Studies in Filippenzen
deel 8.
Navolgers van Paulus
Filippenzen 3:1 - 4:9

door A.E.Knoch.

Paulus' dienstbetoon wordt ons nu voor ogen gesteld, vooraf gegaan door een drievoudige waarschuwing die het minst gehoorzaamde, maar meest noodzakelijk deel is van Gods Woord voor Zijn slaven in deze era. Het derde deel van Filippenzen brengt ons Paulus' gedrag voor ogen in verband met de huidige bedeling, voor onze ijver, en wijst op de valkuilen die voor onze voeten klaar gelegd zijn, of, beter, het waarschuwt ons tegen hen die er al in zijn gevallen. En ja, vrijwel het gehele Christendom, inclusief haar meest illustere leiders en haar meest nobele heiligen, zijn er tot op bepaalde hoogte niet in geslaagd de weg naar het ware dienstbetoon te vinden. Zelfs in Paulus' eigen dagen waren velen vijand van het kruis, hoewel ze vurige werkers en geredde gelovigen waren. Vandaag is de afval zo algemeen, dat maar weinigen er aan denken er tegenin te gaan of Gods slaven er tegen te waarschuwen.

De sleutel tot waar dienstbetoon wordt nogmaals gegeven: "Verheug je in de Heer!" Niet in onszelf, in het vlees, of in het aardse op dit moment, maar in Hem, in geest, te midden van de hemelingen. Om veilig te zijn zouden we ons dit altijd voor ogen moeten houden. Paulus verontschuldigde zich er voor dat hij dit zo vaak herhaalde, maar het is hard nodig, want er wordt zelden gehoor aan gegeven. Ja, slechts weinigen realiseren zich de precieze kracht van de simpele termen die gebruikt worden. Het is heel anders om je te verheugen in Christus, met betrekking tot onze redding en heerlijkheid, dan je te verheugen in de Heer, in verband met ons dienstbetoon ten behoeve van Hem. Dit hoofdstuk gaat over dienen, niet over redding. Het zijn geredde heiligen die vijanden zijn van het kruis, niet van Christus, van wie de voleinding vernietiging zal zijn, voor zover het hun dienstbetoon betreft. Dit is geen hoofdstuk voor ongelovigen, maar voor heiligen in hun karakter als slaven, die zich in hun meester of Heer verheugen.

De drievoudige waarschuwing.

De drievoudige waarschuwing wordt ons gegeven in zeer figuurlijk taalgebruik en daarom zal het goed zijn de figuren te identificeren en ze in letterlijke taal om te zetten. De waarschuwing lijkt een omkering te zijn, waarin het eerste overeenkomt met het laatste, en daarom zullen we het ook op deze wijze uiteenzetten, om ons te helpen de overeenkomende delen met elkaar te verbinden.

Ziet op de straathonden!
    Ziet de werkers van het kwaad!
        Ziet de versnijdenis,
        want wij zijn de besnijdenis,
        degenen die, in geest van God, goddelijk dienstbetoon bieden
    en roemen in Christus Jezus
en niet in vlees vertrouwd hebben.

Hieruit lijkt het dat de "honden" zij zijn uit de natiën, die vertrouwen hebben in het vlees, en de "versnijdenis" zij zijn die rusten op hun letterlijke besnijdenis. Het geheel staat in contrast met de voorgaande era's, toen de besnijdenis haar plaats had en de natiën gezegend moesten worden door het fysieke zaad van Abraham.

Ziet op de straathonden!

De honden van het oosten, eenmaal volgroeid, waren de halfwilde straatrovers van de dorpen, zonder eigenaar, levend van het afval of resten, en algemeen veracht. Daarom is het tot een benaming geworden voor hen die buiten het gebied van de belofte waren, bijna in dezelfde klasse als varkens. Onze Heer zei:

"Jullie zullen het heilige niet aan de honden geven, noch moeten jullie je parels voor de varkens werpen, opdat zij niet op een bepaald moment ze vertrappen met hun voeten en, omkerend, jullie zouden verscheuren. "
(Matt. 7:6;SW)

Ook Petrus spreekt van beide samen in zijn gelijkenissen(2Pet. 2:22). Om dit gevoel van minachting over te brengen, hebben we het woord kunoon niet met hond vertaald, maar met het meer nauwkeurige straathond.

Straathonden zijn buitenstaanders(Openb. 22:15). In de gelijkenis van de rijke man en Lazarus vinden we hiernaar een hint(Luc. 16:21). Maar er is meer dan wat Paulus in het beeld aan ons voorstelt. Het zijn buitenstaander die het bedorven vlees van de Besnijdenis verslinden. De sleutel voor de juiste interpretatie is te vinden in de volgende context. Paulus noemt een lijst op van wat hij als lichamelijke afstammeling van Israel bezit, en dan voegt hij er aan toe dat hij het voor "drek" houdt (3:8), opdat hij Christus mocht winnen. Dit afval, dit slachtafval, dat hij heeft weggeworpen, wordt met graagte door de straathonden verorberd, dat wil zeggen: zij van de natiën die pogen zich toe te eigenen wat aan in Israel in het vlees toebehoort. Ze noemen zich soms "geestelijk Israel" of hebben andere welluidende termen, maar hier worden ze "straathonden" genoemd. Zij hebben vertrouwen op het vlees. Hou ze in de gaten!

De werkers van het kwaad!

Het Christendom heeft vele "werkers". Het lijkt wreed en harteloos te zijn de meesten van hen tot kwaden te maken. Ja, men wordt verleid alle "christelijk" werk goed te noemen, wanneer tenminste de motieven prijzenswaardig zijn. Maar alleen al een enkele overweging toont aan dat het werk van het Christendom in een zeer echte zin kwaad is. Tot zeer recent had de kerk zo'n vertrouwen in zichzelf, dat ze voorstelde de bekering van de wereld tot stand te brengen zonder de komst van Christus. En ja, dat is nog steeds het doel van de grote meerderheid van de "christelijke" werkers. Toch moeten al deze inspanningen kwaad zijn, ondanks hun prijzenswaardige doel, want zij stellen voor de heerlijkheid die alleen Christus toebehoort, te nemen en die de hunne te maken. Alle werk dat zich niet verheerlijkt in Christus Jezus, is kwaad. Alles wat roemt in het vlees is kwaad. Alles wat gezind is op het aardse is kwaad. Pas op!

De versnijdenis.

Dit is de benaming die onthult wat de Besnijdenis in deze era echt is, in de era waarin het vlees alle plaats voor God heeft verloren. Besnijdenis was eens een teken van een verbondsverhouding met de Godheid. Het hield vele kostbare voorrechten in. Het zal in de toekomst weer een grote plaats hebben, wanneer de lichamelijke zaden van Abraham hersteld zullen zijn in de goddelijke gunst. Maar voor nu heeft het besnijden al haar waarde verloren en is het verworden tot niet meer dan het verwonden van het vlees. Het recht op de rite is een lichamelijke, want afstamming van Abraham is een vereiste, behalve voor proselieten. Deze term kan op allen toegepast worden die het in het dienstbetoon van vandaag een plaats geven, of ze nu echte zonen van Israel zijn of deze rite op zich genomen hebben om te kunnen delen in de zegeningen die ze geacht worden te brengen.

Besnijdenis is het afsnijden van het vlees, en was bedoeld om de nutteloosheid er van aan te geven. Als de Besnijdenis zich ten volle had gerealiseerd wat het teken aangeeft, dan zouden ze alle vertrouwen in het vlees verloren hebben. In plaats daarvan gaven ze het vlees de hoogste plaats en probeerden ze het tot basis van alle zegen te maken. Omdat wij, die in het geheel geen vertrouwen hebben in het vlees, werkelijk de ware betekenis van het teken uitdragen (ook al bezitten wij het niet), zijn wij de ware Besnijdenis. Wij hebben geen ritueel, geen priesterschap, geen tempel waarin we door de uiterlijke vormen en ceremonieën van het goddelijk dienstbetoon gaan, maar in geest bieden we God de essentiële aanbidding aan waarvan de tempeldienst slechts een schaduw had. Te vaak ontbrak de substantie. Wij hebben geen lichamelijk symbool nodig. We willen niet eens besneden worden. Het is geworden tot een teken van afvalligheid. Pas op voor de versnijdenis!

Paulus' lichamelijke voorrechten.

Maar wat dan met Paulus zelf? Hij behoorde zeker tot de Besnijdenis. Wat was zijn houding ten opzichte van deze, zijn lichamelijke voorrechten? In zeven onderscheiden stappen beschrijft hij voor ons de hoogte die hij in de goddelijke religie had bereikt. Hij kon zich meten met de besten van hen. Steeds krapper trekt hij de cirkel van het voorrecht, tot hij op het laatst alleen staat, een eenzaam voorbeeld, op het toppunt van menselijk religieus vermogen.

Besneden op de achtste dag.

De rite van het besnijden bleef niet beperkt tot de zonen van Jacob(Israel). Abraham ontving het voordat Izaäk werd geboren, en hij besneed Ishmael en allen die in zijn huis waren (Gen. 17:24-27). Naar het voorbeeld van Ishmael verrichten zijn nakomelingen de rite in het dertiende jaar. Toch rekenden allen die besneden waren zichzelf tot een speciale klasse, die verbonden was met Abraham. Paulus gaat in zijn rechten helemaal terug naar Izaäk, want hij voegt "de achtste dag" toe. Dit is een kleinere cirkel van voorrecht dan die van alleen de besnijdenis. Het opvallende feit is dat deze klasse begint met hem die geboren werd uit ouders die zo goed als dood waren, toen de energie van het vlees werd vervangen door de kracht van geloof.

Van het ras van Israel.

Niet allen die op de achtste dag besneden waren behoorden tot het ras van Israel. Ezau en zijn nakomelingen worden niet tot deze zeer hoog begunstigde klasse gerekend. Yahweh herhaalde Zijn beloften aan de aartsvader Jacob, niet aan Ezau. De natie van Gods keuze is beperkt tot de afstammelingen van Israel. Er was een verbond gemaakt met de Besnijdenis. Maar er was nog een ander gemaakt met Israel toen ze uit Egypte kwamen. Aan hen behoorde het zoonschap toe, de heerlijkheid, de verbonden, de wetgeving, het goddelijk dienstbetoon en de beloften(Psalm 9:4).

De stam van Benjamin.

Benjamin was, nadat Jozef van hem was weggenomen, de meest geliefde zoon van Jacob. De stam had een prominent aandeel in de zaken van Israel en had de eer van het binnen haar grenzen hebben van zowel de tempel als Jeruzalem. Israels eerste koning, Saul, kwam uit Benjamin. Het was de enige stam die trouw bleef aan het huis van David, toen de tien stammen hun eigen weg gingen. Het was een extra eer om tot zo'n stam te behoren.

Een Hebreeër onder de Hebreeën.

In Paulus' dagen was de natie verdeeld in twee partijen, eigenlijk net als vandaag. Men kon spreken van orthodoxe Joden en van liberale Joden. Alle Joden hadden geleerd Grieks te spreken, maar sommigen waren veel verder gegaan en hadden gebroken met de traditie om Hellenisten te worden, met de bijhorende Griekse cultuur en gewoonten. Dit was in het bijzonder zo in de verstrooiing. Paulus was geboren in Cilicië, en was zo speciaal verleid om de "Hebreeën", zoals ze genoemd werden, te verlaten en meer moderne wegen te volgen. Toch gaf hij niet toe aan deze invloeden, maar hield vast aan de tradities. Ja, hij was zelfs leider onder hen. Hij drukt hier dan ook zijn positie uit door Hebreeuws taalgebruik. Voor de superlatieven gebruikten zij deze vorm. De heiligste afdeling van de tabernakel noemden zij het heilige der heiligen. En dus gebruikte hij, om uit te drukken dat hij zeer orthodox was, "Hebreeër onder de Hebreeën". Godsdienstig was dit een nog meer selecte klasse dan de massa van de natie.

Een Farizeeër.

In verband met de wet waren de Joden uit de tijd van onze Heer nog verder verdeeld. Onder de "Hebreeën" was er een sekte van bijzondere heiligheid, die buitengewoon strikt was in het handhaven van de wet. Niettegenstaande de excessen waartoe men over ging bij het interpreteren er van, en het feit dat ze zijn overladen met menselijke toevoegingen, waren zij, in ieder geval uiterlijk, te herkennen als de kampioenen van de wet en tegenstanders van alle laksheid in het houden er van. Zonder enige twijfel waren de meesten van hen hypocriet, zoals onze Heer duidelijk aantoonde. Maar ze waren te vergeven trots in hun staan voor de Schrift, en tegen alle menselijk redeneren en filosofie. Het was een absolute winst als men bij hen mocht behoren en niet bij hen die de goddelijke wetgeving niet zo'n plaats in hun leven gaven.

De vervolger van de ecclesia.

Paulus was niet een halfzachte, ongeïnteresseerde religionist. Hoezeer we ook zijn misplaatste vuur veroordelen bij het achtervolgen van hen die de Messias hadden aanvaard, moeten we toch ook toegeven dat het getuigde van de ernst en diepgang van zijn overtuigingen. Hij was een vurige Farizeeër, ver boven het gemiddelde in de intensiteit van zijn verlangen om God of zijn voorvaderen te dienen. Te midden van zijn tijdgenoten had hij een recht om speciale erkenning te verwachten voor zijn diensten ten behoeve van het Joodse geloof, zoals hij dat zag.

Onberispelijk.

Een onberispelijke reputatie hebben, te midden van de strikte Farizeeën, was geen eenvoudige opdracht. Laten we hier niet denken aan zonde, want de apostel zelf beleed dat, hoewel onberispelijk in de ogen van mensen, hij in de ogen van God de grootste van alle zondaren was. Het is duidelijk dat hij het houden van de wet zo volledig en accuraat uitvoerde, dat zelfs de beste fouten vindende Farizeeër geen enkel foutje zou kunnen ontdekken. Dat is een zeer opmerkelijke prestatie! Het is maar de vraag of Saulus van Tarsus religieus nog meer had kunnen doen om zichzelf te verbeteren of voor God een hoger niveau in het vlees had kunnen krijgen. En het is maar zeer de vraag of iemand anders in zijn dagen zijn prestatie had kunnen evenaren.

Paulus verspeelt alles.

Toen Paulus aan boord was van het schip dat hem naar Italië zou brengen, ging het de baai binnen die Ideale Havens wordt genoemd. Maar omdat het niet een gepaste plek was om te overwinteren, hadden de navigator en de man die het schip gecharterd had voorgesteld om door te varen naar Foenix, op Kreta. Paulus protesteerde, zeggend: "Mannen! Ik zie dat het zeilen zal gaan met schade en veel verspilling, niet alleen van de lading en van het schip, maar ook van onze zielen" (Hand. 27:10;SW). Het gevolg was dat het schip en de lading verspeeld werden door hun voortzetten van de reis tegen de raad van Paulus in.

Wij hebben dit incident naar voren gehaald om een goede illustratie te geven van de betekenis van het woord verspelen, wat een van de kenmerken is van de passage die voor ons ligt (3:7,8). Net als het schip was Paulus afgeladen met allerlei soorten waardevolle vracht, maar hij verspeelde alles in de grote crisis waar hij zojuist doorheen was gegaan. Ja, het schip is een beeld van het koninkrijk zoals dat verkondigt wordt in het boek Handelingen, in het bijzonder waar het Paulus betreft en zij die met hem zijn. Aan het eind van het boek valt het in stukken en gaat alles wat er bij hoorde verloren; alleen zij die geloofden werden aan Paulus gegeven en gingen met hem naar Rome.

Alle lichamelijke voordelen waren winst voor Paulus, maar zij stonden in de weg van een veel grotere winst. Ze schenen uitstekend in de dofheid van menselijke onkunde, maar zij werden onverdraaglijk in het licht van de kennis van Christus. Daarom neemt Paulus niet aarzelend afscheid van ze, maar hij acht ze niet beter dan vuilnis, of afval dat aan de straathonden gegeven wordt. Al zijn gekoesterde verdiensten, zijn smetteloze wandel, zijn trotste afstamming, waarop hij zich in voorbije dagen had doen voorstaan, zaken waarop de religionist tot op vandaag het meest vertrouwt, worden nu gezien als zovele obstakels die hem weg hielden van het compleet toe-eigenen van Christus. Weg er mee! Moge dit voorbeeld ons allen helpen het vuilnis te weigeren dat de religie ons aanbiedt, om ons zo weg te houden van de volle waardering van Hem Die ons Alles is!

Is het niet al te waar dat de religieuze winsten in het Christendom van vandaag niet anders zijn dan wat Saulus had in het Judaïsme? Goede afstamming, lidmaatschap van een erkende denominatie, vurig, en een onberispelijk leven - wat meer wil je hebben in een "Christen"? En toch is geen hiervan van levensbelang en elk daarvan kan een hindernis zijn voor de aanvaarding van Christus, niet alleen als onze Redder, maar als ons Alles. Ja, het religionisme van vandaag is niet veel meer dan een gecamoufleerd Judaïsme, waarin het vlees probeert zichzelf voor God aanvaardbaar te maken, zonder of met de hulp van Christus.

Christus winnen.

Maar hoe kon Paulus spreken van het winnen van Christus na al die jaren van heiliging en trouw dienen? Hoe kon hij zeggen: "Dat ik in Hem gevonden mag worden", terwijl hij al vele jaren "in Christus" was? Hij werkte de redding uit die hij had ontvangen. Hij geeft er gevolg aan. Hoewel alle gelovigen op Christus vertrouwen voor hun redding, zijn er helaas maar weinig die volledig van hem afhankelijk zijn voor dienstbetoon. Die dingen laten gaan die voor ons een voordeel lijken, is een heel andere zaak dan het verlaten van een gekende zonde. De Jood moet zijn meest gekoesterde voorrechten verlaten en de heiden al zijn aardse voordelen, als hij in deze zin Christus wenst te winnen. Christus moet net zo hun Alles worden in dienen als Hij is in redding.

Rechtvaardigheid in Christus.

Saulus was wat hij was in zichzelf. Zijn rechtvaardigheid was de zijne, gebaseerd op de wet. Zo onberispelijk als hij voor de mensen verscheen, zo onrechtvaardig was zijn hart. Dit kwam aan het licht in zijn vuur tegen Christus en Zijn heiligen. Niets kon meer onterecht zijn dan te sympathiseren met de moordenaars van Stefanus, of hen te vervolgen die tot de Rechtvaardige behoren. Weg met zo'n zelfgemaakte rechtvaardigheid! Nu wenst Paulus in Christus gevonden te worden, niet zijn eigen rechtvaardigheid hebbend, maar die welke er is door het geloof van Christus, de rechtvaardigheid die van God is voor geloof (3:9). Sinds de dagen van Job hangen mensen met doodsangst aan hun eigen rechtvaardigheid(Job 27:6).

Maar God, in Zijn genade, kan de greep losmaken door naar Christus op te laten zien, en door de gift van Zijn eigen rechtvaardigheid in Zijn Gezalfde.

Hem te kennen.

De kennis van Christus wordt in het bijzonder uitgebreid naar Zijn lijden en dood en naar Zijn opstanding. Er is geen enkele verwijzing naar Zijn leven en bediening in het land als Dienaar van de Besnijdenis, wat Christus kennen is naar het vlees, iets wat Paulus afwijst (2Kor. 5:16). Onze levende verbinding met Gods Gezalfde begint pas bij Zijn kruisiging, en verbindt ons met Zijn opstanding en hemelvaart.
Omdat het volgend deel van deze paragraaf een andere omkering schijnt te zijn, zullen we ze uiteenzetten om zo ons denken te helpen de lijn van denken te volgen (3:10-14).

"10 om Hem te kennen en de kracht van Zijn opstanding en de deelname aan Zijn lijden, gelijkvormig wordend aan Zijn dood,
11 als ik maar zou komen tot de opstanding uit de doden.
12 Niet dat ik het al verkreeg, of dat ik al perfect gemaakt zou zijn, maar ik achtervolg het, als ik het ook maar mag grijpen, waarop ik ook gegrepen werd door Christus Jezus.
13 Broeders! Ikzelf reken er niet op het te hebben gegrepen, maar één ding - het achter mij liggende vergetend, maar naar het vóór mij liggende uitgestrekt zijnde
14 achtervolg ik, naar het doel, om de prijs van de hoge roeping van God in Christus Jezus."

(Filip. 3:10-14;SW)

Gelijkvormig aan Zijn dood.

Rechtvaardigheid vereist de dood van het onrechtvaardige. Dit omvat heel het ras. Alleen Christus was rechtvaardig, vandaar dat alleen Hij kon sterven ten behoeve van anderen. Zijn dood voor ons vervult de eis van het recht, en tegelijkertijd houdt het onze dood in Hem in. Wij zouden op Golgotha gestorven moeten zijn, en niet Hij. Zijn lijden had het onze moeten zijn. Deze kennis maakt een einde aan ons en aan al onze aanspraken in het vlees. Paulus zag zich niet langer smetteloos voor de mensen, maar bevlekt en verslagen in de ogen van God. Hij mag dan wel een besneden Israeliet zijn geweest, een Hebreeër en een Farizeeër, maar hij was een dode. De dood van Christus maakte een einde aan al zijn lichamelijke aanspraken en rekende volledig af met zijn onrechtvaardigheid. Eenvormigheid aan de dood van Christus is het ene absoluut essentiële voor aanvaardbaar dienstbetoon. Zolang wij nog vasthouden aan iets van onszelf, kunnen we niet ten volle onze plaats in Christus vinden.

De deelname aan Zijn lijden.

In feite kan niemand van ons het lijden verduren dat over Christus kwam toen Hij ten behoeve van zondaren stierf. En we kunnen ook niet ons eigen lijden toevoegen aan het Zijne, ten behoeve van het ras, want alleen Hij is gekwalificeerd om te redden. Zouden we zo'n lijden moeten verduren, dan zou dat zijn vanwege onze eigen zonden, en niet voor die van anderen. Hoe dan kunnen wij ingaan in "de deelname aan Zijn lijden"? Dat kan door de levende erkenning dat dit lijden, dat ten behoeve van ons was, ook echt voor ons is, en Gods inschatting was van wat we in onszelf waren. Dit stelt ons in staat te ontsnappen aan onszelf en aan onze veronderstelde voortreffelijkheden in het vlees, en onszelf over te brengen in Hem. Daar vinden wij al onze vermeende verliezen overweldigend gecompenseerd.

De kracht van Zijn opstanding.

Indien we met Christus geïdentificeerd worden in Zijn dood, dan zullen we ook in Zijn opstanding zijn. Eigenlijk zullen wij, letterlijk, levend gemaakt worden omdat we van Hem zijn (1Kor. 15:22). Maar dit is hier niet in beeld, want we zijn bezig met leven en dienstbetoon voor Hem, nu, niet in de toekomst, wanneer deze waarschuwingen en oproepen niet langer nodig zullen zijn. We zijn nu niet bezig met de opstanding zelf, maar met een kennis van haar kracht in ons hedendaags dienstbetoon. Dit wordt vanuit twee verschillend hoeken bekeken, die beide onze koers krachtig zullen beïnvloeden. De ene is de voorbije opstanding van Christus. De andere is onze eigen toekomstige opstanding.

Er is een enorm reservoir aan potentiële kracht in de bewustwording dat onze Heer opgestaan is uit de doden. De gevolgen er van kennen geen grenzen. Als Hij dit kon bereiken, dan is Hij in staat al het andere ook te doen. Wij hebben een Heer van Wie de macht geen grenzen kent en Die Zich zelfs niet terugtrekt voor de dood, de laatste van al onze vijanden. Alle menselijke inspanning kent z'n beperkingen en is onmachtig waar het de dood betreft. Het werk waarin we betrokken zijn is niet zo. Het zal niet falen, omdat het in de handen is van de Doodloze.

Het verkrijgen van de uit-opstanding

Het woord exanastasis, UIT-OP-STAANde, heeft zoveel belangstelling opgewekt dat het alleen maar terecht is dat wij er bijzondere aandacht aan schenken. Dit woord komt maar één maal voor, en kan daarom niet vergeleken worden met andere Schriftplaatsen. Wij moeten voor hulp een beroep doen op een ander soort. In dit geval is het erg eenvoudig om hulp te vinden, want woorden die samengesteld zijn met het element ek, UIT, bevatten gewoonlijk de betekenis van hun delen, zodat we hier te doen hebben met een opstanding, niet alleen van de doden, maar uit het midden van de doden. Er is echter een sterke neiging deze zinsnede nog verder te beperken, zodat het zou kunnen lezen: "uit het midden van de heiligen", of "uit het midden van de kerk". Hiernaast rijst ook de vraag of er zo'n opstanding is in de andere Schriften, waarnaar een verwijzing wordt gemaakt, of veronderstelt dit een opstanding die elders wordt onthuld? Is er een "uit-opstanding" anders dan in Paulus' hoogste onthulling in Efeziërs?

We moeten niet vergeten op te merken dat, voor zover het de feitelijke letters in de handschriften betreft, en voor zover als de betekenis strekt, er ook andere passages zijn die spreken van UIT-OP-STAAN. In de volgende citaten is het Grieks precies hetzelfde als in deze passage. Er ontstaat alleen maar een verschil wanneer we de tekst in woorden opdelen, zoals in het Engels[en Nederlands;WJ]. In elk van deze is het een ex anastasis, terwijl het in Filippenzen het een exanastasis is. De ruimte achter de x is het enig verschil, en dit is er niet in het origineel.

Hand. 26:23 - dat Hij de eerste is van een opstanding uit de doden
Rom. 1:4 - door de opstanding uit de doden
Heb. 11:35 - Vrouwen verkregen hun doden door uit-opstanding

Naast deze wordt dezelfde betekenis overgebracht wanneer het verbindende ek, UIT, op het woord volgt, zoals in deze passages:

Luc. 20:35 - wie die aion waardig geacht zullen worden die zal gebeuren en aan de opstanding uit de doden,
Hand. 4:2 - en in Jezus de opstanding uit de doden verkondigen
1 Petr. 1:3 - door de opstanding van Jezus Christus uit de doden

Het overeenkomende werkwoord, UIT-OP-STAAN, wordt nooit toegepast op de doden (Marc. 12:19; Luc. 20:28; Hand. 15:15).

Hieruit valt op te maken dat de term uit-opstanding een benaming is voor de gedachte die in de zinsnede opstaan uit of uit het midden van wordt uitgedrukt (Matt.17:9; Marc. 6:14; 9:9,10; 12:25; Luc. 16:31; 24:46; Joh. 20:9; Hand. 10:41; 13:34; 17:3,31; Efe.5:14).

Wij belijden, zoals Paulus dat deed voor Felix: "dat er een opstanding zal komen van rechtvaardigen, zowel als onrechtvaardigen" (Hand. 24;15;SW). "Want het uur komt waarin allen in de graven Zijn stem zullen horen. En die het goede doen zullen uitgaan in een opstanding van leven, doch die de slechte dingen begaan in een opstanding ten oordeel"(Joh, 5:28,29;SW). Deze opstandingen gebeuren niet op hetzelfde moment. Er liggen tenminste 1000 jaren tussen. Daarom is het nodig dat de eerste een uit-opstanding is, want de rest van de doden leven niet totdat de 1000 jaren voorbij zijn (Openb. 20:5). Het is ook duidelijk dat, zou vóór dit nog een opstanding gebeuren, dit ook een uit-opstanding moet zijn. Het is van belang op te merken dat de Schrift deze niet onderscheidt door een speciale zinsnede. We lezen nooit van een "uit-opstanding uit het midden van de heiligen." Allen komen eenvoudig uit het midden van de doden.

Hieruit wordt duidelijk dat uit-opstanding er alleen is voor gelovigen en leidt tot aionische heerlijkheid, in tegenstelling tot de latere opstanding, die leidt tot oordeel. In de uit-opstanding zullen we zondeloos zijn en een leven leiden dat perfect in overeenstemming is met de wil van God. Dit is het ideaal waar ons huidige leven mee zou moeten overeenkomen. Wat zouden we niet willen geven om nu al te zijn zoals we zullen zijn wanneer we levend gemaakt zullen zijn, om te dienen zoals we dat zullen doen in die heerlijke tijd! Wat is er praktischer dan het nu al proberen te verkrijgen?

Laten we, als we haar boodschap correct willen interpreteren, de context in gedachten houden waarin deze term wordt gebruikt. Paulus is bezorgd over zijn dienstbetoon (Fil. 3:14-16). Zijn vroegere koers in ongeloof leidde tot de vervolging van Gods heiligen. Zou iets verder verwijderd kunnen zijn van onze bezigheden in de opstanding? Nu wenst Paulus zijn daden zo te regelen dat ze aan zijn gedrag in de uit-opstanding doen denken. "om Hem te kennen en de kracht van Zijn opstanding en de deelname aan Zijn lijden, gelijkvormig wordend aan Zijn dood, als ik maar zou komen tot de opstanding uit de doden" (Filip. 3:10,11;SW). Hiertoe wenst hij de kracht van Zijn opstanding te kennen.

Dat hij niet verwijst naar zijn eigen letterlijke opstanding wordt duidelijk uit wat volgt. "Niet dat ik het al verkreeg, of dat ik al perfect gemaakt zou zijn". Niemand zou ook maar kunnen denken dat hij gestorven was en weer opgestaan. Het was niet nodig iemand op dat punt gerust te stellen. Maar het gedrag van de apostel kan heel goed zo zijn geweest als dat wat het onze zal zijn in de opstanding, zodat zijn vrienden gemakkelijk hadden kunnen denken dat God hem al de kracht had toegewezen die behoort bij die dag.

Christus Jezus heeft Paulus gegrepen, of vastgepakt, om hem eenvormig te maken aan Zijn eigen gelijkenis. Dat zal openlijk bekend gemaakt worden in het geval van alle heiligen, wanneer de uit-opstanding feitelijk plaats zal vinden. Maar Paulus wenste dat al voor die tijd te grijpen, hier en nu. Hij wilde de kracht van dat toekomstige leven om zijn huidige loopbaan om te vormen.

De krachten van de komende aion waren aanwezig in de bediening van onze Heer en in die van de twaalf, en zelfs in Paulus' vroege loopbaan. Nu het koninkrijk niet langer het onderwerp van getuigenis is, zijn deze lichamelijke wonderen noodzakelijkerwijze verdwenen. In plaats daarvan moeten we proberen een voorsmaak te hebben van de geestelijke krachten van de toekomstige heerlijkheid die op ons wacht. Deze zijn in werkelijkheid veel groter dan die van het koninkrijk, hoewel hun karakter totaal anders is.

Er is wel een semi-letterlijke interpretatie van deze passage voorgesteld. Men beweert dan dat, indien we geconformeerd worden aan Zijn dood, we ook na drie dagen uit de doden zullen worden opgewekt. Maar als we dit letterlijk moeten nemen, moeten we alles letterlijk nemen. We zijn niet alleen gestorven, maar zijn gekruisigd geworden. Om letterlijk aan Zijn dood geconformeerd te worden, moeten we naar Jeruzalem gaan en onszelf laten kruisigen op Golgotha en in een dichtbij zijnde tombe gelegd worden, en dan opstaan en onszelf tonen met vele onfeilbare tekenen. We zouden er mogelijk in kunnen slagen gekruisigd en begraven te worden, maar er zou op de derde dag geen letterlijke opstanding volgen. Paulus deed dit niet letterlijk, maar hij probeerde het figuurlijk te doen. Letterlijke opstanding is geen prestatie, maar gedrag zoals dat wat het onze zal zijn in de opstanding, is een doel waarnaar we allen zouden moeten streven.

Er rijzen andere zware problemen op bij deze interpretatie. Om te beginnen worden alle gelovigen van deze bedeling van Gods genade geplant in de gelijkenis van Zijn dood en ze zullen allen in de gelijkenis van Zijn opstanding zijn, want onze oude mensheid is samen met hem gekruisigd(Rom. 6:5). Dit gebeurt op het moment van onze doop. Wij werden samen met Hem begraven door de doop in de dood. Indien dit letterlijk genomen moet worden met betrekking tot het moment van de begrafenis en met betrekking tot de dood, dan moet het helemaal letterlijk zijn, speciaal omdat er hier niets over het moment wordt gezegd, maar op de manier waarop wordt wel gestaan. De consequentie vereist dan dat iedere gelovige letterlijk gekruisigd en begraven moet worden wanneer hij door de geest gedoopt wordt en dat hij na drie dagen letterlijk wordt opgewekt, en, letterlijk, met hetzelfde onvergankelijke lichaam, zichzelf laat zien op Aarde, voordat hij naar boven opstijgt.

Maar wanneer de Schrift spreekt van onze letterlijke dood, wordt dit ontkend. In de opstanding moet dit vergankelijke onvergankelijkheid aandoen(1Kor. 15:53). Onze Heer zag geen verderf (Hand. 2:27). Indien wij aan Zijn dood geconformeerd zouden worden in onze letterlijke dood, zouden wij geen verderf moeten zien. Maar wij vertrouwen er op dat wat van de passage als geheel werd gezegd, geheel afdoende zal zijn om te laten zien dat ze zich niet bezig houdt met de letterlijke opstanding, maar met de kennis er van.

De race.

Om ons dienstbetoon de juiste richting en aandrang te geven, wordt onze loopbaan vergeleken met een race, maar niet ten aanzien van competitie met anderen, dat is hier niet in beeld en zou het beeld verstoren, maar ten aanzien van onze houding.

De renner schenkt geen aandacht aan dat wat achter hem ligt. Het zou een grote hindernis zijn. Hij staat ook niet rechtop, maar reikt ver naar voren in de richting van zijn doel. Hij wenst niet alleen daar aan te komen, maar hij wil de koers op zo'n wijze volbrengen dat hij een prijs zal ontvangen, een beloning voor zijn inspanningen.

Het is van groot belang dat we het ons hier gepresenteerde doel goed binnen de grenzen van de context houden. Veel misverstand had vermeden kunnen worden als gedachten die vreemd zijn aan het thema, er niet in verwerkt waren geworden. Het is waar dat in een race velen rennen en slechts één de prijs wint. Als we daar naar kijken is er voor ons geen aanleiding de race te beginnen, want Paulus zal zeker die enige prijs krijgen en de rest zou niets dan teleurstelling voor onze inspanningen ontvangen. Maar dit aspect van een race is hier in het geheel niet in beeld. De lessen zijn getrokken uit totaal andere zaken, en dit zou niet mogen worden toegestaan hier binnen te dringen.

Vergeten, niet betreuren.

Maar weinigen die geleerd hebben wat zij in zichzelf zijn, kunnen terugkijken zonder ergens spijt van te hebben. Paulus zou veel meer van zijn voorbije fouten genoemd kunnen hebben in zijn brieven, maar hij brengt ze maar zelden en nooit zonder goede reden naar voren. Er ligt geen kracht in ons verleden, zeker niet in de jaren van zelfverhoging, voordat we ons "alles in Christus" begonnen te ontdekken. Velen zijn er toe geneigd veel tijd te besteden aan het betreuren van hun eigen onwetendheid en zelfzuchtigheid, en aan het denken hoe veel beter het had kunnen zijn als zij op een eerder moment verlicht waren geworden. Zulk een spijt verzwakt ons en maakt ons ongeschikt voor ons vooruit streven naar het doel, eenvormigheid met Christus. Dit zou ontmoedigd moeten worden. Laten we de voordelen en nadelen uit ons verleden vergeten en vooruit kijken. Achter ons ligt onszelf, vooruit is Christus.

De prijs.

De prijs die ons voor ogen wordt gesteld is Gods roepen van boven, dat weergegeven zou kunnen worden met "op-roepen". Zoals onze Heer voor Zijn verhoging, is onze loopbaan een "neer-roepen", een vernedering. Hij vernederde Zichzelf en werd gehoorzaam tot de dood, zelfs de dood aan het kruis. Daarom verhoogt God Hem bovenmate. Verhoging is de prijs die Hem en ons voor ogen wordt gesteld. De heerlijkheid wacht op ons bij het doel. God heeft ons geroepen, maar Hij heeft ons nog niet "op" geroepen. Het is nu nodig dat wij van onszelf ontledigd worden en in Hem gevonden worden, in nederigheid eenvormigheid aan Zijn dood en een bewustwording van de kracht van Zijn opstanding zoekend. Dan zullen we het ten volle bewust worden en de prijs der prijzen verkrijgen: transformatie naar Zijn heerlijke gelijkenis. Het wordt gepresenteerd als een prijs omdat het niet het onze kan zijn totdat we het doel bereiken aan het eind van de race, niet dat we het alleen winnen in competitie met anderen.

Volwassen heiligen.

Onder de heiligen zijn er velen, misschien wel de meesten, die niet mee kunnen gaan in wat hier uiteen wordt gezet. Zij hebben vele dingen in het vlees - ras, positie, verworvenheden en reputatie, die zij niet voor Christus willen verspelen. Zij moeten er niet aan denken ze als vuilnis te weigeren om zo Christus te winnen. Van eenvormigheid aan Zijn dood weten ze weinig of niets, noch van de kracht van Zijn opstanding. In een woord: ze zijn onvolwassen. In de taal van de race: ze lagen achter en kunnen de finish niet zien. Zij die volwassen zijn, van wie de harten geopend zijn voor de laatste onthullingen door Paulus, die zich niet langer het hoofd breken over de enigma's van eerdere onthulling, maar van aangezicht tot aangezicht zien(1Kor. 13;12), zouden gezind moeten zijn als Paulus (3;15). Op den duur zullen allen tot deze kennis komen (3;15).

Er bestaat de neiging een kloof te scheppen tussen de volwassen en de onvolwassene, zij die voorop lopen in de race en zij die achter blijven. We zouden geneigd zijn de tragen te manen hun snelheid aan te passen en aan te sluiten bij hen die op hen voor liggen. Maar de onvolwassenen hebben geen helder bewustzijn van hun achterstand. Zij achten soms het vormen van een minderheid als de normale toestand en volwassenheid een overdreven instelling. Het schijnt een vastgelegde mening te zijn dat, in godsdienst, er wolken en mysteriën moeten zijn. Helderheid zou slechts verbeelding zijn. Dit komt grotendeels omdat zij voordurend in beslag genomen worden door het deel van de Schrift voor het onvolkomene en nooit Paulus gevolgd hebben in de perfectie. Maar er is voor hen geen aansporing om er haast mee te maken, maar aan het volwassene om zich aan hen aan te passen. "Bovendien: in wat wij bereiken, op dezelfde wijze nemen wij de beginselen waar." (3:16;SW).

Het navolgen van Paulus.

Paulus bezet een unieke plaats in Gods onthulling. Welk ander mens kon zich kalmpjes voor ons zetten ter navolging? Petrus wilde dat niet doen. Hij wilde dat zijn lezers volgden in de voetstappen van Christus (1Petr. 2:21). Maar in het deel van deze brief dat over onze Heer gaat, worden we niet opgeroepen in Zijn voetspoor te gaan, maar alleen om de gezindheid na te doen die Hem van de hemel zond naar de dood aan het kruis. Alle tussenliggende "stappen", tussen Zijn vleeswording en het kruis, worden vermeden door Zijn levensgeschiedenis in één zinnetje samen te vatten: "Hij vernedert Zichzelf". In Zijn vroege loopbaan was Hij het Grote Voorbeeld voor hen die in wilden gaan in het koninkrijk dat Hij verkondigde. Maar Zijn gedrag was niet in overeenstemming met de huidige waarheid, want dit zou gebotst hebben met heel Zijn bediening, die aan de Besnijdenis was en beperkt tot de Aarde.

Slechts weinigen die de zaak overdacht hebben, hebben zich niet afgevraagd hoe Paulus zoveel op zich kon nemen. Niet alleen kon hij zichzelf tot voorbeeld maken (1Kor. 4;16), maar, heel anders dan welke andere apostel, hij kon spreken van mijn evangelie (Rom.2:16; 16:25; 2 Tim. 2:8) of van ons evangelie (2Kor. 4:3; 1 Thess.1:5; 2 Thess.2:14), zonder ook maar de minste poging te doen zich te verontschuldigen. Sommigen hebben het zeer oneerbiedig gevonden dat hij zichzelf op deze wijze met het evangelie verbond. En het kan niet gedoogd worden op enige andere grond dan de echte, dat aan hem een evangelie was toevertrouwd dat anders was dan dat van alle anderen, iets wat op z'n best door dit feit beschreven kan worden, en niet door een speciale kant er van, zoals genade, of verzoening of Onbesnedenheid, die alle wel hun plaats hebben, maar er niet in slagen het kenmerkende aspect er van over te brengen.

Indien Paulus vandaag geleefd zou hebben, zou Jeremia niet langer de huilende profeet genoemd worden. Paulus' klaagzangen over de heiligen zouden die van Jeremia over Israel verre overtreffen. Het schijnt vrijwel ongelofelijk dat zelfs in Paulus' dagen velen zo wandelden dat ze hem zoveel zorg opleverden. Wat zijn onze dagen vergeleken met die? Als lood met goud en als de ochtendschemering met midden op de dag. Als er in die dagen zo velen waren die vijanden van het kruis waren(3:18), hoe moet het dan vandaag wel zijn? Zouden we niet mogen verwachten dat vrijwel allen zich in deze categorie bevinden? We kunnen niets anders verwachten. Er is een vrijwel algemene ongevoeligheid voor het onderwijs van het kruis en haar gevolgen op het lichamelijke en aardse. De heiligen zijn als Job; ze houden vast aan wat van hen is en willen dat niet loslaten. Het zal ze een zorg zijn of ze in Christus gevonden zullen worden.

Vijanden van het kruis.

Het lijkt paradoxaal, maar de meesten van hen die vrienden van Christus zijn, zijn vijanden van Zijn kruis (3:18). Zij zijn bereid afstand te doen van hun zonden en Hem als hun Redder aan te nemen, maar zij wensen niet afstand te doen hun goedheid of persoonlijke voordelen en superioriteiten, en alleen in Hem gevonden te worden. Zij zijn zich niet bewust dat de wijze van Christus' dood een eind maakt aan alles dat de mens in zichzelf is. Zij wensen iemand te zijn uit zichzelf. En dit maakt hen tegenstander van het kruis. Hun houding is verborgen onder verschillende eufemistische termen, die een latente trots onthullen in hun oorsprong of hun karakter of hun verworvenheden in het vlees. Dit alles is strijdig met het kruis.

Van wie het einde vernietiging is.

Deze zinsnede heeft me lang weerhouden de tragische betekenis van deze passage te zien. Het lijkt inderdaad dat Paulus sprak van gelovigen, want waarom zou hij anderen noemen als hij spreekt van het navolgen van zijn wandel? Geen anderen dan gelovigen konden in deze passage in beeld zijn. Maar dat de zinsnede "van wie het einde vernietiging is"(3:19) naar hen zou verwijzen lijkt zeer ongeloofwaardig, totdat de juiste achtergrond wordt geleverd door een overdenking van de totale brief, en dan in het bijzonder dit deel er van. Deze brief houdt zich bezig met dienstbetoon, niet met redding. Naar de ongehoorzamen onder de heiligen is al verwezen geworden als "straathonden", als "slechte werkers", als de "versnijdenis", uitdrukkingen waarvan de hardheid alleen te verdedigen is op grond van waarheid en noodzaak. Zij zijn bedoeld om ons behulpzaam te zijn bij het redden van de heiligen van bedrieglijke gevaren, waartegen zij een alarmerende vermaning moeten ontvangen.

Hier hebben we zo'n noodzakelijke waarschuwing. Het is een feit dat alle dienstbetoon dat verricht werd onder de invloed van het vlees, vernietigd zal worden. Alle zelfrechtvaardigheid moet verdwijnen. Dat is de voleinding er van. Als het nu niet verspeeld wordt, zal het opgebrand worden voor de daïs van Christus. Bij de uiteindelijke voleinding zal God niet slechts in allen zijn, maar Alles in allen. Wat we hier hebben is alleen het proces naar dit einde toe. De ongelovige zal er door voorbereid worden door oordeel. De gelovige zou er nu op moeten vooruitlopen in zijn dienstbetoon, door Christus te winnen in de mate waarin hij dat verspeelt wat van hem is. Maar indien hij dit niet doet, kan hij vooruit kijken naar niets anders dan de vernietiging van zijn daden in die dag, wanneer hij zal staan voor de daïs van Christus, om beloond te worden voor dat wat hij in praktijk bracht door het lichaam, want het zal als slecht aangerekend worden (2Kor. 5:10). Indien iemands werk zal verbranden, zal hij het verspelen, maar hij zal gered worden (1Kor. 3;15).

Van wie de god de buik is.

Dit sterke en opvallende beeld schijnt ons een vorm van afgoderij voor ogen te stellen die de bevrediging van het vlees in de plaats stelt van de Godheid, voor zover het dienstbetoon betreft. Het is overvloedig aanwezig in de meeste zogeheten christelijke aanbidding. Er wordt veel meer gedaan om de ziel te bevredigen dan om de geest op te bouwen. Prachtige gebouwen, melodieuze geluiden en aangename geuren worden gebruikt om mensen aan te trekken, in plaats van de liefde van God en de heerlijkheden van Zijn Zoon.

En de heerlijkheid is in hun schande.

Blind voor de schande waarin het kruis van Christus alle vleselijke religie heeft doen zinken, is het de roem van het Christendom geworden. Een goed gekozen uitdrukking hiervan is de vorm die men aan het kruis zelf heeft gegeven. In plaats van de zware en schaamtevolle paal, het insigne van menselijke verdorvenheid, heeft men het omgevormd tot een ornament waarmee men kerkgebouwen, hun rituelen en de kleding van de ijveraars versiert. Veel van de roem van het Christendom is in dingen die tegengesteld zijn aan het kruis van Christus, en die, indien in dit licht gezien, diepe vernedering en schande zou veroorzaken.

Die aards gezind zijn.

Een gezindheid naar het aardse is de normale houding van een mens. Vrijwel heel de Schrift houdt zich bezig met de Aarde en dat wat plaats vindt op haar oppervlak. Dat Petrus en de Besnijdenis zo gezind zijn is geheel in lijn met het karakter van hun roeping. Maar vandaag is het een teken van onvolwassenheid en oppositie tegen het kruis, want het aardse is nog steeds buiten Christus, en, net als het vlees, is het niet aan Hem onderschikt en het is daar ook niet toe in staat. Indien Christus vandaag bezig zou zijn met het zegenen van de Aarde, zoals Hij die zal zegenen in de toekomst, dan zouden ook wij, in Hem, betrokken moeten zijn bij haar verbetering. Maar, zonder Christus, heeft het kruis de wereld en haar werken veroordeeld en wij zouden niet moeten proberen iets buiten Hem om te doen.

Niet dat we eenzaam of kluizenaar moeten zijn, of niets doen om ons brood te verdienen. Wij hebben onze taken. Wij moeten zorgen voor de onzen en belasting betalen. We moeten onderschikt zijn aan de gezaghebbers. Maar in geest zijn wij er niet van, in het bijzonder met haar plannen voor zelfverbetering vóór de komst van Christus. Zulke inspanningen zijn tegengesteld aan het kruis en zijn anti-christelijk van karakter, want zij proberen Hem van Zijn plaats te halen en maken Zijn komst onnodig. We weten dat, over het algemeen, zulke bewegingen zullen eindigen in mislukkingen, want de Aarde zal, naar mate de tijd verstrijkt, Hem meer en meer nodig hebben, ondanks dat wat iemand kan doen. Alleen Hij kan haar dodelijke wond helen.

Hemels burgerschap.

In een heerlijk contrast met onze huidige plaats van vernedering op Aarde, staat onze potentiële plaats van verhoging in de hemelen. We hebben geen echte rechten op Aarde. Ze behoort, met al haar volheid, toe aan Yahweh en Hij heeft geen van haar voorrechten aan ons gedelegeerd. Maar waarom zouden wij wensen ons er mee te bemoeien, ziende dat God ons een veel glorieuzer gebied heeft gegeven? Wij zijn burgers van de hemelen (3:20)! Wij zullen daar niet geraken als vluchtelingen van de Aarde of als gasten, die afhankelijk zijn van de gastvrijheid van anderen. We zullen geen pas of visum nodig hebben, alsof we vreemdelingen zijn, beperkt in onze rechten en ons bewegen, vreemde verbannelingen, geminachte emigranten van een veracht en ten dode gedoemd ras. Dit zouden we in onszelf zijn, maar in Christus hebben we recht op alle rechten en voorrechten die Hij Zelf kan opeisen.

Een Redder verwachtend.

Redding kent haar tijdsvormen: verleden, heden en toekomst. We werden gered, we worden gered en we zullen gered worden. Het redden is niet voltooid totdat onze Heer afdaalt vanuit de hemel en wij opstijgen naar ons lotdeel. Wij verwachten Hem in verschillende karakters. Met betrekking tot onze lichamen zal Hij komen als een Redder, want die hebben nog niet Zijn aanraking gevoeld. Onze redding is nog steeds onvolkomen, en dat zal in de lichamelijke sfeer zo blijven zolang we hier zijn.

Het lichaam van onze vernedering.

Niemand is zo gevoelig voor de vernederende verderfelijkheid en onmacht van onze lichamen als de heilige die een glimpje heeft opgevangen van Zijn heerlijkheid. Maar de zinsnede betekent meer dan dat. Het is niet slechts een vernederend lichaam, maar een lichaam dat samengaat en instemt met onze vernedering (3:21). Zolang wij er in verblijven moeten wij ons nederig houden, en ook de vernedering lijden die het inhoudt. Dit is niet de tijd dat wij verheerlijkt worden. De Korinthiërs waren verzadigd en rijk en ze heersten, terwijl de apostelen een schouwspel waren voor de wereld. Maar dat was te wijten aan de vleselijkheid van de Korinthiërs (1Kor. 4:8-10). Een sterfelijk lichaam is de juiste plaats om onze huidige vernedering te tonen. Onwenselijk als het op zichzelf is, zouden we er dankbaar voor moeten zijn, omdat het ons voorbereidt om het lichaam op prijs te stellen dat in de toekomst het onze zal zijn.

Het lichaam van Zijn heerlijkheid.

Paulus ontmoette nooit onze Heer in Zijn na-opstanding lichaam, zoals Hij Zichzelf aan Zijn discipelen presenteerde. Toen hij Hem zag was Hij ingepakt in een heerlijkheid die de ogen van de discipelen nooit hadden kunnen verdragen. Aan de discipelen op de weg naar Emmaüs liet onze Heer niet het uiterlijk bewijs zien van Zijn verheerlijkte positie; die was gedimd en onzichtbaar in Zijn omgang met koninkrijksheiligen. Dit was niet het lichaam dat paste bij Zijn heerlijkheid. Dit is niet het prototype van ons toekomstig lichaam. Zelfs de transformatie op de heilige berg, hoewel Zijn gezicht glansde als de zon, schijnt dragelijk te zijn geweest voor hun ogen (Matt. 17:2). Maar toen Paulus Hem zag op de weg naar Damascus, was het licht dat op hem scheen helderder dan dat van de zon(Hand. 26:13). De stralen waren te helder voor Paulus' arme ogen, en ze verblindden hem (Hand. 9:18). Zo is het lichaam van Zijn heerlijkheid.

Tegengesteld aan wat wij denken, gaan heerlijkheid en onderschikking hand in hand. Nu is ons vlees niet onderschikt en ontbeert het heerlijkheid. Dan zal het begiftigd zijn met kracht en stralend in haar glans. Dit komt omdat het dan weer verbonden zal zijn met de bronnen van leven en kracht, en volledig onder de heerschappij van Christus staat. Onafhankelijkheid en niet onderschikt zijn slepen ons naar verval en dood. Afhankelijkheid en onderschikking leiden tot leven en heerlijkheid. De omvorming van onze lichamen zullen een soortgelijke operatie inluiden die heel het universum zal omvatten, want Hij is in staat allen aan Hem te onderschikken. In elk individueel geval zal het verheerlijking inhouden, zodat bij de voleinding, wanneer allen onderschikt zullen zijn, Hij een verheerlijkt en onderschikt universum aan God zal overdragen.

Staat vast!

Nadat hij zijn waarschuwing heeft afgeleverd, bedoeld om ons af te schermen van de bijzondere kwaden die op ons pad komen, gaat Paulus verder met het toevoegen van positieve oproepen, die net zo nodig zijn om ons op ons pad te helpen. Wij zijn allen geneigd om te aarzelen, om anders te zijn in onze gezindheden, om gedeprimeerd te zijn, bezorgd te zijn, in beslag genomen door het kwade en niet door het goede(4:1-9). Hoe prachtig introduceert hij zijn woorden! Zijn lezers waren geliefd en hij verlangde naar hen, ze waren zijn vreugde en krans(4:1). Het lijkt mij toe dat, in een milde mate, dit waar is voor allen aan wie Gods waarheid komt door Paulus. Ik zelf voel me alsof ik een Filippenzer ben, want ik zit zeker in zijn krans en zou ook graag zijn vreugde zijn, hem liefhebben en verlangen hem te zien, zoals, als wij elkaar zouden kennen, hij dat ook met mij zou hebben. Paulus wordt hier zeer persoonlijk en spreekt als tegen bepaalde vrienden.

"Staat zo krachtig in de Heer, geliefden" (4:1). Hier is het de toon die de favorieten van genade opheft. Er is in geval van gehoorzaamheid geen dreiging van doem, alleen de drang van de liefde. Sinds die dag zijn de slaven van de Heer onregelmatig, onstandvastig, veranderlijk, wisselvallig, aarzelend, rusteloos, ongemakkelijk, dwalend, wispelturig en allesbehalve standvastig in de Heer waar het hun dienstbetoon in deze era betreft. Wij spreken niet van het Christendom, dat veel meer constant is geweest in het dienen van het vlees en het aardse, dan de heiligen zijn geweest in het dienen van Christus en het hemelse. Toch raakte Gods geduld niet uitgeput. De oproep geldt nog steeds voor ons, zo vast te staan in de Heer. Als navolgers van Paulus, alles van het vlees verspelend en ons alles vindend in Christus, is er uitgebreid gelegenheid voor dienstbetoon, zoals het maar zelden komt tot de zonen van Adam.

Het boek des levens.

Paulus navolgen zou voor de heiligen uit de natiën heel wat eenvoudiger moeten zijn dan voor iemand uit het uitverkoren ras. Ik heb in mijn persoonlijke omgang met de zonen van Israel ondervonden dat een gevoel van superioriteit, vanwege hun lichamelijke afstamming, zelden als vuilnis wordt ervaren. Ze citeren met graagte "Eerst voor de Jood". En dit wordt vaak aangemoedigd door niet-Joden die niet doorgedrongen zijn in de volwassenheid. Maar er is een punt waarin zij van de uitverkoren natie nog steeds verschillen van de rest. Zij hebben hun namen in het boek des levens. Zij worden niet verwijderd wanneer zij Christus aanvaarden en, net als Paulus, over gaan naar een hemels lotdeel. Daarom, als we wensen hen te onderscheiden van de rest, kunnen we gebruik maken van de formule die hier aangenomen wordt: "van wie de namen staan in het boek van het leven" (4:3;SW).

Bekeerde Joden helpen zich bewust te worden dat hun lichamelijke voordelen alle verspeeld moeten worden als zij Christus willen winnen, is een bijzondere dienst waaraan Paulus eerst zichzelf wijdt en dan de hulp vraagt van zijn echte mede-jukgenoot. Hij moedigt twee die dienen, Euodia en Syntyche, aan tot een wederzijdse gezindheid. Er wordt niets gezegd over de aard van van hun verschil, tenzij de betekenis van hun namen een hint bevat. Euodia (WEL-WEG) komt mogelijk overeen met ons "geluk", terwijl Syntyche (SAMEN-GEBEUREN) kan worden weergegeven met "toeval". Maar het is meer waarschijnlijk dat zij beiden, net als Clement, en de rest van wie de namen in het boek des levens zijn, niet gemakkelijk gezind waren om al wat zij in het vlees hadden te verspelen, en dit de reden was dat ze deze bijstand kregen.

Zich verheugen in de Heer.

"Verheugt je in de Heer, altijd! Opnieuw zal ik zeggen: verheugt je!" (4:4;SW). Als we ons werk overdenken, worden we moedeloos. Maar wanneer we alles in de Heer zien, hebben we alle reden om blij te zijn. En dit is precies wat we zullen doen als we Paulus navolgen. In ons vlees, op Aarde, is het beeld erg somber. In Hem, in de hemelen, is het vol van vreugdevolle verwachting. Onze zwakheden en onze fouten zouden onze blijdschap niet moeten hinderen, want zelfs die zullen bijdragen aan de heerlijkheid van wat Hij bereikt. Hij is niet zwak! Hij maakt geen fouten! Hij zal meer bereiken dan onze harten kunnen wensen en iedere wens bevredigen die God in ons ingeplant heeft. Laten we ons altijd verheugen in Hem, en des te meer wanneer we in onszelf en in onze medemensen teleurgesteld zijn.

De Heer is nabij.

"Laat jullie mildheid bekend zijn aan alle mensen. De Heer is nabij!"(4;5;SW). Wat een hulp is het je bewust te zijn dat de Heer nabij is! Paulus zelf werd, bij zijn eerste verdediging, door allen verlaten. Maar de Heer stond hem bij en gaf hem kracht(2Tim. 4:16,17). Echte nederigheid zal leiden tot mildheid. Maar gematigdheid en mildheid worden vrijwel altijd verkeerd begrepen en zullen hun tegenhangers oproepen. Wanneer vijanden en vrienden voordeel van ons nemen, zal er een sterke verleiding zijn om hen een heilzaam lesje te leren door iets van strengheid aan te nemen dat de gelegenheid nodig schijnt te hebben. Het zit in ons om te wensen zelf de zaken recht te zetten. Bij zulke gelegenheden is het nodig dat wij onszelf herinneren dat we niet alleen zijn. Strengheid is niet nodig. De Heer is nabij en zal ons niet alleen kracht geven, maar er op toe zien dat anderen op hun plaats gezet worden.

De vrede van God.

Zij die gerechtvaardigd zijn door geloof, zullen vrede genieten tot God(Rom. 5:1), met verwijzing naar zichzelf. Doorheen Christus mogen we een nauwe vriendschapsband met Hem hebben. Toch is er veel buiten onszelf dat ons zal kunnen verontrusten en ons dienstbetoon voor Hem verwoesten. Het leven kan vol van verbijsterende en afmattende situaties zijn, die angst en verslagenheid voortbrengen, tenzij we de vreugde van God genieten, en in staat zijn ze te zien vanuit dit waarnemingspunt. God wordt niets verstoort, omdat alles uit Hem is en door Hem en voor Hem (Rom. 11:36). Hij is de Bron en Hij bepaalt de koers van dit alles. Hij gebruikt het allemaal om Zijn doelstelling tot stand te brengen. Daarom kan hij er zich niet ongemakkelijk of bevreesd door voelen. En dat zou ook voor ons moeten gelden. Daarom wil Paulus dat wij dankzegging combineren met al onze gebeden en verzoeken.

Laten we niet vreesachtig bidden en wachten om te zien of God zich zal voegen naar onze verzoeken, en het tegen Hem houden als er niet een onmiddellijk antwoord is, of als dingen tegengesteld gaan aan onze wensen. Laten we Hem ook niet alleen danken wanneer Hij doet wat wij eisen. De dankzegging zou altijd de gebeden moeten begeleiden en komen vóór de vervulling er van. Feitelijk zouden we dankbaar moeten zijn wanneer God niet onze verzoeken vervult, want we weten niet waarvoor we moeten bidden, en het meest geestelijke verzoek is dat welk ons onvermogen erkent en herkent, en pleit met onuitspreekbaar zuchten(Rom. 8:26). Vrede die is gebaseerd op beantwoord gebed kan omslaan in zorg over onvervulde verzoeken.

Dankzegging is de wierook die al onze verzoeken aanvaardbaar maakt voor God. Tegelijkertijd is het de enige kracht die onze vrede zal bewaren. Het is als een militair garnizoen, dat alle zorg weghoudt van onze harten en begripsvermogen. En ja, waarom zou je je zorgen maken wanneer we weten dat alles in de handen en harten is van God en Zijn Christus? Alles om ons heen dreigt met gevaar en ellende en strijd, en wij worden gedwongen er met God over te spreken, en Hij wil onze harten er door oefenen. Maar geloof in Hem en vertrouwen in Zijn Christus brengt vreugde in de storm, wetend dat Hij op zal staan en Zijn "Vrede! Wees stil!" zal spreken. De stilte, die zeker zal volgen, heeft al een plaats gevonden in onze harten. Wij hoeven niet bedeesd te zijn. Laten we dankbaar zijn voor zowel de storm als de stilte, want deze onthullen aan ons de vrede die zetelt in het hart van God, die de onze mag zijn door geloof in Hem.

"De God van vrede."

In essentie is God een God van vrede. De strijd en vijandschap die dit feit schijnen te ontkennen, zijn slechts middelen om het bekend te maken. Bovendien, te midden van alle chaos is er veel dat in overeenstemming is met de Godheid. Dit zouden we nooit mogen vergeten. Laten we onze overdenkingen niet beperken tot het foute, het fanatieke, het onrechtvaardige, het onzuivere, het onaangename en het verachte, want er is veel dat deugdzaam en aanbevelenswaardig is. In het bijzonder zouden wij de daden van het geloof moeten overdenken, de vrucht van Gods eigen geest. En de eerste onder deze is Paulus zelf. "Wat jullie ook leerden en jullie aanvaardden en jullie horen en jullie waarnamen in mij, beoefen dat! En de God van de vrede zal met jullie zijn" (4:9;SW).

Alles wat we over Paulus in deze periode van zijn leven kunnen leren, is voor ons van groot belang, want hij is een levende brief, een praktische expositie van zijn eigen inzettingen. Schijnbaar gaan al zijn zaken verkeerd, maar feitelijk gaan ze alle juist goed. Zijn werk schijnt op alle mogelijke manieren gehinderd te worden, maar in feite wordt het juist bevorderd. Hij heeft veel reden om terneergeslagen te zijn, maar hij verheugt zich als nooit tevoren. Niet alleen heeft hij vrede met God, en geniet hij de vrede van God, want hij is in gemeenschap met de God van vreugde.

Mogen onze overdenkingen over deze brief ons in staat stellen Hem meer aanvaardbaar te dienen, met een geur van de gezindheid die onze Heer leidde naar de dood van het kruis, met een smaak van het dienstbetoon van Timotheüs en het lijden van Epafroditus, en in één lijn met Paulus, opdat wij alles zullen verspelen om Christus te winnen!



Terug naar de indexpagina van Studies in Filippenzen

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern