Het geheim van Babylon
Deel 7 - De bruid van het Lammetje

door A.E.Knoch

   

Wie is de bruid? Johannes de Doper, vriend van de Bruidegom, zal ons helpen deze vraag te beantwoorden. Hij introduceerde zijn discipelen aan de Bruidegom toen Hij tot hen zei: "Zie het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt!" En de volgende dag, toen hij Hem zag terwijl Hij wandelde, zei hij:  "Zie het Lam van God!" en de twee discipelen die het hoorden verlieten Johannes en volgden Hem. En wanneer, enige tijd later, de Doper wordt verteld van de gevolgen van de bediening van zijn Heer, herinnerde hij hen: "Jullie zelf geven voor mij getuigenis dat ik zei dat ik niet de Christus ben, maar dat ik van voor Die ben afgevaardigd. Die de bruid heeft is de bruidegom. Maar de vriend van de bruidegom, die staat en hem hoort, verheugt zich in vreugde vanwege de stem van de bruidegom. Deze dan, mijn vreugde, is vervuld. Voor Deze is het bindend te groeien, maar het is aan mij om minder gemaakt te worden "(Joh. 3:28-30).

"Die de bruid heeft" maakt het duidelijk dat de bruid in beeld was bij het prille begin van de bediening van onze Heer. Het trouwe kleine groepje dat zich rond Hem verzamelde was het begin en representatief voor dat gezegende gezelschap, de Bruid van het Lam. Johannes introduceerde Hem aan hen met dit beeld. Als het Lam van Jahweh, het antitype van de schaduw-offers onder de wet, bedekt Hij niet slechts hun zonden, maar draagt ze ver weg. De vrouw van Jahweh omvatte de hele natie. De bruid van het Lam is meer exclusief. Alleen zij die met Hem verenigd zijn door de aanhankelijke banden van redding konden een deel in deze blije klasse opeisen. Laten we niet de kostbaarheid missen die betrokken is bij de naam die Hij haar geeft: Niet "vrouw," maar "bruid." Het is niet slechts het weer opvatten van de oude relatie die zo rampzalig eindigde omdat zij niet het verbond kon vervullen dat ze aangegaan was. Het is een nieuw begin, een eenheid die niet op wederzijdse beloften gebaseerd is, maar op het bloed van het Lam.

De natie was in z'n geheel "een boos en overspelige generatie" geworden (Matt. 12:39; 16:4), ontrouw aan de Ene aan Wie zij alle trouw van hun harten verschuldigd waren. Alleen een overblijfsel onder hen gaf gehoor aan Zijn uitnodiging en alleen dezen worden Zijn bruid.

Eerste onder de zeven tekenen, of "wonderen", van Johannes' evangelie is het huwelijksfeest in Kana in Galilea. Dat het een teken wordt genoemd is op zich voldoende om aan te tonen dat het een diepere betekenis had dan aan het oppervlak van het verhaal schijnt. Het feit dat de moeder van Jezus daar was kan heel wel de natie uit welke Hij voortkwam veronderstellen. Het falen van de wijn vertelt ons dat alle blijdschap van Jahweh's bruiloft was verdwenen, en dat alles wat ze over hadden de formele ceremonie van de wet was met haar ronde van reiniging en bevlekking, vertegenwoordigd door de zes stenen waterpotten; maar zelfs deze waren leeg en krachteloos om te zuiveren. Is dit niet een waar beeld van de natie zoals ze was in de dagen van Zijn bediening? En precies zo'n stand van zaken biedt Hem een gelegenheid om Zijn heerlijkheid bekend te maken.

In het Koninkrijk, wanneer het huwelijk van de bruid met het Lammetje plaatsvindt, zal Hij de wet in hun harten schrijven en haar veranderen van een bars, onmogelijk, onbevredigend bevel in een hartelijk en genoeglijk voorrecht. Tot dusverre is het ambt er van er een geweest van reinigen; dan, wanneer zij geen reiniging meer nodig hebben, zal het omgevormd worden in overvloedig lofgeroep.

Israel's waterpotten waren leeg. Ze gingen door de gangen van zuivering, maar er was geen water. Dan zal er niet alleen reiniging zijn, maar zo'n volheid van blijdschap zal uit de heilige innerlijke bronnen voortvloeien en van een waardering van de uiterlijke zegeningen, dat de wet die op hun harten geschreven is het hart van God en mens zal doen juichen.

Het was bij een huwelijk de gewoonte een leider te hebben, een betrouwbare vriend die de leiding van het feest ter hand zou nemen. Anders dan de rest van de gasten, echter, kon hij zichzelf niet toestaan zich vrijelijk over te geven, maar was verplicht nuchter en discreet te blijven. Daarom zou hij een goede beoordeelaar zijn van de kwaliteit van de aangeboden wijn. De leider in Kana viel de uitstekende kwaliteit op van het water dan in wijn was veranderd.

Zo zal het zijn met Jahweh's volk. De vreugden van het verleden zullen op de achtergrond raken in de dag waarin het huwelijksfeest van het Lammetje hun harten voor een duizend jaren overvloeit.

Mensen brengen hun beste naar voren bij de start en hun vreugden eindigen in hartepijnen en hoofdpijnen. Jahweh reserveert de beste wijn voor het laatste. Wanneer het huwelijk van het Lam komt zal het tot dan toe ongeteste en ongekende vreugden brengen.

Terwijl Johannes de Doper de bruid aan de Bruidegom voorstelt geeft Johannes de apostel, in zijn Openbaring, ons volle en ruime details van de bruid zelf. Ja, indien wij de drie voorvallen uitsluiten waarin hetzelfde woord wordt vertaald met "schoondochter"(Matt. 10:35; Lukas 12:53), is Johannes de enige die de bruid noemt, net zoals Paulus de enige is die iets te vertellen heeft over het lichaam. Is het niet passend dat de discipel die Jezus liefhad, die leunde aan Zijn borst tijdens de maaltijd, en wiens bediening belast werd met de boodschap dat God liefde is - is het niet terecht dat hij de toekomst van zijn volk onder dit aanhankelijke beeld zou naspeuren? De bruid wordt twee maal aan ons zicht gepresenteerd. Eerst, wanneer het grote Babylon omver is geworpen, begint haar huwelijksfeest. De feestelijkheden duurden gewoonlijk zeven of veertien dagen, maar de hare zullen mogelijk het hele millennium verlichten (Open. 19:7-9).

In onze studie over het Geheim van Babylon is het van het grootste belang dat wij duidelijk het Israelitische karakter van de Bruid van het Lammetje begrijpen. De Bruid is de ware, Babylon de valse natie. Deze contrasten zullen duidelijker worden wanneer we Babylon zelf bestuderen en haar plaats in de Apocalypse.

Zolang we vasthouden aan de onschriftuurlijke gedachte dat de natiën in de huidige bedeling de Bruid vormen, moeten we, gedwongen, Babylon in de valse kerk vinden. Babylon zal nooit in haar ware licht verstaan worden totdat wij de plaats erkennen die Jahweh heeft gegeven aan Zijn trouwe volgelingen in Israel. Er was een tijd waarin de kerk zich elke zegen toeëigende die ooit aan de natie van Zijn keuze beloofd had. Maar de kerk heeft zich nooit verrijkt door Israel te beroven; ze verloor eerder dan dat ze won. Door Israel's aardse materiële voorrechten te kapen heeft ze haar waardering van haar eigen geestelijke zegeningen verloren; door te claimen de Bruid te zijn heeft ze het gezegend deel van het Lichaam verloren.

Het meest verrukkelijke en bevredigende beeld van de Bruid wordt ons gegeven in de afsluitende visioenen van de Apocalypse. Tijdens duizend jaar van millenniaal feesten is de bruiloft van het Lammetje gevierd geworden en nu wordt de Bruid naar haar aionisch thuis gebracht. De eerste dingen gaan weg en alles is nieuw gemaakt. De heilige stad met haar chuppah of huwelijksbaldakijn (Jes. 4:5), gevormd door de wolk van Zijn aanwezigheid, de heilige offergave met haar schitterende tempel, het heilige land van de blije natie - al deze zijn verzwolgen in de vurige zuivering waar heel de aarde doorheen zal gaan (2 Petr. 3:10). Maar uit dit alles komt een nieuwe aarde waarvan alle schaamte en verdriet van de eerdere aarde absent zijn, en God tent te midden van de mensheid. Het is vreemd om te zeggen, maar wanneer Johannes voor het eerst de nieuwe aarde ziet is de Bruid niet daar. Maar het eerste dat zijn aandacht vraagt is haar afdalen vanuit de hemel. Een schitterende stad, nieuw Jeruzalem, versierd met alle pracht en ornament van een oosterse bruid, wordt gezien, naar beneden komend uit de hemel naar haar plaats op aarde. Dit is de stad waarnaar de heiligen in Israel allemaal naar hadden verlangd. Zelfs Abraham keek uit voorbij het land naar de stad van God. Het was zeker een hemelse stad, maar zal op aarde te vinden zijn.

De zeven schalen worden uitgegoten op het afvallige Israel. Babylon valt tijdens de zevende schaal (Open. 16:19). Een van de engelen die de schalen van toorn uitgoten gaat nu de beker van zegen uitgieten. Hij toont aan Johannes de Bruid, de Vrouw van het Lammetje.

Zelfs voordat het een staat werd, toen Jeruzalem in armoedige verwoesting was, werd het door de burgers van Palestina El Kuds genoemd, de Heilige. Hoeveel meer waar zal deze titel zijn in de dag van de Heer, wanneer de bellen op de paarden de inscriptie van de hogepriester zullen hebben  "Heiligheid aan Jahweh" (Zach. 14:20)!

Maar zulke heiligheid zal volkomen overschaduwd worden door het nieuwe Jeruzalem, schitterend met de kristallijne straling van de heerlijkheid van God. Ze heeft niet langer de zon nodig, want het Lammetje is haar verlichting, Niet langer heeft het een heiligdom nodig, want Hij is haar tempel.

Haar stralen zijn zo helder dat de heilige natiën in het licht er van zullen wandelen. Zij zullen er hun heerlijkheid in brengen. De troon van God en het Lammetje zullen het de hoofdstad van de aarde maken en het centrum van de administratie van alle aardse opperheerschappij.

Er is in het geheel geen reden om aan de beschrijving van dit beeld te twijfelen. Het beeld zit hem in het een Bruid te noemen. Het is geen letterlijke vrouw, maar het is een letterlijke stad. Elk detail van haar heerlijkheid is letterlijk, maar tegelijkertijd representatief voor hogere en grotere morele heerlijkheden.

De fundamenten zijn prachtige juwelen van verschillende kleuren en luister. Maar wanneer ons wordt verteld dat zij in hen de namen van de twaalf apostelen van het Lammetje hadden, worden onze gedachten weggekeerd van de kostbare stenen naar de meer kostbare waarden die ten grondslag liggen aan het karakter van de Bruid, zoals ingeprent door de twaalf apostelen.

De poorten zijn elk van één enkele parel. Zij hadden de namen van de twaalf stammen. Nu is de poort in het oosten niet simpelweg het middel van binnenkomen en uitgaan, maar de plaats van gezag en kracht. De parels symboliseren, zonder twijfel, de plaats van macht die de verschillende stammen over de andere natiën bezitten.

Laten we voor een ogenblik onze ogen wegkeren van deze heerlijkheden en onze aandacht richten op de identiteit van de Bruid. Wie is zij? Is zij, zoals onze eerdere studies hebben aangeduid, de trouwe natie van Zijn keuze, opgetrokken tot het toppunt van haar aionische gelukzaligheid? Of kan het zijn dat we hier aanduidingen hebben dat zij is samengesteld is uit heiligen vanuit de natiën, bijeengebracht tijdens Israel's afvalligheid?

Er is geen enkele suggestie in heel de beschrijving van de Bruid die de natiën enige plaats geeft. Wanneer er over natiën gesproken wordt zijn ze altijd zonder. Zij wandelen in haar licht. Zij brengen er hun eer en heerlijkheid in. Indien de stad zelf hen insloot die eens van de natiën waren geweest zou het nauwelijks volstaan om te spreken van "de natiën van hen die gered zijn"(21:24) zonder enige verdere verklaring die onderscheid tussen hen zou maken en de geredde natiën binnen de stad.

In feite verwijst de hele structuur en het symbolisme en alle inscripties met niet te vergissen kracht naar de geliefde natie, aan wie deze stad beloofd is geworden. Ze wordt heilig Jeruzalem genoemd. Welke natie had ooit een recht op die heilige stad anders dan Israel? Wij die vandaag geloven hebben geen belofte op enige plaats op aarde. Onze is een hemelse bestemming. De stad is inderdaad hemels, maar haar plaats is op de aarde. De poorten hebben inscripties van de namen van de twaalf stammen. Waar in heel het universum zullen we deze twaalf stammen zetten, anders dan binnen de stad waarvan de poorten onveranderlijk aan hen zijn toegewezen?

De twaalf fundamenten worden beschreven met de namen van de twaalf apostelen van het Lammetje. Hoe zullen we verslag geven voor het weglaten van de andere apostelen van deze eer? Paulus en Timotheüs en Silas (1 Thess. 2:6) werden als apostelen erkend. Maar bovenal, elk fundament dat geacht wordt de kerk te ondersteunen moet de apostel Paulus omsluiten, door wie alle waarheid van deze bedeling is gekomen. Aangezien hij afwezig is is het bewijs helder dat, wie de stad ook mag bevatten, er geen plaats is voor hen aan wie Paulus bediende. De kerk die Zijn Lichaam is is niet de Bruid.

Dat Paulus niet een van de twaalf was is duidelijk uit zijn eigen verslag van de verschijningen van de Heer in opstanding. Hij werd gezien door de twaalf (wat Matthias moet insluiten) lang voordat Hij aan Saulus verscheen op de weg naar Damascus (1 Kor. 15:5). Cefas zag Hem inderdaad als eerste, maar Saulus zag Hem het laatst. Tussen deze twee verschijningen werd Hij twee maal gezien door de twaalf. Deze twaalf zijn dezelfde van wie de namen gezien worden op de fundamenten van de heilige stad, de Bruid van het Lammetje.

Johannes' bediening, als we zijn eigen woorden mogen geloven, was niet voor de natiën, maar voor de besnijdenis. Toen hij, samen met Jakobus en Cefas (die allen geïnspireerde verslagen van hun bediening nalieten), toen zij de genade waarnamen die aan Paulus was gegeven, gaven zij hem de rechterhand van gemeenschap, dat hij naar de natiën zou gaan, maar zij naar de besnijdenis (Gal. 2:9). Hoe dwaas is het, in het licht van deze apostolische regelingen, om hen in sferen te werpen die zij nadrukkelijk bevestigd hadden niet binnen te gaan. Johannes schrijft aan en voor de Besnijdenis, die alleen de Bruid zijn, de heilige stad waarvan hij één van de fundamenten was.

Er is geen vraag in het denken van wie dan ook dat de huidige ecclesia het lichaam van Christus is. Het wordt gewoon beweerd in een half dozijn passages (1 Kor.12:27; Efe. 1:23; 4:12; 5:29,30; Kol.1:18, 24) en geleerd in net zoveel meer (Rom.12:4,5; 1 Kor.6:15; 12:12; Efe.3:6; 4:13-16; Kol.2:19). In scherpe tegenstelling hiermee is geen enkele passage die ook maar een "bruid van Christus" vermeldt. De bruid is altijd met Hem verbonden als het Lam of het Lammetje, en nooit wordt Zijn officiële titel Christus aan dit beeld gekoppeld.

Dat van de huidige ecclesia ooit gesproken werd als de bruid wordt afgeleid uit drie passages (Rom. 7:4; 2 Kor. 11:2; Efe. 5:22-33). In geen van deze Schriftplaatsen wordt een bruid ook maar genoemd. Het hele probleem komt voort uit een poging uit een beeld te forceren wat er nooit in gestopt is. Bij het bespreken van het beeld van een lichaam worden we gewaarborgd het te ontwikkelen naar mate van het gedaan wordt in de Schrift. We mogen spreken van het Hoofd en van haar leden en menige voordelige les trekken uit de relatie. Maar zodra we voorbijgaan aan wat is geschreven, en, bijvoorbeeld, van het lichaam spreken als van de Echtgenoot (zoals gedaan wordt door enkele uitstekende studenten), betrekken we onszelf bij moeilijkheden waar we niet uit kunnen komen, anders dan door een terugtrekking naar Schriftuurlijke gronden.

Als een illustratie van de manier waarin de beelden en typen van de Schrift verwrongen zijn, worden we herinnerd aan het huwelijk van Isaäk en Rebekka, dat, zo wordt gezegd, een type is van de kerk van vandaag, als de bruid. De hele aktie van dit verhaal is tegen zulk een veronderstelling. Indien de natiën de bruid zouden zijn, waarom stond Abraham er dan op dat de bruid niet genomen zou worden uit het midden van de natiën waar hij verbleef, maar dat de dienaar zou gaan naar zijn eigen verwantschap om een vrouw voor zijn zoon Isaäk te vinden?

Deze voorwaarde wordt zeven maal herhaald en is het meest prominente punt in het type. Rebekka kon nooit Isaäk's bruid zijn geweest als zij niet van zijn verwantschap en geslacht zou zijn geweest. Welke interpretatie ook voor dit type aangeboden moge worden, ze kan niet bestaan tenzij ze overeen komt met deze zevenvoudige eis, dat de bruid van hetzelfde geslacht zou zijn als de Bruidegom. Het gelovig overblijfsel in Israel vervult deze voorwaarde perfect en elk ander deel van het type past net zo goed.

Indien we een paar simpele principes zouden volgen bij het omgaan met spraakfiguren, dan zouden veel van onze problemen verdwijnen. Geen beeld zou voorbij de gestelde grenzen gedrukt moeten worden. Een voorbeeld zou volstaan dit helder te maken. Onze Heer is de Leeuw van de stam van Juda (Openb. 5:5). Een leeuw brult en verslindt. Daarom is Hij een brullende leeuw, zoekend wie hij zal verslinden. Maar dit is de beschrijving van de Lasteraar (1Petr. 5:8)! Hebben we nu bewezen dat de Heer en de Lasteraar dezelfde zijn? En het is nu juist zulke logica die bewijst die bewijst dat de bruid en het lichaam dezelfde zijn.

Het onderwerp van Romeinen 7 is de relatie die nu met de wet onderhouden wordt door hen die er eens aan onderworpen waren. Het kan alleen verwijzen naar de Besnijdenis, want de natiën waren nooit onder de wet. De wet is beperkt tot het leven; ze heeft geen gezag over de doden. De wet verbiedt dat een vrouw aan een ander onderschikt is terwijl haar man leeft. Maar de wet heeft niet langer gezag wanneer de echtgenoot is gestorven. Zij die eens onder de wet waren zijn er aan gestorven, door het lichaam van Christus. Hier eindigt het beeld. De wet was niet de echtgenoot en de wet stierf niet. Er is hier een bedoelde verandering om ons te weerhouden het beeld te overdrijven. Het doel er van werd bereikt door het feit te illustreren dat de dood buiten het rechtsgebied van de wet staat. Zij die eens onder de wet waren vinden dat Christus haar plaats voor hen heeft ingenomen. Als gevolg slaven zij in de nieuwheid van geest, en niet in de oudheid van de letter. Er is hier geen huwelijk: de relatie is dezelfde als ze onder de wet was - die van slavernij. De slaaf is aan één meester gestorven en behoort nu toe aan een andere. Waarom zou de illustratie die de jurisdictie van de wet beperkt in deze relatie gedwongen zijn? Slaaft de bruid in nieuwheid van geest? Zijn alleen zij die aan de wet gestorven zijn (wat de natiën uitsluit) inbesloten zijn in deze bruid?

Het elfde vers van twee Korinthe houdt zich bezig met hun alleen voor Christus zijn. Welke illustratie zou meer van toepassing zijn dan de relatie van een betrokken maagd bij haar geliefde? Hij wilde niet dat zij naar een "andere Jezus" zouden keren die hij niet had verkondigd. Hij wilde geen rivaal die hen afleidt van het evangelie dat zij hadden ontvangen. Welk recht hebben wij, of wie dan ook, om aan het beeld de gedachte van huwelijk toe te voegen? Het punt van de apostel is alleen zijn. Dit wordt het meest passend overgebracht door de ongetrouwde staat. Laten we het daarbij laten.

We werden ooit verbaasd door de opmerking van een broeder dat 5 Efeziërs zou bewijzen dat de kerk de bruid zou zijn. Zijn betoog was gebaseerd op de unieke plaats die de leer in de brief bekleedde. Alle andere leren werden uitgelegd in het vroege deel van de brief. En het feit dat dit onderwijs is gereserveerd voor de vermanende helft toont aan dat de kerk de bruid is! Hij had er geen sterkere reden tegen in kunnen brengen! Waarom zou zo'n leer weggelaten worden van het didactische deel van de brief? Waarom zou, temidden van een voortgaande lijn van aansporingen, deze aansporing (want dat is ze zeker) plotseling afbuigen naar een leer die in het geheel niet ter hand genomen was toen hij de leer voor deze bedeling aan het ontwikkelen was?

Ons antwoord op dit betoog, als het al zo genoemd kan worden, is te vinden in de begeleidende structuur van de brief.

STRUCTUUR VAN "EFEZIËRS"
Terugval

D
O
C
T
R
I
N
E
  Paulus' opdracht 1:1 Groeten 1:2
  G
E
Z
A
M
E
N
L
I
J
K










G
E
N
I
E
T
E
R
S
  Het lotdeel - in de hemel - zegen l:3-14
  Paulus'gebed voor hen 1:15-19
  .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
G
E
Z
A
M
E
N
L
I
J
K







L
E
D
E
N
  Het lichaam - in Christus - 1:20-2:10
  De leden
  .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
G
E
Z
A
M
E
N
L
I
J
K



D
E
E
L
N
E
M
E
R
S
  Deelneming - gelovigen - 2:11-22
  De nieuwe mensheid
  .
.
.
.
.
.
.
.
S
A
M
E
N
V
A
T
T
I
N
G
  Samenvatting van genade nu getoond
    aan de natiën 3:1-13
.
.
.
  De Vader verzoekend 3:14-21
H
O
U
D
I
N
G
  Het smeken van de heiligen 4:1-6
  Samenvatting van de genade die geweest was
    getoond aan de heiligen 4:7-16
    Geen deelname - ongelovigen - 7-5:20
  De nieuwe mensheid
    Het lichaam - in de Heer - 5:21-6:9
  Het Hoofd
    Het lotdeel - in de hemel - oorlog - 6:10:17
  Hun gebed voor Paulus - 6:18-20
  Tychicus' opdracht - 6:21-22. Groeten - 6:23-24

Het zal gezien worden dat elk onderwerp twee maal voorkomt, een maal in het didactische deel en opnieuw in het tweede deel, zich bezig houdend met een houding in het overeenkomen met de eerder ontwikkelde leer. Hieruit zal gezien worden dat elk onderdeel van houding is gebaseerd op een eerder ontwikkelde leer. Dat deel van het vijfde hoofdstuk dat verondersteld wordt te leren dat de kerk de bruid is komt overeen met een eerder deel van de brief dat de waarheid leert over het LICHAAM van Christus.

Het eerdere alsook het latere deel van Efeziérs presenteert de waarheid in drie verschillende aspecten - zoals gerelateerd tot God (het lotdeel); zoals gerelateerd tot Christus (het lichaam); zoals gerelateerd tot andere heiligen (de nieuwe mensheid). Er is niet de kleinste hint in het didactische deel van de brief die onze relatie met Christus behandelt, dat wij Zijn bruid zijn. Het gebruikte beeld is dat van het menselijk lichaam. En bij een onbevooroordeeld onderzoek van het overeenkomende deel in het vijfde hoofdstuk zal gevonden worden dat het gebaseerd is op de vooraf gaande leer dat wij Zijn lichaam zijn, niet Zijn bruid.

Misschien is de meest directe en beslissende manier om dit te bewijzen het feit aan te wijzen dat verreweg het merendeel van het argument dat door de apostel gebruikt werd geheel onnoodzakelijk en nutteloos was als de kerk de bruid zou zijn. Dan zou het heel simpel zijn geweest. Christus heeft Zijn vrouw, de kerk, lief, daarom zouden echtgenoten hun vrouwen lief moeten hebben. Dat is alles wat nodig zou zijn. Maar de apostel brengt een man's eigen vlees ter sprake, zijn eigen lichaam. Waarom zou een man gericht worden op zijn eigen lichaam, tenzij dat de relatie van Christus met de kerk is?

Het volgende is een versie van de passage waarin we al die delen van het argument van de apostel hebben doorgestreept die nutteloos en overtollig zijn als de huidige ecclesia de bruid of vrouw zou zijn

Zo ook behoren mannen hun vrouwen lief te hebben zoals hun eigen lichamen. Hij die zijn vrouw liefheeft heeft zichzelf lief. Want niemand haat zijn eigen vlees maar voedt en koestert het, zoals Christus de ecclesia, ziende dat wij leden van Zijn lichaam zijn. Overeenkomend hiermee zal een man zijn vader en moeder verlaten en verbonden worden met zijn vrouw, en de twee zullen één vlees zijn. Dit geheim is groot; maar ik spreek van Christus en van de ecclesia. Maar ook jullie, individueel, laat elk zijn vrouw zo liefhebben, als zichzelf.

Laten wij ons verheerlijken in de aanhankelijke banden die Hem binden met Zijn oude volk. Laten we ons verheugen in het antwoord dat Hij veilig zal stellen van hun harten in de blije dagen die Hij voor hen klaar heeft liggen. Maar laten wij bovenal jubelen in de allesoverstijgende gunst die Hij over ons uitgiet. Haar zegen zal de som van aardse gelukzaligheid zijn. Maar laten we niet voor een ogenblik de blijdschap en nabijheid benijden die haar gezegend deel is. Laten we niet zo diep vallen dat wij proberen ook maar één enkele zegen van haar te stelen.

Wij hebben niet nodig ook maar iets van haar te nemen. Alleen al het beeld waarin onze gunst is afgebeeld is voldoende ons tevreden te stellen met ons hogere, grootsere, rijkere, kostbaarder deel. Niemand haatte ooit zijn eigen vlees. Mannen hebben hun vrouwen gehaat. De band kan gespannen en zelfs verbroken worden. Maar onze relatie met Hem is zodanig dat Hij niet anders kan doen dan ons koesteren, want wij zijn leden van Zijn eigen lichaam! Wat zou dichterbij kunnen zijn? Wat zou geliefder kunnen zijn?

Het geheim van Babylon - deel 8

   


© ©Concordant Publishing Concern