Geworteld en gegrondvest in liefde
studies in Efeziërs

deel 16
Het geheim van Zijn wil
door A.E.Knoch.

Op dit moment zijn de meeste van Gods schepselen niet met Hem in harmonie. Hij is onbekend, wordt genegeerd of getrotseerd. De ideale relatie met God wordt zeer goed uitgedrukt door het woord "complement" (vol. LXI, p.115). Wij zouden onszelf met Hem moeten samenvoegen om een harmonieus geheel te krijgen. Alles dat in Hem is, zou in ons een antwoord moeten krijgen. Er zou zoveel wederzijdse uitwisseling moeten zijn in iedere levensband als maar vreugdevol kan zijn voor beiden. Als Zijn schepselen zouden wij als Schepper onze plaats moeten innemen. Als Vader zouden wij Zijn geliefde zonen moeten zijn. Hij de Verzoener, wij de verzoenden. Hij de Verlosser, wij de verlosten. Maar meer dan dit, ons is met Christus een plaats toegewezen in Zijn werk van het Hem onthullen aan de hemelse menigten. Het is pas als wij zelf vervuld zijn met Zijn aanhankelijkheid, dat het kan overvloeien naar anderen.

Zijn heerlijke rijkdom.

Geen brief in de Schrift is zo vol van harmonie als Efeziërs. Er is een voortdurende verzekering dat iedere fase van onze zegen in overeenstemming is met heel de rest. Ons zoonschap past bij de genoegens van Zijn wil (1:5). De "vergeving" van onze overtredingen wordt in waarde aangepast om in harmonie te zijn met de rijkdom van Zijn genade (1:7). Het geheim van Zijn wil stemt overeen met Zijn genoegen (1:9). Onze voorbestemming is gelijkluidend aan Zijn doelstelling (1:11). Paulus' bedeling komt overeen met Gods genade, die, op haar beurt, afgestemd is op Zijn krachtige werken (3:7). Het inzicht van de hemelingen komt overeen met de doelstelling van de aionen (3:11).

Gods rijkdommen zijn heerlijk. In deze laatste dagen zijn de rijkdommen toegenomen. Er zijn vele mensen met enorme weelde, en er zijn fortuinen verzameld die verbazingwekkend groot zijn. Zo groot als hun materiële schittering is, zo schieten zij tekort in morele heerlijkheid. Veel van onze onrechtvaardigheid en misdaad is verbonden met geld. Het doet de ellende eerder toenemen dan dat ze die verlicht. Over het algemeen is rijkdom een bedreiging voor de maatschappij. Maar toch zullen allen toegeven dat weelde macht heeft. Het is snel bezig de belangrijkste macht in menselijke zaken te worden. Het overstijgt sociaal prestige en politieke invloed. Wat zouden we niet kunnen bereiken met onbeperkte middelen! Maar er is één ding dat niet door alle weelde van de wereld gekocht kan worden, en dat is liefde. Alleen Gods weelde heeft de morele heerlijkheid die genegenheden beïnvloedt.

Uiterlijk kunnen we zo zwak zijn als Timotheüs, met zijn veelvuldige zwakheden. We kunnen gekleed zijn in lompen en leven in minderwaardige onderkomens. Er kan niets zijn dat aangeeft dat wij rollen in de echte rijkdommen. Deze weelde is op dit moment niet voor de uiterlijke mens. Ze is geestelijk en voor de geest. Ze is voor de innerlijke mens. Mensen zien naar het uiterlijk voorkomen, God kijkt naar het hart. Door Zijn Geest worden onze harten tot woonplaatsen van Christus. Dit is de basis voor onze kracht, want onze vitaliteit en stabiliteit hangt af van het begrip van Gods liefde, die in onze harten uitgestort wordt door Zijn heilige Geest (Rom. 5:5). Zoals een plant haar voedsel en steun zoekt in de grond, zo zouden wij naar voedsel en steun moeten zoeken in de ondergrond van Gods werken, in het feit van Zijn aanhankelijkheid. Wij kunnen in geen andere grond opbloeien. Alleen hier kunnen onze wortels voeding en onze romp kracht vinden. Deze beiden zijn nodig om vrucht te krijgen, zoals liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing (Gal. 5:22).

