Geworteld en gegrondvest in liefde
studies in Efeziërs

deel 34
De eenheid van de geest - deel 3
door A.E.Knoch.

Er is één Meester, of Heer. Dit legt de bijl aan de wortels van het ecclesiasticisme van vandaag! Bij de Efeziërs zou de tegenstelling bestaan uit de verwerping van de inzettingen die vanuit Jeruzalem waren gegeven, die het teken waren van hun onderschikking aan de twaalf. Maar nu worden inzettingen uitgevaardigd door duizend raden en conferenties en synodes, en ze zijn zo volumineus, dat ze hele boeken vullen met regels voor het in toom houden van de heiligen. En tegelijkertijd worden de geïnspireerde oproepen van de gevangenisbrieven, die de echte regel voor hedendaags gedrag zijn, vergeten of genegeerd.

Het Koninkrijk zal bediend worden door vele heren. De hele natie Israel zal een koninklijke natie zijn, met de rest van de wereld als hun onderschikten. De twaalf apostelen zullen zitten op twaalf tronen, heersend over de twaalf stammen van Israel. Indien er nu zo'n bediening zou zijn, zouden we Paulus en Timotheüs hebben, en alle andere apostelen, of hun opvolgers, die vandaag over ons zouden heersen. Het is maar goed dat de Romeinse opperpriester niet opeist Paulus' opvolger te zijn, want Paulus zelf zou geweigerd hebben de plaats in te nemen die hij nu bezet. Zulk een afgevaardigd gezag is nodig in het Koninkrijk. Christus zal heersen door Zijn vertegenwoordigers en de mensen moeten aan hen onderschikt zijn.

Maar voor ons is er slechts één Heer! Wanneer mensen het overnemen en ons opleggen wat we moeten geloven, hoe we ons moeten gedragen, en ons taken opdragen, dan nemen ze Zijn plaats over, ontkennen ze Zijn hoofdschap, en onderschatten ze Zijn capaciteiten.

Voordat de huidige status van de heiligen bekend was gemaakt, en van de natiën nog gedacht werd dat ze onderschikt waren aan Jeruzalem, kon een vergadering bijeen geroepen worden om inzettingen te maken, en Jacobus legde de zaak vast door te zeggen: "Ik beslis." Nu is dat niet het geval. God heeft niet de afgezette Besnijdenis vervangen door andere heren, genomen uit het midden van de heidenen. Zij die opgestaan zijn om te heersen over de heiligen, hebben de plaats van Christus ingenomen. Hij heeft geen aardse plaatsvervanger nodig, katholiek of protestant. Noch Jeruzalem, noch Rome, noch raad, noch synode, noch ene Diotrefes (3Joh. 9) heeft enig recht te staan tussen ons en onze Heer!

Het is hard nodig dat het volk van God zich van het feit bewust wordt dat zij niet alleen heiligen zijn die door Christus zijn gered, maar slaven die hun Heer dienen. Er is vandaag veel religieus werk, maar hoe weinig daarvan staat onder Zijn beheer! Hoeveel daarvan zal Zijn goedkeuring wegdragen? Wat doet men weinig moeite om Zijn wil te ontdekken! In de meeste gevallen heeft de een of andere mens zichzelf tot heer verklaard, en is de heerschappij van Christus verloren gegaan.

Één geloof.

Het lijkt bijna ironisch te zeggen dat er één geloof is. Waarom zijn er dan de duizenden "geloven" die ons uitdagen met de verzekering dat zij alle uit de Bijbel genomen zijn? En vele van hen kunnen voor hun doctrines wijzen naar bewijsteksten en zo alles funderen, aangezien zij met liefde geloven "in de Bijbel." Sommigen gaan terug naar de wet, ondanks het feit dat de natiën nooit onder de wet waren. Sommigen verwijzen ons naar de "evangeliën", vergetend dat Jezus Christus slechts was gezonden naar de verloren schapen van het huis Israel. Sommigen baseren alles op Johannes' of Petrus' bedieningen, geen gehoor gevend aan hun eigen woorden, namelijk dat het evangelie van de Besnijdenis aan hen was toevertrouwd en dat van de Onbesnedenheid aan Paulus.

Er is vandaag maar één ware belijdenis. De vele belijdenissen en verklaringen van geloof zijn alle fragmentarisch en gebrekkig. Ze verdelen meer dan ze verenigen. Het Christendom bevat duizenden geloven. Elk wordt dapper verdedigd als het enig ware! Ze worden alle ondersteund door "de Bijbel." Hebben wij niet de sleutel ontdekt voor deze verwarring? Zodra de waarheid correct is ingedeeld, zodra de laatste grote onthulling - de geheime bedeling - haar terechte plaats heeft ontvangen, alleen dan is één geloof mogelijk. Alle eerdere onthulling wordt verheerlijkt door haar overstijgende waarheden. Praktisch alle belijdenissen gaan er aan voorbij. Hun dogma's zijn afgeleid van eerdere bedieningen. Zij baseren hun geloven op passages die geen hedendaagse toepassing hebben.

We moeten er aan denken dat, vóór de huidige bediening, er meer dan één lichaam van waarheid was. Wat waar was voor de Jood, hoefde helemaal niet waar te zijn voor de heiden. Dit was in het bijzonder het geval in de overgangsperiode tussen Pinksteren en het heden. Dit is de achtergrond voor de uitspraak dat er nu maar één geloof is. Het is niet selectief, toekennend aan de ene klasse wat niet waar is voor een andere. Toen zij van de Besnijdenis die met Paulus waren, een hemels lotdeel ontvingen, hadden zijn er geen monopolie op. Het was ook voor de heidenen. Toen een nieuwe mensheid werd geschapen, verdween de superioriteit van de Besnijdenis. Zolang de kerken proberen zichzelf te vestigen op de veranderende tonelen van Handelingen, zullen er vele tegengestelde geloven zijn.

Één doop.

De zogeheten "grote opdracht", aan het einde van Mattheüs, moet kort voor Pinksteren gegeven zijn. Toch is er geen verslag van dat het ook maar één enkele keer werd gehoorzaamd tijdens de periode die door het boek Handelingen wordt verslagen. Dit laat de grote verwarring zien waarin de waarheid over de doop is vervallen. Terwijl men de ondersteuning claimt van primitieve praktijken, wordt een poging gedaan de Mattheüs-opdracht te vervullen, dopend in de naam van de zogeheten "drie-eenheid," iets wat de discipelen nooit deden! Die opdracht wacht op de dag dat alle aardse macht in de handen zal zijn van de grote Koning. Het is niet de ene doop voor deze era.

Petrus stelt, op de Pinksterdag, voor het ontvangen van de geest de voorwaarde van de doop in water (Hand. 2:38). Omgekeerd stelt hij in het geval van Cornelius het ontvangen van de geest als voorwaarde voor de waterdoop (Hand. 10:47,48). De tendens was weg van het water naar de geest, zeker waar het de heidenen betreft. Onder Paulus' bediening werd dit veel verder doorgevoerd. Van de waterdoop zegt hij: "want Christus zendt mij niet om te dopen, maar om te evangeliseren, ..." (1Kor. 1:17;SW). Hoewel zo onstuimig de praktijk van het dopen in water uitstellend, staat hij er, in dezelfde brief, op dat "ook in één geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt" (1Kor. 12:13;SW).

De geestesdoop is essentieel voor het lidmaatschap van het lichaam van Christus. De waterdoop is dat niet. Tijdens het leven van onze Heer was de waterdoop de enige. Tijdens de Pinksterperiode werd geestesdoop toegevoegd en zo waren er twee. Nu is er een terugkeer naar één. Of de waterdoop, of de geestesdoop is niet langer van kracht. Wie kan er aarzelen welke te laten vallen? De geestesdoop is van levensbelang. Zonder deze hebben we niets. We worden niet gereinigd. We worden niet verenigd in één lichaam. De waterdoop is niet essentieel. Paulus had die in de praktijk al lang laten vallen. Het was niet meer dan een ceremonie, van zichzelf van geen nut, een type van de geestesdoop. De een was de schaduw, de andere de werkelijkheid. De geestesdoop is de enige doop voor vandaag.

Misschien hadden enkelen van hen die als eersten deze brief ontvingen twee dopen gekend. Sommigen in Korinthe waren in water ondergedompeld. Sinds die tijd is er een voortgaande verandering geweest van het fysieke naar het geestelijke. Deze brief zet tenslotte alle vleselijke voorrechten opzij. Niets hangt af van het fysieke en alles is gebaseerd op het geestelijke. De eenheid waar dit een deel van is, wordt gemaakt door geest. Hoe zou zo'n eenheid kunnen komen van het oppervlakkige contact van water met vlees? In een catalogus van geestelijke eenheden zou het niet noodzakelijk moeten zijn er op te staan dat de ene doop die is van Gods Geest. Allen aan wie dit werd geschreven waren in geest gedoopt. Het is de levende basis voor eenheid.

Het populaire beeld van de doop van de geest is ver van de waarheid afgedwaald. Net als het type, de waterdoop, reinigt en verenigt ze. Maar ze geeft geen kracht! Dit wordt gedaan door het op de gelovige komen van de geest, een uiting die er niet mee verward moet worden. Na de Pinksterperiode, die de krachten van de komende aion liet zien, hield dit op mensen komen van de geest op. In plaats daarvan hebben we het woning maken van de geest. Ons wordt geen kracht beloofd, maar zwakte, zodat die gebruikt kan worden als achtergrond voor Gods kracht. De uitingen die gewoonlijk met geestesdoop verbonden worden, zijn gewoonlijk het werk van misleidende geesten, die krachten beloven die in deze bedeling geen plaats hebben.

Één God.

De "bewijzen" voor de leer van de drie-eenheid komen alle voort uit foutieve beweringen, die zijn gebaseerd op passages die niets met het onderwerp te maken hebben. De teksten die feitelijk en afdoende de vraag beslissen, worden of genegeerd of "verklaard", ondanks de hevige nadruk die op het woord één wordt gelegd en de ontkenning van meer dan één. De Schrift leert eenvoudig dat er één God is, de Vader, maar het orthodoxe Christendom houdt een vorm van apologetisch meergodendom in stand, waarin Satan en de zogenaamde personen van de godheid bekleed worden met de eigenschappen van godheid.

Als we aannemen dat er een goede en weldadige God is, is eeuwige kwelling onredelijk en dwaas. Door een omkering van het logische proces, vereist het een monsterlijke godheid, die partijdig, wreed en wrekend is.

De leer dat het goede voortkomt uit God en het kwade uit een andere bron, is de basis voor een oude Perzische religie, gegrondvest door Zoroaster. Ze werd later omarmd door de gnostische filosofie, waartegen Kolossenzen waarschuwt. Het is onmogelijk te leren dat, onafhankelijk van God, het kwaad in een of ander wezen ontsprong, zonder de basiswaarheid van de Schrift te vernietigen, nl. dat er slechts één God is. Het monotheïsme wordt een mantel die de leer van het dualisme moet verbergen. God wordt getart en Satan vergoddelijkt.

Het zijn deze fouten en heidense filosofie van het ontstaan van het kwaad, die vrucht dragen in de verdere valsheid dat het kwaad altijd heeft bestaan en altijd zal bestaan. Niemand, die niet gelijk in macht en goddelijk is, zou het kwaad tegen de wil van God in tot stand kunnen brengen, daarom moet de god van het kwaad net zo groot, of zelfs groter, zijn dan de god van het goede. Daarom is deze kwade god een echte godheid met goddelijke eigenschappen. Hij kan begin noch eind hebben, en zijn werk is net zo eeuwig als hijzelf is.

Maar dit is niet alles. Indien er meer dan één god is, en deze twee komen niet met elkaar overeen, dan is er, als een onontkoombaar gevolg, in het geheel geen echte God met welke theologische "eigenschappen" dan ook. Een goede god zou een kwade god niet een plaats of kracht toestaan als hij daar wat aan zou kunnen doen. Hij zou niet "almachtig" kunnen zijn. Hij zou de aanwezigheid van zijn rivaal niet kunnen verdragen, en daarom zou hij niet "alom aanwezig" kunnen zijn. Kort gezegd: twee goden kunnen niet God zijn. Er is er Één of er is er geen.

Het christelijke pantheon bestaat uit vier onderscheiden goden. Geen enkel wezen dat met succes de kracht van de goddelijke Schepper bestrijdt kan almacht ontzegd worden. Dat is de Satan van het Christendom. Hij bezet in de praktijk dezelfde plaats die Zeus, of Jupiter, bezette in de Griekse mythologie. Eerst was Saturnus de hoogste en Zeus slaagde er in hem te overwinnen. Dezelfde fabel is bij ons binnen gesmokkeld door de orthodoxe theologie. God is overweldigd geworden en kan het kwaad in de wereld niet voorkomen, anders zou Hij dat wel doen. Satan heeft de overhand!

Een paar feiten zullen aantonen hoe ongegrond deze uitleg van de "drie-eenheid is, drie personen in één "godheid." Deze uitdrukkingen zijn niet op de Schrift gebaseerd. Is het niet opvallend dat wij buiten Gods woord moeten gaan om haar meest belangrijke waarheid te verklaren? De heilige Geest is niet een aparte "persoon," buiten God Zelf. Beiden worden gegeven als de Vader van onze Heer, Jezus Christus. Hij werd voorgebracht door de heilige Geest. Zijn Vader was God. Natuurlijk hebben we hier één "persoon"! Christus had niet twee vaders! De ene Geest is Gods Geest, en dat is zeker geen aparte persoonlijkheid.

Christus, als de Zoon van God, is goddelijk naar Zijn Geest en menselijk naar Zijn lichaam. Hij is het Beeld van God en het Woord van God, door Wie wij de onzichtbare godheid horen en zien. Als zodanig wordt Hij God genoemd. Maar Zijn hele werk is om Een Ander bekend te maken. Hij heeft een wil, maar geeft de voorkeur aan die van Zijn Vader. Hij heeft alle macht, maar die is Hem gegeven door Zijn Vader. Hij werkt Gods doelstelling uit, niet de Zijne. Hij heerst als Gods Uitvoerende. En wanneer Zijn werk voltooid zal zijn en Hij een verzoend universum overdraagt aan God, wordt Hijzelf onderschikt. Niets hiervan past bij absolute godheid. Hij is de ene Heer, niet de ene God en Vader, van deze passage.

Maar de speciale gedachte die door de context wordt aangedragen, heeft te maken met de huidige genade. Nu, als nooit tevoren, is de ene God ook de ene Vader. In voorafgaande era's had Israel vrijwel een monopolie op Zijn verbondszorg. Voor hen nam Hij een speciale titel aan. Yahweh was hun speciale godheid. Hij hoorde niet bij de andere natiën. Zij waren buitengesloten van Zijn tempel, en hielden zich op een afstand van Zijn verblijfplaats. Dit is allemaal verleden tijd. Wij kennen Hem nu als onze God, in het meest intieme en gezegend van al Zijn eigenschappen. Hij is onze Vader.

In dit opzicht komen we heel dicht bij Gods uiteindelijke doel. We verwachten de tijd wanneer Hij Alles in allen zal worden in al Zijn schepselen. Hij, als de Vader van allen die geloven, is over allen en door allen en in allen. Voor ons neemt Hij niet de houding aan van een afstandelijke godheid, die alleen door middel van een afstotend ceremonieel benaderd kan worden via Zijn benoemde volk. Hij vraagt ons zeer nabij te komen naar een aanhankelijke Vader, Die betrokken is bij alles wat we doen en zijn. Nogmaals: Hij is dit voor allen, niet voor een bijzondere klasse. Mogen onze harten verlicht worden om dit hoogtepunt van genade te waarderen! Moge de zegen er van altijd fris zijn en moge ze genoten worden met een toenemend begrip van haar kostbaarheid!

Misschien is er geen betere test van onze interpretatie van Efeziërs, of van ons verstaan van de waarheid voor vandaag, te vinden dan deze zevenvoudige geestelijke eenheid. Gelukkig is hij die met een waar hart kan zeggen dat hij slechts één lichaam kent, één geest, één verwachting, één Heer, één geloof, één doop, en één God! Wie kan niet terug kijken naar de tijd toen hij ten minste twee van elk erkende? Het Christendom, met haar drie-eenheid, haar verschillende dopen, haar veelvoud aan geloven, haar vele heren, haar vage verwachtingen, haar elkaar tegensprekende geesten, en haar georganiseerde lichamen, presenteert een spektakel dat engelen doet huilen en iedere heilige verdrietig maakt die een glimpje opvangt van Gods ideaal. De mens heeft iedere eenheid die God heeft gemaakt vermenigvuldigd.

Het punt in alles dat we hebben overdacht ligt in het woord "één. Niemand twijfelt er aan dat er een lichaam is, een geest, een verwachting, een heer, een geloof, een doop, een God. Het zou de betekenis overgebracht hebben te zeggen dat er één lichaam, geest, verwachting, Heer, geloof, doop, God en Vader is, maar de auteur van deze brief was op dit punt bezorgd. Daarom herhaalt hij het woord "één" vóór ieder onderdeel om het een buitengewone nadruk te geven. We drukten het ooit in de Concordant Version cursief af. Met het oog op de heersende weigering deze eenheid te geloven en te houden, denken we dat het het beste is het in cursieve hoofdletters te drukken, met alle kracht die dat type kan overbrengen. Er is slechts ÉÉN lichaam, ÉÉN geest, ÉÉN verwachting, ÉÉN Heer, ÉÉN geloof, ÉÉN doop, ÉÉN God en Vader!

Natuurlijk zijn er vele goden (1Kor. 8:5), twee dopen met vele vormen, vele geloven (de meeste fout), vele heren, een veelvoud aan waanbeelden naast de ene verwachting, vele geesten (want we worden tegen hen gewaarschuwd), en er zijn te veel lichamen om op te noemen. Maar voor ons is er slechts ÉÉN van elk van deze. Door dit te bevestigen houden wij de eenheid van de geest.

Welke nauwere banden dan deze kunnen er zijn om ons met elkaar te verbinden? Wij zijn leden van een gezamenlijk lichaam. De geest die het doet leven is onverdeeld. Wij kijken uit naar dezelfde heerlijke toekomst. We gehoorzamen de aanwijzingen van één enkele Meester. We geloven dezelfde waarheid. Wij worden gereinigd door een doop die past bij een gezamenlijk lidmaatschap van Gods grote familie, en we kennen Hem als onze Vader. Zelfs in dit aardse toneel kennen wij de verenigende kracht van familiebanden, de zuiverheid van priesters die in het wasvat gereinigd zijn, de ecclesiastale band van een gemeenschappelijke belijdenis, de eenheid van belangen die voortvloeien uit het werken onder dezelfde meester, de banden van wederzijdse verwachting, de gemeenschap van geestelijke verwantschappen en de schitterende eenheid van het menselijk gestel. Er is eenheid van leven, eenheid van geest, eenheid van hoop, eenheid van werk, eenheid van geloof, eenheid van aanbidding, eenheid van genegenheid!

Wij zijn één in geest! O, dat een ieder zijn uiterste best zou doen om deze eenheid te bewaren. Tweedracht heeft de uiting er van doen exploderen in miljoenen fragmenten. We smeken u, beste lezer, nee God smeekt u, dit kostbare ideaal te bewaken. De breuk tussen Jood en heiden splijt de heiligen niet langer in twee groepen. Maar in de plaats daarvan vinden we duizend partijschappen, die alle aan deze grote oproep voorbij gaan. Maar de eenheid is er nog steeds. We hoeven ze niet te maken. Laten we ze houden! Moge het, wanneer we voor Zijn dais staan, Zijn en onze vreugde zijn dat we altijd gestreefd hebben, in woord en daad, met de band van de vrede de eenheid van de geest te bewaren!




Naar deel 35

Terug naar de indexpagina van Studies in Efeziëers

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern