De ecclesia als Christus' complement

door
John Essex

   
"en Hij onderschikt alles onder Zijn voeten en Hij geeft Hem, als Hoofd over allen, aan de ecclesia, die Zijn lichaam is, het complement van Hem Die het al in allen completeert."
(Efe. 1:22,23;SW)

Het woord "lichaam" wordt hier voor de eerste maal in deze brief gebruikt en is verbonden met het woord "ecclesia". Het zal later in deze brief bij verschillende gelegenheden opnieuw gebruikt worden en wordt in een ongeveer gelijk aantal malen in de Kolossenzenbrief op gelijke wijze gebruikt. Bijvoorbeeld: "En Hij is het hoofd van het lichaam, de ecclesia." (Kol. 1:18;SW).

Terug in Romeinen 12:4,5 werd ons verteld: "Want, gelijk wij in een lichaam vele leden hebben, en de leden niet alle dezelfde werkzaamheden hebben, zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkander"(NBG). Een soortgelijk beeld, met nog wat meer detail, wordt ons in 1 Korinthe 12 voorgesteld, beginnend bij vers 12 en doorlopend tot het eind van het hoofdstuk. In beide gevallen ligt de nadruk op de diversiteit in het lichaam en de vergelijking is die met de verschillende leden van een menselijk lichaam met hun zeer onderscheiden functies. Geen daarvan kan afgedaan worden met: "Ik heb jou niet nodig," allen zijn noodzakelijk voor het welzijn van het lichaam, en zij zijn verenigd door het onder aanvoering staan van het hoofd, dat wil zeggen, de hersenen. Want in de aan ons gegeven illustratie in deze Korinthebrief, maken sommige leden van het lichaam deel uit van het hoofd.

Hier, in Efeze, hebben we een andere presentatie. Het lichaam is afgezonderd van het Hoofd, maar is er wel aan onderhorig. Het lichaam is een samengesteld geheel, een eenheid, hoewel bestaand uit meerdere leden, en de nadruk ligt hier op de eenheid, en verschillen tussen de leden gaan vrijwel geheel verloren in de heerlijkheid van eenheid van het geheel. Wanneer we bij de tweede helft van deze brief komen, zullen we zien welk een grote nadruk er wordt gelegd op de eenheid die onder de gelovigen zou moeten heersen. Zie, bijvoorbeeld, hoeveel malen het woord "één" voorkomt in de openingsverzen van het vierde hoofdstuk; van het ene lichaam wordt de waarde bepaald door de ene geest, er is de ene verwachting, de ene Heer, het ene geloof, de ene doop en de ene God. Later in het hetzelfde hoofdstuk, wanneer er aan anderen verschillende functies wordt gegeven(apostelen, profeten, evangelisten, pastores en leraren), is het met het oog op "om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid[van het complement] van Christus(Efe. 4:12,13;NBG).

In de zinsnede die we zojuist hebben geciteerd, vinden we de goddelijk gegeven standaard van volwassenheid voor de heiligen van vandaag: "de maat van de wasdom der volheid[complement] van Christus," en het gebruik van het woord complement(NBG: volheid) illustreert hier het belang er van in het laatste vers van het eerste hoofdstuk, waar het wordt toegepast op de ecclesia, die het lichaam van Christus is. Indien dit woord de basis moet zijn voor onze volwassenheid in Christus, past het ons een juist begrip te hebben van de betekenis. Gelukkig is dit niet moeilijk te verkrijgen, alhoewel we misschien traag zullen zijn om de inhoud er van ten volle te verstaan.

Het woord dat met complement wordt vertaald is het Griekse pleroma, dat "vulling" betekent, of "dat wat er bij gedaan wordt om te vullen." Het is niet "volheid", de toestand van vol zijn, zoals de King James dit woord in deze passage weergeeft, maar dat wat wordt aangedragen om iets anders vol te maken, om op te vullen waar er kennelijk ruimte is voor die vulling. Een huiselijk voorbeeld in deze kunnen we zien in een plakje cake, dat een vrouw, die zojuist een cake heeft gebakken, uit het geheel haalt om te zien of het binnenste van de cake goed is. Het plakje is het complement van de cake; zolang het er uit is, is de cake onvolledig(incompleet). Doe het terug en de cake is weer compleet.

Een veel betere illustratie, omdat er veel meer detail wordt gegeven, wordt ons in Genesis 2 gegeven, in de verzen 18-25. In vers 18 horen we God zeggen dat het niet goed is dat de man alleen zal zijn, en besluit om voor hem "een helper te maken als zijn complement"(CV). De King James zegt hier: "I will make him an help meet for him," maar dit brengt niet de volle betekenis over van deze passage.

Het volgende vers gaat voort met te vertellen: "En de Here God formeerde uit de aardbodem..." We pauzeren even om onszelf er aan te herinneren dat God de mens uit de grond had geformeerd. Ging Hij nu een ander wezen uit de grond formeren om de helper van de man te zijn?

Nee, de passage gaat voort met uit te leggen dat God, nadat Hij alle veldleven en vliegende wezens van de lucht had gemaakt, deze bij Adam brengt om ze een naam te geven. En de namen die Adam ze gaf werden door God aanvaard. Zo vestigde en bevestigde God het hoofdschap van de man en zijn dominantie over de lagere schepping. Maar (en dit is een belangrijk punt) in dit alles vindt God niet een passende hulp voor de mens als diens complement. Waarom?

Waarom was het zo dat, in alles wat geschapen was, er niet een was die gevonden kon worden om een complement te zijn voor de man? Dit komt omdat al deze anderen extern waren en van een andere soort, en degene die zijn complement moest zijn moest van binnenuit komen en van dezelfde soort zijn. Het complement is dat wat aanvult, en er kon geen aanvulling zijn als de ruimte ervoor niet eerst leeg gemaakt zou zijn. Adam was, voordat dat wat de vrouw zou vormen van hem weggenomen werd, compleet in zichzelf; daarna maakte de vrouw hem compleet.

In Genesis 1:28 kreeg Adam de opdracht: "Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde..." Nu, bij het maken van de vrouw, wordt het duidelijk dat hij deze aansporing van God niet kan vervullen zonder het middel van de ene die zijn complement was.

Dit alles illustreert een zeer grote waarheid over Christus en de ecclesia. Net zoals de vrouw het complement is van de man, zo is de ecclesia het complement van Christus. De overeenkomst is dezelfde. Onze Heer, zo weten we, schiep alles. Zonder hem kwam niets tot stand dat tot stand is gekomen(Joh. 1:3; Kol. 1:15,16). En toch was er, onder al die hemelse bewoners van het heelal, niemand te vinden die Zijn complement kon zijn. Want ook Zijn complement moet van binnenuit komen, en daarom zien we onszelf, als we leden zijn van die ecclesia die Zijn lichaam is, "in Hem uitverkoren voor de grondlegging der wereld(Efe. 1:4;NBG).

Laten we de overeenkomst nog wat verder uitwerken. Voordat de verdoving over Adam kwam, die nodig was om de essentiële natuur van de vrouw te vormen, was Eva al latent in hem, ongezien en ongekend, behalve aan God Die de mensheid had geschapen, en Die, in de dag dat ze geschapen werd, hen de naam Adam gaf(Gen. 5:2). Op gelijke wijze, voor de tijd dat de verdoving van de dood over Christus kwam, lag dat wat de essentie van de ecclesia zou vormen (figuurlijk) verborgen in Hem. De ecclesia was in Hem uitverkoren voor de nederwerping [de NBG heeft hier grondlegging] van de wereld(Efe. 1:4) en werd, zelfs al voor de aionen begonnen, met de gift van genade in Christus Jezus gepresenteerd(2Tim. 1:19). Na de opwekking van onze Heer uit de doden begint de ecclesia een eigen bestaan te leiden, beginnend met de roeping van Saulus van Tarsus, en voortgaand tot de dag van vandaag. Op een bepaald punt in de niet zo verre toekomst, zo geloven wij, zal de ecclesia gezamenlijk opgenomen worden om de Heer in de lucht te ontmoeten. Dan zal Hij Zich "de gemeente voor Zich ... plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zo dat zij heilig is en onbesmet"(Efe. 5:27;NBG).

Terugkerend naar de oorspronkelijk illustratie van Adam en de vrouw, later Eva genaamd, zien we dat, toen eenmaal het complement een eigen bestaan was gaan leiden, de ene van wie ze genomen was alleen de doelstelling van God zou kunnen vervullen door middel van het complement. Adam vervulde de opdracht van God in Genesis 1:28, om vruchtbaar te zijn en de Aarde te vullen, door middel van Eva, hoewel hij daarvóór de dingen, zoals het namen geven aan dieren, in z'n eentje had gedaan.

Op gelijke wijze is Christus, na het belangrijkste doel waarvoor Hij op Aarde was gekomen vervuld te hebben(als Gods complement), de complete vernietiging van de zonde, zodat die niet langer een onoverkomelijke barrière is tussen God en Zijn schepping("Het is volbracht" - Joh. 19:30), nu gezeten aan Gods rechterhand, wachtend tot de ecclesia, die Zijn lichaam is, klaar is om aan Hem voorgesteld te worden. Daarna zal Hij voortgaan met het, door Zijn complement, uitvoeren van het grote werk waarop heel de schepping, samen kreunend en steunend tot op heden, zit te wachten(Rom. 8:18-22). De ecclesia is het complement waardoor Hij het al in allen completeert.

Maar laten we nu eens een ander punt ter hand nemen. De oorspronkelijke vorm van de mensheid was door God vastgesteld toen Hij ze schiep, maar de voortzetting van die vorm in alle daarop volgende geslachten is de taak van de vrouw. De man levert het leven, de bezielende kracht, maar de vrouw geeft de vorm door. Dat is haar aandeel in de bediening van het handhaven en uitbouwen van het menselijk ras. God heeft vastgelegd dat het zo moet gaan, en dat is de reden dat wij vandaag nog in dezelfde vorm zijn als Adam vele eeuwen geleden was. Om deze reden was ook de Here Jezus in staat geboren te worden in de gelijkenis van de mensheid, en door Paulus "de laatste Adam" genoemd te worden(1Kor. 15:45).

Levert dit alles ons niet een prachtige illustratie van de bediening die is toegewezen aan de ecclesia, die het complement van Christus is? Is het niet onze taak om het werk van genade gaande te houden en voort te zetten, in overeenstemming met het geschenk van genade dat aan ons in Christus Jezus is gegeven vóór aionische tijden, zodat dit werk onveranderd en zuiver zal blijven voor alle geslachten van de aionen der aionen, dat wil zeggen: totdat Gods doelstelling is bereikt? Net zoals de vrouw, als het complement van de man, doorheen de geslachten de vorm van de mensheid handhaaft, zo handhaaft de ecclesia, als complement van Christus, de vorm van de bediening die God in Christus begon, opdat God zal vinden: "de heerlijkheid in de ecclesia en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van de aion der aionen! Amen."(Efe. 3:21;CV).

Christus Zelf levert de kracht voor deze bediening. Hij is het Leven, de drijvende kracht er achter. Maar God heeft de zaken zo geregeld dat het onze rol is er op toe te zien dat er geen afwijking is van de vorm die de bediening zal nemen. Het is een bediening van genade, volhardende genade, voortgaande genade, onverdunde genade, want genade is de basis voor de uiteindelijke redding en het pad naar complete verzoening.

De vorm van de bediening van de ecclesia werd door God al vóór de aionen begonnen vastgesteld. Er zijn twee bedieningen die dateren van voor pré-aionische tijden: de bediening van Christus en de bediening van de ecclesia. De bediening van Christus is er een van leven, in overeenstemming met de belofte die in Hem werd gedaan vóór aionische tijden(Titus 1:2). Christus, als Gods complement, vervult Zijn belofte van leven, want al Gods beloften zijn "Ja" en "Amen" in Christus (2 Kor. 1:20). Christus wijkt nooit af van Zijn missie als Leven-gever. De belofte van leven is in Hem gecentreerd. Hij is de Opstandingen en het Leven, de Weg, de Waarheid en het Leven, het Brood van het Leven. "Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden."(1Kor. 15:22; Joh. 6:35; 11:25; 14:6).

Al vóór aionische tijden legde God vast dat allen leven zouden hebben en Hij benoemde Zijn Zoon om het middel te zijn waardoor deze belofte van leven vervuld zou worden. Op Golgotha zei Jezus: "Het is volbracht." Zelfs in Zijn dood garandeert Hij leven. Leven is nu voor allen een zekerheid; zo zeker dat Paulus, wanneer hij in 1Korinthe 15:20 aankondigt dat Christus is opgewekt uit de doden, binnen het bereik van slechts negen verzen kan stellen dat God Alles zal zijn in allen.

Maar God heeft ook besloten, opnieuw al vóór aionische tijden, dat Zijn eigen genade de basis voor de uiteindelijke redding zal zijn, en niet de werken van het schepsel. En zo wordt de ecclesia, als Christus' complement, benoemd om de bediening van leven aan te vullen die Christus aan het uitwerken is. Zo begint God, vanaf Golgotha, Zijn genade te tonen, eerst aan de leden van de ecclesia zelf, omdat zij een voor een geroepen zijn uit de zonen van de mensheid, en dan, door de ecclesia, aan heel de schepping. Want het is een bediening die niet beperkt is tot de Aarde, maar ze moet ook in de komende aionen aan de hemelingen getoond worden. Net als de bediening van leven, zal ze niet ophouden totdat het Alles in allen voltooid zal zijn.

De bediening van de ecclesia, deze bediening van genade en verzoening, is er niet een die plotseling door God werd bedacht om over te nemen waar andere bedieningen tekort schoten, alhoewel het dat nou precies wel doet. Ze slaagt, waar anderen simpelweg falen, omdat het geheel van God is, helemaal en alleen van Hem afhankelijk. Het is, afgezien van die van Christus zelf, de langst durende bediening in het universum. Gods doelstelling wordt gedefinieerd als de doelstelling van de aionen(Efe. 3:11). De bediening van de ecclesia dateert daarom al van voordat God ook maar een enkel deeltje van Zijn grote doelstelling in beweging zette. Het werd bedacht in de allervroegste raadsbesluiten van God, en bleef onaangetast door wat er sindsdien is gebeurd.

Hoe heerlijk is het dat de toekomst van het hele universum afhangt van die allereerste beslissingen van God, om leven te schenken door Zijn Zoon en genade te tonen door de ecclesia! Het is gewoon onmogelijk volledig te verstaan welk een eer God aan ons toevertrouwd heeft als leden van de ecclesia, maar hoe meer we de mate van volwassenheid van het complement van de Christus verkrijgen, hoe dichter we groeien naar de volwassenheid.

   


© Grace and Truth Magazine