Studies in Filippenzen
deel 2
De bijdrage van de Filippenzen
Filippenzen 1:3-11 - 4:14-20

door A.E.Knoch.

Onder de meest kostbare voorrechten die naar ons toe komen met de ontvangst van Gods onuitspreekbare genadegift, is die van te mogen geven, van deelnemen aan het dienstbetoon van het verkondigen van het evangelie door het ondersteunen van de inspanningen die gedaan worden om de kennis van God te verspreiden. Hierin zijn de Filippenzen als geheel ons tot voorbeeld, want zij schijnen, van het prille begin tot het einde van Paulus' loopbaan, boven alle anderen uitgeblonken te hebben in hun bijdragen aan het evangelie. Daarom wordt er voor dit onderwerp een heel deel gereserveerd, zowel aan het begin als aan het einde van de brief. Laten we pogen de heerlijke atmosfeer binnen te dringen waarmee hij doortrokken is en het hemelhoog optrekt boven het vlak waarop deze zaken gewoonlijk in de hedendaagse kerken gevonden worden.

God houdt van de blije gever. Mopperend geven of uit dwang is voor niemand voordelig, en voor God een gruwel, alsof Hij iets van ons nodig zou hebben en Hij Zijn schepselen zou willen uitbuiten, in plaats van het tegendeel, door Zijn overvloed over hen uit te storten (2Kor. 9:7,8). Het gaat om het motief. In sommige landen is er een kerkelijke belasting, en betalen is verplicht. Laat niemand denken dat veel hiervan gerekend zal worden als geven aan het evangelie. In andere landen worden allerlei zaken gebruikt om geld uit de zakken van aarzelende leden te kloppen. Wat zou er een afval zijn als alleen zij van wie de harten beroerd waren door Gods genade, toegestaan zou worden om bij te dragen aan Zijn werk. Maar de echte waarde zou niet minder zijn. Paulus vroeg om bijdragen van de heiligen, maar niet voor zichzelf, maar veeleer voor de armen onder zijn eigen volk in Judea, geheel in overeenstemming met Jacobus, Petrus en Johannes, toen hun terreinen van dienstbetoon gescheiden werden(Gal. 2:10). Dit was echter op een veel lager vlak en past alleen in die tussenliggende bediening, toen de natiën de geestelijke rijkdommen aanvaardden die bij Israel hoorden, en probeerden hen te betalen door hen materiële hulp te zenden (Rom. 15:27). Zij waren op dat moment in de positie van schuldenaren en waren de natie van God´s keuze schatplichtig. Zo zullen de natiën in de volgende aion zijn, en zelfs in de laatste, wanneer hun koningen hun heerlijkheid zullen binnenbrengen in het nieuwe Jeruzalem (Openb. 21:24). Maar dit is niet het motief dat de Filippenzen bewoog om hun bijdragen aan Paulus te geven.

Het is niet erg aannemelijk dat Paulus voldoende ontving om lichaam en geest te onderhouden in zijn dienstbetoon aan de heiligen. Hij had een handel waaraan hij werkte wanneer hij dat kon. In Korinthe maakte hij samen met Aquila en Priscilla tenten (Hand. 18:3). Hoewel hij bij het beantwoorden van de Macedonische roep in die provincie niet veel respons had ontvangen, zond geen van de ecclesias hem hulp, behalve de Filippenzen. Meer dan dat: er waren tijden dat hij echt gebrek leed (Filip. 4:16). De laatste jaren van zijn leven ontlastten hem van de last van het voor zichzelf zorgen, en hier komt de gift van de Filippenzen in beeld. Zijn loopbaan als geheel nemend, ontving Paulus, die misschien wel degene was die dit het meest van al Gods slaven verdiende, zelfs niet het deel van een slaaf voor zijn dienstbetoon aan de heiligen.

Maar hij klaagde niet. Nee, hij juichte dat hij om niet het evangelie had verkondigd aan de grote ecclesia van Korinthe. Let op de woorden die hij gebruikt. Hij plunderde andere ecclesias, loon krijgend voor het hen dienen. In Korinthe leed hij echt gebrek, maar hij werd hen niet tot last, maar ontving hulp vanuit Macedonië. Hij deed altijd zijn best niemand tot last te worden (2Kor. 11:7-9).

Niet dat hij niet wist dat hij rechten had. Vreemd genoeg moet hij zichzelf tegen juist deze Korinthiërs verdedigen, die zo weinig voor hem deden toen hij onder hen was. Luister naar zijn betoog:

"4 Hebben wij niet het recht om te eten en om te drinken?
5 Hebben wij niet het recht om een zuster als vrouw mee te leiden, zoals ook de andere apostelen en de broeders van de Heer en Cephas?
6 Of hebben alleen ik en Barnabas geen recht om niet te werken?
7 Wie oorlog voert voorziet ooit in zijn eigen rantsoenen? Wie plant een wijngaard en eet niet van deze? Of wie weidt een kudde en eet niet van de melk van de kudde?"

(1Kor. 9:4-7;SW)

Misschien heeft geen mens ooit zoveel zijn loon verdiend als Paulus. Het schijnt dat er voor de besnijdenisapostelen, ondanks de armoede onder hun volgelingen, goed werd gezorgd. Paulus zaaide een heerlijk gewas van geestelijk zaad onder de natiën, en, als zijn goed recht zou hij een geweldige oogst binnen gehaald moeten hebben aan wereldse weelde. Maar hoeveel nobeler was zijn koers, zoals hij zelf zei: "Maar wij gebruiken niet dit recht, maar wij verdragen alles, om niet enige hindernis te geven voor het evangelie van Christus."
(1Kor. 9:12;SW)

Met zo'n ervaring achter zich, was het geen wonder dat Paulus een zeer warm plekje had voor de Filippenzen, van wie de praktische sympathie uit de diepste diepten van hun hart kwam en nooit enige aansporing van zijn kant nodig had. De materiële giften werden omgevormd tot de geurige wierook die het hart van God verblijdt en ook voorziet in de noden van Zijn onzelfzuchtige slaaf.

Met dit voor ogen kunnen we beter de openings- en afsluitende woorden waarderen van de Filippenzenbrief. Paulus begint:

"3 Ik dank mijn God bij iedere herinnering aan jullie,
4 altijd, in elk verzoek van mij voor allen van jullie, met blijdschap het verzoek makend
5 voor jullie bijdrage aan het evangelie, van de eerste dag tot nu,"

(Filip. 1:3-5;SW).

De eerste maal dat hij het evangelie predikte in Filippi, drong Lydia er vrijgevend bij hem op aan in haar huis te blijven(Hand. 16:15). Hij schijnt daar gebleven te zijn tot hij vertrok, omdat hij daar terug keerde nadat hij uit de gevangenis was gekomen, voordat hij de stad verliet(Hand. 16:40). Spoedig daarna was hij in Thessalonica en het schijnt dat zij hem verscheidene malen tijdens zijn verblijf daar iets gezonden hebben. Zonder twijfel waren zij verantwoordelijk voor de bijdragen die vanuit Macedonië aan Korinthe werden gezonden. En dit wordt door hun laatste bijdrage bekroond, gezonden aan zijn gevangenis in Rome, door middel van Epafroditus.

Het is deze volhardende voortgang die de bejaarde slaaf het vertrouwen gaf dat zij ook in de toekomst niet zouden falen, want "Die in jullie goed werk begint zal het volbrengen tot de dag van Christus Jezus"(1:6). Laten we deze uitspraak niet verzwakken tot slechts een belofte dat God allen zal redden die Hij roept. Dat is waar en kostbaar, maar het is op allen toepasbaar. Dit is een zeldzamer genade, die, helaas, niet in iedere ecclesia te vinden is. In feite lezen we er niet over in verband met welke andere dan ook, en we weten dat het in sommige geheel ontbrak. Het kan zijn dat de Filippenzen hem niet iedere keer veel zonden, maar zij hielden vol datgene te zenden wat zij konden, en dit steeds weerkerend teken van hun aanhankelijkheid aan hem en hun verlangen om deel te hebben aan zijn dienstbetoon, leidde tot de overtuiging dat zij onverbeterlijke gevers waren geworden. Mochten wij hun voorbeeld volgen!

Niemand kan Paulus verwijten dat hij de Filippenzen voortrekt, met het oog op hun houding tegenover hem. Toen hij vrij was en rond ging met het bevestigen en verdedigen van het evangelie, hielden zij hem in hun hart en ontvingen ze genade om hun deel te doen in het ondersteunen van zijn handen. En nu hij gevangen zit redeneren ze niet dat nu zijn brood en water wel zeker gesteld is, geleverd door de staat, maar zij zenden hun "apostel en oudste", dat wil zeggen, zij vaardigden Epafroditus af om naar Rome te gaan met voorraden die bij de dienst aan Paulus nodig zouden zijn. Nu op leeftijd zijnde zou het zijn leven zonder twijfel veel gemakkelijker kunnen maken. Dit schijnt zijn hart in het bijzonder geraakt te hebben. In een bepaalde zin was hij terzijde gesteld en had hij niet langer hetzelfde recht op hun hulp als toen hij actief rond ging en het evangelie verkondigde. Maar zij bleven hem trouw, zodat hij naar hen allen verlangde in het mededogen van Christus Jezus.

Als gevolg van deze uitwisseling van liefdevol dienstbetoon, wordt Paulus er toe geleid te bidden voor de Filippenzen (1:9-11), opdat de liefde, die hen er toe bracht zo trouw voor hem en zijn dienstbetoon te zorgen, nog meer overvloedig mag worden in bewustwording en alle fijngevoeligheid, zodat zij kunnen testen welke dingen er echt toe doen. "En dit bid ik: dat de liefde van jullie steeds meer en meer overstijgend moge zijn in bovenkennis en alle fijngevoeligheid, zodat jullie testen het van belang zijnde, dat jullie oprecht mogen zijn en geen obstakel in de dag van Christus, gevuld met de vrucht van rechtvaardigheid, welke is door Jezus Christus, tot heerlijkheid en lof van God." (1:9-11;SW). Hier hebben we een hint van wat er in Paulus' hart omgaat bij het schrijven van deze brief. Zij hebben aan hem gegeven en nu verlangt hij er naar dat zij, op hun beurt, alles ontvangen wat van hen is, in de laatste en hoogste onthulling, die hij zojuist bekend heeft gemaakt, en waarover zij zonder twijfel hebben gelezen in de zogeheten brief aan de Efeziërs.

Net als in zijn schitterend openingsgebed in Efeziërs, bidt hij dat hen de bewustwording van de nieuwe schatten van genade geschonken wordt(Efe. 1:17), precies hetzelfde woord waarmee hij zijn verlangen voor de Filippenzen uitdrukt. In werkelijkheid omarmt het woord zelfs meer dan dit, en kan weergegeven worden met op prijs stellen. Dit is alles wat nodig is om een heilige blij te maken. Dit is meer dan voldoende om ons terug te betalen voor alles wat we doen om het evangelie uit te dragen of bij te dragen om de verkondigers te ondersteunen. Paulus kon zijn vrienden niet terug betalen in materiële goederen, maar in geestelijke weelde had hij onuitspreekbaar meer dan nodig was om zelfs de model-ecclesia van Filippi te compenseren.

Maar hoe kan het aan hen overdragen? Het alleen voor hen opschrijven is niet voldoende. Efeziërs ligt nu al eeuwen bij de heiligen, met maar zeer weinig bewustwording of op prijs stellen van de grootsheid van haar genade. De Filippenzen hadden het ongetwijfeld pas recent gehoord. Voor hen zou het nieuw zijn. Voor hen zou het een geest van wijsheid en onthulling inhouden, die ver boven het gemiddelde uit gaat. En toch is dit het veld waarin alleen hun liefde nog meer kan ontvouwen, en daarom bidt de slaaf van de Heer dat deze gift ook de hunne mag zijn.

Toch ontwikkelt hij de gedachte niet zoals in Efeziërs, maar in harmonie met de lijn van deze brief voegt hij het woord fijngevoeligheid toe. Hij zou de waarheid verder naspeuren, in de uitwerking van hun hulp. Hij is betrokken bij het gedrag dat het zou kenmerken. Hij wilde dat zij het in hun leven zouden uitwerken. De nieuwe onthulling brengt een vloed van schijnbare problemen met zich mee, die hun voeten zal verwarren als zij niet in staat zijn het belang er van niet ten volle bewust te worden. Vele praktijken die tot dan van belang waren, vallen nu weg. Dat te laten gaan wat bij het verleden behoort en dat grijpen wat voor ons ligt, is de crisis waarmee ze op dit moment geconfronteerd worden.

Zaken van belang.

Het Christendom houdt zich hoofdzakelijk bezig met het omhulsel van de goddelijke waarheid en weet maar weinig van de kern. Dit komt omdat ze gefaald heeft zich de laatste onthulling bewust te worden. Daarom faalt ze overeenkomstig te handelen, en is ze bezig met zaken die niet langer van belang zijn. Ja, er zijn er maar weinig, zelfs onder de intelligente gelovigen, die zich bewust zijn dat er zoiets is als een kronende onthulling in Efeziërs, die alle enigmas van de fragmentarische ontvouwingen opruimt die er aan vooraf gingen, en die de heilige tot volwassenheid brengt. Als gevolg daarvan is er maar weinig echte oprechtheid. Vrijwel alles is deels een schijnvertoning. En het pad van zowel de heilige als de zondaar ligt bezaaid met struikelblokken die veel verlies zullen veroorzaken in de dag van Christus, wanneer het gedrag van de heiligen door vuur getest zal worden.

Het woord "gevolg" is moeilijk concordant te vertalen, en het kan zijn dat in deze passage het iets met zich meedraagt dat door de elementen wordt verondersteld, DOOR-DRAGEN. In Hebreeën 10:14 wordt een woord met dezelfde elementen weergegeven met "tot een einde". Dat wil zeggen: zaken van belang zijn die welke niet de steiger van de waarheid zijn, die uiteindelijk verwijderd zal worden, maar de uiteindelijke vormen, die blijvend zijn. Israel had merendeels schaduwen. Wij hebben nu de substantie. Het proces van goddelijke onthulling houdt zich vaak bezig met het vlees. Het einde is te vinden in de geest.

Omdat deze brief zelf de dingen aangeeft die van geen belang zijn, hoeven we niet langer bij de gedachte stil te staan. Paulus houdt zich in het bijzonder bezig met het voorrecht van de Jood in het vlees, en is blij ze alle te verspelen, acht ze zelfs vuilnis, om zo Christus te kunnen winnen, wat van het grootste belang is. Tot dan waren de heiligen betrokken bij aardse zaken; nu is het van het grootste belang dat we ons hemelse burgerschap (h)erkennen. Nu is het nodig dat Paulus als model wordt gezien voor onze wandel, anders kunnen we er zeker van zijn dat we dingen doen die van geen belang zijn, dingen die, helaas, niet ontbreken in de verschrikkelijke resultaten.

De vrucht van rechtvaardigheid.

Rechtvaardigheid zou vrucht moeten dragen. Het kan zijn dat de speciale rechtvaardigheid die hier in beeld is, het gedrag is van de Filippenzen in het bijdragen aan de ondersteuning van Paulus en het evangelie. Dat was rechtvaardig. Sommigen zullen redeneren dat de blijde boodschap gratis is, en dat genade geen betaling vraagt voor de voordelen die ze brengt. Dat is waar. Maar is het juist om te drinken van een fontein en er niet anderen over te vertellen? In de laatste analyse hadden de Filippenzen niet meer dan hun plicht gedaan in het bijdragen aan het evangelie. Maar het feit dat dit niet werd gedaan uit verplichting, maar dat het een spontaan uitvloeisel was van het nieuwe leven dat zij ontvangen hadden, geeft het een kostbaar karakter, dat niet veroorzaakt werd door alleen rechtvaardigheid. Het bracht tevredenheid en blijdschap voort zoals we die ervaren bij het eten van sappig fruit. Het is heerlijk!

En dit brengt ons bij de meest uitstekende en laatste vrucht van allemaal. Het zal voor de heerlijkheid en lof van God zijn. Kort samengevat: het gebed van Paulus drukt zijn verlangen uit dat deze heiligen, van wie de liefde voor hem en voor het evangelie in de praktijk werd uitgedrukt in de vele genadevolle giften, gebracht mogen worden tot hun waardering van Gods grootste en laatste onthulling van Zijn genade in het aan de natiën geven van een gelijke plaats in de hemelse eren van het lichaam van Christus. Maar nog verder gaand wenst hij in het bijzonder dat zij mogen wandelen in overeenstemming met deze laatste ontvouwing, en zo God de heerlijkheid en het applaus brengen, die het doel en einde van alle dingen zijn.

De parallelle passage.

Omdat deze fase van de gezamenlijke deelname aan het evangelie, de bijdragen van de Filippenzen voor de ondersteuning er van, weer opgenomen wordt in het overeenkomende deel, aan het eind van de brief (zie de structuur), zullen we alles wat er tussen staat overslaan en overdenken wat Paulus ook daar schrijft(4:14-20). Hier verandert hij de formule "een goed werk" naar "het ideale doen." Onze vertalingen hebben het fijne onderscheid uitgewist tussen het goede en het ideale. De King James vertaling geeft beide vrijwel altijd weer met "goed". Maar we hebben hier een daad die meer dan alleen goed is. Ze past perfect bij de omstandigheden en is uiterst aanvaarbaar en toepasselijk, niet alleen in de ogen van Paulus, maar in die van God.

Ik neem aan dat er een overeenkomst is tussen hun gift aan Paulus en de genade die hij voor hen heeft. Hij spreekt van overvloeien en van ten volle gevuld zijn, van volledig betaald zijn, en het is zeer waarschijnlijk dat hij, als Romeins gevangene, niet echt gebrek leed, zoals dat eerder wel het geval was geweest. Het lijkt er op dat deze gift een materiële tegenhanger was van de gulle genade die toen aan de natiën werd uitgedeeld. Daarom was het een aanvaardbare en ideale bijdrage in de speciale crisis. Het was goed voor hen de fysieke noden van de apostel te verlichten tijdens zijn rondreizende bediening. Het was ideaal dat hij overstelpt werd met goede dingen op het moment dat hij de sluizen van zegen voor de natiën had geopend.

Paulus was niet altijd zo verzadigd geweest met goede dingen. En was dit niet in geestelijke overeenstemming met zijn bediening? Hij had de kruimels verdeeld die van Israels bord vielen, en er bleef niet zoveel over voor de natiën, zolang de uitverkoren natie het kanaal van zegen was. Nu God rechtstreeks naar de natiën gaat, veranderen Paulus' fysieke omgevingen in overeenstemming daarmee. Dit is natuurlijk geen excuus voor de ecclesias van Macedonië of Korinthe, die hem hadden laten hongeren als Filippi niet als redder was gekomen. Ongetwijfeld had hun uitstekende gedrag in deze, menselijk gesproken, hen het recht gegeven om de hoge brief over het onderwerp van gedrag te ontvangen en hen in staat gesteld te leven naar een standaard die de hoogste is die aan een sterfelijk mens werd gepresenteerd.

Vrucht, geen giften.

In deze dagen van gesystematiseerde budgetten en andere financiële systemen om het werk van de kerk te bekostigen (we zullen niet zeggen "van de Heer"), hebben we het grote verschil vergeten tussen giften om het werk te ondersteunen en de vrucht, die God een genoegen doet. Wij willen kwantiteit en niet kwaliteit. Wij redeneren dat met het geld van de ongelovige net zoveel Bijbels gekocht kunnen worden als van dat van gelovigen. Onze Heer dacht daar anders over. Het penninkje van de weduwe was in Zijn ogen meer waard dan een kist vol munten. Dit is het punt van Filippenzen. Dat Paulus bevoorraad zou worden is een bijkomend gevolg van de zaak. Dat zij uitdrukking aan hun harten zouden geven, zonder enige aanleiding of drang, maar eenvoudig als uitvloeisel van hun waardering en liefde, maakt hun giften aanvaardbaar voor God en is aan hun rekening toegevoegd, en zal hen weer ontmoeten in de dag wanneer allen beloningen zullen ontvangen voor wat er in het lichaam aan goed is gedaan.

Een heerlijke geur.

Dit is de kwaliteit die God een genoegen doet in onze inspanningen om voor Hem te werken. Geen grote dingen, maar genadevolle dingen stijgen op om Zijn aanwezigheid geur te geven. Niet slechts dienstbetoon, maar offers stijgen naar Hem op. Niet de grote resultaten van een groot denker en een ontembare wil, maar de nederige pogingen van een onderschikt en dankbaar hart doen Hem genoegen bij Zijn aanwezigheid. Sommigen kunnen te rijk of te groot of te sterk zijn om een juist parfum voort te brengen voor onze God, maar niemand is te arm of te klein of te zwak om een heerlijke geur te vinden die Hem genoegen doet.

Ter gelegenheid van de collecte voor de heiligen in Judea, zegt Paulus, sprekend van de heiligen in Macedonië:

"2 want, in veel getestheid van verdrukking, overvloeit de overvloed van hun blijdschap en de overeenkomstige diepte van hun armoede in de rijkdom van hun vrijgevigheid,
3 want volgens hun mogelijkheid, mag ik getuigen, en meer dan hun mogelijkheid, uit eigen beweging,
4 met veel uitnodiging, van ons de genade vragende en de gemeenschap van het dienstbetoon aan de heiligen
5 en niet zoals wij verwachten, maar zelf geven zij eerst aan de Heer en aan ons, door de wil van God. "

(2Kor. 8:2-5;SW)

Dit lijkt aan te tonen dat de kerk die gekozen was als voorbeeld van aanvaardbaar geven, een zeer arme was. Hoe blij zou het hun harten maken bij het horen van de woorden van Paulus, als hij hen verzekert:

"Mijn God nu zal al jullie nood vullen naar Zijn rijkdom, in heerlijkheid in Christus Jezus."
(Filip. 4:19;SW)

God zal niet overtroffen worden in het geven. Met al Zijn rijkdommen in heerlijkheid in Christus Jezus is Hij in staat duizendvoudig iedere edelmoedige impuls van de minste heilige terug te betalen.

De brief sluit terecht zoals hij begon, met een toeschrijving van lof aan onze God en Vader, nauw verwant aan het onderwerp van geven. In deze aion kunnen we maar weinig publiek antwoord verwachten op de genadevolle giften van onze God. Maar in de komende aionen kunnen Zijn geschenken meer waardering verwachten, en Zijn heerlijkheid zal niet langer verborgen zijn. En de meest krachtige middelen voor het aan de hele schepping, in de hemel en op de Aarde, tentoon spreiden van de uitstekende genadevolheid van Zijn giften, en de liefde die daarvan de bron is, zullen het verhaal brengen van dat geheim waarmee Hij de hoogste hoogten van de hemel vult met de laagste bagger van de Aarde.





Terug naar de indexpagina van Studies in Filippenzen

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern