zij zijn geen passend kledingstuk voor de nieuwe mensheid die Christus als Beeld heeft. Zij zouden het tegenovergestelde moeten aandoen. Boosheid, furie en boosaardigheid, zouden vervangen moeten worden door mededogen en vriendelijkheid, boosaardigheid en lastering door nederigheid, zachtmoedigheid, geduld, genadig verdragen.

De oorzaak van veel verkeerd gedrag in de oude mensheid is haar verbroken toestand. Ze is opgedeeld in strijdende delen. Daarin wordt de Griek gesteld tegen de Jood, de Besnijdenis tegen de Onbesnedenheid, de slaaf tegen de vrije. Haar eenheid is vernietigd, haar delen zijn tegenstrijdig. Er is wederzijds wantrouwen en jaloezie en haat tussen de delen. Dit alles wordt in de nieuwe mensheid, waarin Christus alles is voor iedereen. weggedaan. Ze is, en zal dat altijd blijven, een ondeelbare eenheid, zonder wrijving of verdeeldheid. In Christus herkennen we geen verschillen, zoals die de mensheid ontsieren. Ras, religie, ritueel en sociale positie verdwijnen alle. Dit zijn de hindernissen voor de eenheid, en zij moeten afgedankt worden.

Genade: onze leidende ster.

Hoe heeft de Heer met ons gehandeld? Hij is niet slechts aardig en vergevend geweest, maar, bovenal, genadevol. Genade krijgt niet, maar geeft. Genade veroordeelt niet, maar vergeeft. Genade hindert niet, maar helpt. Genade zoekt geen gebreken, maar schenkt vrijelijk haar gunst. Wie we ook zijn en wat we ook gedaan hebben, we kunnen altijd zeker zijn van voldoende genade van onze aanbiddelijke Heer. O, mochten we toch op dezelfde achting kunnen rekenen van hen die de Zijnen zijn! O, mochten we dezelfde genade tonen aan allen die de ontvangers van Zijn gunst zijn!

Liefde, de band van de volwassenheid.

Waarmee de nieuwe mensheid ook gekleed mag zijn, ze zou altijd en overal de magische mantel van de liefde moeten dragen. De banden die de delen van de oude mensheid samenbonden, verdeelden ze ook van elkaar. Afstamming van Abraham bracht enkelen samen, maar dat scheidde ze van de rest. Maar liefde brengt bijeen, en scheidt niet. Daarom is het de band die blijvend bindt, en alle scheidende barrières afschaft. Het is Gods liefde, uitgedrukt in termen van genade, die ons met Hem heeft verenigd, en het is dezelfde liefde die ons met elkaar zal verenigen.

Het tussenbeide komen van de vrede.

Christus heeft vrede gemaakt. In Hem en door Hem zijn alle oorzaken voor tweedracht en onenigheid weggedaan. Hij heeft, toen wij nog vijanden waren, vrede gemaakt tussen ons en God. Hij heeft vrede gemaakt tussen de Besnijdenis, die nabij waren, en de Onbesnedenheid, die ver van Hem verwijderd waren. In dagen die nog komen zal Hij de Prins van de Vrede zijn. Tijdens Zijn heerschappij op de Aarde zullen er geen oorlogen zijn op Aarde, geen legers, geen soldaten op het land of op zee of in de lucht. En zelfs nu is, in Hem, alle oorzaak voor strijd onbekend. Verdeeldheid onder de heiligen zou altijd beslist moeten worden door een beroep op deze vrede. De liefde zou allen die van Christus zijn aaneen moeten lassen en de vrede zou de eenheid van de liefde moeten bewaren.

Wees dankbaar.

Een van de meest elementaire beroepen op het schepel is dat van dankbaarheid. Het is omdat mensen niet dankbaar waren dat God hen overgegeven heeft, en dat hun hart verduisterd werd(Rom. 1:21). Dat was zeker niet als straf voor hun ondankbaarheid, maar veeleer om een proces op gang te brengen waardoor de mensheid zal leren, door hun gebrek aan waardering voor de geschenken van God. Het is moeilijk te zien hoe iemand die zelfs maar een zwak schijnsel heeft gezien van zijn plaats in Christus, niet zou overvloeien van dankbaarheid. Maar het is goed voor ons voortdurend onze harten te herinneren hun aanbiddend antwoord te brengen en het aan de voeten te leggen van Hem Die hongert naar het eerbetoon van alle harten die Hij heeft geschapen.

Onderwijzen, berispen, zingen.

Alle gedrag hangt af van een kennis van God en Zijn Christus, zoals die in Zijn woord te vinden is. Daarom zou degene die wenst aanvaardbaar te wandelen, zijn hart tot woning van het woord van Christus moeten maken, en wel in zo'n overvloedige mate, dat de filosofie vervangen wordt door echte wijsheid, en het ritueel door echte, in het hart gevoelde verering en aanbidding. Het geheim van Christus is de som van alle filosofie en het doel van alle wijsheid. Het zou de basis moeten zijn van ons onderwijzen en berispen, samen met al die rijke genade die het vergezelt, en dan zal het overvloeien in een aanhankelijk antwoord aan God in Psalmen en gezangen en geestelijke liederen.

Doe alles in de naam.

