Het primitieve ging voorbij
door James Coram.


Het pad, "passend bij overstijging"(1Kor. 12:31;SW), is het pad voor de gelovigen van vandaag. Op dit pad blijven alleen "geloof, verwachting en liefde" (1Kor. 13:13). De gaven van 1 Korinthiërs 12 als geheel waren alleen betrokken bij de aardse periode van de ontwikkeling van de ecclesia. In die tijd, werd dat gehele complement aan geestelijke gaven gegeven met het oog op gepastheid (1Kor. 12:7), omdat het woord van God nog niet helemaal gecompleteerd was (Kol. 1.25). Maar nu is het woord van God compleet door de laatste Paulinische perfectionerings(of "volwassenheid") brieven aan de Efeziërs, de Filippenzen en de Kolossenzen. Dat is dan ook de reden, omdat dat wat eens gepast was nu niet langer passend is, dat zulke voorzieningen opgehouden of afgeschaft zijn.

Nu leren we door de laatste schrijfselen van Paulus over de verandering binnen, en de volle ontwikkeling van, zijn evangelie, gaande van "heerlijkheid naar heerlijkheid" (2Kor. 3:18). Zo zullen we in staat zijn de waarheid te ontwaren die voor ons vandaag toepasbaar is.
Net als Petrus, in een vroegere tijd en eerdere bediening, is het ook voor ons nodig gevestigd te zijn in de huidige waarheid (2Pet. 1:12), de waarheid voor onze eigen tijd en bediening. Wij moeten dit weten opdat we mogen staan "volwassen en ten volle verzekerd zijnde in alle wil van God" (Kol. 4:12;SW).

Het zou geen reden voor alarm moeten zijn dat we gevonden hebben dat alleen enkele van de specifieke gaven van 1 Korinthe 12 doorgegeven (of beter: opnieuw geïntroduceerd) zijn naar de tijd van de volwassenheid. Op de een of andere manier zal God ons altijd geven wat wij nodig hebben, alles wat het beste voor ons is, om overeen te komen met de tijd en de bediening. Want terwijl we zien dat bepaalde gaven, in toepasselijk aangepaste vorm, inderdaad overgedragen worden naar de huidige bediening, wordt er met geen woord over gerept dat andere actief blijven. Paulus verklaart, zelfs in de volkomenheidsbrief aan de Efeziërs: "Deze [de opgevaren Christus] geeft zowel de apostelen, als de profeten, als de evangelisten, als de herders en leraars" (Efe. 4:11;SW). Dit maakt het duidelijk dat deze diensten inbesloten zijn in Gods voorzienigheid voor de ecclesia van vandaag, zelfs in de tijd van volwassenheid, en niet alleen in de eerdere tijd, waarin de ecclesia begon. Hoewel het voorzien in deze gaven voor gelovigen van vandaag overeenstemt met de aanwezigheid van deze gaven in de tijd die vooraf ging aan de huidige, wordt de huidige voorziening niet noodzakelijk gemaakt doordat ze eerder al voorkwam.

Het is niet dat een paar van ons apostelen of profeten zijn, maar dat wij "gebouwd zijnde op het fundament van de apostelen en profeten," de apostelen en profeten van de ecclesia die Christus' lichaam is, "waarvan Christus Jezus Zelf de hoeksteen is" (Efe. 2:20;SW).

Doorheen de eeuwen, sinds de dagen van Paulus, waarin er trouwe mensen waren die kundig waren om anderen te onderwijzen die zo verbonden waren (2Tim. 2:2), vinden we er die God aan de ecclesia heeft gegeven, voor de aanpassing van de heiligen. Tot op de hoogte dat zulke mensen, elk op hun niveau, dienen tot dit doel, doen ze zo het werk van de evangelist, pastor of leraar (2Tim. 4:5). Geen van deze of hun metgezellen, echter, werd het dienstbetoon van apostel of profeet gegeven.

Dat is omdat, nu het woord van God compleet gemaakt is, het voor iemand onmogelijk is door de Heer gezonden te zijn als de oorspronkelijke vertegenwoordiger van Zijn evangelie, net als het onmogelijk is te dienen als eerste woordvoerder van Zijn woord, nu Zijn woord is opgetekend in de Schrift.
Het is een tijdloos feit dat God ons apostelen en profeten heeft gegeven, net zoals Hij ons evangelisten geeft, pastores en leraren (in die gevallen waar deze laatsten echt het woord verkondigen als trouwe uitdelers van Christus - Kol. 1:7, niet, hoewel onbewust, als bedrieglijke werkers - 2Kor. 11:13). Maar het feit dat God aan de ecclesia apostelen en profeten geeft, wil niet zeggen dat dezen te vinden zijn onder onze tijdgenoten. Zoals aangetoond in onze eerdere studie, is de gave van profetie opgehouden, net zo zeker als die van talen. Wie dan ook van zichzelf of iemand anders onder onze mede gelovigen vandaag denkt een apostel of een profeet te zijn, heeft het gewoon mis. Hoe oprecht hun getuigenis en hoe overtuigend hun woord ook kan zijn, iedere hedendaagse "apostel" of "profeet" is in het geheel geen apostel of profeet, maar slechts misleide individuen.

Genezing.

Velen zullen nog vragen: Hoe zit het dan met de andere gaven, in het bijzonder genezing, waarvan niet specifiek wordt gezegd dat ze zijn opgehouden? In menige passage wordt lichamelijke genezing duidelijk beloofd, maar het heeft geen plaats in de meer uitstekende weg die we overdenken. Efeziërs belooft "alle geestelijke zegen te midden van de hemelingen" (Efe. 1:3), maar er is geen enkel woord over lichamelijke gezondheid op Aarde. Filippenzen stelt ons drie van de meest geestelijke van Gods slaven voor in deze tijd van allesoverstijgende genade. Paulus zelf had een doorn in het vlees, en kon maar niet van deze lichamelijke zwakte afkomen, omdat het nodig was voor de perfectionering van genade. Gods kracht kan alleen volbracht worden in zwakheid (2Kor. 12:8), en Paulus, die anderen genas, leert de diepere les van blijven staan onder de kracht van Christus. Dit was nadat hij de meer uitstekende weg was gaan bewandelen.

Naast Paulus is Timotheüs de grootste van alle apostelen voor deze tijd van genade. Ook hij betreedt het pad van perfectie, en lijdt onder "vele zwakheden", waarvoor Paulus hem een beetje wijn voorschrijft, in plaats van zijn gave van genezing uit te oefenen.

En nu wordt ons verteld van Epafroditus, die zijn ziel op het spel zette voor de heiligen, en bijna stierf toen hij bij Paulus was, tot diens grote verdriet. Hij was op de meer uitstekende weg. Niemand op de meer uitstekende weg zal ooit de gave van wonderbaarlijke genezing gebruiken, ook al zou hij die hebben (Filip. 2:25-30).

Voordat Paulus deze bediening ontving, was hij de grootste genezer van alle apostelen. Hij verdubbelde meer dan alles wat Petrus deed. Maar toen de grote verandering kwam, toen Israels verwerping van de Messias steeds duidelijker werd, besloot hij Christus niet langer naar het vlees te kennen; hij verzond bericht dat de tekenen, die de verkondiging van het koninkrijk vergezelden, zouden ophouden en hij deelde mee dat God iets veel beters voor de heiligen in petto had, niet op Aarde, maar in de hemelen, niet op het gebied van het lichamelijke, maar in het geestelijke.

Christus kennen "naar het vlees" (2Kor. 5:16), verwijst naar Christus' vlees, niet naar dat van Paulus (Rom. 9:3-5). Paulus zou zeker niet een vleselijke kennis over Hem opeisen als de basis van zijn bediening tot dan toe. Maar hij was bezig geweest Hem te verkondigen als de Messias van Israel, naar Zijn lichamelijke relatie met de Besnijdenis. Christus was een Jood en leefde en stierf in hun land en zal het koninkrijk voor hen herstellen op basis van hun lichamelijke band met Hem. De zegen voor de heiden op Aarde moet vloeien doorheen dit kanaal. Paulus had Hem verkondigd als Israels Messias. Dit is "Christus kennen naar het vlees". Genezing en alle andere gaven waren verbonden met Christus kennen naar het vlees. Zo gingen zij voort in verband met die bediening.

Op dat punt in Paulus' loopbaan, toen hij de tweede brief aan de Korinthiërs schreef, besloot hij Christus niet langer naar het vlees te kennen (2Kor. 5:16). Hij deed de eerste stappen op de meer uitstekende weg. Christus naar het vlees komt overeen met de wedergeboorte, zoals het koninkrijk wordt genoemd (Matt. 19:28). De verkondiging er van leidt naar het koninkrijk en het millennium. Dat zal erg goed zijn. Het zal uitstekend zijn! Maar Paulus is, in geest, aan het einde van het millennium gekomen en gaat binnen in de nieuwe schepping (2Kor. 5:17). Het gevolg van het niet langer Christus kennen naar het vlees, is: "indien iemand in Christus is, die is een nieuwe schepping. Het oude ging voorbij".

"Het oude" staat in het meervoud, ta archia, "de ouden", of "DE ORGINELEN." De verwijzing naar dat wat "voorbij ging", is naar het begin, naar de oorspronkelijke bedelingen die zich bezig hielden met Christus naar het vlees, samen met al hun bijbehorende uitrustingen. Wat ook de gaven zijn die we vandaag gezamenlijk met de gelovigen van die vroege tijden hebben, zelfs die onder Paulus' vroege bediening, zijn incidenteel vergeleken bij, en niet veroorzaakt door, de oorspronkelijke gaven die er eerst waren.

We genieten de volheid van de "de onnaspeurlijke rijkdom van Christus" (Efe. 3:8;SW) en zijn verlicht over wat:

"de bediening van het geheim inhoudt, het verborgen zijnde in de aionen in God, De scheppende het al,
10 dat nu bekend zou worden aan de overheden en de gezaghebbers in de hemelse gewesten, door de ecclesia, de veelkleurige wijsheid van God.
11 naar het doel van de aionen dat Hij maakt in Christus Jezus, onze Heer,
12 in Wie wij de vrijmoedigheid en toegang hebben in vertrouwen door Zijn geloof."

(Efe. 3:9-12;SW)

Dit is de meer uitstekende weg. De wedergeboorte leidt tot millenniumzegen, waarvan de gaven een teken waren. De nieuwe schepping introduceert ons in een onuitspreekbaar hogere sfeer van zegen, gebaseerd op geloof dat niet om tekenen vraagt.

Toen Paulus geleidelijk dit pad opging, werd zijn eigen gezondheid aangetast en kon hij zijn beste vrienden niet meer genezen. Hij liet zelfs een van hen, Trofimus, ziek achter in Milete. Vraag hem, in zijn Romeinse gevangenis, of de gave van genezing buiten werking was getreden en zijn antwoord kan heel wel zijn: "Als het niet zo is, waarom word ik dan gekweld en waarom is Timotheüs dan zo vaak ziek? En hoe zit het dan met Trofimus en Epafroditus?" En er is geen enkel voorval waar genezing voorkwam nadat het koninkrijksverhaal in Handelingen was afgesloten. Lichamelijke genezing is een teken en belofte van de materiële wonderen van het koninkrijk op Aarde. Zolang het niet langer wordt verkondigd, zijn betuigingen van de kracht er van niet op z'n plaats.

Mededogen en genade voor vandaag.

Hoewel we nauwelijks de wonderlijke tekenen mogen verwachten die verbonden zijn aan Israels Messiaans Koninkrijk in een tijd en bediening die er compleet van is gescheiden, is dit geheel geen indicatie dat we onze verzoeken niet aan God mogen richten(Filip. 4:6,7). God kan zeer wel genadevol met ons zijn en ons herstel toestaan, zelfs wanneer we, net als Epafroditus, dicht bij de dood komen (Filip. 2:27). Het is niet zo dat we vandaag alle hoop op Gods mededogen en genade moeten uitsluiten waar het onze lichamelijke zwakheden betreft, alleen omdat de bijzondere gave van genezing uit 1 Korinthe 12, door de handen van bepaalde mensen, niet langer voortgaan. Moge dat er nooit van komen! Indien het Zijn bedoeling is, Zijn besliste wil, zal God zeker ons van welke ziekte dan ook verlossen - zo lang Hij het goed vindt en tot op een niveau dat Hij van plan is - of dat nu gaat via gewone of buitengewone middelen. Ja, in de laatste analyse is het altijd: "Een mens is niet in staat iets te krijgen, indien het niet aan hem gegeven zal worden uit de hemel." (Joh. 3.27;SW).

Iedereen die vandaag echt de verzachting, terugval of verwijdering van pijn of ziekte ervaart, geniet deze verlossing alleen vanwege God en Zijn krachtige werken. Dit is zo ondanks de middelen die voor dit doel gebruikt kunnen worden en hoe twijfelachtig bepaalde wegen van verlichting ook mogen zijn. Want God werkt alles naar de raad van Zijn wil (Efe. 1:11). Maar dit betekent niet dat, als wij trouw wensen te blijven, wij "christelijke genezers" zouden moeten nalopen, net zo min als we efficiënte Oosterse orakels zouden moeten raadplegen.

De ecclesia die Christus' lichaam is en waarvan gelovigen vandaag leden zijn, is een unieke Paulinische onthulling, en is in Handelingen totaal niet in beeld, en zeker niet in het eerste deel. Niets is een grotere vergissing dan te claimen dat de huidige ecclesia begon op de Pinksterdag, of dat wij de huidige kerk zouden moeten vormen naar de gebeurtenissen en praktijken die ons voor ogen komen in de eerste hoofdstukken van Handelingen. Dientengevolge moeten we onze geloofwaardigheid niet tot het breekpunt oprekken om onszelf te overtuigen dat de charismatische beweging van vandaag een echte vernieuwing is van de leer en praktijken van Pinksteren. We zouden zeer zeker niet de wonderen en bijzondere bezoeken van de Heer moeten verwachten die opgetekend zijn in het boek Handelingen, nu de bediening van het geheim (Efe. 3:9) is gekomen en het woord van God is gecompleteerd. Handelingen is gewoon een kroniek van de daden van hen over wie het betreft, en werd geschreven vanuit een Joods perspectief, in afwachting van het aardse koninkrijk. Het is een voortzetting van het verslag van de bediening van onze Heer, zoals opgeschreven door Lucas, en houdt zich bezig met Israels verwerping van het evangelie van het koninkrijk.

Zelfs de meest vurige "Pinkster gelovigen" van vandaag die echt objectief zijn, tellen de profetieën, genezingen en tongentalen niet waarvan zij zelf getuigen zijn. Dit is omdat de profetieën vaak als vals bewezen worden, en de genezingen twijfelachtig zijn, net als de tongen die weinig overeenstemming hebben met de Schriftuurlijke voorbeelden, maar veel overeenkomen met de herhalende, onsamenhangende geluiden die door hun mentoren en medeleden gemaakt worden.

Aangezien velen deze "gaven" najagen uit een rein hart, vanuit oprecht gebed dat zij de waarheid mogen kennen, lijkt het voor hen onmogelijk dat de veronderstelling misschien waar is dat zij op die manier in de val zitten van de Tegenstander. Maar vele van zulke broeders zien niets ongerijmds in vertrouwelijk er op te staan dat zij die met hen van mening verschillen - gelovigen die niet minder oprecht zijn dan zijzelf, die toch deze sensationele praktijken vals achten - noodzakelijkerwijze misleid zijn door de duivel.

Zelfs wanneer belangrijke voorspellingen zo nu en dan accuraat blijken, is dit geen aanwijzing dat iemand vandaag echt dient in de capaciteit van goddelijk profeet. Ja, " Wie is het, die spreekt en het is er, wanneer de Here het niet gebiedt? Komt niet uit de mond des Allerhoogsten het kwade en het goede?" (Klaagl. 3:37,38;NBG - ook Jes. 55:10,11).

En voor wat de zogeheten geloofsgenezing betreft, zijn de waarnemingen van A.E. Knoch van vele jaren geleden, vandaag nog steeds toepasbaar:

"Sommige gevallen kunnen tijdelijk genezen worden, maar ander vallen buiten haar bereik. De gevallen vallen in precies dezelfde groepen als andere systemen van mentale genezing. Functionele ziekten of functionele complicaties die gewoonlijk organische ziekten vergezellen, zijn gewoonlijk geestelijk van oorsprong, en kunnen door 'geloof' genezen worden, hoe ze ook tot stand kwamen. Het is gewoon een zaak na "mind over matter".
Nu moeten we toegeven dat het beroep op Gods woord de meest krachtige aansporing is voor geloof en dat mentale genezing onder de gedaante van het wonderlijke, veel meer succes zou moeten hebben dan beroepen op filosofie of "wetenschap" of alleen de kracht van herhaling. Deze hangen alle af van het feit dat er geen organische ziekte is, maar alleen verstoringen in de mentale controle van het lichaam. Indien we hierbij de immense psychologische gevolgen toevoegen van massabijeenkomsten, hebben we een van de meest krachtige natuurlijke middelen van het verbeteren van functionele ziekten.
Iedereen kent het levendmakende gevolg van vreugde en blijdschap en het deprimerende effect van tobben. De mentale toestand beïnvloedt krachtig de werking van alle vitale organen. Zelfs blindheid en verlamming kunnen veroorzaakt worden door puur mentale emoties. Gevallen als deze kunnen genezen worden door de mentale genezers van vandaag, en wel speciaal door hen die proberen te werken onder de vlag van de Bijbel. Maar geen van hen kan de genezing bereiken die het Messiasschap van onze Heer bevestigde of de nabijheid van het koninkrijk in de dagen van de apostelen." *1)

Het nu bekende geheim.

Profetie, als speciale gave van voorlopige kennis, bereidde voor op verdere ontvouwingen en volwassenheid. Op gelijke wijze dienden de verbazende gave van talen, eens en voor altijd, als een teken voor ongelovigen. Want het gaf een bewijs aan de niet ophoudende liefde van de mens voor de duisternis in plaats van het licht, zelfs toen de heerlijke boodschap van verlichting vergezeld ging met zulk een onvoorstelbaar wonder.

De huidige bediening van Gods genade vroeg, in de taal van de inspiratie, om een "aanpassing van de heiligen in het werk van bediening, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij zouden verkrijgen het al in de eenheid van het geloof en van de bovenkennis van de Zoon van God, tot een volgroeide man, tot een maat van gestalte van het complement van de Christus" (Efe. 4:12,13;SW). De tijd was gekomen toen de apostel ging berispen en leren om zo ieder mens volwassen in Christus te presenteren (Kol. 1:28). Dit was onmogelijk in de tijd toen 1 Korinthe werd opgeschreven. Maar later, deed Epafras dat, in gebed worstelend voor de Kolossenzen, opdat zij "mogen staan, volwassen en ten volle verzekerd zijnde in alle wil van God" (Kol. 4:12).

Het was Paulus toegestaan om voor ons "het woord van God te completeren, het geheim, het verborgen geweest zijnde tijdens de aionen en tijdens de geslachten, maar nu geopenbaard werd aan Zijn heiligen, aan wie God wil bekendmaken wat de rijkdom is van de heerlijkheid van dit geheim onder de natiën. Dat is: Christus in jullie, de verwachting van de heerlijkheid" (Kol. 1:25-27;SW). "Natiën" en "jullie" zijn beide meervouden, daarom moet "en" ("in" wanneer gebruikt bij een enkelvoudig onderwerp) weergegeven worden met "onder". Dit verwijst niet naar Christus' aanwezigheid, door Zijn geest, binnen de individuele gelovige (wat geen geheim was; Rom. 8:9; Gal. 2:20), maar naar de aanwezigheid van de Christus van God nu (Die, eerder, naar het vlees, alleen verbonden was met de natie Israel) onder de natiën zelf: Christus onder jullie!

Christus, Die vóór Zijn hemelvaart nooit naar de natiën ging, ontmoette Paulus in het buitenland, op de weg naar Damascus, niet als de nederige Jezus, maar als de verheerlijkte Zoon van God. Geleidelijk, door de bedieningen van de apostel, ontvouwt Hij Zijn geheime doel, dat de natiën, in geest, alles zullen zijn wat Israel in het vlees zal zijn, en veel meer. Dit is het geheim: Christus onder de natiën, een heerlijke verwachting. Niet een onderschikte plaats in het aardse koninkrijk, maar een vooraanstaande plaats in Zijn hemelse domeinen.

Net als zij die erkennen dat de "primitieve" (of "oude") dingen inderdaad voorbij zijn, verheugen wij ons in de heerlijke ontvouwingen die ons nu worden gegeven, die onthullingen die het woord van God completeren en ons onze positie van volwassenheid toestaan waarin wij compleet zijn in Christus (Kol. 2:10). Moge god ons geven dat onze liefde overvloedig zal zijn en steeds meer in bewustwording en alle gevoeligheid, zodat wij de dingen kunnen testen die er toe doen (Filip. 1:9,10). We bidden zowel voor een geest van wijsheid als voor onthulling van bewustwording van Hem, dat de ogen van ons hart verlicht mogen worden, zodat wij kunnen waarnemen wat de verwachting van Zijn roepen is, en wat de rijkdommen van de heerlijkheid zijn van Zijn lotdeel te midden van de hemelingen.

We wachten op Gods Zoon uit de hemelen, Die Hij opwekte uit de doden, Jezus, onze Redder uit de komende verontwaardiging (1Thess. 1:10). Wij verwachten Zijn komst door geloof, in afwachting en door liefde. Want, zoals onze apostel heeft gezegd en wij ontdekt hebben: "Maar nu blijven geloof, verwachting, liefde, maar van deze drie is de liefde de grootste. Achtervolgt de liefde!" (1 Kor. 13:13, 14:1;SW).



*1) Unsearchable Riches, vol.xv, pp.306,307.



© Concordant Publishing Concern