Geworteld en gegrondvest in liefde
studies in Efeziërs

deel 40
Het hemelse conflict
door A.E.Knoch.

"Staat!" Dit is het drie maal herhaalde wachtwoord voor hen die het hemelse lotdeel bezitten dat het onze is in Christus Jezus (Efe. 6:10-14; 1:3-14). In het geval van een aanval door de cohorten van de hemelse menigten is het "weerstaan!" (Efe. 6:13). God heeft ons een lotdeel te midden van de hemelingen geschonken. Het is alleen wanneer we het lotdeel bewonen dat aan ons is toevertrouwd dat we een plaats hebben om te staan. Het is alleen wanneer we op deze grond staan dat de vijand zal pogen ons er uit te zetten. Alleen dan zal er strijd zijn. Dit is niet de rust die we hebben aan Gods rechterhand, noch is het een aanvallende oorlog. Zij die het geloof van Efeziërs vinden, zullen moeten vechten om de grond vast te houden die ze verkregen hebben. Er zijn ongeziene strategen die zullen proberen hen uit hun bezit te stoten. Er zijn krachten van de duisternis die hun positie zullen aanvallen en hen er van verdrijven.

Toen Israel in de wildernis was, was het wachtwoord: "Voorwaarts!" De strijd in de wildernis was echter in een bepaalde zin onnodig. Het was het gevolg van hun weigering te luisteren naar Yahweh. Toen het land veroverd was, nadat ze het in bezit hadden genomen, was hun aanvallende strijd voorbij. Toen was het hun taak het in bezit te houden en de aanslagen van allen die poogden hen er uit te verdrijven te weerstaan. Wanneer hun geloof laag en hun moed ver te zoeken was, vluchtte het volk en lieten ze hun lotdeel over aan hun vijanden. Bij gelegenheden als deze verkregen de machtige mannen van David hun faam door hun velden tegen de Filistijnen te verdedigen. Wij hebben geen aards lotdeel om te behouden, maar wij hebben een hemels erfdeel. Er is nu geen voorwaartse beweging nodig, want de velden zijn van ons door geloof. Maar er is een grote noodzaak om stevig te staan op de grond die wij verkregen hebben en iedere poging om ons van ons lotdeel los te maken te weerstaan.

Voor hen die contexten verwarren, staat Gods Woord vol met tegenstellingen. Een van de grote waarheden van een eerder deel van Efeze, is dat wij samen gezeten zijn te midden van de hemelingen (Efe. 2:6). Er is ontspanning en rust. Nu lijkt dit ontkend te worden, want we worden opgeroepen te staan, bekleed met alle uitrusting voor een strijd. Er is waakzaamheid en strijd. Beide zijn waar, binnen hun contexten. Beide zijn onjuist, buiten hun contexten. Als verbonden met Christus Jezus, als leden van Zijn lichaam, hoeven we geen werk te doen, want Hij completeerde alles in Zichzelf. Maar als verbonden met God, en een lotdeel genietend te midden van de hemelingen, moeten we bekrachtigd worden met Gods machtige kracht, en staan in Zijn beschermende wapenrusting. Het lotdeel is van ons. We zullen feitelijk bewoner worden wanneer we naar boven geroepen worden. Maar nu moeten we het behouden door geloof. Daar ligt het gevaar. Hun falen kan gevonden worden. Daar hebben de heiligen praktisch het genieten van hun hemelse zegeningen verspeeld.

Deze strijd is in het hedendaagse Christendom vrijwel onbekend om de eenvoudige reden dat weinigen gehoord hebben van het terrein waarop zij verondersteld worden te staan. De krijgslisten van de Lasteraar zijn zo succesvol geweest, de soevereiniteiten en gezaghebbers, de wereldmachten van deze duisternis, de geestelijke krachten van boosaardigheid te midden van de hemelingen, hebben de heiligen zo bewerkt dat ze in kringetjes rondrennen op grond die niet aan hen toebehoort, en niet stevig staan op hun eigen erfdeel. Onze vijanden hoeven nauwelijks te vechten. Ze zijn ons veel te slim af. Hoeveel heiligen genieten van hun hemels lotdeel? Hoevelen hebben zich door geloof het terrein toegeëigend dat in deze bediening van hen is? Een van de grote Christelijke lichamen heeft territoriaal gezag op Aarde. De meesten van hen bezitten hier beneden stukken land. Slechts weinigen staan inderdaad op hemelse grond en verdedigen het tegen geestelijke vijanden.

We spreken van afvallig Israel, maar in al hun afvalligheid hebben zij hun oriëntatie niet verloren. Zij weten waar hun lotdeel is. Het is waar, ze zijn zo dwaas te vechten voor land dat Yahweh hen te Zijner tijd zal geven, maar hun dwaasheid laat zien dat zij in detail Zijn denken over hen kennen. Ze zijn er klaar voor iedere inspanning die hun rechten aantast tegen te gaan. Wee de natie die het niet zal inwilligen! O, hadden de gezamenlijke lotdeelgenieters van de hemelse gebieden maar een tiende van hun verstand en een fractie van hun vurigheid. Want zij zullen niet met de Arabieren in conflict komen, zoals de Joden in Palestina, maar met veel kundiger vijanden in het hemelse gebied.

Israels strijd gaat gepaard met bloed en vlees. Hun lotdeel is het land. Onze plaats is in de hemel. Onze strijd is met boze geesten. Een van de hardste lessen die wij moeten leren is het feit dat wij niet met onze medemensen vechten. Er moeten een conflict zijn, geen zich meten met mensen, geen worstelen met hen die binnen ons bereik zijn. Aan geen negatief gebod is zo hartgrondig voorbij gegaan. Zelfs protestantse prinsen hebben niet geaarzeld de arm van het vlees te gebruiken om het geloofsgevecht te beslissen. Heiligen hebben maar zelden de sandalen van het evangelie van de vrede gedragen in hun aardse contacten. De grote waarheid van de verzoening van de mensheid werd bij de Reformatie niet teruggewonnen. Er was alleen een vaag zicht op Romeinen 3 en 4, en een weigering om het vijfde hoofdstuk binnen te gaan.

Ook is er de strijd met ons eigen vlees. Het is een fatale vergissing te proberen het vlees te onderschikken. Het is nutteloos te strijden tegen onze lichamelijke neigingen. De houding van het vlees is de dood, laten we het daarom voor dood houden. Het kan niet onderschikt worden, laten we daarom ophouden er iets van te verwachten of te proberen het te verbeteren. Het vlees gaat in tegen de geest en de geest tegen het vlees. De enige succesvolle oplossing is het vlees te verhongeren, om het in de plaats van de dood te stellen, het aan het kruis te nagelen. Zij die van Christus zijn kruisigen het vlees met haar passies en lusten. Het vlees staat niet op gelijke hoogte met de geest. Wij hebben kracht en gezag over het vlees, zodat we ons nooit moeten verwaardigen als gelijken te strijden. We moeten het veroordelen tot de schandelijke paal.

Hetzelfde is waar voor de oude mensheid, die we van Adam ontvangen. Indien we ons de grote waarheid bewust worden dat wij in Christus een nieuwe mensheid zijn, en dat de oude met hem gekruisigd werd, zullen we onszelf niet onteren door in te gaan op de listen tegen de verdervende en vervallen mensheid, waartoe onze lichamen nog steeds behoren, maar die we af zouden moeten leggen, door de kracht van de geest, net zoals we kledingstukken afschaffen die te versleten en vuil zijn voor verder gebruik. Laat er geen conflict zijn met de oude mensheid. Met mensen hebben we vrede, net zoals God met hen verzoend is. Voor hen dragen we de sandalen met de bereidwilligheid van het evangelie van vrede, want onze voeten staan in contact met de Aarde. Onze wapenrusting voorziet in een wapenstilstand met de mensheid (Efe. 6:15). Alleen wanneer we, in geloof, opstijgen naar ons hemelse lotdeel, zullen we oorlog voeren.

Onze hemelse strijd.

Zodra we proberen door geloof te genieten van ons lotdeel te midden van de hemelingen, gaan we een toneel binnen van niet ophoudende strijd, uitgevoerd met kundige strategie en geestelijke kracht. Als de schitterende onthullingen van het eerdere deel van deze brief begrepen zijn, zijn er twee zaken van veel belang naar voren gekomen. Op Aarde hebben we geen belangen die in strijd zijn met welk mens dan ook. We hebben hier geen lotdeel dat de aanleiding kan vormen voor verschil van mening. Palestina is er niet voor ons, daarom hebben wij ook niet te vechten met de Arabieren die het opeisen. Maar net zoals de onteigende Palestijnse Arabieren de aanwezigheid van Joden, aan wie God het land van Palestina beloofde, verachten en weerstaan, zo stellen de hemelse machten zich op tegen ons verschijnen op hun bezittingen. Bovendien is er geen wereldmacht die een mandaat heeft gekregen over het hemelse gebied om ons te helpen onze rechten te verkrijgen. Ieder moet, eigenhandig en alleen, zijn eigen grond behouden, en het stuk verdedigen dat hem is toegewezen.

In de komende bediening van Gods toorn zal de Tegenstander op Aarde komen om een brullende leeuw te zijn voor het overschot van Israel. Waarom kiest hij hen uit als zijn prooi? Omdat hij zich heel goed bewust is dat het aardse gezag, dat hij meer dan zes millennia heeft gehad, aan Gods Gezalfde is gegeven en dat Zijn volk Israel Zijn regering zal gaan uitvoeren wanneer Hij de troon bestijgt. Hetzelfde motief zet nu de geestelijke krachten van boosaardigheid te midden van de hemelingen aan in hun oppositie tegen de ecclesia, die, op een dag, hen zal vervangen in hun hemelse soevereiniteit. Zij weten veel beter dan de heiligen wat onze aanwezigheid betekent. Het is een duidelijke aanwijzing dat hun gezag bezwijkt onder de aanvallen van Christus. Het verkondigt het uur waarin hun greep op de hemelen zal ophouden. Zij zullen hun uiterste best doen om ons weg te houden van het genieten van ons lotdeel.

Hoe goed schijnen ze geslaagd te zijn! Slechts weinige van de heiligen weten dat zij een hemels lotdeel te verdedigen hebben. Zij zijn als een Jood die nooit van Palestina heeft gehoord. Sommigen ontkennen zelfs het recht op enig hemels lotdeel. Zij zijn als die Joden die liever aan Argentinië de voorkeur geven, of aan een andere plaats, dan aan het erfdeel van hun vaderen. Een paar, een enkeling, houdt in de geest vast aan het hemels eigendom. Zelfs dezen zijn niet goed uitgerust en hebben een wapenrusting nodig die past bij het conflict. Het is aan hen tot wie wij ons richten. Indien zij door geloof de hemelse hofstede hebben verkregen die in het eerste hoofdstuk van deze brief (3-19) wordt gepresenteerd, dan zijn zij ook terecht gekomen in een vete die hen veel nederlagen zal bezorgen als zij niet op de verdediging er tegen op zijn voorbereid. Laten de krijgslisten van de Lasteraar niet uw houding op Aarde verschuiven. Sta niet toe dat zijn vurige pijlen langs het schild van het geloof slippen. Denk er aan: hoewel u gered bent van uw zonden, en gered wordt van zonde, heeft u nog steeds redding nodig in de hemelse gebieden.

De Tegenstander.

Een goede generaal stuurt verkenners uit om alle mogelijke informatie te verzamelen over zijn vijand. Het is verstandig dat wij goed bekend zijn met onze tegenstanders. Het is essentieel dat wij onze belangrijkste tegenstander herkennen. In de toekomst, op Aarde, zal hij lijken op een brullende leeuw. Hij zal openlijk de heiligen aanvallen. Niemand zal hem dan voor iemand anders aanzien. Nu is dat niet zo. Hij lijkt nu veel meer op "een engel des lichts". Zijn dienaren zijn omgevormd tot uitdelers van rechtvaardigheid. Laten we eens denken dat de een of andere stralende, engelachtige boodschapper de Aarde vereerde met zijn aanwezigheid, de mensen lerend het verkeerde te verlaten en het goede aan te hangen, schitterende geheimen aan de wetenschap onthullend voor het verbeteren van de mensheid, toevoegend aan de voorraadkast van kennis, de krachten van de natuur bedwingend, zodat wij die zouden kunnen gebruiken, de beschermer van onderwijs, filantropie en religie. Stel dat hij een beweging op poten zou zetten voor de vereniging van de mensheid, een samenwerkingsverband van de natiën, de broederschap van de mensen. Stel dat hij in staat zou zijn de kwaden te onderdrukken die de plannen van de mensen dwarsbomen, en ze tot vrucht te laten komen. Laat hem hun bewaarengel zijn, hun leidende ster. Laat hem geen loon vragen voor zijn pijnen, behalve de waardering en de aanbidding die zijn werk inspireert. Oppervlakkig gezien schijnt hij geen fout te hebben, anders dan deze: het aanvaarden van goddelijke aanbidding, die alleen God toebehoort, of Zijn Gezalfde. Dit is een waar beeld van Satan, de Lasteraar, de tegenstander van God en Zijn Christus en van allen die Hem aanbidden. Hij is het is die, buiten de aanwezigheid van de Messias om, de dodelijke wond van de mens probeert te genezen.

Vandaag is hij de grote misleider. Hij heeft een satyr met horens en hoeven in dienst, die er een genoegen in schept mensen te martelen en hen in de goot te drukken, om zijn echte bezigheid te maskeren. De meeste mensen denken dat hij de monarch van de onderwereld is, dat hij op de troon in "de hel" is geplaatst. Maar uit Gods Woord weten we dat hij nooit daar was, is, of zal zijn. Wanneer dood en "hel" in de Poel des Vuurs geworpen worden, is hij al in die vreselijke plaats, niet als haar monarch, maar als haar meest miserabele slachtoffer. Op die dag zal alleen Christus heersen doorheen heel het universum. Maar in deze era voert Satan in het geheim de scepter op Aarde.

Het is alleen door onzichtbaarheid en misleiding dat hij de eer van de mensheid in zijn greep houdt. Indien mensen zouden weten dat de slang van Eden omgevormd is geworden in een boodschapper van licht, om zo beter zijn vroege werk van het losweken van mensenharten van God te kunnen uitvoeren, zouden ze dan nog zijn bevelen opvolgen? Zijn aanbidding wordt overal gevonden, behalve onder het kleine aantal dat trouw is aan Christus. Het is hij die het denken van ongelovigen verblindt, zodat de verlichting door het evangelie van de heerlijkheid van Christus, Die het Beeld is van de onzichtbare God, hen niet bestraalt (2Kor. 4:4).

De krijgslisten van de Lasteraar.

Satan zou nooit mensen kunnen verblinden voor het evangelie door hen met ellende te martelen. Dat zou ze naar Christus drijven als een toevlucht uit zijn handen. Hij heeft iets veel beters dan dat geleerd. Hij kan hen wegleiden door hun harten te vullen met een belofte van welvaart. Hij wint niet hun trouw door aan de kant van het verkeerde te gaan staan. Door propaganda voor recht en vrede vindt hij menigten die zijn maatregelen toejuichen en zijn aanmatigingen steunen.

Dat is de koers met de ongelovigen, in het bijzonder met de zelf-rechtvaardige, kerk-gaande religionist. En hoe gedraagt hij zich ten opzichte van de heiligen? Ook hier ligt het gevaar in zijn strategie. Ons hart krimpt ineen als we menigten van Christus' leden nijvere instrumenten van Satan zien worden voor de hervorming en morele verheffing van de mensheid. Niet alleen zijn zij betrokken bij gezondheidspolitiek en vleselijke filantropie, maar juist het "evangelie" dat wordt gepreekt glijdt over het bloed van Christus af naar een belofte van brood en boter, betere kleding, een mooiere en welvarender loopbaan, en een respectabele positie in de gemeenschap, zaken die Satan allemaal graag zal geven aan hen die hem willen aanbidden. Christus' evangelie heeft voor de dag van vandaag geen belofte in zich voor tijdelijk voordeel. In plaats daarvan kan het naaktheid en armoede en smaad betekenen. Het bracht al deze aan de grote apostel die het voorbeeld is van haar kracht.

Maar nog veel subtieler zijn Satans plannetjes om de heiligen te misleiden. Met ingenieuze kunst misplaatst hij waarheid en drukt hij de meest kostbare delen van de Schrift buiten hun juiste gebied. Deze passage zal een goed voorbeeld leveren. Alle heiligen bevestigen de kracht van het bloed van Christus. In Gods aanwezigheid is het bloed alles. Maar heeft het een plaats in dit conflict? Heeft het nut met het oog op de Lasteraar? Is het bloed de schuilplaats tegen zijn pijlen, onze verlossing van zijn middelen? Voor onze bescherming in deze strijd heeft God ons een geestelijke wapenrusting gegeven. Ze bestaat uit waarheid, rechtvaardigheid, vrede, geloof. Dit is geen plaats voor het bloed. Indien deze ontbreken zal de diepste waardering van de potentie van Christus' offerbloed ons niet verlossen van de aanslagen van de krachten van de duisternis.

Deze illustratie zal helpen uit te leggen waarom sommigen, die het bloed een plaats schijnen te geven die nu niet past, overeenkomen met het programma van de Lasteraar en misleid worden door zijn perfecte imitaties van lichamelijke en geestelijke gaven. Deze zijn alle zeker latent aanwezig in het offer van Christus, maar de tijd voor hun verwezenlijking is nog niet aangebroken. Deze genades zijn met een aards lotdeel verbonden, niet met de hemelse hoeve die ons toebehoort. Zij zijn de krijgslisten van de Lasteraar, bedoeld om de heiligen weg te lokken van hun hemels lotdeel.

Onze verdedigende wapenrusting.

Om overeen te stemmen met onze zwakte, is onze wapenrusting samengesteld uit vijf delen: waarheid, rechtvaardigheid, vrede, geloof en redding. Deze worden uitgebeeld door een gordel, een harnas, sandalen, een schild, en een helm. Laten we niet vergeten dat dit alles "in de Heer" is, niet "in Christus." Onze bestemming is niet aan een paal. Alles tezamen genomen is het een zaak van gedrag en het huidige leven. We hebben alle geestelijke gaven die deze wapenrusting vormen in Christus. In Hem zijn we rechtvaardig en gerechtvaardigd. In Hem hebben we vrede met God. Maar dit is hier niet in beeld. Om in deze verdediging te kunnen winnen moeten we de waarheid kennen, we moeten rechtvaardig handelen, we moeten vrede betrachten met onze medemens, we moeten geloof oefenen, en dan zullen we een huidige redding genieten uit de aanslagen van de krachten van de duisternis.

Omgord met waarheid.

We hoeven maar weinig waarheid te weten om gered te zijn van zonde. We hebben een grondige bewustwording nodig van Gods onthulling om tijdens ons huidige leven gered te worden van Satan. Waarheid is de eerste in deze strijd. In deze dagen wordt waarheid niet alleen genegeerd, maar gekleineerd. Satans dienaren zijn omgevormd tot uitdelers van rechtvaardigheid, maar ze staan op tegen de waarheid. Zonder een zekere mate van waarheid zullen we zelfs niet weten van ons hemels lotdeel. Een volwassen begrip van Gods huidige plannen zal kracht geven en bereidheid voor actie. Het zal ons zekerheid en standvastigheid geven. Alleen dit zal ons beschermen tegen weggedrukt te worden van onze positie. Het is dit gebrek aan waarheid dat het hemels lotdeel vrijwel verlaten heeft gelaten. De heiligen stelen Israels fysieke en geestelijke eigendommen, in plaats dat ze die van hen zelf verdedigen. Vandaar dat ze de helm van redding missen.

Het harnas van rechtvaardigheid.

Rechtvaardigheid in woord en daad is onze belangrijkste bescherming tegen de aanvallen van de geestelijke krachten van boosaardigheid. Het wordt uitgebeeld door een complete bedekking van de thorax, niet alleen door een borstplaat, maar ook door een plaat voor de rug, zodat de vitale organen goed omgeven zijn door een metalen mantel. Verkeerd doen roept niet alleen de veroordeling van mensen op, maar ook de aanklacht van de geestenwereld, om maar niet te spreken over het verlies bij de dais van Christus. Het hemels lotdeel kan niet genoten worden door hen die onrechtvaardig handelen, en zo dit harnas uit laten en zichzelf open laten voor de aanvallen van hun kwaadaardige geestelijke vijanden. Het is pas wanneer we dit harnas aantrekken, dat we de helm van redding uit hun aanvallen kunnen ontvangen.

De sandalen van vrede.

Dit is het meest opmerkelijke deel van onze wapenrusting. Vrede is gewoonlijk niet een deel van een conflict. Sandalen zijn geen verdedigingsmiddel. Maar zelfs onder mensen werden vele oorlogen beslist door vrede. In Wereldoorlog 1 werd het resultaat grotendeels beïnvloed door het feit dat Duitsland niet de vrede bewaarde met de Verenigde Staten. Een land dat al volledig betrokken is in een strijd, is niet geschikt om het ook nog tegen een andere vijand op te nemen. Indien we de strijd aangaan met de mensheid, zullen we ongeschikt zijn voor het gevecht met onze echte vijanden. Sandalen beelden ons contact uit met de Aarde, met de mensheid. Om in deze strijd gered te worden, is het van de allergrootste waarde de waarheid van de verzoening te kennen, en God na te doen in Zijn houding tot het ras.

De sandalen van de bereidheid van het evangelie van vrede geven ons de positieve kant van de waarschuwing dat het niet aan ons is te worstelen tegen vlees en bloed. Dit is een heel moeilijke les om te leren. Er is zoveel wrijving met onze medemens, ze zijn zo schreeuwerig in hun vijandschap tegen God, dat het moeilijk is zelf Zijn houding ten opzichte van hen te handhaven, en te weigeren de ongelovige te prikkelen. Toch is dit essentieel voor onze geestelijke strijd. Wanneer deze bedeling eindigt en de volgende begint, zullen de tonelen veranderen. Dan zullen onze hemelse vijanden uit hun woning gezet worden en zal God Zijn handelen met mensen veranderen. Vrede zal vervangen worden door toorn. Laten wij tot dan onze strijd niet in gevaar brengen door hen te prikkelen met wie Hij vrede heeft.

Het schild van het geloof.

In oude oorlogen werden twee soorten schilden gebruikt. Een klein schild pareerde de slagen in een hand-in-hand gevecht. Een groot schild weerde de vliegende projectielen van de vijand af. Dat is ons schild, dat ons beschermt tegen de pijlen van onze vijanden. Een van de middelen uit de oude oorlogen was het gebruik van olifanten, om de vijand te ontmoedigen bij hun aanval. Hier tegen werd een tegenmaatregel uitgevonden. Pijlen werden uitgerust met explosieven, aangestoken en tegen de dikke huid van de dieren geschoten, die door de vurige pijlen zo bang werden en gek van de brandende wonden, dat ze op hol sloegen, zo meer schade aanbrengend aan hun eigen kant dan aan die van de vijand. Onze geestelijke tegenstanders gebruiken zulke vurige pijlen om ons te verwonden en te kwellen. Alleen geloof kan ons tegen hen verdedigen. Zij die zich lang met deze strijd bezig houden, zullen hun schilden bezaaid vinden met de verkoolde stompjes van pijlen die in hun vlees aan het zweren zouden zijn als geloof hun kracht niet had opgevangen en hun vuur had geblust.

Zo op het oog schijnen mensen onze vijanden te zijn, die bij ons ongekend lijden en geestelijke kwelling veroorzaken. Dit is niet het geval. Geloof staat er op dat mensen slechts instrumenten zijn van ongeziene geestelijke krachten die hen aanzetten tot wat ze zich niet bewust zijn. Geloof weigert te vechten met mensen omdat het de verzoening gelooft en ontvangt. Geen deel van ons geloof is meer behulpzaam bij het verslaan van de vurige pijlen van onze tegenstanders dan deze grote waarheid.

We hebben er op gestaan, en terecht, dat deze passage onze positie in Christus niet aantast, maar zich bezig houdt met ons gedrag in de Heer. Ons gedrag echter, is altijd afhankelijk van wat van ons is door geloof. Indien we geen hemels lotdeel zouden hebben, zouden we geen hemels conflict hebben. Met het grote schild van het geloof schuilen we achter dat wat van ons is in Christus, buiten wat wij doen om. Zo'n vurige pijl kan de zekerheid zijn dat onze zonden en overtredingen zodanig zijn dat wij geen recht of aanspraak hebben op welk lotdeel dan ook, op Aarde of in de hemelen. Alleen geloof in Gods uitspraken kan deze knagende aantijging blussen.

Het ontvangen van de helm van redding.

Neem de helm van redding niet! Wij zouden de wapenrusting en het schild moeten nemen, maar het is pas nadat we de rest genomen hebben, dat wij de helm mogen dragen. De gordel en het harnas moeten aangetrokken worden. Het schild moet hoog gehouden worden. Alleen dan, en pas dan, mogen we de helm ontvangen die redding is. Het is Gods beloning voor hen die omgord zijn met waarheid en beschermd door rechtvaardigheid en geschoeid met vrede en beschut door geloof. Zonder deze moeten onze hoofden de aanslagen van onze tegenstanders verdragen. Met deze dragen we de helm die ons onkwetsbaar verklaart.

Deze helm is niet redding van onze zonden of van onszelf, maar van de geestelijke krachten van kwaadaardigheid onder de hemelingen. Indien dit alles nodig zou zijn om ons te redden van zonde, zou er dan iemand gered worden? De redding is beperkt tot onze contacten met ongeziene geestelijke krachten. Ze is beperkt tot de verdediging van ons hemels lotdeel. Het is verlossing uit de machtige krachten van duisternis, die proberen ons te beroven van het genieten van ons lotdeel te midden van de hemelingen. Laten we er aan denken dat dit het op God gerichte aspect is van het geheim. Het houdt zich niet bezig met onze relatie met Christus als leden van Zijn lichaam, of met onze plaats in de nieuwe mensheid. Dat zijn de op Christus en de mens gerichte aspecten van het geheim. Hier hebben we een speciale redding uit de kwade wereld van hemelse geesten.

Ons aanvallende wapen.

Alleen zo uitgerust zijn we er klaar voor een aanvallende strijd te voeren. Het zwaard, net als de helm, moet ontvangen worden, niet genomen. Alleen zij zouden het moeten hanteren die er voor gekwalificeerd zijn. Met Gods uitspraken kunnen we al onze vijanden op de vlucht drijven die zich op ons lotdeel bevinden. Israel veroverde, zelfs onder Salomo, niet al het land dat God aan Abraham gaf. De heiligen bezitten vandaag nauwelijks iets van de grond die volgens Gods Woord van hen is. Er is geen ander middel om ons verloren erfdeel terug te winnen. Het eerste hoofdstuk van Efeziërs is het ongebroken zwaard dat ons lotdeel zal vrijmaken van alle indringers.

Dit zwaard is niet voor heiligen of zondaren, maar voor geesten. Laten we het niet gebruiken om er mee in te hakken op onze medegelovigen. Laten we geen oorlog voeren met onze medemens. Onze vijanden vieren een grote overwinning wanneer zij oproer kunnen introduceren in de citadel van de heiligen. Zij verkrijgen een groot voordeel wanneer wij het tegen onze medemens keren. Het is volkomen vernietigend om de zinsnede "het zwaard van de geest" weg te nemen van de context en Gods Woord als zwaard te gebruiken om zonder onderscheid allen te vernietigen. Haar snij- en moordkracht is alleen voor hen die God als Zijn vijanden ziet.

De hemelse strijd.

Samenvattend: onze strijd is niet met vlees en bloed, maar met de soevereiniteiten, met de gezaghebbers, met de wereldmachten van deze duisternis, met de geestelijke krachten van boosaardigheid te midden van de hemelingen (Efe. 6:12). Het hemelse lotdeel (Efe. 1:3,11), dat de huidige geheime bedeling kenmerkt, is nog steeds in handen van de tegenwerkende geestelijke krachten, die pas volledig uitgezet zullen worden in de dag van verlossing. Deze vijanden van ons zijn actief in het tegenwerken van iedere inspanning van geloof om het erfgoed te grijpen en haar hemelse positie te handhaven. Gedrag volgens deze waarheid, een mate van verkrijgen van de uit-verzoening, zoals de apostel het in Filippenzen stelt, zal zware tegenstand oproepen van duistere geestelijke krachten. Om hen te weerstaan worden we voorzien van de wapenrusting, het schild en het zwaard. Zo mogen we staan.

Ons gedrag ten opzichte van deze duistere geestkrachten zou het tegendeel moeten zijn van ons gedrag ten opzichte van onze medemens. Er is een zwaard voor de eersten, een olijftak voor de laatsten. Mensen kunnen door deze geestkrachten gebruikt worden om ons tegen te werken, maar laten we altijd voorbij zien aan de menselijke middelen. Het zwaard is niet voor hen. Indien we wensen van deze vijanden gered te worden, laten we dan onze wapenrusting voorzien van de gordel van waarheid, het harnas van rechtvaardigheid, de sandalen van vrede, en God zal de helm leveren van redding en het zwaard van de geest. Laten we dan staan, net als Samma (2Sam. 23;11,12), een van Davids machtigen, met heel onze wapenrusting aan, met het schild en het zwaard in de hand, en onze hemelse velden verdedigen tegen de donkere geestkrachten die proberen ons te beroven van het genieten van onze hemelse lotdeel.



Naar deel 41

Terug naar de indexpagina van Studies in Efeziëers

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern