Studies in Kolossenzen
deel 10
Het geheim van Christus bekend maken
Kolossenzen 4:2-6

door A.E.Knoch.

Twee nauw verbonden geheimen vulden het hart van de apostel in zijn gevangenschap, naast het geheim van deze bedeling. Het geheim van het evangelie(Efe. 6:19) en het geheim van Christus(Kol. 4:3), vroegen beide om naar voren gebracht te worden. Daarom dringt hij er bij de heiligen op aan voor hem te bidden, zodat hij in staat zal zijn ze bekend te maken. Hij is niet alleen met metalen kettingen gebonden, hij is ook "gebonden" om door goddelijke, geestelijke krachten te handelen. Zoals het letterlijke Grieks het heeft, zegt hij dat hij moet spreken.

O, waren er vandaag toch mensen die deze geheimen kennen, en niet ze niet alleen aan de heiligen konden onthullen, maar dat ook willen! O, dat alle gelovigen zich in deze gebeden zouden verenigen, niet langer voor de apostel Paulus, maar voor pastores en leraren en evangelisten, overal. Is het niet al te waar dat deze geheimen vrijwel geheel verloren zijn gegaan? Waar worden ze nog bekend gemaakt? En zien we niet de wijsheid van God in deze, dat Paulus, in zijn aandringen bij de gelovigen om voor hem te bidden, een permanente oproep heeft achtergelaten, een gebed dat we allemaal zouden moeten bidden en in onze harten een verlangen zou moeten doen ontstaan om deze kostbare geheimen zelf te genieten en ze aan anderen bekend te maken? Welke andere waarheden in Gods woord zijn zo beladen met gebed voor hun verkondiging? Betekent dit niet dat deze waarheden net zo begeerlijk zijn als ze zeldzaam zijn?

Het grootste deel van Paulus' brieven aan de Efeziërs en Kolossenzen is grotendeels samengesteld uit zijn gebeden voor de heiligen, dat zij zich de genade en waarheid bewust mogen worden die hij aan hen onthult. Maar aan het einde van elke brief hebben we twee juwelen, elk perfect in z'n eigen omgeving, waarin gelovigen worden opgeroepen voor hem te bidden, opdat hij is staat zal zijn deze boodschap bekend te maken. Het is een vreugde deze korte verzoeken te mogen bestuderen en speciaal om ze met elkaar te vergelijken. Hun boodschappen zijn zeer gelijk. Het belangrijkste verschil zit 'm in het geheim dat gemeld moet worden. In Efeziërs is dit het geheim van het evangelie, dat in het lichaam van de brief nauwelijks genoemd wordt. In Kolossenzen echter is het de boodschap van de brief zelf, die op vermelding aanstuurt.

Volharden in gebed.

Het is het kostbare voorrecht van allen die de Zijne zijn, om betrokken te zijn bij alles wat met God en Zijn doelstelling in zowel schepping als verzoening van doen heeft. En dit omvat alles, omdat alles Zijn grote ontwerp dient. Onze gebeden mogen alles omvatten, in de hemel en ook op de Aarde, maar, natuurlijk, mogen we ons concentreren op de wereld om ons heen, en speciaal op de gelovigen, en op hen die, door Hem bekend te maken, actief betrokken zijn bij het uitvoeren van Gods doelstelling.

De meesten van ons hebben vele gebeden gehoord over vele dingen. Wijzelf hebben misschien veel en vaak gebeden. Maar als we op ze terug kijken, worden we dan niet herinnerd aan de woorden van de apostel, dat we niet weten waarvoor we zouden moeten bidden(Rom. 8:26)? Zijn niet de meeste van onze verzoeken buiten de wil van God geweest? Voelen we niet meer en meer dat we verlangen alle details in Gods handen te laten, vanwege onze eigen onwetendheid over wat er moet gebeuren? Maar aan de andere kant worden de duidelijk omschreven instructies en oproepen die aan ons gegeven zijn, in het bijzonder in de perfectiebrieven, over het bereik en onderwerp van onze gebeden, vrijwel altijd geheel genegeerd. Zouden we ze in het openbaar horen, dan zouden ze vreemd klinken en de bidder als abnormaal, wat hij dan ook zou zijn.

Toezien met dankzegging.

Misschien zijn de meesten van ons geneigd te wachten tot onze gebeden naar tevredenheid beantwoord worden, voordat wij onze dank toevoegen. Maar dat komt omdat wij niet volledig ons Alles in God hebben gevonden. Wij zouden moeten leren in het bijzonder dankbaar te zijn wanneer zaken niet naar onze wensen verlopen, want dit is bewijs genoeg dat wij het bij het verkeerde eind hadden en er schade zou ontstaan als onze wil uitgevoerd zou zijn. Wij zouden moeten danken terwijl we toezien. Het is niet onze plicht, in gebed God te vertellen wat Hij moet doen of hoe en wanneer, maar ons volkomen onvermogen te erkennen om deze details te dicteren, en ons verheugen in het feit dat ze in Zijn vaardige handen zijn, zodat wij dankbaar berusten in ieder onderdeel, zelfs als dat tegengesteld is aan onze eigen wil.

Deze twee geheimen, dat van het evangelie, dat zich bezig houdt met de verzoening van de natiën tijdens de periode van Israels verharding, en dat van Christus, dat uitloopt op de verzoening van allen bij de voleinding, zijn zeer nauw met elkaar verbonden in hun huidige uitdrukking. In beide is vrede het sleutelwoord. Zoals de verzoening een voorloper is op wederzijdse verzoening, zo kan Christus' huidige houding naar de natiën gezien worden als een vooruitlopen op Zijn houding naar allen in de laatste aion, wanneer het geheim van Christus volledig zal worden onthuld. Het geheim van het evangelie is, ten dele, maar één aspect van het geheim van Christus in haar huidige uitdrukking. Daarom wenst de apostel in zijn brief aan de Efeziërs dat wij bidden voor het een, maar in Kolossenzen voor het ander.

Zoals we gezien hebben, wordt het geheim van Christus vandaag het best uiteen gezet door de uitdrukking: "Christus onder jullie, de verwachting van heerlijkheid(1:27). Toen Hij in het vlees kwam, verliet Christus het land Israel niet. Hij was nooit onder de natiën. Zijn aanwezigheid in Israel was de verzekering van toekomstige heerlijkheid voor allen die Hem ontvingen, wat vervuld zal worden in de duizend jaren, op de Aarde. Zijn figuurlijke aanwezigheid nu, onder de natiën, is ook de verzekering van toekomstige heerlijkheid voor allen die geloven, onder de hemelingen. Tegelijkertijd houdt dit het terzijde stellen van de vijandschap in, die bestond in de dagen van Zijn aanwezigheid, en dit is de verzoening.

Het bekend maken.

Het geheim van Christus moet bekend gemaakt worden. Waarom vertellen we het niet gewoon aan gretige menigten en verkondigen we het niet in uitpuilende hallen? Waarom laten we het de dagelijkse pers niet op de voorpagina zetten, met gigantische koppen, in gekleurde inkt? De religieuze pers zou het op z'n minst de publiciteit mogen geven die het verdient. Pamfletten en boeken zouden overal geschreven en uitgegeven kunnen worden. Het lijkt allemaal zo eenvoudig.
Maar Paulus drong er bij de heiligen van zijn tijd niet op aan ieder middel van publiciteit te gebruiken, maar tot God te bidden om een geopende deur. Het is een feit dat alle deuren gesloten zijn en vergrendeld tegen het binnentreden van deze waarheid. Geen menselijke invloed is in staat ze te openen. Wij worden geheel op God terug geworpen voor het bekendmaken van het geheim van Christus. Er is nu meer behoefte aan gebed dan ooit tevoren, dat God deuren zal openen voor de bekendmaking er van.

Wandelen in wijsheid.

"Wandelt in wijsheid ten opzichte van de buiten staanden"(Kol. 4:5;SW). Deze woorden volgen direct op de verwijzing naar het geheim van Christus. In Efeze 5:15 hebben we een soortgelijke oproep, maar er wordt daar niets gezegd over hen die buiten staan. Dit is een van die delicate verschillen die de twee brieven onderscheiden, want het geheim van Christus brengt ons in een veel nauwere relatie met de ongelovigen, door de schepping en verzoening, waarin wij delen, dan het geheim van Efeziërs, waaraan zij geen deel hebben. En hoe is het mogelijk te wandelen in wijsheid met onze mede-gelovigen of met de wereld, zonder iets te verstaan van de grote geheimen die elk zo in hoge mate aangaan? Alleen deze zullen de houding van onze harten naar hen doen omkeren en ons in staat stellen te handelen in overeenstemming met Gods doel voor hen.

Het is wijsheid om met mensen om te gaan in overeenstemming met Gods wil en Zijn doelstelling met hen. Als wij denken dat zij die buiten staan gedoemd zijn om vernietigd of eeuwig gekweld te worden, dan is het vrijwel onmogelijk een verharding van het hart ten opzichte van hen te voorkomen, dat ons er toe zal leiden tegengesteld aan de basiswaarden van hun schepping, en verzoening in liefde, te handelen en denken. Over hen te denken als zijnde afval in Gods handelen, doet Zijn wijsheid en liefde enorm tekort. Deze foute denkbeelden over Gods schepping en doel, buiten de Zoon van Zijn liefde, maken een verstandige wandel met hen die buiten zijn bijna onmogelijk. Maar wanneer we de plaats van iedereen in Gods plannen zien, zal dat ons hart verzachten en onze hoofden stabiliseren, en zullen wij in staat gesteld worden het werk van Zijn handen te (h)erkennen in de (in onze ogen) meest waardeloze en meest vijandige onder Zijn schepselen.

Als we niet naar Gods doelstelling kijken, is de huidige era, net als die daarvoor, slechts ijdelheid en zaaien van wind. Er wordt veel gesproken over evolutie en er is veel echte revolutie, maar de wereld als geheel lijkt weg te glijden in een afgrond, in plaats van op te klimmen naar een paradijs. Waar is al dat werk en al die ellende, waarmee we omringd zijn, voor nodig? We weten dat God er uitstekend gebruik van zal maken. De mensendag zal het falen van de mens en diens nietigheid aan het licht brengen. Dit is op zich van geen waarde, maar het is van een weergaloze waarde bij het nederig maken van de mens en het hem er toe brengen Gods genade te aanvaarden en te waarderen. Op deze manier zal deze boze era te Zijner tijd opgeëist worden. Maar goddelijke wijsheid zal er op vooruitlopen en de achtergrond van het menselijk onvermogen en haat gebruiken om de volheid van Gods vermogen en Zijn liefde tentoon te spreiden.

Niet alleen moeten wij ons onder elkaar genadevol gedragen(Efe. 4:32), maar ook ons gedrag met hen die buiten staan zou door deze kostbare eigenschap overheerst moeten worden. Zodra we weten dat ook zij geschapen werden in liefde en verzoend zullen worden door het bloed van Christus' kruis, zullen wij in hun huidige toestand slechts een tijdelijke vervreemding van God herkennen, waarin kwaad en zonde een pijnlijke, maar heilzame rol spelen. Ver van een harde veroordeling, zullen wij met hen meevoelen in hun toestand, en spreken en handelen in geloof, wetend dat zij eens het doel van hun schepping zullen vervullen, wanneer God Alles in hen zal worden. Wat als zij nu Gods vaten van verontwaardiging zijn? Als de tijd daar is zal Hij ze gebruiken voor Zijn heerlijkheid. Wij, de vaten van Zijn genade, hebben niet méér recht op Zijn gunst dan die buiten zijn. Moge deze gedachte ons nederig maken voor hen.

Onze Heer noemde Zijn discipelen het zout van de Aarde(Matt. 5:13). Alleen zij konden haar bederf tegenhouden. Mogelijk is de rotheid van de wereld nergens groter dan in haar uitlatingen. Niet alleen zou ons spreken met hen genadevol moeten zijn, maar vrij van de decadente dwaasheid die veel van het menselijk verkeer kenmerkt. Ja meer dan dat, het zou een zouten en bewaren moeten zijn, het verval tegengaand dat rondom ons is. En wat is hiervoor meer effectief dan een juichende kennis van Gods grootse doel, wanneer alles dat vergankelijk is plaats zal hebben gemaakt voor dat wat onvergankelijk en glorieus is!

Een hart dat overvloeit van verwachting over wat in de toekomst is weggelegd voor al Gods schepselen, is de beste voorbereiding voor het ontvangen en beantwoorden van vragen die komen van hen die buiten staan. Zonder deze kennis heeft de wereld vele vragen waarop zelfs de heilige geen bevredigend antwoord kan geven, zoals: "Waarom staat God toe dat al die vreselijke dingen gebeuren?"

We zouden nooit om een antwoord verlegen moeten zitten op de vragen van de godlozen met betrekking tot Gods huidig handelen en Zijn te verwachten doel. Dit is alleen volledig te zien in het geheim van Christus, en wij hebben het voorrecht en de plicht het bekend te maken, zodat, anders dan de waarheid in Efeziërs, die er alleen is voor gelovigen en alleen door hen verstaan kan worden onder omstandigheden die in onze dagen maar al te zeldzaam zijn, het geheim van Christus een krachtige invloed zou hebben op onze wandel en ons spreken met hen die buiten de familie van het geloof staan. Tot op zekere hoogte zou het bekend gemaakt moeten worden door ons gedrag in de wereld, en door ons getuigenis aan mede-gelovigen. Moge een ieder van ons dit gebed bidden en proberen het in onze eigen woorden en werken te vervullen!





Terug naar de indexpagina van Studies in Kolossenzen

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern