Waar gaat het over als de Bijbel over vuur spreekt?

door
Gerry Beauchemin

   

Vuur, waar het verbonden is met Gods oordelen, is een metafoor. Het zou nooit letterlijk genomen moeten worden. Dat wel doen vervalst de Schrift. God is zowel  "Liefde" als een  "Verterend Vuur" (1Joh. 4:8, 16; Hebr. 12:29). Het is troostend te weten dat onze liefhebbende Vader er op uit is alle kwaad in ons te verteren.

Vuur niet geblust.

Thomas Allin schreef:

"Elke goede lexicon zal laten zien hoe weinig de term die vertaald is met "onuitblusbaar" ook maar de gedachte overbrengt. Homerus paste ze vaak toe op "heerlijkheid," "lachen," "roepen" en op het korte vuur dat de Griekse vloot verteerde. Eusebius zei twee maal dat martelaren verteerd werden in "onuitblusbaar" vuur. Kerkgeschiedenis Vi.41. Cyrillis noemt het vuur dat het brandoffer verteerde onuitblusbaar. de ador. lib.x. Het is vreselijk te denken aan het lijden dat liefhebbende harten hebben moeten doorstaan door misleidende vertalingen, misschien wel het meest door die schaamteloze weergave met  "zal nooit uitgeblust worden," Mark. 9:43-45 (nu verwijderd nadat het zoveel kwaad heeft gedaan)." (3).

Om te begrijpen wat Markus bedoelde met "onuitblusbaar," moeten we naar het Oude Testament gaan. "Het vuur nu op het altaar zal daarop brandende gehouden worden, het zal niet uitgeblust worden; maar de priester zal daar elken morgen hout aansteken, en zal daarop het brandoffer schikken, en het vet der dankofferen daarop aansteken. Het vuur zal geduriglijk op het altaar brandende gehouden worden; het zal niet uitgeblust worden" (Lev 6:12-13;SV).

Hier hebben we een vuur dat voortdurend brandend gehouden werd door de constante inspanningen van de priesters, elke dag. Het is een vuur met een doel. Zodra het z'n doel had bereikt in het Aäronitische priesterschap werd het toegestaan uit te gaan. Wie gelooft dat de vuren die op die Oud Testamentische altaren brandden vandaag nog steeds branden?

"Daarom dat zij Mij verlaten, en anderen goden gerookt hebben, opdat zij Mij tot toorn verwekten met al het werk hunner handen, zo zal Mijn grimmigheid aangestoken worden, tegen deze plaats, en niet uitgeblust worden" (2 Kon. 22:17;SV).
"8 Want het zal zijn de dag der wraak des HEEREN, een jaar der vergeldingen, om Sions twistzaak.
9 En hun beken zullen in pek verkeerd worden, en hun stof in zwavel; ja, hun aarde zal tot brandend pek worden.
10 Het zal des nachts of des daags niet uitgeblust worden, tot in der eeuwigheid zal zijn rook opgaan; van geslacht tot geslacht zal het woest zijn, tot in eeuwigheid der eeuwigheden zal niemand daar doorgaan
" (Jes. 34:8-10;SV).
"O huis Davids! zo zegt de HEERE: Richt des morgens recht, en verlost den beroofde uit den hand des verdrukkers; opdat Mijn gramschap niet uitvare als een vuur, en brande, dat niemand blussen kunne, vanwege de boosheid uwer handelingen" (Jer. 21:12;SV).

Generatie na generatie is niet eeuwig. Gods "onuitblusbare" boosheid tegen Israel in deze passages heeft een einde. "Besnijdt .... uwer harten, .... opdat Mijner grimmigheid niet uitvare als een vuur, en brande, dat niemand blussen kunne, vanwege de boosheid uwer handelingen.... Verzamelt ulieden .... want Ik breng een kwaad aan van het noorden, en een grote breuk" (Jer. 4:4-6;SV). De woorden "dat niemand blusse kunne," betekenen dat niemand het uit kan krijgen terwijl het z'n loop heeft. Het is een andere manier om "onuitblusbaar" te zeggen. De terminologie duidt hier op de een of andere vorm van herstellend oordeel. Het is van belang op te merken dat Hij kastijding brengt vanwege het kwaad "van" hun doen en laten, en niet omdat zij kwade wezens "zijn," buiten herstel. De heersende theologie is op het laatste gebouwd.

"Ik zag .... al zijn steden waren afgebroken.... vanwege de hittigheid Zijns toorns.... Dit ganse land zal een woestijn zijn (doch Ik zal geen voleinding maken) |zie ook Jer. 5:10,18| .... Hierom zal de aarde treuren .... omdat Ik het heb gesproken, Ik heb het voorgenomen en het zal Mij niet rouwen, en Ik zal Mij daarvan niet afkeren"(Jer. 4:26-28;SV).

"Gij hebt hen geslagen, maar zij hebben geen pijn gevoeld; Gij hebt hen verteerd |verbrand| , maar zij hebben geweigerd de tucht aan te nemen .... zij hebben geweigerd zich te bekeren....omdat zij den weg des HEEREN, het recht hun Gods niet weten" (Jer.5:1-4;SV)

Waarom brandt het vuur van Zijn toorn zodanig dat niemand het kan blussen? Is er een doel? Absoluut! (Jer. 4:28). Het is het vuur van een zuiveraar (Mal. 3:2,3). Hij verteert om te corrigeren (Jer.5:3; 30:11). Zolang zij voortgaan met weigeren, zolang gaat Hij voort met verteren, want Hij is meedogenloos (Jer. 4:28). "Onuitblusbaar" betekent "niet te stoppen." Hij zal pas ophouden als zijn doel is bereikt. "Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Mijn toorn en Mijn grimmigheid zal uitgestort worden over deze plaats, over de mensen en over de beesten, en over het geboomte des velds, en over de vrucht des aardrijks; en zal branden, en niet uitgeblust worden" (Jer. 7:20;SV). Als onuitblusbaar niet voor altijd is voor beesten, de bomen van het veld, en vruchten, waarom moet het dan wel zo zijn bij mensen?

"Ziet, Mijn toorn en Mijn grimmigheid zal uitgestort worden .... en zal branden, en niet uitgeblust worden.... Dit is het volk, dat naar de stem des HEEREN, zijns Gods, niet hoort, en de tucht niet aanneemt.... Want de kinderen van Juda hebben gedaan, dat kwaad is in Mijn ogen, spreekt de HEERE"(Jer. 7:20,28,20;SV). Gods oordelen zijn correcties op kwaad dat gedaan is, niet een vernietiging of eeuwige kwelling voor "hopeloos kwaad zijn." Er ligt tussen deze twee gedachten een oneindig verschil.

"Maar indien gij naar Mij niet zult horen.... zo zal Ik een vuur in haar poorten aansteken, dat de paleizen van Jeruzalem zal verteren, en niet worden uitgeblust" (Jer. 17:27;SV) Zijn de paleizen al opgehouden te branden?

"Ik zal een vuur in u aansteken, hetwelk in u allen groenen boom en allen dorren boom verteren zal; de vlammende vlam zal niet uitgeblust worden, maar daardoor zullen verbrand worden alle aangezichten van het zuiden tot het noorden toe. En alle vlees zal zien, dat Ik, de HEERE, dat aangestoken heb; het zal niet uitgeblust worden. En ik zeide: Ach, Heere HEERE, zij zeggen van mij: Is hij niet een verdichter van gelijkenissen?"(Eze. 20:47-49;SV).

Ja, Hij spreekt in gelijkenissen en de betekenis van "zal niet uitgeblust worden" is niet dezelfde als  "zal nooit uitgeblust worden." Let er op dat ze niet voor eeuwig gekweld zullen worden, maar verzengd! Zij die de woorden van onze Heer ontvingen begrepen dat "ontuitblusbaar" niet altijd duurde, maar ongehinderd door ging tot het doel er van was bereikt (zie ook Jes. 1:31; Amos 5:6).

Zuiverend vuur

We zullen allen gezouten worden door Zijn zuiverend, schoonmakend vuur. "... in het helse vuur geworpen te worden; Waar hun worm niet sterft, en het vuur niet uitgeblust wordt. Want een ieder zal met vuur gezouten worden,..." (Mar. 9:47-49;SV). Let er op dat vuur dat ons zuivert regelrecht verbonden is met "hellevuur"! En het pakt "een ieder" aan en dat omvat u en mij. Zuivering met vuur is het testen, de beproevingen en oordelen waar doorheen God ons moet brengen om ons te perfectioneren. Deze zijn de middelen waardoor we omgevormd worden in het beeld van Christus - het doel van onze redding. Zelfs Christus leerde gehoorzaamheid door de beproevingen van lijden (Hebr. 5:8). "De discipel is niet boven den meester, noch de dienstknecht boven zijn heer"(Matt. 10:24;SV). Indien wij Zijn zuiverende vuren in deze tijd weerstaan, zullen we in de volgende tijd er doorheen moeten gaan, want onze God is niet te stoppen (Jer. 4:28), zoals we hierboven zagen. Hij zal ons niet opgeven totdat Zijn doelen voor ons zijn bereikt! Overweeg de volgende teksten:

  • 10 Want Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd, gelijk men het zilver loutert;
    11 Gij hadt ons in het net gebracht; Gij hadt een engen band om onze lenden gelegd;
    12 Gij hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij waren in het vuur en in het water gekomen; maar Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloeiende verversing. (Psalm 66:10-12;SV).
  • 2 Maar wie zal den dag Zijner toekomst verdragen, en wie zal bestaan, als Hij verschijnt? Want Hij zal zijn als het vuur van een goudsmid, en als zeep der vollers.
    3 En Hij zal zitten, louterende, en het zilver reinigende, en Hij zal de kinderen van Levi reinigen, en Hij zal ze doorlouteren als goud, en als zilver; dan zullen zij den HEERE spijsoffer toebrengen in gerechtigheid. (Mal. 3:2,3;SV)
  • Die zal u met den Heiligen Geest en met vuur dopen. (Matt. 3:11SV; Luc. 3:16).
  • Ik ben gekomen, om vuur op de aarde te werpen; en wat wil Ik, indien het alrede ontstoken is? (Luc. 12:47-49;SV)
  • 13 Eens iegelijks werk zal openbaar worden .... dewijl het door vuur ontdekt wordt; en hoedanig eens iegelijks werk is, zal het vuur beproeven.
    14 Zo iemands werk blijft, dat hij daarop gebouwd heeft, die zal loon ontvangen.
    15 Zo iemands werk zal verbrand worden, die zal schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, doch alzo als door vuur.(1 Kor. 3:13-15;SV)
  • Opdat de beproeving uws geloofs .... door het vuur beproefd wordt (1 Petr. 1:7;SV).

Zie ook Jes. 48:10, Jer. 9:7, Da. 11:35, Zach. 13:9, Openb 3:18. God reinigt, zuivert en maakt schoon om ons rijkelijk te vervullen, opdat wij een rechtvaardig offer kunnen aanbieden! Onze werken kunnen alleen geëvalueerd worden door het testen met wat "vuur" wordt genoemd. Zelfs ons geloof moet zo getest worden. Vuur is iets goeds. Het is voor onze vervulling, ongeacht de pijn er van. Geen vuur, geen pijn, geen winst.

Niet stervende worm

"En zij zullen henen uitgaan, en zij zullen de dode lichamen der lieden zien, die tegen Mij overtreden hebben; want hun worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitgeblust worden..."(Jes. 66:24;SV).
"En de dode lichamen dezes volks zullen het gevogelte des hemels, en het gedierte der aarde tot spijze zijn, en niemand zal ze afschrikken" (Jer. 7:33;SV).
Het niet stervende worm concept is, in mijn ogen, geheel verkeerd begrepen. De uitdrukking zegt niet dat mensen niet kunnen sterven en daarom moeten leven in eeuwigdurende kwelling. William Barclay wees aan:

"De Vallei van Hinnom [Gehenna] werd de plaats waar het afval van Jeruzalem werd geworpen en vernietigd. Het was een soort publieke verbrandingsoven. Er smeulde altijd vuur en er lag een laag van dikke rook overheen en er broedde een verachtelijk soort worm die moeilijk te doden was" (Mar. 9:44-48)
Daarom raakte Gehenna in het denken van de mensen geïdentificeerd met alles wat vervloekt en vuil was, de plaats van nutteloze en kwade dingen vernietigd werden, inclusief de lichamen van misdadigers. (4)

Vuur en wormen weerspiegelden de walgelijke toestanden die in de vuilnisbelt van Jeruzalem plaatsvonden. Beiden handelden als zuiveringsmiddel door ziekte dragende organismen te vernietigen. Zij vertegenwoordigden het zuiverend aspect van het Gehenna-oordeel. Ze zijn meedogenloos, totdat alle vuil en vergane materie zijn verteerd. Daarom zal Gods zuiverende doel van het verwijderen van alle onzuiverheid volledig bereikt worden. Dit biedt geen steun voor de gedachte dat oordeel eindeloos moet zijn.

De Poel des Vuurs - een eeuwigdurende martelkame?

"de Oude van dagen Zich zette ... Zijn troon was vuurvonken, deszelfs raderen een brandend vuur. Een vurige rivier vloeide, en ging van voor Hem uit...", "en hij zal gepijnigd worden met vuur en sulfer voor de heilige engelen en voor het Lam." "Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar"(Dan. 7:9-10; Openb. 14:10; Psa. 139:8;SV). Het geeft mij grote troost te weten dat onze Vader en Christus Zelf aanwezig zijn in Gods vurige oordeel. Of de metafoor nu een "rivier", een "meer" of "hel" is, Hij is bij ons! Het verterend vuur van onze Vader (Hebr. 12:29; Mal. 3:2-3) vloeit voort vanuit wie Hij IS: Liefde - nooit falende, eindeloze liefde (1 Joh. 4:8,16; 1 Kor. 13:8; Psa. 13:5).

Openbaring 20:14 definieert "de Poel des Vuurs" als zowel de "tweede dood" als "de dood en Hades, er in geworpen." De dood geworpen in vuur is de dood van de dood; de laatste vijand vernietigd! (1 Kor. 15:26). Ik zie dit als ook sterven aan ons zondige "zelf"(Rom. 6). Zodra God, als een verterend vuur, het droesem in ons verteert, of zo u wil: de dood in ons vernietigt (Rom. 8:6; 1 Tim. 5:6; 2 Kor. 5:14-15), komen we uit in nieuwheid van leven, een nieuwe schepping! (Rom. 6:4; 2 Kor. 5:17). Dit komt overeen met het "Gehenna totdat" oordeel van Matt. 5:22-26.

Martelen/kwellen is tumpanizo (Strongs #5178), één keer gebruikt in het NT: "...anderen zijn uitgerekt geworden, de aangeboden verlossing niet aannemende, opdat zij een betere opstanding verkrijgen zouden" (Hebr. 11:35;SV). Het Griekse woord dat verbonden is met "marteling/kwelling" in de Poel des Vuurs is niet tampanizo, maar basanizo (Strongs # 928).  "Kwelling"(basanizo) wordt gebruikt voor een ziek persoon, voor een schip dat heen en weer geslingerd wordt op de golven, "zwoegen" bij roeien, "gekweld" in verband met Lot; geboortepijnen (Matt. 8:6; 14:24; Mar. 6:48; 2Pe. 2:8; Openb. 12:2). Dit is geen martelen. Charles Pridgeon, voorzitter em oprichter van het Pittsburg Bible Institute, schreef:

 "De oorspronkelijke gedachte achter basanizo is "testen door wrijven op een toetsteen," om een metaal dat op goud leek te testen om uit te vinden of het echt was of niet (Mal. 3:2-3). De betekenis en het gebruik komen overeen met de gedachte aan goddelijke zuivering en met de kwelling, die de test is, om te vinden of er enige verandering in de lijder is. ... Zwavel was heilig voor de godheid onder de oude Grieken en werd gebruikt om te roken, te zuiveren, te reinigen en aan de godheid toe te wijden; voor dit doel verbrandden zij hun wierook. In Homerus' Iliad (16:228) wordt gesproken van de reiniging van een beker door vuur en zwavel. Het werkwoord, dat afgeleid is van Theion, is Theioo, wat heiligen, goddelijk maken betekent of toewijden aan een God (zie Liddell en Scott Greek English Lexicon, 1897 Edition). Voor elke Griek of een getrainde in de Griekse taal zou een  "Poel van vuur en zwavel" een "meer van goddelijke zuivering betekenen."(5).

De Grieks-Engelse Keyword Concordantie vertaalt het Griekse woord theion met zowel "brimstone" (zwavel) als met "divine"(goddelijk). Het leest: "Zwavel werd zo genoemd omdat het gebruikt werd in de zuiverings-ceremoniën van valse aanbidding."(6). De Word Study Concordance heeft "brimstone" (zwavel - Strongs #2303) afgeleid van thios (Strongs #2304, wat de King James en de NIV beide vertalen met "divine/goddelijk"(Hand. 17:29; 2 Pet. 1:3,4). (7). Vine zegt dat theion (zwavel) oorspronkelijk "vuur vanuit de hemel" weergaf en gaat verder met te zeggen dat "zwavel werd gebruikt in heidense zuiveringen."(8). Dus alle bronnen stemmen hier met elkaar overeen. De Poel van vuur en zwavel betekenen een meer van goddelijke zuivering. Wow!

Bedenk de verwijzingen naar deze  "Poel des vuurs," genaamd de "tweede dood." "Die overwint, zal van den tweeden dood niet beschadigd worden"(Openb. 2:11;SV). Door iets beschadigd worden heel wat anders dan eindeloos gemarteld worden.

"Zalig en heilig is hij, die deel heeft in de eerste opstanding; over deze heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen heersen duizend jaren"(Openb. 20:6;SV). Ik geloof dat zij die deelhebben aan deze opstanding al in de "tweede dood" gestorven zijn toen zij op aarde aan zonde zijn gestorven (Rom. 6).

"en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken. ... en de dood en de hel gaven de doden, die in hen waren; en zij werden geoordeeld, een iegelijk naar hun werken"(Openb. 20:12,13;SV).  "Naar hun werken" is in direct conflict met een massale algemene veroordeling!

"En de dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood" (Openb. 20:14;SV). De dood van de dood! De laatste vijand wordt vernietigd!

"Maar den vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovenaars, en afgodendienaars, en al den leugenaars, is hun deel in den poel, die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood"(Openb. 21:8;SV). Dezen zijn het die hun deel hebben dat perfect overeenkomt met "naar hun werken," maar volkomen inconsistent is met eindeloze straf. Want hoe kan wat eindeloos is "deel" uitmaken van iets groters? Hoe nauwkeuriger we kijken naar de taal van oordeel in de Schrift, des te meer spreekt die het algemeen heersende beeld tegen.

"en zij hebben geen rust dag en nacht, die het beest aanbidden en zijn beeld"(Openb. 14:11b;SV). Dit verwijst naar de tijd vóór hun oordeel, want het is ondenkbaar dat zij zouden voortgaan met het aanbidden van het beest terwijl ze gekastijd worden voor deze bezigheid. En zelfs als ze het zouden doen, dan is er niets dat de duur van hun oordeel aangeeft. Toevoegend, zoals al gezegd met betrekking tot "ten dele" en "naar hun werken," het concept van "dag en nacht" verwijst naar het gebied van de tijd en is onverenigbaar met eeuwigheid.

Eerste keer dat "Gehenna" door Christus wordt gebruikt

Bij het allereerste begin van het Nieuwe Testament stelde Christus de beperkte aard van het Gehenna-oordeel vast. Dit is van het grootste belang, want in de context van Zijn eerste vernoeming er van bevestigde Hij de Mozaïsche code van recht: "Een oog voor een oog, en een tand voor een tand" (Matt. 5:38, afgeleid van Exo. 21:24; Matt. 5:17-19). Deze code legde vast dat elke misdaad een rechtvaardige en passende bestraffing verdient, een die duidelijk meetbaar is. "...zo zult gij geven ziel voor ziel, oog voor oog, tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet, brand voor brand, wond voor wond, buil voor buil"(Exo. 21:23-25;SV). Als Christus meende dat het Gehenna eeuwigdurend zou zijn, dan had Hij het nooit met de Mozaïsche code verbonden kunnen hebben. Wat is er meetbaar aan eeuwigdurend? En bovendien bevestigde Hij dit specifiek door te zeggen dat dezelfde maat waarmee we anderen meten voor ons gebruikt zal worden! (Matt. 7:2). Dit geeft aan dat het Gehenna niet eeuwigdurend is. Bijvoorbeeld: geen neerbuigende opmerking (dwaas) kan eeuwigdurende pijn oproepen en kan daarom, als vergelding, geen eeuwigdurende bestraffing verdienen.

"23 Zo gij dan uw gave zult op het altaar offeren, en aldaar gedachtig wordt, dat uw broeder iets tegen u heeft;
24 Laat daar uw gave voor het altaar, en gaat heen, verzoent u eerst met uw broeder, en komt dan en offert uw gave.
25 Weest haastelijk welgezind jegens uw wederpartij, terwijl gij nog met hem op den weg zijt; opdat de wederpartij niet misschien u den rechter overlevere, en de rechter u den dienaar overlevere, en gij in de gevangenis geworpen wordt.
26 Voorwaar, Ik zeg u: Gij zult daar geenszins uitkomen, totdat gij den laatsten penning zult betaald hebben.
"
(Matt. 5:23-26;SV).

"Gevangenis" hier is een metafoor voor Gehenna. Dit harmonieert met de "gevangenis" van 1 Petrus 3:19 en de straf van de Vader van Matt. 18:34,35. Het is direct verbonden met Gehenna in het voorafgaande vers (Matt. 5:22) door het woord "daarom," en wordt onmiddellijk gevolgd door een ander Gehenna oordeel in de direct volgende passage (Matt. 5:27-32). Zo wordt Matt. 5:23-26 "gesandwiched" tussen twee Gehenna oordelen. Het laatste afdoende antwoord is dat de Heer het Gehenna oordeel identificeert als een zeer ernstig oordeel dat we allen moeten vrezen. Hij zei: "Waarlijk, Ik zeg tot jullie." Dat is ernstig. Naar welk ander oordeel zou Hij mogelijk in deze context kunnen verwijzen anders dan het Gehenna oordeel?"

"Voorwaar, Ik zeg u: Gij zult daar [Gehenna] geenszins uitkomen, totdat gij den laatsten penning zult betaald hebben" (Matt. 5:26:SV). Het woord "totdat" bevestigt onmiskenbaar dat Gehenna van een beperkte duur is. Zodra de straf is voldaan, volgt vrijlating, maar niet eerder. Let er op dat Hij deze woorden sprak tot een gemengd publiek van gelovigen en ongelovigen (Matt. 5:1; 7:28; 8:1). (zie ook Matt. 18:34,35).

"27 Gij hebt gehoord, dat van de ouden gezegd is: Gij zult geen overspel doen.
28 Maar Ik zeg u, dat zo wie een vrouw aan ziet, om dezelve te begeren, die heeft alrede overspel in zijn hart met haar gedaan.
29 Indien dan uw rechteroog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde.
30 En indien uw rechterhand u ergert, houwt ze af, en werpt ze van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde.
"
(Matt. 5:27-30;SV).

Hier beschrijft Hij de gevolgen van lustvol zondigen. We kunnen allen de scene indenken - ze is niet aangenaam. Maar toch zijn dit concepten waarmee we ons in deze fysieke wereld kunnen identificeren. Met Gehenna, echter, kunnen we dat maar weinig. We moeten Christus volledig vertrouwen. Dus wat zegt Hij? Het is "voordeliger" een oog of een hand te verliezen dan het Gehenna te ervaren. Dat is het. Dat is alles wat Hij verkoos te zeggen. Als Gehenna echt eindeloos en vreselijk zou zijn, erger dan wij ons kunnen indenken, hoe zou Hij het dan kunnen omschrijven als "minder voordelig"? Is dit alles wat Hij kon zeggen om tijdelijke en eindeloze pijn met elkaar te contrasteren? Zo'n zinsnede kan alleen een andere, eindige, straf omschrijven, hoewel in zekere zin zwaarder.

Welk oordeel vuur ook inhoudt, we kunnen er zeker van zijn dat het overeen komt met het karakter van onze Vader. "Want Hij zal zijn als het vuur van een goudsmid ... En Hij zal zitten, louterende, en het zilver reinigende, en Hij zal de kinderen van Levi reinigen... dan zullen zij den HEERE spijsoffer toebrengen in gerechtigheid" (Mal. 3:2,3;SV). Let er alstublieft op dat Zijn oordeelsvuur toegediend wordt in de aanwezigheid van het Lam dat voor ons geslacht werd vanaf de grondlegging van de wereld (Openb. 14:10; 13:8). Hij zal zeker dag noch nacht rusten terwijl Hij naar ons lijden kijkt met Zijn onveranderlijk hart van mededogen (Matt. 9:36; Hebr. 13:8). Alles wat God doet was al gepland voordat de wereld begon. Gehenna was niet iets waartoe God gedwongen werd om te maken omdat de mens Hem verraste of teleurstelde. Niets is een nagekomen gedachte. Alle dingen dienen Zijn goede doelen voor Zijn schepping, een schepping waarvan Hij verklaarde dat zij "zeer goed" was (Gen. 1:31). Het is van het grootste belang dat wij weten dat God de volledige controle heeft over Zijn wereld. Denk alstublieft eens na over 1Pe. 1:18-20; 1Kor. 2:7; Efe. 1:4; 2Tim. 1:9; Titus 1:2.

De tweede keer dat "Gehenna"door Christus wordt gebruikt.

Gehenna - Hebreeuws Ge-Hinnom of Vallei van Hinnom - ten zuiden van Jeruzalem, waar, na de introductie van de aanbidding van de vuurgoden door Achaz, de afgoden dienende Joden hun kinderen aan Molech offerden (2 Kon. 23:10). Daarna werd het een algemene afval stortplaats van de stad, waar de lichamen van criminelen, karkassen van dieren en allerlei soorten van vuilte werden geworpen. Vanwege z'n diepten en nauwten, en z'n vuren en opstijgende rook, werd het het symbool van de plaats van toekomstige bestraffing van de boosaardigen. Omdat vuur karakteristiek was voor de plaats werd ze  "Het Gehenna van vuur" genoemd

"17 Maar wacht u voor de mensen; want zij zullen u overleveren in de raadsvergaderingen, en in hun synagogen zullen zij u geselen"
...
24 De discipel is niet boven den meester, noch de dienstknecht boven zijn heer.
25 Het zij den discipel genoeg, dat hij worde gelijk zijn meester, en de dienstknecht gelijk zijn heer. Indien zij den Heere des huizes Beelzebul hebben geheten, hoeveel te meer Zijn huisgenoten!
26 Vreest dan hen niet; want er is niets bedekt, hetwelk niet zal ontdekt worden, en verborgen, hetwelk niet zal geweten worden.
27 Hetgeen Ik u zeg in de duisternis, zegt het in het licht; en hetgeen gij hoort in het oor, predikt dat op de daken.
28 En vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel.
29 Worden niet twee musjes om een penningsken verkocht? En niet een van deze zal op de aarde vallen zonder uw Vader.
30 En ook uw haren des hoofds zijn alle geteld.
31 Vreest dan niet; gij gaat vele musjes te boven."

(Matt. 10:17, 24-31. Parallel passages: Mt. 10:28, Lu. 12:5)

Hier zegt onze Heer in één adem God te vrezen en niet Hem te vrezen. Tenzij de Geest ons verstand opent zullen we veel tegenstellingen zien in de Bijbel. Wat is nu? Vrezen we of vrezen we niet?

God gebruikt tegenspoed, vervolging, ziekte en lijden in al hun vormen om ons te zuiveren en kneden naar het beeld van Christus (Jac. 1:2-4; 1 Pet. 4:1,2,12-14). Hier dringt God ons het kruis van lijden te aanvaarden (in dit geval van vervolging) voor onze geestelijke ontwikkeling. Het wegkruipen vanwege onze beproevingen bemoeilijkt alleen maar Gods zuiverend werk in ons. Zij die Hij niet toegestaan wordt nu te zuiveren en kneden, moeten alsnog gezuiverd worden in het Gehennavuur van zuivering in een meer omvattende manier - lichaam en ziel. De Gehenna-vernietiging moet de bestaande forten van zelf-wil in de ziel afbreken. Dit is kennelijk een pijnlijk proces dat een grotere graad van vrees vraagt dan die alleen in het fusieke lichaam wordt ervaren.

Wij bestaan niet alleen uit ziel en lichaam, maar ook uit geest. Zelfs indien onze ziel en lichaam vernietigd zouden worden (als God dat al zou doen), dan wordt onze ziel niet genoemd. De apostel Paulus identificeerde drie delen in ons wezen. "En de God des vredes Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest, en ziel, en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus" (1 Thess. 5:23;SV). En waarom wordt ons opgedragen God lief te hebben met heel ons hart, ziel en verstand, als er geen onderscheid zou zijn (Matt. 22:37)? Wat wordt door het Woord van God bedoeld met het verdelen van ziel en geest (Hebr. 4:12)? Wat is het verschil tussen deze twee termen? De ziel definiërend voorziet W.E. Vine ons in zijn "Expository Dictionary of Biblical Words" van maar liefst 11 afzonderlijke definities!(2). Dit is een uitdagend woord! Ongeacht de specifieke betekenis van "ziel" is het het einddoel van Gods oordelen dat aan de orde is. Om hier licht te kunnen krijgen moeten we heel de onthulling van God doorzoeken. Onze studie van het woord "vernietiging" in hoofdstuk 1 (van Beauchemin's boek) toonde aan dat "vernietiging" niet noodzakelijk eeuwige ruïnering of uitwissing betekent, maar, in tegendeel, aangetoond kan worden dat het uitloopt in een glorieus en constructief doel.

Zij van de Calvinistische en Reformatorische tradities zien dit niet als een echte bedreiging voor de uitverkorenen of eerstelingen. Hij is slechts "in staat" te vernietigen. Zij ondersteunen dit met Matt. 3:9 "...want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken." Zij redeneren dat omdat Hij niet echt kinderen uit stenen verwekt, hoewel Hij dat wel zou kunnen, Hij ook niet Zijn kinderen vernietigd of eeuwig kwelt, hoewel Hij dat zou kunnen.

Het was voor Christus van belang dat Zijn discipelen begrepen dat het oordeel van het Gehennavuur van hun "Vader" kwam. Als vader van drie spreekt dit boekdelen voor mij. Een liefdevolle vader heeft altijd het welzijn van kinderen voor ogen met al zijn correcties. Dat onze Heer het verbindt met zo'n beminnelijke term is krachtig bewijs tegen de heersende mening.

Dus, dienen we onze Vader te vrezen of niet? Hij bedoelde duidelijk niet dat Zijn toehoorders door zouden gaan in angst, aangezien Hij onmiddellijk Zijn gedachte completeert door hen op te roepen niet te vrezen. Overweeg nu de uitkomst als de discipelen Zijn dreigement als een eeuwige kwelling hadden verstaan. Zouden zij zich zorgen hebben gemaakt of zij van meer waarde zouden zijn dan vogels, als eeuwigdurende kwelling boven hun hoofden had gehangen? Zulke woorden van troost zouden spotternij zijn geweest. Waarom zelfs maar zo'n beuzelarij uitdrukken? Het was zeker niet het "vrees niet" dat ze zouden onthouden, maar het "vrees Hem" Die voor altijd kan kwellen. Aangezien onze Heer Zijn dreigement onmiddellijk vervolgde met zulke troostende woorden is het voor mij erg moeilijk te geloven dat eeuwigdurende kwelling in die dagen ook maar in iemands denken kan zijn geweest.

De derde keer dat  "Gehenna" door Christus werd gebruikt.

"En meent niet bij u zelven te zeggen: Wij hebben Abraham tot een vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken" (Matt. 23:15;SV).

Als Gehenna eeuwigdurend is (zonder maat), hoe kan iemand dan het twee keer zoveel verdienen als een ander? Alleen een meetbare straf kan twee keer zoveel verdient worden.

"33 Gij slangen, gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden?
....
36 Voorwaar zeg Ik u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht.
37 Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugels; en gijlieden hebt niet gewild.
38 Ziet, uw huis wordt u woest gelaten.
39 Want Ik zeg u: Gij zult Mij van nu aan niet zien, totdat gij zeggen zult: Gezegend is Hij, Die komt in den Naam des Heeren!
" (Mt. 23:33, 36-39]

We moeten niet teveel maken van de woorden "slangen" en "adderengebroedsels," want Jezus noemde zelf Petrus, van wie hij hield,  "Satan." Door te vragen "hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden?" beweert de Heer dat zij niet zullen ontsnappen (vers 36 bevestigt dit). Dan zegt Hij: "Jeruzalem, Jeruzalem! .... hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugels; en gijlieden hebt niet gewild." Voelt u Gods gebroken hart, zijn ware hart voor Zijn dwarsliggende kinderen? "Voorwaar zeg Ik u: Al deze dingen [de straf van Gehenna (vs. 33) en de schuld van het rechtvaardige bloed (vs. 35)] zullen komen over dit geslacht....Ziet, uw huis wordt u woest gelaten. Want Ik zeg u: Gij zult Mij van nu aan niet zien, totdat gij zeggen zult: Gezegend is Hij, Die komt in den Naam des Heeren!" Hier is dat woord "totdat" weer(vs. 39). De straf van Gehenna duurt alleen "totdat" zij zeggen:  "Gezegend is Hij...." Zij die in Gehenna zijn zullen eens weer de Heer zien en Hem Gezegend noemen (Psalm 66:4-8; Openb. 5:12,13).

De laatste keer dat "Gehenna" door Christus wordt gebruikt.

"En indien uw oog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u. Het is u beter, maar een oog hebbende, tot het leven in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden" (Matt. 18:9;SV).

"43 En indien uw hand u ergert, houwt ze af; het is u beter verminkt tot het leven in te gaan, dan de twee handen hebbende, heen te gaan in de hel, in het onuitblusselijk vuur;
44 Waar hun worm niet sterft, en het vuur niet uitgeblust wordt.
45 En indien uw voet u ergert, houwt hem af; het is u beter kreupel tot het leven in te gaan, dan de twee voeten hebbende, geworpen te worden in de hel, in het onuitblusselijk vuur;
46 Waar hun worm niet sterft, en het vuur niet uitgeblust wordt.
47 En indien uw oog u ergert, werpt het uit; het is u beter maar een oog hebbende in het Koninkrijk Gods in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden;
48 Waar hun worm niet sterft, en het vuur niet uitgeblust wordt.
49 Want een ieder zal met vuur gezouten worden, en iedere offerande zal met zout gezouten worden.
50 Het zout is goed; maar indien het zout onzout wordt, waarmede zult gij dat smakelijk maken? Hebt zout in uzelven, en houdt vrede onder elkander"
(Mar. 9:43-50;SV).

Deze passage is gelijk aan wat bij de eerste gelegenheid werd gezegd, behalve dat ze twee nieuwe concepten introduceert - een vuur dat niet uitgeblust wordt en de worm die niet sterft. Een paar vertalingen hebben "onuitblusbaar vuur" vertaald met "vuur dat nooit uit gaat" (vs. 43). Dit is onterecht, omdat "nooit" niet in het Grieks staat. De letterlijke vertalingen gebruiken het dan ook niet (YLT, CLT, ROTH, ESV 2001), en de meeste van de anderen gebruiken het ook niet (RSV, NAS, JB, NEB, DBY, Douay, etc.).

"en het vuur niet uitgeblust wordt. Want een ieder zal met vuur gezouten worden"(Mar. 9:48,49;SV). Het woord "want" verbindt Gehenna met vuur dat een ieder zout. Wat is de relatie tussen deze twee? Zijn ze een en hetzelfde? Zo niet, waarom zijn ze dan met elkaar verbonden? Deze band is krachtig bewijs dat zij, op de een of andere manier, beiden (het Gehenna en de zoutende vuren) een constructief doel met zich mee dragen.

Groot, Wonderlijk, Rechtvaardig zijn Uw daden - door Charles Rutsch.

"Want de Vader oordeelt ook niemand, maar de gehele beoordeling ("krisis" - Strong #2920] heeft Hij gegeven aan de Zoon, opdat zij allen de Zoon zullen eren zoals zij de Vader eren. Die de Zoon niet eert, eert niet de Vader Die Hem zendt. ... En die het goede doen* zullen uitgaan tot in opstanding van leven, maar de slechte dingen verrichtende tot in opstanding van beoordeling ["krisis"]" (Joh. 5:22,23,29;SW). Noot: hetzelfde Griekse woord "krisis" wordt gebruikt in de verzen 22 en 29.

Alle oordelen is gegeven aan de Zoon, opdat allen de Zoon zouden eren. Elk hart zal Jezus Christus eren als hun Redder, want in de naam van Jezus (Zijn naam betekent Jah is Redder) zal elke knie zich buigen (Filip. 2:10) en allen zullen zeggen "Men zal van Mij zeggen: Gewisselijk, in den HEERE zijn gerechtigheden en sterkte" (Jes. 45:24;SV). Niet alleen zal elke knie voor Hem buigen Die hun Redder is,maar allen zullen zij hun valse afgoden verlaten en elke tong zal Jezus Christus belijden als hun soevereine Heer (Filip. 2:11). En elke tong zal God loven (Rom. 14:11). Niemand zal kunnen zeggen dat Jezus Heer is, anders door de Heilige Geest (1 Kor. 12:3).

Het primaire doel van oordeel is het afbreken van alle afgoderij en valse aanbidding, zodat wij alleen de ware God eren en aandbidden. We neigen er naar onszelf te eren en aanbidden, geld, valse goden enz. Maar alle trots zal nederig gemaakt worden en alle vertrouwen in afgoden zal afgebroken worden. Nebukadnessar is een voorbeeld les van Gods wegen. Eerst is hij trots op wat hij bereikt heeft en verhoogt hij zichzelf, maar dan verliest hij zeven seizoenen lang zijn denken, wordt nederig gemaakt en aanbidt dan de ware God, Die werkelijk de controle over alles heeft (Dan. 4:28-37). Al Gods oordelen werken met ditzelfde principe. "Want Ik, de HEERE, word niet veranderd; daarom zijt gij, o kinderen Jakobs! niet verteerd" (Mal. 3:6;SV).

"Groot en wonderbaarlijk zijn Uw werken, Heer, God, de Almachtige! Rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, de Koning van de aionen!. Wie zal U niet vrezen, Heer, en Uw naam verheerlijken? Want U alleen bent rechtschapen. Want al de natiën zullen arriveren en zij zullen in het zicht van U aanbidden, want Uw rechtvaardigheidsdaden werden openbaar gemaakt" (Openb. 15:3,4:SW).

In 2 Thessalonicenzen spreekt Paulus over de man van wetteloosheid die in de tempel zal zitten en op een punt in de toekomst aanbidding zal eisen. Mensen kunnen denken dat zij niet dwaas genoeg zullen zijn om zo'n man te aanbidden, maar eerlijk gezegd hebben we allemaal een sterke neiging in onze harten om in de tempel van onze harten te zitten en onszelf te aanbidden, verhogen en eren. Wat er op het wereldtoneel van zal komen is wat er werkelijk in onze harten omgaat. Mensen eren, aanbidden en dienen de ware God niet. Daarom is het "Opdat zij allen veroordeeld worden, die de waarheid niet geloofd hebben" (2 Thess. 2:12;SV). Dit oordeel maakt nederig en breekt alles af waar mensen vertrouwen en geloof in hadden, zodat "want alle volken zullen komen, en voor U aanbidden; want Uw oordelen zijn openbaar geworden"(Openb. 15:4;SV).

Oordeel is dat wat corrigeert en dingen recht maakt. Indien wij trots zijn en afgoderij plegen moeten we gecorrigeerd worden. Nebukadnessar ervoer dit pijnlijke proces, maar het eindresultaat was voor zijn welzijn. Zij die de "opstanding ten oordeel"(krisis) ervaren zullen door een oordeelsproces gaan dat uiteindelijk ook voor hun welzijn zal zijn. (9).

Verwijzingen.
1 Vincent, Marvin. Word Studies in the New Testament- 2nd Ed. Mclean, VA: Mcdonald Publishing. 1888. Vol. I 40.
2 Vine, W.E. An Expository Dictionary of Biblical Words. New York: Nelson, 1985. 588.
3 Allin, Thomas. Christ Triumphant. 1878. Rpt. 9th ed. Canyon Country, CA: Concordant, n.d. 265-266.
4 Barclay, William. “The Gospel of Matthew.” Daily Study Bible Series. Philadelphia: Westminster, 1978. 141.
5 Pridgeon, Charles H. Is Hell Eternal or Will God’s Plan Fail? Third Ed. n.p. 1931. Chapter 11
6 Knoch, A.E. Concordant Greek-English Keyword Concordance. Canyon Country, CA: Concordant, 1947. 80, 293.
7 Wigram, George, and Ralph Winter. The Word Study Concordance. Wheaton, IL: Tyndale House, 1978. 2307.
8 Vine, W.E. An Expository Dictionary of Biblical Words. New York: Nelson, 1985. 80.
9 Rutsch, Charles. Carmichael CA. Nov 11, 2009. From an email received.

Uit "Hope Beyond Hell" Revised 2010 pages 31-34, 207-215, 240

   


© Gerry Beauchemin - www.hopebeyondhell.net