Christus' universele Hoofdschap.

Voor hen die in de omhelzing van de heerlijkheid van Zijn genade zijn, maakt God het geheim van Zijn wil bekend om een bediening van het complement van de tijden te hebben, om het universum samen te brengen in de Christus (Efe. 1:9,10). Hij duwt Wijsheid en Voorzichtigheid, met al hun bronnen tot hun beschikking, tot het dienen van dit grote geheim. Christus heeft vele aionische heerlijkheden. Dit is de hoogste van alle. Hij is de Zoon van Adam, de Zoon van Abraham, de Zoon van David. Hij is de Koning van Israel, de Eigenaar van het land, de Koning der Koningen. Al deze heerlijkheden zijn niet beperkt tot de Aarde, maar vinden hun vervulling in de Dag van de Heer. Maar zij gaan niet de laatste aion binnen, waar Hij, als de Zoon van God, het hele universum bedient.

De duidelijkste aanduidingen van de aion na de dag van de Heer, gevonden in het Oude Testament, kunnen samengevat worden in de verklaring dat, in die tijd, Christus zal voortgaan met heersen over de Aarde, ook nadat Zijn priesterlijke functies zijn verdwenen. Het hier onthulde geheim wijst Hem ook nadrukkelijk het hoofdschap over de Aarde toe en bestaat uit het uitbreiden van het gebied van Zijn heerschappij tot de hemelen (Efe. 1:10). Christus moet het Hoofd van het universum zijn! Dat de heerschappij van de Messias heel de Aarde omsloot was een geheim dat de ingewijden al sinds vroege tijden hebben gekend. Met Hem te zijn in dit aardse Koninkrijk was de hoge hoop die Hij de Zijnen voor ogen stelde. Ook Paulus zag in het begin uit naar dit aards paradijs. Maar, zoals we gezien hebben, nu verlangt hij naar een zegen in de hemelse gebieden. Zijn hoop is niet langer gericht op de Aarde, maar te midden van de hemelingen.

Het is niet mogelijk dat er, waar dan ook, een gezegende plaats is zonder Christus. Onze harten hebben geen hemel dan waar Hij is. Zo is het dan ook, op dit punt, essentieel dit geheim van Christus in te voegen, zodat het er niet op lijkt dat wij verhoogd zijn en Hij op Aarde wordt achter gelaten. Indien onze zegeningen te midden van de hemelingen zijn, indien we zullen heersen in hemelse regionen, dan is het logisch dat deze onder Zijn beheer staan, want wij hebben niets zonder Hem. Vóór dit was Gods onthulling beperkt tot de Aarde. Er was geen noodzaak Zijn hogere heerlijkheden te onthullen, want Zijn heiligen hadden er geen deel aan. Nu onze bestemming hemels is, worden wij bekend gemaakt met een geheim dat zo verbijsterend, zo grandioos is, dat weinigen van Zijn heiligen er ooit van hebben gehoord, vrijwel niemand het gelooft, en men niet in staat is de onmetelijkheid er van in te zien of zelfs maar voor te stellen.

Christus zal Hoofd zijn, niet alleen van de Aarde, maar van de hoogste hemelen. Zijn heerschappij zal het uitgebreide universum in haar omarming insluiten. De hemelse gebieden, die de mens nog maar pas begonnen is te verkennen, zullen alle onder zijn doorboorde voeten komen. Kijk met mij op een donkere nacht naar de sterrenhemel en zie een paar van Zijn domeinen. Kom met me mee naar de woestijn en zie ze hun aantal verdubbelen in de heldere lucht. Ga met me mee naar een bergtop en gluur door de grootste telescoop de die mens heeft gemaakt om het firmament de bestuderen en duizend maal meer sterren zwemmen voorbij aan onze verwonderde blik. Maar sterfelijke ogen zijn veel te zwak, zelfs met de sterkste telescopen. Laat ons toestaan dat de sterren hun zegel zetten op een fotografische plaat. Zo vele miljoenen meer verschijnen er dat onze geest in ontzag op z'n aangezicht valt, want we zijn begonnen een glimpje te zien van de grootheid van Zijn hemelse Koninkrijk.

Het Hoofdschap van Christus moet niet verward worden met Zijn redding. De heerschappij van onze Heer zou nooit verward moeten worden met verzoening. Universele verzoening kan niet gebeuren voordat Hij afstand doet van de troon. Zijn Hoofdschap houdt op zodra Hij het Koninkrijk overdraagt aan de God de Vader. De universele soevereiniteit van de Zoon van God gaat vooraf aan de voleinding. De universele verzoening volgt daarop. Zijn Hoofdschap is in de laatste aion. Verzoening wordt pas universeel nadat de aionische tijden voorbij zullen zijn. Het complement van de tijden ligt tussen de oordeelstijd van de grote witte troon en de sluiting van alle tijden, want het moet het laatste zijn.

Het woord pleeroma is een beetje moeilijk correct te vertalen. De gebruikelijke weergave van de King James vertaling is fullness-volheid. Maar het geeft nooit de toestand van vol zijn weer, maar veeleer, zoals zij het op de plaats waar dit het eerst voorkomt deden, dat wat toegevoegd wordt om iets vol te maken (Matt. 9:16). Het is dat wat vult, of het complement. De tijden van menselijke geschiedenis zullen op een dag hun loop beëindigen. De laatste tijd, die hun aantal completeert en hun bediening afrondt, wordt gekenmerkt door de heerschappij van één Man over heel het universum. Hij Die om te redden afdaalde in de diepste diepte, stijgt op naar de hoogste hoogte, om te heersen.

Het is waard, in het voorbijgaan, er op te letten dat de Besnijdenisbrieven nooit een pleeroma vermelden, want hun bediening was niet de laatste. Paulus spreekt van het "complement van de natiën" (Rom. 11:12,20), van liefde als het complement van de wet (Rom. 13.10), van de ecclesia als het complement van Christus (Efe. 1:23; 4:13), van Christus als het complement van God en van alle anderen (Kol. 1:19,29). Alleen in Paulus' brieven zien we dat Gods werk tot uiteindelijke volheid wordt gebracht. Alleen hij voegt de "finishing touch" toe. Deze wordt aangegeven door dit woord pleeroma, of complement.

De enige indicatie van deze tijd die we in het Oude Testament hebben, is dat heerschappij, de regering van Christus en Zijn heiligen, verder moet voortduren dan de priesterlijke milleniale heerschappij. Priesterschap is er alleen voor de olam ("eeuw"). Koningschap is er voor de olam va ad ("eeuwig en altijd"). Dit komt exact overeen met de helderder details die ons in Openbaring worden gegeven. Daar zien we dat de regering van de heiligen als koningen en priesters beperkt is tot de duizend jaren (Openb. 20:6). Zij gaan in de volgende aion nog steeds door met regeren, maar er is geen tempel en priesterschap meer. Dit is het complement van de tijden. De tronen van God en het Lammetje zijn op de Aarde. Johannes kreeg geen visioen van de hemelen. Het is een geheim dat gereserveerd werd voor Paulus en de hemelse heiligen. Wij hebben geen deel in het nieuwe Jeruzalem. Ons deel is in de hoge hemelen.

Vanuit ons huidige standpunt zijn we snel geneigd een zeer vervormd beeld te krijgen van Gods handelen in de aionische tijden. We zien terug op bijna zeven en een half duizend jaren van menselijke geschiedenis en zien dat ze geschreven zijn in tranen en bloed. We kunnen met hoop uitzien naar duizend jaren van gelukzaligheid voor lijdende stervelingen, maar zelfs die gezegende tijd zal eindigen in opstand en vuur. Is dit de volle kringloop van de tijden? Heeft God alles bereikt wat Hij van plan was te doen? Is de mens volledig getest geworden? De mensheid heeft haar zonde ten volle tentoon gespreid. Daar zijn we zeker van. Maar we zijn er niet zeker van dat Christus alles al heeft gedaan wat Hij kon doen. Hij is een Mens, en als Mens zijn wij er zeker van dat Hij de mensheid tot het hoogtepunt van perfectie kan brengen. Dit bereikt Hij niet in de dag van de Heer. Daarom is dit wat Hem te doen staat in de dag van God, die er op volgt.

Hoe lang zal deze laatste tijd duren? Daar is geen specifieke onthulling over gegeven. We zijn er zeker van dat de duizend generaties waarvan de Psalmist spreekt, binnen de aionische tijden moeten vallen. Dit zou de aionen een periode geven van ten minste twintigduizend jaren. Misschien valt het samen met die grote astronomische cyclus, de precessie van de aardas. Die zou ongeveer vierentwintigduizend jaren duren. Gedurende deze periode lijkt de zon haar positie aan de sterrenhemel te verschuiven, doorheen alle sterrenbeelden. In vierentwintigduizend jaren lijkt de poolster een complete cirkel af te leggen. Als de aionische tijden inderdaad zo lang duren, zijn we ze nog maar pas begonnen, en zal er nog bijna zestienduizend jaar over zijn aan het einde van het millennium. Dan blijft er een lange, lange tijd over voor de laatste aion, de tijd die de cyclus completeert.

Er bestaat in Gods ogen niet zoiets als "kans". Een loterij was in Israel niet een beroep op blind toeval, maar op Yahweh. Wij die geloven, in deze tijd van genade, werden door het lot uitverkoren om deel te krijgen aan de hemelse eren van onze Heer. Wanneer de jaarlijkse bijeenkomst van boeren gebeurde in iedere gemeenschap in het oude Israel, verdeelde men zich in groepen, en eerst werden de lotdelen onder de hoofden van deze groepen verdeeld, die ze weer verdeelden aan de anderen. Wij behoren bij Christus. Hij is ons Hoofd. Hem zijn de hemelen toegewezen; ons lotdeel is Hem toegeworpen.

Op dit moment is het goed de aandacht van onze lezers te richten op het feit dat niets in de eerste twaalf verzen van Efeziërs rechtstreeks gaat over de natiën. We hebben dit als vanzelfsprekend aangenomen, om redenen die nu naar boven komen. Maar bovenal is het toepasbaar op Paulus en zij die van de Besnijdenis zijn die zijn boodschap ontvangen hadden. Het staat allemaal in de eerste persoon. Zes maal spreekt hij van ons, twee maal van wij, een maal van onze. In tegenstelling hiermee begint vers veertien met een nadrukkelijk jullie - de Onbesnedenheid, de natiën. Het is nodig dit op te merken zodat we een uitspraak ten volle kunnen verstaan, die, hoewel waar voor de vreemden, in het bijzonder van belang was in verband met de Besnijdenis, die voor deze genade gekozen waren.

De raad van Zijn wil.

Yahweh had overleg gepleegd met Zijn volk Israel over hun zegen en bestemming. Het was ook voor de apostel Paulus heel duidelijk dat hij zijn plaats zou hebben in het aardse Koninkrijk, waarvan de Hebreeuwse profeten en onze Heer Zelf hadden gesproken. Hoe kon hij uitzien naar iets anders dan wat Yahweh had onthuld? Maar nu, zonder uitleg, worden zowel zijn zegen als zijn bestemming veranderd. Welk recht had God om deze verandering aan te brengen? Overlegde Hij er met Paulus over? Raadpleegde Hij iemand die er de gevolgen van zou ondergaan? We mogen er zeker van zijn dat Hij het niet deed zonder deskundig advies. Maar naar wie kon Hij gaan? Wie was in staat Hem te adviseren? Niemand! Daarom neemt Hij de raad aan die Hem door Zijn eigen vastberadenheid werd aangeboden. In deze crisis trekt Hij zich terug in de privacy van inwonende en absolute goddelijkheid en baseert Hij deze nieuwe verandering op Zijn onveranderlijke, soevereine wil, die ten grondslag ligt aan iedere activiteit in het universum.

Hoe goddelijk is deze gedachte! Hij gaat zich niet bij Paulus verontschuldigen. Hij legt het zelfs niet uit! Waarom zou Hij ook? Hij is de Godheid! Hij doet wat Hij wenst. Hoewel het anders lijkt, is dit exact wat Hij overal en altijd doet. Hij wordt niet gehinderd door Zijn eigen onthullingen. Hij doet het universum werken naar de raad van Zijn eigen wil. Het was altijd al Zijn bedoeling dat Paulus (en wij) met Christus' hemelse Hoofdschap verbonden zouden worden. En het was Zijn wil dat dit geheim zou blijven totdat Israel terzijde geworpen zou zijn. Bij Paulus en bij ons wenst Hij bekend te zijn als de enige en absolute Godheid, Die ons welzijn bewerkt, zelfs wanneer we ons dat niet bewust zijn. Hij wil dat wij Hem vertrouwen, niet alleen Zijn beloften.

De lof van Zijn heerlijkheid.

De onthulling van God is een synoniem voor Zijn faam of heerlijkheid. Wat Hij doet is zo schitterend en wat Hij is zo wonderlijk, dat geen enkele heerlijkheid Zijn onthulling kan overtreffen. Laten we niet tevreden zijn met alleen een kennis van Zijn werken, of een bekendheid met Zijn wegen. Deze zijn slechts een pad naar een kennis van Hemzelf. Laten we gaan tot we niet langer kunnen "staan op de beloften," maar rusten in God. Tot dusverre had God Zijn wegen en woorden benadrukt en geloof geëist bij hun vervulling. Nu maakt Hij Zijn geheimen bekend, die gaan over eerder onbekend activiteiten. Hieruit leren we Zijn diepste motieven kennen en leren we de grote les van de aionen: dat we alles aan Hem mogen overlaten. De toekomst, na de voleinding, is onbekend, maar we kennen de God van de post-aionische eeuwigheid, en dat is alles wat we willen weten!

De eerdere verwachting.

Hier hebben we een totaal nieuwe bestemming. Hoe zullen deze uitverkorenen in hun hemels lotdeel terecht komen? Israels heiligen zullen terug geroepen worden tot leven op Aarde, pal voor de milleniale heerschappij. De dag van de Heer zal meer dan zeven jaar daarvoor begonnen zijn. Tijdens deze periode zal Gods houding ten opzichte van de Aarde er niet een van verzoening zijn, zoals dat wel het geval is in deze bedeling van genade. Hij zal toornen en dit toneel bezoeken met de verschrikkingen van Zijn wraak. Wij kunnen dan hier niet zijn. Het is dan ook logisch dat het hier onthulde hemelse gezelschap tenminste tien jaren eerder van de Aarde weggenomen moet worden, dan dat de Israelische heiligen opgewekt worden, want zij hebben een eerdere verwachting (Efe. 1:2).

De oude profeten, onze Heer en Zijn apostelen geven geen hint over een komst die vooraf gaat aan Zijn komst op de Olijfberg (Zach. 14:4; Hand. 1:12). Deze leer wordt bevestigd door Petrus en Jacobus en Johannes en de onbekende auteur van Hebreeën. Allen verwachten ze een vreselijke tijd van benauwing, waar doorheen zij die de naam van Yahweh aanroepen gered zouden worden.

Maar er is een heel echte manier waarin Christus al gekomen is in heerlijkheid. Hij was aanwezig bij Paulus, op de weg naar Damascus, in verblindende pracht, lang voor de tijd die door de profeten werd voorzegd. En het is aan deze zelfde apostel dat Hij later Zijn komst in de lucht onthulde, vóór de tijd van Jacobs verdrukking. Voor de Thessalonicenzen, die verdriet hadden over hun doden en die meenden al overvallen te zijn door de tijd van benauwing, onthult Paulus de komst van de Heer in de lucht, vóór die vreselijke dag. Als gevolg daarvan hadden zij die deze leer door hem ontvangen hadden de verwachting van het ontmoeten van de Heer, voordat Hij voor Israel zal komen. Zij werden voorverwachters genoemd, want zij hadden een eerdere verwachting.

Zoals we al gezien hebben, kwam de grote waarheid van het "geheim" alleen tot deze klasse. Ze werd niet gezonden aan, was niet bedoeld voor en niet ontvangen door de massa van de Besnijdenis. De bovenstaande roeping was een passende inleiding tot de hemelse bestemming die later werd onthuld. In een heel echte zin liet het de heiligen achter "in de lucht". Zij konden niet terug komen naar de Aarde, onder de zwarte donderwolken van razende wraak. Zij konden nauwelijks in de atmosfeer blijven. De zaak bleef in spanning hangen. Al wat onthuld was, was dat zij altijd bij de Heer zouden zijn (1Thess. 4:17). Nu hebben we de logische uitkomst. Hij is verhoogd tot hemelse oppermacht. Daarom moeten wij het met Hem delen.

Voordat de apostel in het derde hoofdstuk de huidige geheime bedeling opsomt en definieert, wijst hij ons opnieuw op dit geheim. Na het noemen van de bedeling van de genade van God, die hem voor ons werd gegeven (Efe. 3:2), voegt hij een tussenzin in om de relatie te laten zien die Christus' hemelse hoofdschap onderhoudt met de huidige geheime bedeling. "Die naar openbaring aan mij is bekend gemaakt, het geheim waarvan ik eerder in het kort schreef [in Efe. 1:10], waartoe jullie, lezende, kunt begrijpen mijn inzicht in het geheim van de Christus, dat tijdens verschillende generaties niet bekend is gemaakt aan de zonen van de mensen, zoals het nu werd geopenbaard aan de heiligen, Zijn apostelen en profeten, in geest" (Efe. 3:3-5;SW). Deze verwijzing naar het geheim van Christus wordt gewoonlijk verward met de geheime bedeling, die het hoofdonderwerp is van het hoofdstuk. Deze twee zijn zeer verschillend. Dit gaat over Christus' Hoofdschap over de Aarde, wat al door de profeten onthuld was geworden, en Zijn Hoofdschap over de hemelen, wat alleen nu aan de apostelen, inclusief Paulus, bekend werd gemaakt. Het geheim van de huidige bedeling van genade werd alleen door Paulus bekend gemaakt en was verborgen gebleven in God. Niemand kan een bevredigend begrip hebben van de huidige genade, als men geen onderscheid maakt tussen het geheim van Christus, geleidelijk ontvouwd tijdens de voorbije aionen, en de geheime bedeling, veilig opgesloten in het hart van God en pas onthuld toen Israel terzijde was geplaatst.

Voor Paulus, en voor hen van de Besnijdenis die deze boodschap ontvingen, was het hemelse lotdeel een schitterende vooruitgang. Ja, als Paulus zou opeisen wat hem in het Koninkrijk toekomt, zouden sommigen hem de plaats geven waar Johannes om vroeg. Misschien zou hij het recht hebben om te zitten aan Christus' rechterhand. Maar hij, die de hoogste plaats op Aarde zou kunnen hebben, is in deze nieuwe geheime bedeling van de genade van God slechts een lid van het gezamenlijk lichaam. Maar ieder lid van dit lichaam wordt begenadigd met een heerlijkheid die hem een plaats gunt die superieur is aan de hoogste van de aardse eren.

Als dat veel voor Paulus betekende, wat betekent het dan voor ons, zondaren uit de natiën? Wij hebben geen recht op zelfs de laagste plaats in het Koninkrijk. Wij hebben in het geheel geen lotdeel in die bedeling. Wij hebben totaal geen verdiensten. God is niet verplicht ons te zegenen. Hij heeft Zich daartoe niet verbonden door zo'n verbond met de natiën. Maar Zijn passie voor het tentoonspreiden van Zijn genade is zo groot, dat, OMDAT Paulus Zijn grootste vijand was, OMDAT wij geen verdiensten maar vernietiging hebben, OMDAT wij de laagsten en laatsten zijn, wij met Christus zullen delen in Zijn hoogste en Zijn beste. Zoals de hemelen hoger zijn dan de Aarde, zo is genade, en haar giften, hoger dan de beloningen van rechtvaardigheid in het aardse Koninkrijk.

"30 En bedroeft niet de heilige geest van God, in welke jullie verzegeld zijn voor de dag van de verlossing.
31 Laat alle bitterheid en woede en toorn en misbaar en lastering weggenomen worden van jullie, samen met alle kwaad,
32 maar wordt vriendelijk tegen elkaar, zacht medelevend, met elkaar genadevol omgaand, zoals ook God in Christus genadevol met jullie omgaat."

(Efe. 4:30-32;SW)



Naar deel 17

Terug naar de indexpagina van Studies in Efeziëers

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern