Het evangelie, Gods kracht voor redding
deel 3

door Don Bast

Het toppunt van alle onthulling

Het boek Efeze, en in het bijzonder de eerste drie hoofdstukken, wordt vaak gezien als de hoogste onthulling van de waarheid voor Gods kinderen vandaag, en is onze oprechte waardering waard. Dit boek neemt ons mee terug naar vóór de nederwerping (grondlegging, NBG) van de wereld, naar de tijd toen wij, Zijn lichaam, in Christus gekozen werden (1:4). Het neemt ons ook mee naar voren in tijd, naar de komende aionen, wanneer God de alles overstijgende rijkdommen van Zijn genade tentoon zal spreiden in Zijn vriendelijkheid naar ons in Christus Jezus (2:7). Ook in Efeze is de enige plaats in heel de Schrift waar de term "de doelstelling van de aionen" is opgetekend (3:11), waarin wij een integrale rol spelen.

In overeenstemming met Gods doelstelling van de aionen was Paulus het uitgekozen instrument om het evangelie van de onnaspeurbare rijkdommen van Christus naar de natiën te brengen. De belangrijkste reden die gegeven wordt, was om aan de soevereiniteiten te midden van de hemelingen, door de ecclesia, de veelkleurige wijsheid van God bekend te maken (3:7-11). Vanwege Zijn grote liefde voor ons heeft God bedoeld Zijn wijsheid aan de machtige hemelse wezens bekend te maken door het uitgeroepen gezelschap van Christus' gezamenlijke lichaam. Wij kunnen zelfs niet beginnen het belang te onderkennen van zulke verheven waarheden, zonder een diep gevoel van ontzag te hebben.

In deze gevangenisbrief leren we dat toen wij gingen geloven, wij verzegeld werden met de heilige geest van belofte (1:13). Het zegel dat wij ontvingen is Vaders stempel van goedkeuring en Zijn belofte van zekerheid tegen enige schending. De Geest zelf getuigt samen met onze geest dat wij kinderen van God zijn en ook genieters van een lotdeel van God, gezamenlijke genieters van Christus' lotdeel (Rom. 8:16,17). Wij kunnen er zeker van zijn dat niets in staat zal zijn ons te scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heer (Rom. 8:39) en alles wat Hij Zich ten doel heeft gesteld zal ook inderdaad gedaan worden. Hij heeft niet alleen het verlangen heel Zijn wil te volbrengen, maar Hij heeft de wijsheid en het vermogen dat te doen.

Hier ontdekken we ook dat Hij ons samen opwekt en ons samen plaats te midden van de hemelingen, in Christus Jezus (2:6), niet letterlijk, maar in Hem. Deze sublieme heerlijkheden waren tevoren verborgen geweest in God (Efe. 3:9), totdat zij aan Paulus, via onthulling, bekend waren gemaakt, in overeenstemming met het geheim van de bedeling van de genade van God (3:2,3). Wat mogelijk de meest verbazingwekkende onthulling in Efeze kan zijn, en mogelijk in alle heilige Schrift, is dit: wij, Zijn lichaam, zijn het complement van degene Die het al in allen completeert (1:23). Christus is het Hoofd, en niet alleen zijn wij compleet in Hem (Kol. 2:10), maar als Zijn lichaam vullen we Hem aan of completeren wij Hem. Deze onthulling aangaande Christus en de ecclesia is zo groot (Efe. 5:329, dat het bijna ongelofelijk is en de volle betekenis zal zeker niet gerealiseerd worden totdat wij weggenomen worden naar ons blijvende thuisland in de hemelen. Als bevestiging weidt Paulus uit over deze zeer belangrijke onthulling door te stellen dat wij "gecomplementeerd zouden worden in heel het complement van God" (3:19;SW)

Dit heerlijke, leerstellige, deel eindigt met "Hem nu, Die in staat is meer dan overvloedig te doen boven al wat wij vragen of begrijpen, naar de kracht, die in ons werkt, Hem zij de heerlijkheid in de ecclesia en in Christus Jezus in al de generaties van de aion van de aionen. Amen!" (3:20,21;SW). Dezelfde Geest die Jezus vanuit de doden opwekte, maakt z'n woning in ons (Rom. 8:11). Wij hebben deze verbazingwekkende schat voor een goede reden in nederige, aardse vaten: dat de overstijging van de kracht uit God zal zijn en niet uit ons (2 Kor. 4:7).
God is bezig in het proces van het bewerken van een werk dat ver voorbij alles is waar wij naar kunnen vragen of zelfs geestelijk waarnemen, en hoe verbazingwekkend dit ook mag zijn, Hij doet het in overeenstemming met dezelfde geest en kracht die in ons werkzaam is. Onze grote verwachting in de hemelen verwachtend kan een dynamische invloed hebben op onze levens als we er een glimpje van opvangen.

Laat me u er aan herinneren dat de onderbrekingen in het hoofdstuk niet in de oorspronkelijke handschriften te vinden zijn. De mens voegde ze in, om het lezen gebruiksvriendelijker te maken. Daarom wordt vers 3:21 gevolgd door, en verbonden aan, de openingszin van hoofdstuk vier: "Ik ... moedig jullie dan aan". Ons dit bewust worden is van bijzonder belang. Deze zinsnede, en in het bijzonder het woord "dan," verbindt de eerste drie leerstellige hoofdstukken met de laatste drie, die zich concentreren op gedrag. De gedachte die Paulus overbrengt gaat verder door de breuk in het hoofdstuk, zonder enige pauze, en is deze: vanwege alle heerlijkheid die voor ons die geloven is voorbereid, uitlopend in het feit dat wij zijn uitgekozen om gecompleteerd te worden voor het hele complement van God, en omdat God in staat is te doen wat Hij zei dat Hij zou doen, ook al is dat ver boven iets waar wij naar zouden kunnen vragen of zelfs groter dan wij zouden kunnen bedenken, worden wij daarom aangemoedigd waardig te wandelen aan deze roeping waarmee wij zijn geroepen (4:1). Alles wat God Zich ten doel heeft gesteld te doen in en door het lichaam van Christus, is in overeenstemming met de kracht die nu in ons werkzaam is, en dus is ook ons waardig wandelen in overeenstemming met de kracht die nu in ons werkzaam is.

Bij mensen is dit onmogelijk

Het schijnt hier passend een zinsnede te lenen en een passage te delen die verwijst naar de redding van het nationale Israel. Een jongeman benaderde Jezus en vroeg oprecht: ""Heer, wat goed zal ik doen opdat ik aionisch leven zal hebben?" (Matt. 19:16;SW). Na een korte uiteenzetting beëindigt Jezus Zijn dialoog met de jongeman met deze woorden: "Indien jij perfect wil zijn, verkoop jouw bezittingen en geef aan de armen"(v. 21). Dit was niet wat de jongeman wilde horen en hij ging verdrietig weg, omdat hij vele bezittingen had (v. 22). Jezus echter ging voort met spreken tot Zijn volgers: "En nogmaals zeg Ik tot jullie, het is gemakkelijker voor een kameel door het oog van de naald te gaan, dan voor een rijke binnen te gaan in het koninkrijk van God" (v. 24). Dit horend waren de discipelen ontzettend verbaasd, en zeiden: "Wie kan dan gered worden?" Naar hen kijkend zei Jezus tot hen: "Bij mensen is dit onmogelijk, maar bij God is alles mogelijk"(v. 24-26).

Wanneer het aankomt op onze huidige redding, kunnen we verleid worden dezelfde vraag te stellen: "Wie kan dan gered worden?", als het afhangt van het getrouw vasthouden aan wat Paulus zei, toen hij het evangelie bracht, en dan waardig te wandelen aan onze hoge roeping?. We moeten de conclusie trekken dat het antwoord ook hetzelfde is: "Bij mensen is dit onmogelijk!" Hoe kunnen we ooit wandelen, waardig aan zulke een hoge roeping? En toch hebben we hier de aansporing in zwart en wit.

Ongeacht wat het voor een ieder van ons betekent om deel uit te maken van Christus' complement, en waardig aan ons lotdeel te wandelen, moeten we in verband met beide zaken concluderen: "Bij God is alles mogelijk." Ook al zijn we zwakke stervelingen, die vaak tekort schieten aan het ideaal en dagelijks het doel missen, met God moet het op de een of andere manier mogelijk zijn. Wij kunnen niet de veelvoudige aansporingen van onze apostel negeren met betrekking tot onze wandel, voor ontmaskering, voor correctie, voor tuchtiging in rechtvaardigheid, dat we toegerust mogen worden voor iedere goede daad (2 Tim. 3.16,17).

Toegang door geloof in genade

Kennelijk zijn de oproepen waarover we gesproken hebben alleen voordelig voor correctie en tuchtiging in rechtvaardigheid voor hen die zich er bewust van zijn en meer specifiek zij die ze echt geloven. De oproepen zullen geen voordeel brengen aan hen die niet geloven dat ze voor ons zijn, of voor hen die niet geloven dat het zelfs mogelijk is ze te gehoorzamen. Met andere woorden, als ons niet het geloof gegeven is om deze uitspraken ter harte te nemen voor onze correctie en tuchtiging, lijkt het onwaarschijnlijk dat ze ons voordeel brengen in verband met toegerust worden voor iedere goede daad. Niet alleen wordt onze rechtvaardiging gerealiseerd door geloof door onze Heer, Jezus Christus, maar door Hem hebben we ook de toegang, door geloof, tot deze genade waarin wij staan (Rom. 5.1,2). Zonder geloof is toegang in deze genade onmogelijk, die Gods kracht voor redding is en die ons doet staan in deze boze tijd.

Met andere woorden, het evangelie van God is alleen kracht voor redding voor hen die het ook werkelijk geloven. In het evangelie wordt Gods rechtvaardigheid onthuld, uit Christus' geloof voor ons geloof, in overeenstemming met wat staat geschreven: "De rechtvaardige zal leven uit geloof" (Rom. 1:16,17;SW). De rechtvaardigheid van God door het geloof van Jezus Christus is voor allen, maar alleen op hen die het evangelie geloven. Hoewel het genadevol aan ons wordt geschonken om te geloven, blijft geloof het enige middel dat toegang levert tot de genade waarin we staan.

Velen hebben oren, maar kunnen niet echt horen omdat hun hart verhard is. Ze kunnen geestelijke instemming verlenen aan het evangelie van genade, maar het gehoorde woord levert hen geen voordeel omdat het niet vermengd is met geloof in hen die horen (Hebr. 4:2). Zonder geloof is het niet alleen onmogelijk God een genoegen te doen (Hebr. 11:6), het is ook onmogelijk toegang te hebben tot genade. Deze waarheid past op ieder menselijk wezen. Er is geen onderscheid voor allen die gezondigd hebben en gebrek hebben aan de heerlijkheid van God. Wij worden om niet gerechtvaardigd in Zijn genade, door de vrijkoping, die is in Christus Jezus, voor een bijzondere reden: om in deze huidige era een vertoning te zijn van Zijn rechtvaardigheid. God zal bewezen worden rechtvaardig te zijn omdat Hij de Rechtvaardiger van allen is die van het geloof van Jezus zijn, zij aan wie geloof geschonken is als dat van Jezus. Waar dan is het roemen? Het uit uitgesloten! Door welke wet? Van werken? Nee! Door de wet van geloof! (Rom. 3:22-28).

Twee aspecten van de waarheid

" Het vermogen van het menselijk denken om zichzelf te misleiden is een van de grote enigmas in de bevlekte loopbaan van de mens, en hij is er niet alleen toe in staat, hij verlangt er ook naar. Dit is echt geen fantasie. Het is een feit dat ieder van ons angst zou moeten aanjagen - dat onze liefde voor de waarheid dat wij gered kunnen worden niet sterk is, maar in de meesten van ons een zwakke passie is, en in het bijzonder in dit thema van redding."
(Frank Neil Pohorlak, Pauline Polarized Paradoxes)

Zoals we al eerder vermeld hebben is ieder aspect van onze redding uit geloof, opdat het kan overeenstemmen met genade. Net als onze vader Abraham zijn we bevoorrecht te geloven in de God Die de doden levend maakt en roept wat niet is als ware dat het bestond (Rom. 4.16,17). Veel van Paulus' aansporingen zijn paradoxen die twee kanten van dezelfde waarheid uitdrukken. Dit zou een van de redenen kunnen zijn waarom er zoveel strijd en misleiding over is. Hieronder worden een paar voorbeelden opgesomd uit Pohorlak's studie die we hierboven reeds bekeken. We durven geen van de aspecten van deze waarheden terzijde te leggen of vasthouden aan één ten koste van de ander. Ze moeten verstaan worden in hun juiste toepassing.

- Paulus stelt duidelijk dat wij gekruisigd zijn met Christus (Gal. 2.20). Later in dezelfde brief zegt hij dat zij van Christus Jezus het vlees samen met de passies en lusten er van kruisigen (Gal. 5:24). Het eerste is een feit met betrekking tot onze plaats in Christus. De tweede is iets dat we moeten doen, dagelijks, in de Heer, om onze vrijheid in Christus te genieten en God een genoegen te doen.

- In Christus zijn we een nieuwe schepping (2 Kor. 5:17). In de Heer, door geloof, dienen we de nieuwe mensheid aan te doen, die in overeenstemming is met God, die geschapen wordt in rechtvaardigheid en goedaardigheid van de waarheid (Efe. 4:24).

- Wij die in Christus gedoopt zijn, hebben Christus aangedaan (Gal. 3:27). In onze dagelijkse wandel dienen wij, door geloof, de Here Jezus Christus aan te doen, en geen voorzieningen te treffen voor de lusten van het vlees (Rom. 13.14).

- Christus in ons en in ons midden is onze verwachting in heerlijkheid (Kol. 1:27), maar Paulus zwoegde opnieuw voor de Galaten om Christus in hen vorm te geven (Gal. 4:19).

- In zijn eerste brief aan de ecclesia van God, die in Korinthe, vertelde Paulus de heiligen dat ze geheiligd waren, heilig verklaard, in Christus Jezus (1 Kor. 1:2). In zijn tweede brief riep hij hen op zichzelf te reinigen van iedere vervuiling van vlees en geest, heiligheid completerend in de vreze van God (2 Kor. 7:1).

- Opnieuw in zijn eerste brief zei hij dat zij in Christus Jezus waren en dat Hij hun rechtvaardigheid was (1 Kor. 1:30). In de tweede brief schreef hij dat de Ene (Jezus Christus), geen zonde kennend, tot een zondoffer was gemaakt opdat zij Gods rechtvaardigheid zouden verkrijgen, in Hem (2 Kor. 5:21).

- In een adem zegt Paulus dat wij eens duisternis waren, maar nu licht zijn in de Heer (Efe. 5.8) en dan in de volgende zegt hij ons als kinderen van het licht te wandelen (Efe. 5:9) en de wapens van het licht aan te doen (Rom. 13:12).

Het is één ding te geloven en de absolute waarheid hoog te houden dat wij met Christus stierven en dat ons leven nu samen met Hem verborgen is in God (Kol. 3:3). Het is echter iets heel anders ook de relatieve waarheid te geloven dat in onze dagelijkse wandel, in de Heer, wij onze leden moeten doden die op aarde zijn: prostitutie, onreinheid, passie, kwaad verlangen en hebzucht, wat afgoderij is (Kol. 3:5). Een groot deel van het enigma of mysterie dat deze waarheden omringt is dat begrijpen wie wij zijn in Christus, door de kracht van het evangelie, de basis is voor wie wij nu aan het worden zijn, in de Heer. Met andere woorden, zoals we gezegd hebben, het hart dat echt de genade verstaat die betrokken is bij onze redding, wordt overweldigd door geloof en liefde (1 Tim. 1:9). Liefde, alleen, is in staat de juiste vereisten van de wet te vervullen in ons die geloven.

God woont niet in de tijd. Hij ziet ons zoals wij zullen zijn wanneer we onsterfelijkheid aandoen. Hij alleen heeft het einde bepaald van voor het begin; het een is voor Hem net zo echt werkelijkheid als het andere. Hij kan roepen wat voor ons nog geen werkelijkheid is alsof het al bestaat. Het feit dat Hij ons op deze wijze ziet, in Christus, geeft ons het geloof om Hem volkomen te vertrouwen, wetend dat Hij inderdaad het zal bereiken, omdat het in Zijn denken en doelstelling reeds een gedane zaak is. Instemmen met God, Hem op zijn woord geloven en je verheerlijken in de veiligheid van Zijn liefde en wijsheid, is er de oorzaak van dat wij aan deze waarheid vasthouden in de geest er van, één dag tegelijk.

Beide aspecten van deze waarheid betreffende het evangelie complementeren en bevestigen elkaar en worden de kracht van God voor redding, wanneer zij in hun juiste context worden verstaan en geloofd. Wij worden door geloof gerechtvaardigd opdat we vrede mogen hebben naar God, door onze Heer, Jezus Christus, door Wie wij ook de toegang hebben, door geloof, in deze genade waarin wij staan, en wij kunnen ons verheerlijken in verwachting van de heerlijkheid van God (Rom. 5:1,2). Dit is Gods werking in ons die het evangelie geloven. Dit is de kracht van God aan het werk in anders zwakke en hulpeloze mensen. Wij worden een vertoon van Zijn rechtvaardigheid in de huidige era (Rom. 3:26). Wij kunnen niet eens beginnen ons in te beelden tot welke mate we tentoongespreid worden. Paulus zei dat de apostelen van zijn dagen een theater werden voor de wereld en voor boodschappers en voor mensen (1 Kor. 4:9). Moge ons ongeloof God niet beperken, Die in ons werkzaam is om zowel te willen als werken ten behoeve van Zijn genoegen (Filip. 2:13).

Waargenomen tegenwerpingen

De reden waarom velen niet de heldere uitspraken van de Schrift geloven is omdat hen tegengestelde leerstellingen zijn onderwezen. De meest gevaarlijke leerstellingen zijn vaak niet die welke het verst van de waarheid liggen, maar die welke dichtbij de waarheid zijn of een deel waarheid en dan vermomd als de hele waarheid voor vandaag. Laten we een paar van de meer algemene passages onderzoeken die de heiligen beïnvloeden te geloven dat het onmogelijk is aan de Heer en onze hoge roeping waardig te wandelen. De Schriftuurlijke waarheden waar vaak naar wordt verwezen zijn: "opdat wij gerechtvaardigd mogen worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet, ziende dat uit werken van de wet geen enkel vlees gerechtvaardigd zal worden" (Gal. 2:16;SW) en wij om niet gerechtvaardigd zijn in Zijn genade (Rom. 3.24). Een ander feit is dat Paulus zelf nooit het opstandingsleven verkreeg waar hij zo vurig naar verlangde, noch bereikte hij perfectie (Filip. 3:12).

Gebaseerd op het feit dat we gerechtvaardigd zijn of rechtvaardig gesteld zijn zonder enige oorzaak of verdienste van onze kant en zonder enige overweging van onze wandel, en andere gelijksoortige verzen, komen sommigen tot de conclusie dat onze wandel geheel de onderneming van de Heer is. Ons wordt verteld dat we kunnen doen en laten wat we willen en ons geen zorgen hoeven te maken over waardig wandelen. We stemmen nadrukkelijk in met de verzen die zojuist zijn geciteerd, maar ik ben bang dat de redenering die volgde op z'n best gebrekkig is, en op z'n ergst een rookgordijn. Net als een goochelaar in een circus heeft de Tegenstander enkelen in de maling genomen, ook al zijn ze oprechte heiligen, om een leugen te geloven. Rechtvaardiging is niet een bril die God op zet, zodat wij, Zijn kinderen, onszelf kunnen overgeven aan de vleselijke lusten en passies en toch heel de tijd in Zijn ogen schijnen te wandelen in de geest. Indien we dit idee tot een uiterste doortrekken, zou het zijn alsof we zeggen dat een mens, die in Christus is, zijn vrouw kan mishandelen en dat God hem zou waarnemen alsof hij zijn vrouw gevoelig liefheeft. Dit is een zeer naïef concept. Er moet meer met rechtvaardiging aan de hand zijn dan dit.

We kunnen niet strijden met de verzen die bevestigen dat rechtvaardiging zo gratis is als de lucht die we inademen, maar om daar nu de conclusie uit te trekken dat het onmogelijk is zo te wandelen dat het God een genoegen doet is gewoon verkeerd. Deze conclusie is gebaseerd op een foute veronderstelling. Het echte betoog, in de Schrift, gaat over hoe we gerechtvaardigd werden. Is het door het geloof van Christus, of is het door werken van de wet? We herhalen dat we er mee instemmen dat de staat van gerechtvaardigd zijn in Christus (Gal. 2:17) of rechtvaardig gesteld zijn, synoniem is aan het de Heer waardig wandelen, en met het dragen van vrucht in ieder goed werk, en met bekleed zijn met alle kracht, in overeenstemming met de macht van Zijn heerlijkheid, voor alle volharding en geduld met blijdschap (Kol. 1.10,11). Onze wandel is op de aarde, in de Heer, en onze rechtvaardiging is onze positie in Christus. Aan het einde van de lijst, in het bovenstaande Kolossiaanse gebed met betrekking tot onze wandel, lezen we de zinsnede "opgroeiend in de bovenkennis van God" (Kol. 1:10;SW). Is opgroeien in de bovenkennis van God hetzelfde als rechtvaardig gesteld zijn door het geloof van Christus? Natuurlijk niet! Ook waardig wandelen, vrucht dragen, de Heer een genoegen doen of bekleed zijn met alle kracht is dat niet.

We herkennen snel de vergissing van de wetticist in het geloven dat rechtvaardig gesteld zijn het gevolg of effect is van waardig wandelen. Onder de wet is een persoon alleen rechtvaardig als hij ieder bevel gehoorzaamt. Saulus van Tarsus was een model Farizeeër. Hij was goed op weg om smetteloos te worden naar de wet, hoewel hij er nooit helemaal kwam. Hij wist heel goed dat onder de wet strikte gehoorzaamheid op de eerste plaats moest staan en dan zou iemand een juiste positie kunnen verwerven. Onder genade is het precies het omgekeerde. Door het evangelie van de genade van God te geloven komen we in de bewustwording dat we rechtvaardig gesteld zijn door het geloof van Christus. Wanneer we groeien in de bewustwording van deze waarheid en wandelen in het licht daarvan, worden we er door veranderd. Onder de genade is de juiste positie in Christus op de eerste plaats gekomen en dan volgt wandelen in overeenstemming er mee.

Paulus behaalde nooit de perfectie

Verder hebben we geen strijd met de tegenwerping dat Paulus nooit het ideaal bereikte of perfectie kreeg, want hij is nog steeds ons patroon, ons voorbeeld, en wij dienen hem te imiteren zoals hij Christus imiteerde (1 Kor. 11:1). We dienen hem volledig te volgen in zijn onderwijs, motieven, doelstelling, geloof, geduld, liefde, volharding, vervolgingen en lijden (2 Tim. 3:10,11). Hoewel Paulus nooit de perfectie bereikte, wandelde hij dan niet de Heer waardig? Dat deed hij absoluut! Hij achtte alles een verspeling vanwege de superioriteit van de kennis van Christus Jezus, zijn Heer. Hij verspeelde niet alleen alles om Christus te winnen, maar hij achtte al het andere vuilnis, vergeleken met het kennen van Christus en in Hem gevonden worden. Hij verspeelde zijn eigen rechtvaardigheid, die uit de wet was, opdat hij, door het geloof van Christus, de rechtvaardigheid kon winnen, die is uit God, door geloof (Filip. 3:8,9).

Om de zaak samen te vatten zouden we kunnen zeggen dat Paulus door geloof blijmoedig zijn hele hart en leven onderschikte aan de Here Jezus Christus, zijn Meester. God is ook uit op onze harten. Zijn liefde zal Hem niet laten rusten tot Hij ieder hart in de wereld gewonnen heeft. Bij de voleinding dat Hij Alles in allen zijn, alles voor iedereen. Op dit moment verlangt Hij naar iets speciaals in ons, die leden van het lichaam van Christus zijn. Alles wat we hebben verspelen om Hem te kennen zal ons nooit teleurstellen. Integendeel, in Hem worden alle verlangens van ons hart vervuld. Het is ons logisch, goddelijk dienstbetoon om onze lichamen als een levend, heilig, God een genoegen doend offer te presenteren (Rom. 12:1). Dit is net zo natuurlijk als ademen, wanneer ons hart, de kern van ons geestelijk zijn, onderschikt is aan Christus, in geest. Dit is in het vlees onmogelijk. Alleen in geest, door de kracht van Gods evangelie van genade, kunnen we echt leven voor Degene Die stierf en ten behoeve van ons werd opgewekt (2 Kor. 5:15). De Vader hongert naar ons liefdevolle antwoord en vraagt dezen Hem te aanbidden. God is geest, en zij die Hem aanbidden moeten aanbidden in geest en waarheid (Joh. 4:23,24).

Kunnen we maar doen wat we willen?

Een andere tegenwerping kan zijn dat niets nu veroordeling is voor hen die in Christus Jezus zijn (Rom. 8:1), want alles is toegestaan (1 Kor. 6:12) aan ons die niet onder de wet, maar onder genade zijn (Gal. 5:18). Deze uitspraken leveren waarheid, maar niet de hele waarheid, en moeten overdacht worden in de context waarin ze werden gegeven. Deze uitspraken "Alles is toegestaan" en "Niets is nu veroordeling" en "Wij zijn niet onder wet, maar onder genade", zijn ten onrechte verhoogd tot de status van absolute waarheid voor iedere gelovige onder alle omstandigheden. Ze zijn herhaaldelijk verkondigd, als een religieuze mantra, zo vaak zelfs dat veel heiligen ze als zodanig zonder vragen aanvaarden. Indien we ze eerlijk onderzoeken in hun context, zal het duidelijk worden dat het inderdaad relatieve waarheden zijn, onderschikt aan bepaalde omstandigheden en afhankelijk van verder licht.

Paulus informeerde ons dat als wij wandelen in geest, wij onder geen enkele omstandigheid de lust van het vlees de vrije loop zouden moeten laten. Hij gaat verder met uitleggen dat het vlees lust tegen de geest, maar de geest tegen het vlees. Dan verheldert hij het punt dat hij maakte door te zeggen dat het vlees en de geest tegenover elkaar staan, opdat wij niet zouden doen wat we maar willen (Gal. 5:16,17). Hij trekt niet de conclusie dat, omdat wij niet onder wet zijn en alles ons is toegestaan, we daarom kunnen doen wat we willen. Hij zegt het tegendeel. Het vlees en de geest staan tegenover elkaar opdat wij niet zouden doen wat we maar willen.

De uitspraak: "Wij zijn niet onder wet, maar onder genade" kan op zichzelf misleidend zijn en moet ook in z'n context onderzocht worden. In het volgende vers stelt Paulus vast wie niet onder de wet zijn. Het zijn zij die door geest geleid worden (:18). Hij vervolgt door een hele lijst met de vele werken van het vlees op te sommen. Hij bevestigt dat we niet kunnen doen wat we maar willen, door te stellen dat zij die zulke dingen doen niet het lotdeel van het koninkrijk van God zullen genieten (:21). "Of hebben jullie niet waargenomen dat jullie lichaam een tempel is van heilige geest die in jullie woont, die jullie hebben van God. En jullie zijn niet van jullie zelf, want jullie zijn gekocht met een prijs. Verheerlijk dan God in jullie lichaam" (1 Kor. 6:19,20;SW)

We vinden een tweede getuige voor het feit dat de onrechtvaardige niet zal genieten van het lotdeel van Gods koninkrijk samen met juist de tegenwerping alles is ons toegestaan". Als we de verzen vóór en ná deze tegenwerping onderzoeken, in 1 Kor. 6:9-12, zal dat licht doen schijnen op de verwarring. Onmiddellijk voorafgaand aan "alles is mij toegestaan" staat de waarschuwing niet misleid te worden en dan een lijst van het type mensen die niet het lotdeel van Gods koninkrijk zullen genieten. Besloten in de lijst zijn: dieven, de hebzuchtigen, dronkaards en smaders. Sommigen van ons waren zo, maar we zijn schoongewassen en nu geheiligd en heilig verklaard en gerechtvaardigd in de naam van onze Heer, Jezus Christus, en door de geest van onze God.

In deze passage gebruikt Paulus "Alles is mij toegestaan" twee maal achter elkaar. In 1 Kor. 10:23 stelt hij dezelfde zinsnede opnieuw twee maal. In alle vier gevallen volgt onmiddellijk na het alles is mij toegestaan" hetzelfde woord "maar". De drie uitspraken, eenmaal herhaald voor nadruk, zijn zo eenvoudig dat een kind ze kan begrijpen. Alles is mij toegestaan, MAAR niet alles nuttig; alles is mij toegestaan, MAAR ik zal mij niet onder het gezag er van stellen door wat dan ook; alles is toegestaan, MAAR niet alles is opbouwend.

Ik veronderstel dat voor het kind van God dat niet betrokken is bij het doen van wat het hart van God een genoegen doet, dat wat nuttig en opbouwend is, alles hem of haar is toegestaan, in alle omstandigheden en op alle momenten. Ik spreek als een dwaas! Ik ben me bewust dat ons alles is toegestaan met het oog op het feit dat wij niet de genade kunnen uitzondigen en zelfs wanneer we zonde doen, is er geen veroordeling. Het is echter dwaas en schadelijk onszelf onder het gezag te plaatsen van iets dat ons huidige genieten van Gods koninkrijk in de waagschaal stelt, Zijn rechtvaardigheid in ons en onze vrede en blijdschap in heilige geest (Rom. 14:17).

Trouwens, het niet slechts een zaak van het nu genieten van ons lotdeel. Wij allen moeten kenbaar gemaakt worden voor de dais van Christus, opdat ieder van ons beloond zal worden voor dat wat wij door het lichaam gedaan hebben, of het nu goed of kwaad is, Bewust zijnde dan van de vreze van de Heer, overtuigen wij mensen (2 Kor. 5:10,11). Het zou voor de hand liggend moeten zijn dat Paulus niet bezig was aan te bevelen dat mensen kunnen doen wat zij ook maar willen, omdat zij onder de genade zijn. De context is in de vorm van een waarschuwing, ons bewust zijnde van de vreze van de Heer en ons realiserend dat wij gecompenseerd zullen worden, niet alleen voor onze goede, maar ook voor onze kwade praktijken.

Wij zijn niet onder wet, maar onder genade

In samenhang met het feit daarom, dat alleen zij die door de geest geleid worden niet onder wet zijn, volgt daaruit dat de wet nog steeds van toepassing is en noodzakelijk voor de onrechtvaardigen, de hebzuchtigen en zij die schimpen of schaden met hun woorden. Paulus bevestigt dat de wet zelf ideaal is indien iedereen ze wettig gebruikt, er van bewust dat wet er niet is voor de rechtvaardigen; ze is voor de wettelozen en ongehoorzamen, de oneerbiedigen en zondaren. De lijst van hen die de wet nog steeds nodig hebben gaat voort met het insluiten van hen die met iets de gezonde leer tegenstaan die in overeenstemming is met het evangelie van de heerlijkheid van de blije God, dat aan Paulus was toevertrouwd (1 Tim. 1:8-11). Zij die niet door de geest geleid worden zijn zij die niet vasthouden aan wat Paulus zei bij het brengen van het evangelie en die niet in ervaring blijven staan onder genade; hun geloof is geveinsd en zij hebben nog steeds wet nodig om hen te laten zien wat juist en goed is. Wanneer wij wandelen in geest en onze naaste liefhebben als onszelf, gaan onze daden ver uit boven het vereiste van de wet, want liefde zal aan zijn naaste geen enkele schade berokkenen. Dit is de logische reden waarom we geen wet nodig hebben: in geest marcheren we al op het ritme van een veel hogere trommel dan wet.

Het boek Kolossenzen is geschreven aan de heiligen en gelovige broeders in Christus in Kolosse (Kol. 1:2). Paulus moedigt deze heiligen aan alles te doen, wat ze ook maar zouden doen, als werk vanuit de ziel, als voor de Heer en niet voor mensen. Opnieuw is het de zaak dat zij van de Heer de compensatie zullen krijgen van de genieting van een lotdeel; zij slaven voor de Here Christus. Nogmaals voegt Paulus ook aan deze oproep toe dat hij die schade zal toebrengen uitbetaald zal worden voor dat wat hij beschadigd, en er is geen partijdigheid (Kol. 3:23-25). De context is onze huidige wandeling, hier op aarde. We moeten daarom concluderen dat, ten minste ten dele, de vergelding die we kunnen verwachten wanneer we een ander beschadigen, de verspeling is van de genieting van ons lotdeel hier en nu; dit zou de blijdschap van onze dagelijkse redding inhouden, samen met onze vrede en rechtvaardigheid in heilige geest (Rom. 14:17).

Niets is nu veroordeling

Laten we nu de context overdenken van de uitspraak "niets is nu veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn", die we al als een andere algemene tegenwerping hebben geïdentificeerd. De verzen die naar deze uitspraak in Romeinen hoofdstuk acht, vers één, leiden, zijn Paulus' lange betoog in Romeinen 7, dat eindigt met "Ik ellendig mens! Wat zal mij redden uit dit lichaam van de dood? Genade! Ik ben God dankbaar, door Jezus Christus, onze Heer! Daarom, dan, ben ik zelf met mijn denken dienstbaar aan de wet van God, maar met mijn vlees aan de wet van de zonde" (Rom. 7:24,25;SW).

De hele oplossing voor het dilemma van het vervullen van de rechtvaardige eis van de wet is: genade. Als dit eenmaal is vastgesteld, vinden we de heerlijke waarheid die vaak uit de context wordt genomen: "er is nu geen veroordeling voor hen in Christus Jezus" (Rom. 8:1;SW). We moeten hier niet stoppen met lezen. We moeten verder gaan met ontdekken hoe genade ons redt, hoe het succes heeft waar wet faalt. Het tweede deel van het vers informeert ons hoe genade overwint en alle veroordeling voor ons uit de weg ruimt. Het is niet door wandelen naar vlees, maar naar geest. Het is de wet van leven in Christus Jezus die ons bevrijdt van wet van zonde en dood. Want wat onmogelijk voor de wet, waarin ze zwak was door het vlees, deed God, Zijn eigen Zoon zendend in de gelijkenis aan het vlees van de zonde en met betrekking tot zonde, de zonde in het vlees veroordelend opdat de rechtvaardige vereiste van de wet vervuld zou worden in ons die niet wandelen naar het vlees, maar naar de geest (:2-4). De rechtvaardige vereiste van de wet zal en kan niet in ons uitgewerkt worden, simpelweg door de deugdzaamheid van onze hoge roeping in Christus, indien we voortgaan met wandelen naar het vlees.

Het is gewoon verkeerd te concluderen dat wij kunnen doen wat we willen, wandelend in het vlees de passies van het vlees vervullend, omdat ons alles is toegestaan, en aannemen dat er geen veroordeling voor ons zal zijn. Paulus maakte het duidelijk dat er geen veroordeling is voor hen die wandelen naar het vlees, maar naar de geest. Christus woont in onze harten door geloof (Efe. 3:17), en ons hart verlangt, eerst en bovenal, er naar Hem een genoegen te doen, niet maar alles te doen wat het vlees verlangt. Het is onmogelijk gevuld te zijn met geest terwijl men de lusten van het vlees vervult.

Wij zijn vrijgesteld van het gehoorzamen van de lusten en passies van het vlees. Alles wat het vlees verlangt is ijdelheid en ons hart zal ons niet toestaan onder het gezag gesteld te worden van iets of iemand anders dan Jezus Christus, onze Meester, Die ons kocht met Zijn eigen bloed. Naar mate ons verlangen groeit om door de geest geleid te worden, vermijden we vanzelf dat wat niet nuttig is en dat wat niet opbouwt. Wij onderschikken gewillig ons hart naar het onderwijs dat aan ons is gegeven. Onze harten zijn nu blije slaven aan Gehoorzaamheid door de kracht van het evangelie, in genade, door geloof.

Het conflict tussen genade en wet

Naast de verwarring die de tegenwerpingen die zojuist hier zijn besproken omringen, is er ook verwarring met betrekking tot het conflict tussen wet en genade. Iedere student van de hele Bijbel zou met gemak kunnen waarnemen dat veel van de aanmoedigingen van Paulus gelijk zijn aan de inzettingen van de wet en Joodse Schrift. De wet zelf kan samengevat worden in God liefhebben met je hele hart en je naaste als jezelf (Rom. 13:9; Gal. 5:14). Dit is precies wat de kracht van God in ons tot stand brengt. De tegenstelling zit hem niet in de doelen van de wet en het evangelie van genade, en er is zeer zeker geen conflict over hoe serieus iemand zijn of haar eigen roeping en boodschap zou moeten nemen.

Als leden van Christus' lichaam is het, als iemand geroepen werd terwijl hij al besneden was, normaal dat men niet ontsneden wordt. Indien iemand in onbesneden toestand geroepen wordt, is het geen voordeel als men zich laat besnijden, want besneden zijn is niets en onbesneden zijn is niets. Laat een ieder blijven in de toestand waarin hij werd geroepen. Wat belangrijk is voor ons allen is het houden van de inzettingen van God (1 kor. 7:17-20).

We kunnen niet ontsnappen aan de werkelijkheid dat God ieder mens zal uitbetalen in overeenstemming met diens daden, Joden, Grieken, gelovigen en ongelovigen (Rom. 2:6,9). Verwijzend naar heel de mensheid heeft de Heer gezegd dat iedere knie zal buigen en iedere tong God zal belijden, en ook dat ieder van ons aan God verantwoording zal afleggen over zichzelf (Rom. 14:11,12). "want er is geen voorliefde bij God, want wie zonder de wet zondigden zullen ook zonder de wet verloren gaan, en wie zondigden onder de wet zullen door de wet geoordeeld worden. Want niet de hoorders van de wet zijn rechtvaardig bij God, maar de doeners van de wet zullen gerechtvaardigd worden. Want wanneer de natiën, die geen wet hebben, van nature de dingen van de wet doen, dezen, die geen wet hebben, zijn een wet voor zichzelf, die de werking van de wet laten zien, geschreven in hun harten, hun geweten medegetuigend, en hun redeneren onder elkaar, hen beschuldigend of verdedigend" (Rom. 2:11-15;SW).

Bevelen zijn ook beloften

Onder de wet waren alle zogeheten geboden die aan Israel werden gegeven echte beloften, hen er van verzekerend dat wanneer God hen een nieuw hart geeft en Zijn wetten op hun hart schrijft, zij dan in staat zullen zijn alles te doen wat Hij geboden heeft te doen. De eerste en belangrijkste inzetting waaraan zij zich dienden te houden was deze: "En jij houdt van JAHWEH, jouw Elohim, met heel jouw hart en met heel jouw ziel en met heel jouw uiterste." Alle woorden die God via Mozes gaf, moesten zij tegenover hun zonen herhalen en er over spreken wanneer ze in hun huis zaten, wanneer ze op de weg wandelden, wanneer ze neerlagen en wanneer ze weer opstonden. Ze moesten ze binden als een teken op hun hand en ze voor hun ogen houden, ze schrijven op de deurposten van hun huis en poorten (Deut. 6:5-9).

Deze woorden lijken veel op onze instructies om vast te houden aan de woorden van het evangelie (1 Kor. 15:2). Het zal ons behulpzaam zijn door geloof ook Paulus' oproepen als beloften te aanvaarden. In de Heer zijn wij in staat over deze dingen te mediteren, zo zeer zelfs dat we "in deze zijn." Met andere woorden, wij kunnen onszelf onder hen stellen. We kunnen het woord in ons laten komen en we kunnen in het woord komen en er in leven. Wanneer onze levens een levende uitdrukking worden van het evangelie, zal onze vooruitgang kenbaar worden aan allen. Daarom letten we op onszelf en op het onderwijs. We volharden er in, want door dit te doen wordt ons verder beloofd dat wij naast onszelf ook hen zullen redden die ons horen ( 1Tim. 4:15,16). Wij kunnen onszelf niet redden van zonde; Christus heeft dit al voor ons gedaan en voor heel de mensheid. Wij kunnen, echter, onszelf redden van een heleboel verdriet door in staat te zijn stand te houden tegen de krijgslisten van de vijand. We zijn niet onwetend van de dingen die Satan begrijpt, wetend dat hij voordeel van ons zal proberen te nemen op alle manieren die hij kent (2 Kor. 2:11).

De verblindende en heerlijke tegenstelling, voor ons in deze era, is in de zwakheid van het vlees en het falen van de wet om rechtvaardigen, tegenover het evangelie van de genade van God om ons te redden en ons te bekrachtigen om de juiste vereiste van de wet te vervullen, in geest. Dit is het hele punt. Wat onmogelijk was voor de wet, deed God door het zenden van Zijn Zoon. De wens van ons hart is Hem te kennen. Onze volle aandacht te richten op dit ene, betekent het verkrijgen van aionisch leven en onder geen omstandigheid, als we met Hem wandelen, in geest, zullen we de lusten van het vlees voltooien (Gal. 5:16). Het vlees en de geest staan tegenover elkaar (:17). Het goede nieuws is dat door geloof wij onszelf door mogen rekenen voor de zonde, maar levend voor God in Christus (Rom. 6:11).

Alleen het evangelie van genade heeft de kracht om te overweldigen met geloof en liefde. Het onderwijs over dit goede nieuws gehoorzamend uit het hart, is Gods voorgeschreven weg om de juiste vereiste van de wet te vervullen. Wanneer het hart zich onderschikt volgt het wandelen in geest, net zoals het presenteren van onze lichamen als een offer, levend, heilig, God een genoegen doende (Rom. 12:1). Niet langer slaven van zonde voor de dood, zijn wij vrij om slaven te zijn van gehoorzaamheid tot rechtvaardigheid. Nu wij bevrijd zijn van de zonde, zijn wij nu slaven geworden van de rechtvaardigheid. Net zoals wij eens onze leden presenteerden als slaven van de onreinheid en van de wetteloosheid, zijn we nu bekrachtigd om onze leden te presenteren als slaven van rechtvaardigheid voor heiligheid. Bevrijd van zonde, maar als slaven voor God, hebben we onze vrucht voor heiligheid (Rom. 6:16-22).

Luisteren is gehoorzamen

Wanneer we, zoals we gedaan hebben, het woord van de Heer door Paulus overdenken, moeten we met Petrus instemmen dat sommige uitspraken moeilijk te begrijpen zijn (2 Pet. 3:16). Hoewel dit waar is, gaf Paulus ook veel heldere uitspraken van Christus die een kind kan begrijpen. Het is niet zozeer een zaak van begripsvermogen, van het denken; het is meer een zaak van gehoorzaamheid, van het hart. De reden waarom men wandelt in de ijdelheid van hun denken, hun begripsvermogen verduisterd en vervreemd van het leven van God, is vanwege de onwetendheid die in hen is, vanwege de verhardheid van hun harten (Efe. 4:17,18).

Het is voornamelijk een hartezaak waarover we spreken en de Schrift vergeldt hen die het misbruiken met het onvermogen om de daarin gevonden waarheid lief te hebben. Let op de voortgang: een verhard of koppig hart brengt de onwetendheid van een verduisterd begripsvermogen en vervreemding van het leven van God. Wanneer we weigeren de waarheid die aan ons is geopenbaard lief te hebben, begint de toenemende neergang. Overdenking waar het zal eindigen, onthult de serieusheid van de zaak. Bij de openbaring van de Here Jezus vanuit de hemel met Zijn krachtige boodschappers, in een vlammend vuur, zal Hij wraak uitdelen aan hen die niet met God bekend zijn en aan hen die het evangelie van onze Heer, Jezus Christus, niet gehoorzamen. Zij zullen allen de rechtvaardigheid van aionische uitroeiing op de hals halen van het aangezicht van de Heer, en van de heerlijkheid van Zijn kracht, wanneer Hij komt om verheerlijkt te worden door Zijn heiligen en om bewonderd te worden door allen die geloven (2 Thess. 1:7-10). Bij deze verzen moet opgemerkt worden dat zij die aan Gods toorn ontsnappen, zij zijn die het evangelie geloven. Zij die niet ontsnappen, zijn zij die het evangelie niet gehoorzamen. Hieruit wordt krachtig afgeleid dat het evangelie geloven en gehoorzamen daarom synoniem zijn.

De waarheid met betrekking tot de neergang die gebeurt wanneer waarheid wordt afgewezen, wordt ook in Paulus' gebed voor de ecclesia van Filippi onthuld, hoewel daar de voortgang omgekeerd is; ze gaat naar boven, niet naar beneden. Paulus zegt: "En dit bid ik: dat de liefde van jullie steeds meer en meer overstijgend moge zijn in bovenkennis en alle fijngevoeligheid, zodat jullie testen wat van belang is, dat jullie oprecht mogen zijn en geen obstakel in de dag van Christus, gevuld met de vrucht van rechtvaardigheid, welke is door Jezus Christus, tot heerlijkheid en lof van God" (Filip. 1:9-11;SW).

Wanneer de liefde voor waarheid en voor elkaar overvloeiend is in een zacht en verbroken hart, is een bewustwording van God, en in het bijzonder Zijn genade en Zijn wil, het gevolg. Verder wordt een gevoeligheid en vermogen om dingen van belang te testen gevolgd door oprechtheid. Het eindresultaat is dat wij geen struikelblok willen zijn in de dag van Christus. Hij zal in ons verheerlijkt worden en wij zullen gevuld worden met de vrucht van rechtvaardigheid die is door Jezus Christus.

Het tegengestelde van het zijn van een slaaf van de zonde is een vanuit het hart gehoorzamen van het type onderwijs waaraan wij werden overgegeven (Rom. 6:17).

"Gehoorzamen is zorgvuldig luisteren, zodat de boodschap die gehoord wordt naar ons overkomt en ons aangrijpt. Indien Gods woord aan ons een zaak van wet zou zijn, zou onze gehoorzaamheid, eerst en bovenal, een zorgvuldig aandacht schenken aan de opdrachten er van en dan ze uitvoeren inhouden. Maar het woord dat God geeft is niet een woord van wet; het is een evangelie van genade, en genade is BLIJDSCHAP. Deze boodschap zegt ons niet wat we moeten doen, maar wat God heeft gedaan en voor ons zal doen door Christus. Gehoorzaamheid aan deze boodschap is een zaak van aandachtig luisteren."
(Dean Hough, Unsearchable Riches Magazine, vol. 104, pg.33)

Op de volgende pagina gaat Dean hiermee verder.

"Wij moeten het evangelie verkondigen dat Christus voor ons stierf terwijl we nog zondaren waren, en dat wij met Hem in Zijn dood geïdentificeerd werden, en voor God zullen leven zoals Christus levend is voor God, niet onwetend zijnde van zulke genade, maar het gelovend, het waarnemend, er allemaal rekening mee houdend en onszelf in denken en hart plaatsend voor God wanneer Hij tot ons dit woord van kostenloze genade spreekt. (Rom. 6:1-13)."

Gehoor geven aan het evangelie is niet, zoals sommigen veronderstellen, je onderschikken aan de wet. Pogen te gehoorzamen aan de wet vereist een concentreren op jezelf. Het liefhebben van de waarheid van het evangelie van Gods genade en er aan vasthouden, is een voortdurend kijken naar God en wat Hij voor ons heeft bereikt en ook nu doorheen ons aan het uitwerken is. Het feit dat wij dagelijks het doel missen is een gegeven, en hoewel wij het niet licht opnemen, zou het ons niet al te veel moeten verbazen of ontmoedigen. Ons falen zou echter een constante wekker en herinnering moeten zijn voor onze hulpeloosheid en afhankelijkheid van Zijn genade. De zwakte van ons vlees zou onze harten moeten vullen met dankbaarheid aan God voor Zijn onbeschrijfelijke goedheid (2 Kor. 9:15).

Door Paulus' oproepen serieus te nemen en door er naar te verlangen God een genoegen te doen, trekken we niet de conclusie dat we in onze eigen kracht enig goed ding kunnen doen. In tegendeel. Wij die verlangen er naar te leven voor de Ene Die Zijn leven gaf voor ons, hebben altijd in gedachten wat door het kruis van Christus werd bereikt. Ons falen doet onze liefde voor de waarheid alleen maar groeien. Het liefhebben van de waarheid, wanneer die ons laat zien voor wat we zijn, is mogelijk groter dan wanneer dan ook, om vanuit het hart het type onderwijs te gehoorzamen dat aan ons werd gegeven.

Wandel er in

We zijn er van overtuigd dat iedere stap in het proces, inclusief onze waargenomen mislukkingen en successen, deel uitmaakt van Gods werkzaamheid, werkend in en doorheen ons. Het is geen toeval dat onmiddellijk volgend op de hoofdtekst, die we begonnen met "Want door de genade zijn jullie geredden, door geloof en dat niet uit jullie zelf; het is het naderingsgeschenk van God, niet uit werken, opdat niemand zou roemen" we nu het volgende lezen: "Want wij zijn Zijn prestatie, geschapen geworden in Christus Jezus voor goede werken, die God tevoren bereidde, opdat wij in deze zouden wandelen" (Efe. 2:8-10;SW). God heeft, tevoren en met goede redenen, goede werken voorbereid; dat we daarin zullen wandelen.

We wandelen dan door geloof, het ideale bewakend dat aan ons is toevertrouwd, door de heilige geest die z'n woning in ons aan het maken is (2 Tim. 1:14), genietend van deze grote redding, voortdurend vertroost wordend door de liefde van God die in onze harten is uitgestort door Zijn Geest (Rom. 5:5). Ons bewust zijn van Zijn liefde en onze groeiend bewustwording dat wij geroepen zijn in overeenstemming met Zijn doelstelling, schept een diep verlangen in ons om Hem een genoegen te doen en te weten wat de goede werken zijn die Hij tevoren heeft voorbereid en we ons zelfs verheerlijken in de voorsmaak van er in wandelen. Waardig wandelen is gewoon wandelen in de goede werken die God voor ons tevoren heeft voorbereid.

In de Heer, waar we nu leven, dienen we zeer zeker niet nog te wandelen zoals zij van de natiën. Wij wandelen nu in geest, niet in de ijdelheid van ons denken. Wij zijn niet vervreemd van het leven van God, omdat ons begripsvermogen niet langer verduisterd is. De verlichting van Zijn evangelie heeft de onwetendheid verwijderd die eens in ons was. Door dit proces kunnen onze harten meerdere malen gebroken zijn, maar zijn ook zachter gemaakt geworden en zij nu geworteld en gegrondvest in Zijn liefde.

Wij "die ooit vervreemd waren en vijanden van de gezindheid, in boze werken, verzoent hij ook terug, in het lichaam van Zijn vlees, door de dood, om jullie heilig en smetteloos en onaantastbaar in Zijn aangezicht te presenteren, indien jullie zeker blijven in het geloof, gegrondvest en vaststaand, en niet verwijderd worden van de verwachting van het evangelie" (Kol. 1:21-23;SW). Let op de ontwikkeling. Wij zijn niet langer vijanden, wij hebben vrede met God; door de dood van Zijn Zoon zijn wij apart gezet en smetteloos in Zijn ogen, aangezien wij volharden in het geloof en niet verwijderd worden van de verwachting van het evangelie. Pogen te leven voor God terwijl men de waarheid van het evangelie ontkent, is slechts een uiterlijke vorm van toewijding hebben, maar de kracht er van ontkennen (2 Tim. 3:5).

Waar zonde toeneemt, overstijgt genade

Een laatste waarheid die voor sommige heiligen verwarrend schijnt te zijn, is het feit dat waar zonde toeneemt, genade overstijgt (Rom. 5:20). Geen strijd hier over dit feit! Maar hoe overstijgt genade? Het antwoord is niet ver te zoeken; Paulus geeft het in het volgende vers, wanneer hij zegt: "zoals de zonde heerst in de dood, zo ook de genade zal heersen door rechtvaardigheid, in aionisch leven, door Jezus Christus, onze Heer" (v. 21). In het geval er nog steeds twijfel is, versterkt hij wat hij bedoelde door een vraag te stellen. "Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij blijven bij de zonde, opdat de genade zou toenemen?" (Rom. 6:1;SW). Hij beantwoordt dan snel zijn eigen vraag met zijn bekende uitspraak: "Moge het daar niet van komen!" Hij gaat verder en stelt een andere vraag die dit keer geen antwoord vereist. "Wij, die stierven aan de zonde, hoe zullen wij daarin nog leven?" (Rom. 6:1,2;SW). Mag ik er aan toevoegen: Waarom zou een volwassen kind van God willen volharden in zonde? Genade heerst niet door ons volharden in zonde, maar door rechtvaardigheid.

Het belangrijkste element van het evangelie is het feit dat Christus stierf ten behoeve van ons. God is rijk in genade, vanwege de enorme liefde waarmee Hij van ons houdt (Efe. 2:4). Zijn liefde is zodanig dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gaf (Joh. 3:16). Omdat Hij eerst van ons hield (1 Joh. 4:19), antwoorden wij in liefde door vanuit het hart te luisteren en te gehoorzamen. De liefde van Christus in ons is de weerhoudende macht, dit oordelend dat als Één stierf ten behoeve van allen, dientengevolge allen zijn gestorven. En Hij stierf ten behoeve van allen opdat wij die leven zeer zeker niet voor onszelf leven, maar voor Hem Die stierf en werd opgewekt ten behoeve van ons (2 Kor. 5:14,15). Dagelijks, wanneer we ons harten openen voor Zijn liefde, genieten we een intieme relatie met Hem, en Die voor ons stierf leeft nu doorheen ons voor de lof van de heerlijkheid van Zijn genade.

De rechtvaardige vereiste van de Wet vervullend

Sommigen van ons hebben talloze uren doorgebracht en veel energie gestoken in het bestuderen en bespreken van deze leerstellingen. Aan het einde van de dag moeten we nog steeds de vraag onder ogen zien: "wordt het rechtvaardige vereiste van de Wet vervuld in de heiligen van God die wandelen naar de geest?" We moeten tot de conclusie komen dat, gebaseerd op de geschriften van Paulus, het antwoord op deze vraag een nadrukkelijk "Ja" is. Als dit waar is, dan moeten we van hier doorgaan om te groeien in de bewustwording van God door te wandelen. Er is maar zoveel dat we kunnen leren door te studeren, te schrijven en te spreken. Om een bepaalde waarheid te begrijpen moeten we die ervaren.

Het kostte sommige van ons jaren en veel pijn om ons bewust te worden dat we nooit door werken van wet gerechtvaardigd zullen worden. Deze onthulling is slechts het begin van het vervullen van de rechtvaardige vereiste van de wet. Wie gedoopt zijn in Christus doen Christus aan (Gal. 3:27). "Daarom: indien iemand in Christus is, die is een nieuwe schepping. Het oude ging voorbij. Neem waar! Het is nieuw geworden!" (2 Kor. 5:17;SW). "In Christus zijn we compleet en hebben we niets nodig om ons geschikt te maken voor de aanwezigheid van de Vader" (CLV Commentaar op Kolosse 2:10; pag. 82).

We hebben Christus gewonnen en worden nu in Hem gevonden; we hebben nu toegang, door geloof, in Gods rechtvaardigheid, niet onze eigen rechtvaardigheid, die uit wet is, maar door rechtvaardigheid door het geloof van Christus en dit is alles wat we nodig hebben (Filip. 3:8,9). Nu we niet langer onwetend zijn over dit feit, zien we geen waarde in terug gaan om te proberen onze eigen rechtvaardigheid te vestigen, maar in plaats daarvan zijn we vrij om ons te schikken naar de rechtvaardigheid van God. Want Christus is de voleinding van wet voor rechtvaardigheid voor iedereen die gelooft (Rom. 10:3,4). Aangezien wij dan Christus Jezus, de Heer, aanvaard hebben, laten we dan samen wandelen in Hem (Kol. 2:6).

In Christus is alles nieuw. Door vanuit het hart het onderwijs dat ons is gegeven te gehoorzamen, worden we bevrijd van de meester van de zonde om slaaf te zijn van de rechtvaardigheid (Rom. 6:17,18). Door te leven in geest kruisigen die van Christus Jezus ]zijn het vlees tezamen met de passies en lusten er van, en in geest nemen we de elementen ook waar (Gal. 5:24,25) en daarbij vervullen we de wet in geest. God vraagt niet om perfectie in het vlees, Hij vraagt om een berouwvol en zuiver hart met pure motieven. Hij is uit of ons hart!

Paulus' ultieme doel in het leven was tot op zekere hoogte opstandingsleven te verkrijgen in zijn huidige ervaring. Hij gaf toe dat hij het niet had verkregen, maar hij hield niet op met er naar te jagen, vattend dat wat ook door Christus Jezus was gegrepen. Al zijn tekortkomingen en falen uit het verleden liet hij achter zich om zich volledig te kunnen concentreren op het zich uitstrekken naar het doel van de prijs van Gods roeping, boven, in Christus Jezus. Zijn woord aan ons, die volwassen zijn, is ook hiertoe geneigd te zijn. Het is echter God Die, indien iemand anders is ingesteld, het aan hem moet onthullen (Filip. 3:8-15).

Toen Paulus het einde van zijn leven naderde, schreef hij: "Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop volbracht, ik heb het geloof behouden" (2 Tim. 4:7;SW). We moeten de conclusie trekken dat Paulus inderdaad in Hem gevonden was en de rechtvaardige vereiste van de wet vervulde door te wandelen in geest. Indien de apostel Paulus de Heer waardig wandelde en hij ons voorbeeld is, moeten we ook concluderen dat dit inderdaad de wil van God is voor ons die ook geroepenen zijn, wij die tevoren bestemd waren in overeenstemming met het doel van de Ene Die alles bewerkt in overeenstemming met de raad van Zijn wil (Efe. 1:11).

Omgevormd naar Zijn beeld

God werkt alles in overeenstemming met de raad van Zijn wil en Hij doet alles samenwerken ten goede van ons; Hij is de Eerste Oorzaak van alles; ons handelen is alleen mogelijk en in antwoord op Zijn liefde en werking in ons. Het evangelie uit het hart gehoorzamend, onderschikken we onze wil aan Christus, Die woning maakt in ons en daarmee de tweede oorzaak is van het gevolg geven aan onze redding, en het Christus aandoen wordt, door geloof, in ons vervuld. Door de oude mensheid af te leggen, samen met z'n praktijken, en de jonge of nieuwe schepping aan te doen, die wij in Christus zijn, worden we tot in herkenning vernieuwd, om overeen te stemmen met het Beeld van de Ene Die het schept (Kol. 3:9,10). Dit proces van geloven en wandelen is wat ons omvormt in Zijn beeld, van heerlijkheid naar heerlijkheid, zelfs die van de Heer, de geest (2 Kor. 3:16,17).

We moeten ophouden met zorgen maken over de wet! De wet is niet en was nooit het probleem. Het vlees is het probleem! De wet is inderdaad heilig, en de inzettingen zijn heilig en rechtvaardig en goed (Rom. 7.12). Maar wat onmogelijk was voor de wet, waar deze zwak was door het vlees, deed God, Zijn eigen Zoon zendend in de gelijkenis aan het vlees van de zonde, en met betrekking tot zonde veroordeelde Hij zonde in het vlees, opdat de rechtvaardige vereiste van de wet in ons vervuld zal worden, wij die niet wandelen in overeenstemming met het vlees, maar in overeenstemming met geest (Rom. 8:3,4).

Hoewel wij nooit perfectie zullen verkrijgen[in dit leven - vert.], mogen we, net als Paulus, door Zijn genade, doorduwen, alles afval achtend, om Hem te kennen en te wandelen in de gemeenschap aan Zijn lijden, één wordend met Zijn dood, het doel nastrevend voor de prijs, elke dag, vurig geneigd aionisch leven te grijpen, opdat wij de enig ware God kennen en Jezus Christus, de Ene Die Hij opdracht gaf (Joh. 17:3). "Christus kennen is zoals Hij gemaakt worden. Het is in het opzien naar het beeld dat wij er in veranderd worden, omgevormd door wat we liefhebben."(Elizabeth Elliot, The Liberty of Obedience).

Moge God ons de genade schenken om de uitdaging op te nemen om deelnemers te zijn in deze wedstrijd van het geloof! Dit is waartoe we geroepen werden (1 Tim. 6:12). Dit het verlangen van ons hart. Dit is wandelen op een waardige wijze en dit is onze Heer een genoegen doen. Dit is hoe genade heerst in ons leven en de enige manier om vrucht te dragen in ieder goed werk. "Moge nu de God van de verwachting jullie vervullen met iedere vreugde en vrede in het geloven, in jullie overvloedig zijn in de verwachting, door kracht van heilige geest" (Rom. 5:13;SW)




© www.hetbestenieuws.nl