Het geheim van Christus ontvouwt aan ons de grote waarheid dat God heel Zijn wil zal vervullen door Zijn Gezalfde. Hij was het middel van schepping en zal het middel van verzoening zijn. Alles is door Hem, net zoals alles uit God is. Alle goddelijke activiteiten tijdens de aionen zijn onder Zijn controle. Vandaar dat alles wat wij doen, in Zijn naam zou moeten zijn. Zijn naam is de wierook die alles aanvaardbaar maakt. Zelfs onze dank zou niet zonder deze smaak tot God moeten opstijgen.

Onderschikking.

Onderschikking is een van de grote lessen van de aionen. De toekomst bestaat niet uit de zelf-handhaving en onafhankelijkheid van Gods schepselen, maar uit hun onderschikking aan Hem(1Kor. 15:28). Zelfs de Zoon Zelf, de grote Koning en Hoofd van heel het universum, zal eens alle heerschappij afleggen en de plaats van een onderschikte innemen. Het is de enig normale en natuurlijke toestand voor een schepsel. Er kan geen ultieme perfectie bestaan zolang niet allen in een heerlijke en liefdevolle onderschikking aan de Schepper staan. Daarom is het een van de belangrijkste lessen die we in de aionen leren, dat we ons onderschikken, een ieder in zijn eigen sfeer. Zelfs meesters worden er aan herinnerd dat ze een Meester boven zich hebben.

In deze ontaarde dagen is er een sterke neiging om alle jukken af te werpen en een onechte vrijheid en onafhankelijkheid op te eisen. Dit gaat over het algemeen gepaard met het afwijzen van God en de verwerping van het Heer zijn van Christus. Waar mensen niet in onderschikking aan God willen buigen, wordt het gezag van de man verzwakt, zodat kinderen hun ouders niet gehoorzaam zijn, en werklieden niet hun juiste plaats onder hun superieuren innemen. Onder de heiligen zou onderschikking aan God benadrukt moeten worden, net als die aan elkaar, want dit brengt zegen en blijdschap, en niet een theoretische vrijheid.

De aionen zijn een opleiding voor de toekomst en zijn bedoeld om niet slechts de afhankelijkheid van het schepsel van God te onderwijzen, maar dat opstandigheid leidt tot lijden en zelfs de dood. Hierin zien we de reden voor onze sociale instituten en de verschillende rangen in de mensheid. Theoretisch gesproken denken we ons in dat de mensheid blijer zou zijn als allen op hetzelfde niveau zouden zijn en als er geen onderschikking zou zijn. En dat zou het geval zijn, als iedereen onderschikt zou zijn aan God. Zo zal het zijn als de aionen voorbij zijn. Maar tot dat moment is onderschikking Gods middel voor het voorbereiden op dat gezegende doel. In al die verschillende verbanden in het leven moeten we leren onderschikt te zijn, een ieder in zijn eigen sfeer.

Er wordt op ons geen beroep gedaan om te heersen, ook al komt dit bij het onderschikken van anderen wel aan bod. De man wordt niet gezegd de wet af te leggen, maar om lief te hebben. Ouders wordt niet verteld streng te zijn met hun kinderen, maar om af te zien van hen te prikkelen. Meesters worden niet opgeroepen over hun slaven te heersen, maar om rechtvaardig en billijk met hen om te gaan. De genade die wij hebben ontvangen zal ons helpen te buigen in instemmende onderschikking en ook om de zwaarte en hardheid, die gewoonlijk verbonden is aan menselijk gezag, in grote mate te verzachten. De menselijke onmenselijkheid naar de ander is spreekwoordelijk geworden. Het heeft zijn plaats in Gods doelstelling, als een contrast met Gods liefdevolle heerschappij. Het is ons voorrecht om dit in onze aardse verbanden te mogen weerspiegelen, alsook onze eigen aanhankelijke onderschikking aan Hem in de voleinding.

Conclusie.

Kolossenzen is kolossaal in bereik. Ze is zeker door de apostel van de natiën aan hen geschreven, maar ze houdt zich bezig met het geheim van Christus, dat niet tot ons beperkt is of tot de huidige bedeling, maar terug reikt naar de schepping en vooruit ziet naar de uiteindelijke verzoening van allen. De Zoon van Gods liefde en Zijn activiteiten, vanaf het begin tot aan de voleinding, vullen de Aarde en de hemelen, brengen allen terug aan Gods hart. Dat is de achtergrond van deze brief. Uit deze allesoverstijgende waarheden komt de waarheid voort voor ons en voor vandaag. Zijn hoge hemelse eren deelt Hij met ons, ons in Hem compleet gemaakt hebbend. Daarom verleggen wij onze aandacht van de Aarde naar dat wat boven is.

O, dat God harten moge openen om deze onthullingen te ontvangen! Wat zouden deze hen verlossen van hun banden!! Wat zouden zij de onvolwassen denkbeelden van het Christendom overgroeien, die hun geesten in de groei belemmeren en kleineren! Hier hebben we de meest complete kennis, de hoogste wijsheid, de grootste heerlijkheid, het toppunt van Gods onthullingen! O, mocht God toch de ogen van Zijn heiligen openen! Maar, helaas, over het algemeen verwerpen zij Zijn heerlijkheden, in plaats van ze te ontvangen. Maar God zij dank, de tijd komt dat allen in Hem, Die Gods Complement is, Iemand zullen zien die capabel is om alles wat nu vervreemd is met God te verzoenen.





Terug naar de indexpagina van Studies in Kolossenzen

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern