De plaats van de mensheid in Gods doelstelling - deel 10.
Een unieke schatkist - deel 3

door John H. Essex

In het gebed in het eerste hoofdstuk van Efeziërs bidt Paulus dat wij, onder andere dingen, mogen waarnemen wat de rijkdommen van de heerlijkheid van het genot van Gods lotdeel onder de heiligen mag zijn. Merk deze zinsnede zorgvuldig op. Het is een andere schat in onze schatkist. Het is niet ons lotdeel, maar dat van God, waar hier naar wordt verwezen. Ons lotdeel is in Christus, maar God heeft een lotdeel onder de heiligen. Wat is Gods lotdeel? Wel, het is dit: dat de ecclesia een vitaal punt is in Gods doelstelling. Het is door de ecclesia dat het woord van het kruis wordt verkondigd; het is in de ecclesia dat de genade van God wordt gezien. God heeft een geweldig lotdeel in de heiligen. Als het kruis van Christus de naaf van het wil is, dan zijn de heiligen de spaken die vanuit het midden stralen.

Maar in het gebed van Efeze 1 is er een opmerkelijke zinsnede die we in het bijzonder zouden opmerken. " verlicht zijnde de ogen van jullie hart" (Efe. 1:18). Dus niet "jullie ogen verlicht zijn geworden opdat jullie mogen waarnemen," maar "verlicht zijnde de ogen van jullie HART."

De King James vertaling geeft deze zinsnede als volgt weer: "de ogen van jullie verstand verlicht zijn," en dit zou inhouden dat de toepassing er van wordt weggenomen van het hart en overgebracht naar het hoofd, naar het denken. De English Revised Version, Rotherman en Moffatt gebruiken allen het woord "hart," en dat doet ook Weymouth in een voetnoot, en dat doet ook, uiteraard, de Concordant Version. Want het Griekse woord is kardia en iedere medisch student weet dat een "cardiac" probleem van doen heeft met het hart en niet met het hoofd. We hebben een verlicht hart nodig om in staat te zijn de zegeningen van de Efezebrief te verstaan.

In het tweede gebed van Paulus, in hoofdstuk 4, wordt het punt een stapje verder gedragen, want hier bidt de apostel dat "opdat de Christus in jullie harten woont [niet in jullie hoofden!] door het geloof, in liefde geworteld en gefundeerd zijnde opdat jullie in staat zouden zijn, samen met alle heiligen, te grijpen wat de breedte en lengte en diepte en hoogte is, bovendien de overtreffende liefde van de kennis van Christus te kennen, opdat jullie vervuld zullen worden in al de volheid van God" (Efe. 3:17-19).

Wat is dit een prachtige zinsnede: "in liefde geworteld en gefundeerd zijnde." Is dit op u toepasbaar? Natuurlijk is het dat! Het is toepasbaar op álle leden van de ecclesia. De hele ecclesia is geworteld en gefundeerd geworden in de liefde van God. Het was in liefde dat Hij ons tevoren bestemd had voor de plaats van een zoon van Hem. Het is vanwege de enorme liefde waarmee Hij ons liefheeft dat wij tezamen levendgemaakt zijn in Christus. Ja, de fundamenten van de ecclesia zijn stevig - geworteld en gefundeerd in de uitgebreidheid van Gods liefde. En wij zouden, als individuele leden van de ecclesia, sterk moeten zijn om dit feit te grijpen met al z'n gevolgen - de breedte en lengte en diepte en hoogte er van - en daarnaast de kennis-overschrijdende liefde van Christus te weten, opdat wij volledig toegerust zouden zijn voor het doel waarvoor God ons heeft gekozen.

De tweede sleutel

We kunnen niet compleet gemaakt worden voor het hele complement van God, en we kunnen niet waardig wandelen naar de roeping waarmee we geroepen zijn, tenzij het evangelie van de genade van God onze harten en ook hoofden is binnen gegaan. Dat is waarom het geheel van de tweede helft van de Efezebrief toegewijd is aan houding of gedrag. We kunnen alleen waardig de roeping wandelen waarmee we geroepen zijn als wij, met alle nederigheid en ootmoedigheid, met geduld, elkaar dragen in liefde en ons inspannen de eenheid van de geest te bewaren met de band van vrede.

Terug in eerdere brief van Paulus lezen we dat "de liefde van God in onze harten is uitgegoten, door heilige geest, die aan ons gegeven wordt" (Rom. 5:5). En hier, in Efeze 4:30, wordt ons gesmeekt de heilige Geest van God, waarmee we verzegeld zijn voor de dag van verlossing, geen verdriet te bezorgen. En de manier waarop we de heilige Geest van God verdriet kunnen bezorgen is dat we bitterheid en boosaardigheid toestaan in onze harten binnen te dringen, door onvriendelijke dingen te zeggen over elkaar en door bezig te zijn met boosaardig geroddel en dwaas gepraat. Het is een gezond principe: als we goed over elkaar horen, herhaal het als je wil, maar horen we kwaad, hou het zo ver van je als je kan, want kwaad wordt over het algemeen overdreven bij het doorvertellen. Paulus zegt: "Laat alle bitterheid en woede en boosheid en misbaar en luidkeels roepen en lastering van jullie weggenomen worden, samen met alle kwaadaardigheid, maar word vriendelijk tot elkaar, innerlijk welwillend, aan julliezelf genade gevend, zoals ook God in Christus aan jullie genade geeft" (Efe. 4:31,32).

In de toekomende aionen zullen we door God gebruikt gaan worden om Zijn genade uit te stallen onder de hemelingen. Zouden we ons niet voorbereiden, onszelf gereed maken voor die dienst door genadevol te zijn voor hen met wie we nu in contact staan? Zouden we niet, voor zover het in ons vermogen ligt, imitatoren van God moeten worden, als geliefde kinderen, en wandelen in liefde, overeenstemmend met de manier waarop Christus ook van ons houdt? Zou dit niet ons dagelijks doel moeten zijn, want alleen zo kunnen we wandelen, waardig aan die hoge roeping waarmee wij geroepen zijn.

Hetzelfde advies wordt ons in Filippenzen en Kolossenzen gegeven. In het tweede hoofdstuk van Filippenzen pleit Paulus: "Indien er dan enige bemoediging is in Christus, indien enige vertroosting van liefde, indien enige gemeenschap van geest, indien enige innerlijke gevoelens en medelijden is, vervul dan mijn vreugde, opdat jullie hetzelfde gezind zullen zijn, dezelfde liefde hebbend, samen van ziel het ene gezind zijnde, niets overeenkomstig eigenbelang, ook niet overeenkomstig ijdelheid, maar in nederigheid elkaar achtend superieur te zijn dan zichzelf. Ieder lette niet op de dingen van zichzelf, maar een ieder ook op de dingen van ieder ander. Want wees dit gezind in jullie, wat ook was in Christus Jezus" (Filip. 1:1-5). En in Kolossenzen worden we aangemoedigd boosheid, woede, boosaardigheid, kwaadsprekerij en obseniteit uit onze mond weg te doen. We moeten niet tegen elkaar liegen. Nee, Paulus zegt: "Trek dan aan, als door God uitgekozenen, heiligen en geliefden: innerlijke gevoelens van medelijden, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld, elkaar verdragend en genade gevend aan julliezelf. In het geval dat iemand een klacht zal hebben tegen de ander: zoals ook de Heer genade geeft aan jullie, zó ook jullie. Maar boven al deze dingen de liefde, die de band van de volwassenheid is. En laat de vrede van Christus scheidsrechter zijn in jullie harten, in welke jullie ook geroepen werden in één lichaam, en word dankbaren!" (Kol. 3:12-15).

Alleen door deze aansporingen van Paulus op te volgen kunnen we waar zijn - waar aan de geest waarmee we verzegeld zijn, waar aan de roeping waarmee we geroepen zijn. Dan, waar zijnde, zouden we in liefde allen doen groeien in Hem Die het Hoofd is, Christus, want uit Hem stuurt het hele lichaam aan op eigen groei, voor de opbouw van zichzelf in liefde 15 Maar waarachtig zijnde in liefde zouden wij groeien in Hem, de Alles, Die het hoofd is: Christus, 16 vanuit Wie heel het lichaam is, samen verbonden wordend en verenigd wordend door elke assimilatie van de verstrekking overeenkomstig de inwerking van de maat van ieders deel. De groei van het lichaam wordt gedaan tot opbouw van zichzelf in liefde. [Efe. 4:15,16].

Dit zal niet gemakkelijk zijn, omdat de ecclesia, bijna als enige van Gods scheppingen, in deze speciale era van genade haar geestelijke vijanden heeft, die er voortdurend op uit zijn aan te vallen. Het is een feit dat zij die het meest de genade van God nodig hebben, degenen zijn die het meest giftig zijn in hun tegenstand er tegen. Wij verwijzen naar de soevereiniteiten en autoriteiten onder de hemelingen, want het is tegen hen dat wij worstelen - "tegen de geestelijke dingen van de boosaardigheid in de ophemelsen" (Efe. 6:12). Het is tegen hen en tegen de Tegenstander, die altijd tegen Gods doelstelling in gaat waar die onthuld wordt (en die wordt vandaag onthuld in de ecclesia), dat wij de beschermende wapenrustig van God nodig hebben - weer een andere schat in onze schatkist! Er wordt ons slechts één offensief wapen gegeven, en dat is het kortzwaard van de geest, het Woord van God. In de handen van Jezus vernietigde het de kracht van de Tegenstander in hoogste persoon; in onze handen zal het gebruikt worden om de tegenstand van zijn onderhorigen tegen de genade van God te vernietigen. In onze handen wordt het een wapen van verzoening, als dat niet een tegenspraak is, want we kunnen het gebruiken in het licht van het preken van het kruis.

...

Met tegenzin sluiten we onze kist voor dit moment af, met een laatste blik op z'n vele schatten. En wat zij die schatten kostbaar! De liefde van God is voor de ecclesia geworden, "vanwege Zijn vele liefde, waarmee Hij ons liefheeft" (Efe. 2:4). De liefde van Christus is de allesoverstijgende liefde van Christus geworden. De genade van God is nu "de rijkdommen van Zijn genade" en in de toekomende aionen zullen zij "de overstijgende rijkdommen van Zijn genade" zijn. De kracht van God is nu "de allesoverstijgende grootheid van Zijn macht voor ons die geloven." En de ecclesia zelf, die het lichaam van Christus is, wordt het complement waardoor alles in allen zal worden gecompleteerd.

Wat dan zullen wij zeggen over de roeping waarmee we geroepen worden? In een andere brief beschrijft Paulus het als "een heilige roeping, niet overeenkomstig onze werken,", (wat ons onmiddellijk en blijvend zou diskwalificeren) "maar overeenkomstig Zijn eigen voornemen en genade, die aan ons wordt gegeven in Christus Jezus vóór aionische tijden" (2 Tim. 1:9). Ja, de ecclesia bestond in de doelstelling van God zelfs voordat Hij de aionen schiep, en de bediening er van zal pas compleet zijn bij de laatste voleinding, wanneer God ALLES in allen is.

We doen nu het deksel van de eerste helft van onze kist dicht met de doxologie (of lofprijzing tot God), die staat aan het einde van het derde hoofdstuk van Efeziërs:

"Deze nu, kunnend boven alle dingen te doen, overdadig boven al wat wij verzoeken of verstaan, overeenkomstig de macht die in ons inwerkt, Hem zij de heerlijkheid in de ekklesia en in Christus Jezus tot in alle generaties van de aion van de aionen. Amen!"
(Efe. 3:20,21)

En we sluiten het deksel van de tweede helft af met het zegengebed (of zegen van God en de Heer Jezus Christus), dat komt aan het einde van het zesde hoofdstuk:

"Vrede voor de broeders en liefde met geloof, van God, de Vader, en van de Heer, Jezus Christus. De genade zij met allen die onze Heer, Jezus Christus, liefhebben in onvergankelijkheid. Amen!"
(Efe. 6:23,24)

Moge onze liefde voor de Heer Jezus Christus en onze liefde voor elkaar ongeveinsd zijn; dan zullen we inderdaad wandelen waardig de roeping waarmee we geroepen zijn. Amen!

Verklarende noot.

De ecclesia, die Zijn lichaam is.

Deze ecclesia, die de ene is waarnaar specifiek in Paulus' brieven wordt verwezen, wordt aan ons voorgesteld in twee onderscheiden, maar toch verbonden aspecten. Ze zijn als de twee zijden van dezelfde munt. Van welke zijde we ook kijken, we herkennen de munt, maar toch zijn de twee aspecten verschillend.

Individueel is de ecclesia samengesteld uit vele leden, elk daarvan tevoren gekend, tevoren bestemd, geroepen, gerechtvaardigd en verheerlijkt [28 Wij nu hebben waargenomen dat voor hen die God liefhebben, God alle dingen mee-werkt tot in het goede voor degenen die overeenkomstig Zijn voornemen geroepenen zijn, 29 omdat wie Hij tevoren kende, Hij ook tevoren bestemt gelijkvormigen te zijn van de afbeelding van Zijn Zoon, tot het Eerstgeborene te zijn onder vele broeders. 30 En wie Hij tevoren bestemt, dezen roept Hij ook, en wie Hij roept, dezen rechtvaardigt Hij ook, en wie Hij rechtvaardigt, dezen verheerlijkt Hij ook! Rom. 8:28-30]. Elk is in Christus gebracht door de doop in Zijn dood [Of zijn jullie onwetend dat zovelen als wij gedoopt worden in Christus Jezus, wij gedoopt worden in Zijn dood?Rom. 6:3]. Elk is essentieel voor de rest en heeft zijn of haar individuele rol te spelen in de opbouw van het geheel (1 Kor. 12:12-31; Efe. 4:11-14).

Collectief is de ecclesia een verenigd lichaam, gekozen in Christus vóór de neerwerping van de wereld en door God gezien als heilig en smetteloos. Haar gebied is onlosmakelijk in de hemelen en haar dienstbetoon te midden van de hemelingen. Als zodanig is ze het complement van Christus waarmee alles in allen wordt gecompleteerd.

Het is in het individuele aspect dat leden van de ecclesia ooit zondaren waren, allen van nature kinderen van verontwaardiging zijnde, net als de rest. Dit veranderde toen zij in Christus kwamen, want zij zijn "een nieuwe schepping" (2 Kor. 5:17). Maar collectief wordt de ecclesia altijd door God gezien als zijnde heilig en smetteloos, want ze was in Zijn doelstelling bedacht vóór de neerwerping, die het bewijs is van de rebellie in het universum en alleen een afzonderlijke entiteit wordt na de vraag of de zonde eens en voor altijd aan het kruis is geregeld.

Einde.




© Grace and Truth Magazine